Richtlijn 88/361/EEG van de Raad van 24 juni 1988 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

31988L0361

Richtlijn 88/361/EEG van de Raad van 24 juni 1988 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag

Publicatieblad Nr. L 178 van 08/07/1988 blz. 0005 - 0018

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 10 Deel 1 blz. 0044

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 10 Deel 1 blz. 0044

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 24 juni 1988 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag (88/361/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 69 en op artikel 70, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Monetair Comité (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat de interne markt volgens artikel 8 A van het Verdrag een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van kapitaal, onverminderd de andere bepalingen van het Verdrag, is gewaarborgd;

Overwegende dat de Lid-Staten de nodige maatregelen moeten kunnen treffen ter regulering van de liquiditeit van het bankwezen en dat die maatregelen tot dat doel beperkt moeten blijven;

Overwegende dat de Lid-Staten maatregelen moeten kunnen nemen om, indien nodig, in het kader van passende communautaire procedures, tijdelijk kapitaalbewegingen op korte termijn te beletten die, zonder dat sprake is van een aanmerkelijke afwijking in de fundamentele economische factoren, het voeren van hun monetaire en deviezenbeleid ernstig zouden verstoren;

Overwegende dat ter wille van de doorzichtigheid dient te worden aangegeven wat volgens de bepalingen van deze richtlijn de werkingssfeer is van de bij de Toetredingsakte van 1985 met betrekking tot het kapitaalverkeer ten behoeve van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek vastgestelde overgangsmaatregelen;

Overwegende dat het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, krachtens respectievelijk de artikelen 61 tot en met 66 en 222 tot en met 232 van de Toetredingsakte van 1985, in afwijking van de verplichtingen van de Eerste Richtlijn van 11 mei 1960 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 86/566/EEG (4), de vrijmaking van bepaalde categorieën kapitaalverkeer kunnen uitstellen; dat Richtlijn 86/566/EEG eveneens voorziet in de toepassing van een overgangsregeling ten gunste van deze twee Lid-Staten ten aanzien van hun verplichtingen tot vrijmaking van het kapitaalverkeer; dat het dienstig is dat deze beide Lid-Staten de toepassing van de uit de onderhavige richtlijn voortvloeiende nieuwe liberalisatieverplichtingen binnen dezelfde termijnen en om dezelfde economische redenen kunnen uitstellen;

Overwegende dat de Helleense Republiek en Ierland, zij het in uiteenlopende mate, worden geconfronteerd met een moeilijke betalingsbalanssituatie en de druk van een grote buitenlandse schuld; dat een onmiddellijke en volledige vrijmaking van het kapitaalverkeer van beide Lid-Staten de voortzetting zou bemoeilijken van de maatregelen die zij hebben genomen om hun externe positie te verbeteren en het vermogen tot aanpassing van hun financiële systeem aan de eisen van een geïntegreerde financiële markt in de Gemeenschap te versterken; dat aan deze twee Lid-Staten, overeenkomstig artikel 8 C van het Verdrag, een op hun specifieke situatie afgestemde, langere termijn dient te worden toegestaan voor het nakomen van de verplichtingen die uit de onderhavige richtlijn voortvloeien;

Overwegende dat de volledige liberalisatie van het kapitaalverkeer in bepaalde Lid-Staten en met name in grensgebieden mede aanleiding kan geven tot moeilijkheden op de markt van tweede woningen; dat de toepassing van deze richtlijn de bestaande nationale wettelijke bepalingen inzake deze aankopen onverlet moet laten;

Overwegende dat gebruik moet worden gemaakt van de termijn die is vastgesteld voor de toepassing van deze richtlijn om de Commissie in staat te stellen voorstellen te doen ten einde risico's van distorsies en belastingontwijking of -fraude, die voortvloeien uit de verschillen in de nationale belastingstelsels, op te heffen of te verkleinen en de Raad de mogelijkheid te bieden zich over die voorstellen uit te spreken;

Overwegende dat de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 70, lid 1, van het Verdrag, moet trachten de hoogst mogelijke mate van vrijheid te bereiken op het gebied van het kapitaalverkeer tussen de ingezetenen van de Gemeenschap en de ingezetenen van derde landen;

Overwegende dat omvangrijke kortlopende kapitaalbewegingen van of naar derde landen de positie van de Lid-Staten op de geld- of kapitaalmarkt ernstig kunnen verstoren of ernstige spanningen op de wisselmarkten kunnen veroorzaken; dat dergelijke ontwikkelingen nadelig kunnen blijken voor de samenhang van het Europees Monetair Stelsel, voor de goede werking van de interne markt en voor de geleidelijke verwezenlijking van de economische en monetaire unie; dat derhalve de voorwaarden moeten worden geschapen voor een gecoördineerd optreden van de Lid-Staten indien zulks nodig mocht blijken;

Overwegende dat de onderhavige richtlijn in de plaats komt van Richtlijn 72/156/EEG van de Raad van 21 maart 1972 voor het reguleren van de internationale kapitaalbewegingen en het neutraliseren van de ongewenste effecten daarvan op de interne liquiditeit (5); dat Richtlijn 72/156/EEG derhalve moet worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Onverminderd de hierna volgende bepalingen heffen de Lid-Staten de beperkingen op met betrekking tot het kapitaalverkeer tussen ingezetenen van de Lid-Staten. Ten einde de toepassing van deze richtlijn te vergemakkelijken, worden de verschillende categorieën kapitaalverkeer ingedeeld volgens de nomenclatuur van bijlage I.
  • 2. 
    Overmakingen in verband met het kapitaalverkeer geschieden op dezelfde koersvoorwaarden als die welke voor betalingen in verband met het lopende verkeer gelden.

Artikel 2

De Lid-Staten stellen het Comité van Presidenten van de centrale banken en het Monetair Comité alsmede de Commissie uiterlijk bij de inwerkingtreding daarvan in kennis van maatregelen tot regulering van de liquiditeit van het bankwezen die een specifieke invloed hebben op de kapitaalverrichtingen van kredietinstellingen met niet-ingezetenen.

Deze maatregelen moeten worden beperkt tot hetgeen voor de interne monetaire regulering noodzakelijk is. Het Monetair Comité en het Comité van Presidenten van de centrale banken brengen hierover advies uit ten behoeve van de Commissie.

Artikel 3

  • 1. 
    Indien kortlopende kapitaalbewegingen van buitengewone omvang sterke spanningen op de wisselmarkten veroorzaken en ernstige storingen bij het voeren van het monetaire en deviezenbeleid van een Lid-Staat teweegbrengen die met name tot uiting komen in belangrijke schommelingen in de binnenlandse liquiditeit, kan de Commissie, na raadpleging van het Monetair Comité en het Comité van Presidenten van de centrale banken, deze Staat machtigen ten aanzien van de in bijlage II genoemde categorieën kapitaalverkeer vrijwaringsmaatregelen te treffen waarvan zij de voorwaarden en wijze van toepassing bepaalt.
  • 2. 
    In spoedeisende gevallen kan de betrokken Lid-Staat zelf de bovenbedoelde vrijwaringsmaatregelen treffen indien zulks noodzakelijk zou zijn. De Commissie en de andere Lid-Staten moeten, uiterlijk op het tijdstip waarop zij in werking treden, van deze maatregelen in kennis worden gesteld. De Commissie besluit, na raadpleging van het Monetair Comité en het Comité van Presidenten van de centrale banken, of de betrokken Lid-Staat de maatregelen mag handhaven dan wel moet wijzigen of intrekken.
  • 3. 
    De overeenkomstig de leden 1 en 2 door de Commissie genomen besluiten kunnen door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden ingetrokken of gewijzigd.
  • 4. 
    De geldigheidsduur van de krachtens dit artikel getroffen vrijwaringsmaatregelen mag niet meer dan zes maanden bedragen.
  • 5. 
    Vóór 31 december 1992 onderzoekt de Raad, aan de hand van een verslag van de Commissie en na advies van het Monetair Comité en het Comité van Presidenten van de centrale banken, of de bepalingen van dit artikel in hun beginsel en nadere uitwerking nog steeds zijn afgestemd op de behoeften waarvoor zij zijn ingesteld.

Artikel 4

De bepalingen van deze richtlijn doen niets af aan het recht van de Lid-Staten de nodige maatregelen te nemen om overtredingen van hun wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften tegen te gaan, met name op fiscaal gebied of met betrekking tot het bedrijfseconomische toezicht op financiële instellingen, en te voorzien in procedures voor de kennisgeving van kapitaalbewegingen ter informatie van de overheid of voor statistische doeleinden.

De toepassing van deze maatregelen en procedures mag niet leiden tot een belemmering van kapitaalverkeer dat conform het Gemeenschapsrecht geschiedt.

Artikel 5

Voor het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek is het toepassingsgebied, volgens de in bijlage I opgenomen nomenclatuur van het kapitaalverkeer, van de bepalingen van de

Toetredingsakte van 1985 betreffende het kapitaalverkeer, zoals aangegeven in bijlage III.

Artikel 6

  • 1. 
    De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op 1 juli 1990 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Zij stellen de Commissie eveneens in kennis van elke nieuwe maatregel of elke wijziging in de voorschriften betreffende het in bijlage I genoemde kapitaalverkeer, en doen zulks uiterlijk bij de inwerkingtreding van die maatregel of wijziging.
  • 2. 
    Het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, voor deze twee Lid-Staten onverminderd de artikelen 61 tot en met 66 en 222 tot en met 232 van de Toetredingsakte van 1985, alsmede de Helleense Republiek en Ierland kunnen tijdelijk beperkingen van het in bijlage IV genoemde kapitaalverkeer handhaven, onder de voorwaarden en binnen de termijnen welke in deze bijlage zijn vermeld.

Indien de Portugese Republiek of de Helleense Republiek vóór het verstrijken van de termijn die is gesteld voor de liberalisatie van het in de lijsten III en IV van bijlage IV genoemde kapitaalverkeer, van oordeel is dat zij, met name als gevolg van betalingsbalansmoeilijkheden of van het feit dat het nationale financiële bestel onvoldoende is aangepast, niet in staat is tot deze liberalisatie over te gaan, verricht de Commissie, op verzoek van de desbetreffende Lid-Staat en in samenwerking met het Monetair Comité, een onderzoek naar de economische en financiële situatie van die Lid-Staat. In het licht van de resultaten van dit onderzoek, stelt de Commissie aan de Raad voor om de voor de liberalisatie gestelde termijn voor het geheel of een deel van het bedoelde kapitaalverkeer te verlengen. De duur van deze verlenging mag niet meer dan drie jaar zijn. De Raad besluit volgens de procedure van artikel 69 van het Verdrag.

  • 3. 
    Het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg mogen met inachtneming van de voorwaarden en termijnen van bijlage V de dubbele wisselmarkt tijdelijk handhaven.
  • 4. 
    De bestaande nationale wettelijke bepalingen inzake aankopen van tweede woningen kunnen gehandhaafd blijven totdat de Raad nadere bepalingen op dit gebied overeenkomstig artikel 69 van het Verdrag vaststelt. Deze bepaling laat de toepasselijkheid van andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht onverlet.
  • 5. 
    De Commissie dient uiterlijk op 31 december 1988 bij de Raad voorstellen in ten einde risico's van distorsies en belastingontwijking of -fraude, die voorvloeien uit de verschillen in de nationale regelingen inzake de belasting van spaargelden en de controle op de toepassing daarvan, op te heffen of te verkleinen.

De Raad spreekt zich uiterlijk op 30 juni 1989 over de voorstellen van de Commissie uit. Alle belastingbepalingen met een communautair karakter moeten, overeenkomstig het Verdrag, met eenparigheid van stemmen worden genomen.

Artikel 7

  • 1. 
    De Lid-Staten streven ernaar, in de regeling die zij toepassen op overmakingen in verband met kapitaalverkeer met derde landen, dezelfde mate van liberalisatie te bereiken als bij transacties met ingezetenen van andere Lid-Staten, zulks behoudens de andere bepalingen van deze richtlijn.

Het in de vorige alinea bepaalde laat onverlet de toepassing ten opzichte van derde landen van nationale of communautaire voorschriften, en met name van eventuele wederkerigheidsvoorwaarden, met betrekking tot vestigingen, financiële dienstverrichtingen en toelating van effecten tot de kapitaalmarkten.

  • 2. 
    Indien omvangrijke kortlopende kapitaalbewegingen van of naar derde landen de interne of externe positie van de Lid-Staten of van enkele Lid-Staten op de geld- of kapitaalmarkt ernstig verstoren of ernstige spanningen veroorzaken in de wisselkoersverhoudingen binnen de Gemeenschap of tussen de Gemeenschap en derde landen, beraadslagen de Lid-Staten over alle maatregelen die kunnen worden genomen om de ondervonden problemen op te lossen. Die raadpleging vindt plaats in het Comité van Presidenten van de centrale banken en in het Monetair Comité, op initiatief van de Commissie of van een Lid-Staat.

Artikel 8

Het Monetair Comité onderzoekt ten minste eenmaal per jaar de situatie op het gebied van het vrije kapitaalverkeer zoals deze voortvloeit uit de toepassing van deze richtlijn. Dit onderzoek heeft betrekking op de maatregelen tot interne reglementering van het kredietwezen en de geld- en kapitaalmarkt, die specifieke gevolgen kunnen hebben voor het internationale kapitaalverkeer, alsmede op alle andere onderdelen van deze richtlijn. Het Comité brengt aan de Commissie verslag uit over de resultaten van dit onderzoek.

Artikel 9

De Eerste Richtlijn van de Raad van 11 mei 1960 en Richtlijn 72/156/EEG worden per 1 juli 1990 ingetrokken.

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • M. 
    BANGEMANN
  • (1) 
    PB nr. C 26 van 1. 2. 1988, blz. 1.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 17 juni 1988 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
  • (3) 
    PB nr. 43 van 12. 7. 1960, blz. 921/60.
  • (4) 
    PB nr. L 332 van 26. 11. 1986, blz. 22.
  • (5) 
    PB nr. L 91 van 18. 4. 1972, blz. 13.

BIJLAGE I

NOMENCLATUUR VAN HET KAPITAALVERKEER BEDOELD IN ARTIKEL 1 VAN DE RICHTLIJN

In de onderhavige nomenclatuur worden de kapitaalbewegingen ingedeeld volgens de economische aard van de, in nationale valuta of in buitenlandse valuta's luidende, tegoeden en verplichtingen waarop zij betrekking hebben.

De in deze nomenclatuur opgesomde kapitaalbewegingen omvatten:

  • alle voor het verwezenlijken van de kapitaalbewegingen noodzakelijke verrichtingen: sluiten en uitvoeren van de transactie en desbetreffende overmakingen; de transactie vindt in het algemeen tussen ingezetenen van verschillende Lid-Staten plaats; het komt echter voor, dat bepaalde kapitaalbewegingen door één persoon voor eigen rekening tot stand worden gebracht (bij voorbeeld overmaking van tegoeden van emigranten);
  • door natuurlijke of rechtspersonen (;) uitgevoerde verrichtingen, met inbegrip van verrichtingen die betrekking hebben op de tegoeden of verplichtingen van de Lid-Staten en andere publiekrechtelijke diensten en instellingen, behoudens het bepaalde in artikel 68, lid 3, van het Verdrag;
  • de toegang tot alle financiële technieken die beschikbaar zijn op de markt waarop voor het verwezenlijken van de verrichting een beroep wordt gedaan. Zo betreft de verwerving van effecten en andere financiële instrumenten niet alleen contante verrichtingen, maar alle beschikbare verhandelingstechnieken: termijnverrichtingen, verrichtingen met opties of warrants, ruil tegen andere activa enz. Aldus omvatten verrichtingen in rekeningen-courant en depositorekeningen bij financiële instellingen niet slechts de opening en creditering van rekeningen, maar ook termijnverrichtingen in buitenlandse valuta's, ongeacht of deze dienen om een wisselkoersrisico te dekken dan wel om een open deviezenpositie in te nemen;
  • de liquidatie of de overdracht van gevormde vermogenswaarden, de repatriëring van de opbrengst van deze liquidatie (;) of de aanwending ter plaatse van deze opbrengst binnen de grenzen van de communautaire verplichtingen;
  • de aflossing van de kredieten of leningen.

Deze nomenclatuur vormt geen limitatieve omschrijving van het begrip kapitaalverkeer; derhalve is een rubriek XIII. F "Overig kapitaalverkeer - Diversen'' opgenomen. De nomenclatuur mag dus niet worden geïnterpreteerd als een beperking van de draagwijdte van het beginsel van een volledige liberalisatie van het kapitaalverkeer zoals dat is neergelegd in artikel 1 van deze richtlijn.

  • I. 
    DIRECTE INVESTERINGEN (;)
  • 1. 
    Oprichting van nieuwe en uitbreiding van bestaande filialen of ondernemingen, welke uitsluitend aan de kapitaalverschaffer toebehoren; algehele verwerving van bestaande ondernemingen
  • 2. 
    Deelneming in nieuwe of bestaande ondernemingen ten einde duurzame economische betrekkingen te vestigen of te handhaven
  • 3. 
    Verstrekking van langlopende leningen ten einde duurzame economische betrekkingen te vestigen of te handhaven
  • 4. 
    Herinvestering van revenuen ten einde duurzame economische betrekkingen te handhaven
  • A. 
    Directe investeringen door niet-ingezetenen (;) in het binnenland
  • B. 
    Directe investeringen door ingezeten (;) in het buitenland

II. BELEGGINGEN IN ONROERENDE GOEDEREN (niet vallende onder categorie I) (;)

  • A. 
    Beleggingen door niet-ingezetenen in onroerende goederen in het binnenland
  • B. 
    Beleggingen door ingezetenen in onroerende goederen in het buitenland

III. VERRICHTINGEN BETREFFENDE EFFECTEN DIE GEWOONLIJK OP DE KAPITAALMARKT WORDEN VERHANDELD (niet vallende onder de categorieën I, IV en V)

  • a) 
    Aandelen en andere effecten met kenmerken van een deelneming (;)
  • b) 
    Obligaties (;)

(;) Zie de verklarende aantekeningen hierna.

  • A. 
    Transacties in effecten van de kapitaalmarkt
  • 1. 
    Verwerving door niet-ingezetenen van ter beurze verhandelde binnenlandse effecten (;)
  • 2. 
    Verwerving door ingezetenen van ter beurze verhandelde buitenlandse effecten
  • 3. 
    Verwerving door niet-ingezetenen van niet ter beurze verhandelde binnenlandse effecten (;)
  • 4. 
    Verwerving door ingezetenen van niet ter beurze verhandelde buitenlandse effecten
  • B. 
    Toelating van effecten op de kapitaalmarkt (;)
  • i) 
    Introductie op de beurs (;)
  • ii) 
    Uitgifte en plaatsing op een kapitaalmarkt (;)
  • 1. 
    Toelating van binnenlandse effecten op een buitenlandse kapitaalmarkt
  • 2. 
    Toelating van buitenlandse effecten op de binnenlandse kapitaalmarkt

IV. VERRICHTINGEN BETREFFENDE RECHTEN VAN DEELNEMING IN INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING (;)

  • a) 
    Rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten die gewoonlijk op de kapitaalmarkt worden verhandeld (aandelen, andere bewijzen van deelneming en obligaties)
  • b) 
    Rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten of instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld
  • c) 
    Rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in andere activa
  • A. 
    Transacties in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging
  • 1. 
    Verwerving door niet-ingezetenen van ter beurze verhandelde rechten van deelneming in binnenlandse instellingen
  • 2. 
    Verwerving door ingezetenen van ter beurze verhandelde rechten van deelneming in buitenlandse instellingen
  • 3. 
    Verwerving door niet-ingezetenen van niet ter beurze verhandelde rechten van deelneming in binnenlandse instellingen
  • 4. 
    Verwerving door ingezetenen van niet ter beurze verhandelde rechten van deelneming in buitenlandse instellingen
  • B. 
    Toelating van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging op de kapitaalmarkt
  • i) 
    Introductie op de beurs
  • ii) 
    Uitgifte en plaatsing op een kapitaalmarkt
  • 1. 
    Toelating van rechten van deelneming in binnenlandse instellingen voor collectieve belegging op een buitenlandse kapitaalmarkt
  • 2. 
    Toelating van rechten van deelneming in buitenlandse instellingen voor collectieve belegging op de binnenlandse kapitaalmarkt
  • V. 
    VERRICHTINGEN BETREFFENDE EFFECTEN EN ANDERE INSTRUMENTEN DIE GEWOONLIJK OP DE GELDMARKT WORDEN VERHANDELD (;)
  • A. 
    Transacties in effecten en andere instrumenten van de geldmarkt
  • 1. 
    Verwerving door niet-ingezetenen van binnenlandse effecten of instrumenten van de geldmarkt
  • 2. 
    Verwerving door ingezetenen van buitenlandse effecten of instrumenten van de geldmarkt
  • B. 
    Toelating van effecten en andere instrumenten op de geldmarkt
  • i) 
    Introductie op een officieel erkende geldmarkt (;)
  • ii) 
    Uitgifte en plaatsing op een officieel erkende geldmarkt
  • 1. 
    Toelating van binnenlandse effecten of instrumenten op een buitenlandse geldmarkt
  • 2. 
    Toelating van buitenlandse effecten of instrumenten op de binnenlandse geldmarkt

(;) Zie de verklarende aantekeningen hierna.

VI. VERRICHTINGEN IN REKENINGEN-COURANT EN DEPOSITOREKENINGEN BIJ FINAN- CIËLE INSTELLINGEN (;)

  • A. 
    Door niet-ingezetenen bij binnenlandse financiele instellingen uitgevoerde verrichtingen
  • B. 
    Door ingezetenen bij buitenlandse financiele instellingen uitgevoerde verrichtingen

VII. KREDIETEN BETREKKING HEBBENDE OP HANDELSTRANSACTIES OF HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN WAARAAN EEN INGEZETENE DEELNEEMT (;)

  • 1. 
    Kortlopend (korter dan één jaar)
  • 2. 
    Op middellange termijn (van één tot vijf jaar)
  • 3. 
    Langlopend (vijf jaar en langer)
  • A. 
    Door niet-ingezetenen aan ingezetenen verstrekte kredieten
  • B. 
    Door ingezetenen aan niet-ingezetenen verstrekte kredieten

VIII. FINANCIËLE LENINGEN EN KREDIETEN (niet vallende onder de categorieën I, VII en XI) (;)

  • 1. 
    Kortlopend (korter dan één jaar)
  • 2. 
    Op middellange termijn (van één tot vijf jaar)
  • 3. 
    Langlopend (vijf jaar en langer)
  • A. 
    Door niet-ingezetenen aan ingezetenen verstrekte leningen en kredieten
  • B. 
    Door ingezetenen aan niet-ingezetenen verstrekte leningen en kredieten

IX. BORGSTELLINGEN, ANDERE GARANTIES EN PANDRECHTEN

  • A. 
    Door niet-ingezetenen verleend aan ingezetenen
  • B. 
    Door ingezetenen verleend aan niet-ingezetenen
  • X. 
    OVERMAKINGEN TER UITVOERING VAN VERZEKERINGSOVEREENKOMSTEN
  • A. 
    Premies en uitkeringen uit hoofde van levensverzekeringsovereenkomsten
  • 1. 
    Door binnenlandse levensverzekeringsmaatschappijen met niet-ingezetenen gesloten overeenkomsten
  • 2. 
    Door buitenlandse levensverzekeringsmaatschappijen met ingezetenen gesloten overeenkomsten
  • B. 
    Premies en uitkeringen uit hoofde van kredietverzekeringsovereenkomsten
  • 1. 
    Door binnenlandse kredietverzekeringsmaatschappijen met niet-ingezetenen gesloten overeenkomsten
  • 2. 
    Door buitenlandse kredietverzekeringsmaatschappijen met ingezetenen gesloten overeenkomsten
  • C. 
    Andere overmakingen van kapitaal verband houdende met verzekeringsovereenkomsten

XI. KAPITAALVERKEER VAN PERSOONLIJKE AARD

  • A. 
    Leningen
  • B. 
    Schenkingen en giften
  • C. 
    Bruidsschatten
  • D. 
    Nalatenschappen en legaten
  • E. 
    Vereffening van schulden door immigranten in het land waar zij vroeger woonachtig of gevestigd waren
  • F. 
    Overmaking van door ingezetenen gevormde tegoeden, in geval van emigratie, op het tijdstip van hun vestiging of tijdens hun verblijf in het buitenland
  • G. 
    Overmaking, tijdens hun verblijf, van spaargelden van immigranten naar het land waar zij vroeger woonachtig of gevestigd waren

(;) Zie de verklarende aantekeningen hierna.

XII. IN- EN UITVOER VAN VERMOGENSWAARDEN

  • A. 
    Effecten
  • B. 
    Alle soorten betaalmiddelen

XIII. OVERIG KAPITAALVERKEER

  • A. 
    Successierechten
  • B. 
    Schadevergoedingen en interesten (voor zover zij het karakter van kapitaal hebben)
  • C. 
    Terugbetalingen wegens annulering van overeenkomsten of onverschuldigde betaling (voor zover zij het karakter van kapitaal hebben)
  • D. 
    Auteursrechten, octrooien, tekeningen, fabrieksmerken en uitvindingen (overdracht en daaruit voortvloeiende overmakingen)
  • E. 
    Overmaking van voor het verrichten van diensten benodigde financiele middelen (niet vallende onder categorie VI)
  • F. 
    Diversen

VERKLARENDE AANTEKENINGEN

In de zin van deze nomenclatuur worden, uitsluitend ten behoeve van deze richtlijn, verstaan onder:

Directe investeringen

Alle investeringen welke door natuurlijke personen of door commerciële, industriële of financiële ondernemingen worden verricht en welke gericht zijn op de vestiging of de handhaving van duurzame en directe betrekkingen tussen de kapitaalverschaffer enerzijds en de ondernemer of de onderneming anderzijds, voor wie de desbetreffende middelen bestemd zijn met het oog op de uitoefening van een economische activiteit. Dit begrip dient derhalve in de ruimste zin te worden opgevat.

Tot de in punt I. 1 van de nomenclatuur genoemde ondernemingen behoren juridisch zelfstandige ondernemingen (100 % dochterondernemingen) en filialen.

Bij de in punt I. 2 van de nomenclatuur genoemde ondernemingen, die de rechtsvorm hebben van een vennootschap waarvan het kapitaal in aandelen is verdeeld, is sprake van een directe investering, indien het aandelenpakket dat in het bezit is van een natuurlijke persoon, een andere onderneming of enigerlei andere houder, aan deze aandeelhouders hetzij ingevolge de bepalingen van de nationale wetgeving op de vennootschappen, hetzij uit anderen hoofde de mogelijkheid biedt daadwerkelijk deel te hebben in het bestuur van of de controle over de betrokken vennootschap.

Onder de in punt I. 3 van de nomenclatuur bedoelde langlopende leningen, die het karakter van een deelneming hebben, dienen te worden verstaan leningen met een looptijd van meer dan vijf jaar welke gericht zijn op het vestigen of handhaven van duurzame economische betrekkingen. Als voornaamste voorbeelden zijn te noemen leningen welke door een vennootschap worden verstrekt aan haar dochterondernemingen of aan andere vennootschappen waarin zij heeft deelgenomen, alsmede leningen waaraan een aandeel in de winst verbonden is. Onder deze categorie vallen ook door financiële instellingen verstrekte leningen die gericht zijn op het vestigen of handhaven van duurzame economische betrekkingen.

Beleggingen in onroerende goederen

De koop van bebouwde en onbebouwde eigendommen, alsmede de uitvoering van bouwwerken door particulieren die daarmede winstgevende of persoonlijke doeleinden nastreven. Deze categorie omvat eveneens het recht van vruchtgebruik, het recht van erfdienstbaarheid en het recht van opstal.

Introductie op de beurs of op een officieel erkende geldmarkt

De toegang van effecten en andere verhandelbare instrumenten, volgens een voorgeschreven procedure, tot het, al dan niet officieel, gereglementeerde verkeer op een officieel erkende beurs of afdeling van de geldmarkt.

Ter beurze verhandelde effecten (officieel en niet officieel genoteerd)

In het gereglementeerde beursverkeer verhandelde effecten, waarvan de koersen volgens vaste regels worden bekendgemaakt, hetzij door officiële beursorganen (officieel genoteerde effecten), hetzij door andere instanties ter beurze, zoals commissies van banken (niet officieel genoteerde effecten).

Uitgiften van effecten en andere verhandelbare instrumenten

Verkoop door middel van een openbaar aanbod.

Plaatsing van effecten en andere verhandelbare instrumenten

Rechtstreekse verkoop door de emittent of door het consortium dat in opdracht van de emittent handelt, zonder dat sprake is van een openbaar aanbod.

Binnenlandse of buitenlandse effecten en andere instrumenten

Effecten al naar gelang van de plaats waar de zetel van de emittent zich bevindt. De verwerving door ingezetenen van op een buitenlandse markt uitgegeven binnenlandse effecten en andere instrumenten wordt gelijkgesteld met de verwerving van buitenlandse effecten.

Aandelen en andere effecten met kenmerken van een deelneming

Inclusief claimrechten bij nieuwe aandelenemissies.

Obligaties

Verhandelbare effecten met een looptijd bij uitgifte van twee jaar en langer, waarbij het rentepercentage en de wijze van aflossing van de hoofdsom en van rentebetaling bij de uitgifte worden vastgesteld.

Instellingen voor collectieve belegging Instellingen,

  • waarvan het doel is de collectieve belegging in effecten of andere waarden van het door hen aangetrokken kapitaal, met toepassing van het beginsel van risicospreiding,

en

  • waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de houders, onder de daarvoor geldende wettelijke, contractuele of statutaire voorwaarden, ten laste van de activa van deze instellingen direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald. Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt gelijkgesteld ieder handelen van een instelling voor collectieve belegging om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming aanzienlijk afwijkt van de intrinsieke waarde.

Deze instellingen kunnen rechtens geregeld zijn bij overeenkomst (beleggingsfondsen beheerd door een beheermaatschappij), als trust (unit trust) dan wel bij statuten (beleggingsmaatschappij).

In deze richtlijn wordt onder beleggingsfonds ook de unit trust verstaan.

Effecten en andere instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld

Schatkistbons en ander verhandelbaar schatkistpapier, depositobewijzen, bankaccepten, handelspapier en daarmee gelijkgestelde instrumenten.

Kredieten betrekking hebbende op handelstransacties of het verrichten van diensten

Contractuele handelskredieten (voorschotten of termijnbetalingen bij bestellingen, opdrachten of de uitvoering van werk en uitstel van betaling, al dan niet gepaard gaande met de ondertekening van handelspapier) alsmede de financiering daarvan met door kredietinstellingen verstrekte kredieten. Deze categorie omvat eveneens factoring.

Financiele leningen en kredieten

Door financiële instellingen verstrekte financieringsmiddelen van elke aard, inclusief die betrekking hebbende op handelstransacties of het verrichten van diensten waaraan geen ingezetene deelneemt.

Deze categorie omvat eveneens hypothecaire leningen, consumptief krediet, finance leasing alsmede vervangings-

kredietlijnen (back-up facilities) en andere emissiefaciliteiten (notes issuance facilities).

Ingezetenen of niet-ingezetenen

Natuurlijke personen of rechtspersonen volgens de omschrijving in de in elke Lid-Staat geldende deviezenvoorschriften.

Liquidatieopbrengst (van investeringen, effecten enz.)

De opbrengst uit verkoop, inclusief eventuele meerwaarden, aflossingsbedragen, de opbrengst uit verkoop bij executie enz.

Natuurlijke of rechtspersonen

De personen omschreven in de nationale wetgevingen.

Financiele instellingen

Banken, spaarbanken en instellingen die gespecialiseerd zijn in de verlening van kredieten op korte, middellange en lange termijn, alsmede verzekeringsmaatschappijen, maatschappijen voor het verstrekken van bouwleningen, beleggingsmaatschappijen en soortgelijke instellingen.

Kredietinstellingen

Banken, spaarbanken en instellingen die gespecialiseerd zijn in de verlening van kredieten op korte, middellange en lange termijn.

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

BEDOELD IN ARTIKEL 5 VAN DE RICHTLIJN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

BEDOELD IN ARTIKEL 6, LID 2, VAN DE RICHTLIJN

  • I. 
    De Portugese Republiek kan tot en met 31 december 1990 de bij de kennisgeving van de richtlijn bestaande beperkingen op de in lijst I hierna genoemde kapitaalverrichtingen handhaven of weer instellen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

II. Het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek kunnen, respectievelijk tot en met 31 december 1990 en tot en met 31 december 1992, de bij de inwerkingtreding van deze richtlijn bestaande beperkingen op de in lijst II hierna genoemde kapitaalverrichtingen handhaven of weer instellen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aard van de verrichtingen

Posten van de nomenclatuur

III. De Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, Ierland en de Portugese Republiek kunnen de bij de kennisgeving van de richtlijn bestaande beperkingen van het in lijst III hierna genoemde kapitaalverkeer tot en met 31 december 1992 handhaven of weer instellen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

IV. De Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, Ierland en de Portugese Republiek kunnen de vrijmaking van de in lijst IV hierna genoemde kapitaalverrichtingen tot en met 31 december 1992 uitstellen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE V

Overwegende dat het stelsel van een dubbele wisselmarkt zoals dat in het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg wordt toegepast, niet heeft geleid tot een beperking van het kapitaalverkeer maar desalniettemin binnen het Europees Monetair Stelsel een oneigenlijk element vormt en dat derhalve in het kader van de feitelijke uitvoering van de richtlijn en met het oog op een versterking van het Europees Monetair Stelsel daaraan een einde dient te worden gemaakt, verbinden genoemde Lid-Staten zich ertoe dat stelsel vóór 31 december 1992 af te schaffen. Zij verbinden zich er eveneens toe het stelsel tot aan de afschaffing te beheren op een wijze die het vrije kapitaalverkeer in feite blijft waarborgen en wel zodanig dat de koersen op de twee markten geen aanzienlijke en duurzame verschillen te zien geven.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.