De hulde ('Leve de koning')

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Nadat de Koning op Prinsjesdag1 de troonrede heeft voorgelezen, heft de voorzitter van de Verenigde Vergadering2 altijd het 'Leve de koning' aan. Deze huldebetuiging vindt al sinds 1897 plaats, maar aanvankelijk nam een Kamerlid het voortouw. Tussen 1897 en 2012 klonk 'Leve de koningin!'.

De eerste keer gebeurde dat eigenlijk spontaan. Dominee Donner3, overovergrootvader van de latere minister en vicepresident van de Raad van State Piet Hein Donner4, was zo enthousiast over de (eerste) aanwezigheid van de nog minderjarige koningin Wilhelmina5, naast haar moeder, koningin-regentes Emma6, dat hij 'Leve de koninginnen' uitriep.

Donner belastte zich als oudste lid ook de jaren daarna met het aanheffen van de hulde. Na hem namen anderen dit over, zoals baron Van der Borch van Verwolde7 en de oud-minister Rink8. Lange tijd ook leidde generaal Duymaer van Twist9, Tweede Kamerlid voor de Anti-Revolutionaire Partij, de hulde in. Sinds 1946 doet de voorzitter van de Verenigde vergadering, de Eerste Kamervoorzitter, dat.

In de jaren vanaf 1902 (tot 1933) werd na de huldeblijk voor de koningin ook 'leve de Prins' geroepen. Prins Hendrik10 was in 1902 voor het eerst aanwezig. Toen prinses Juliana11 in 1927 voor het eerst aanwezig was, hief de liberaal Van Rappard12 het 'leve de prinses' aan, dat door driewerf 'hoera' werd gevolgd.

In 1991 hief voorzitter Tjeenk Willink13 niet alleen het 'Leve de koningin' aan, maar wenste hij voorafgaand aan de huldeblijk ook de zieke prins Claus14 beterschap toe. In 2001 werd de hulde eveneens voorafgegaan door wensen voor herstel van gezondheid van de prins.

In 2002 zei de voorzitter: "Majesteit, staat u mij toe te verzekeren dat de leden van de Staten-Generaal deze maanden zeer met u en Prins Claus meeleven". Prins Claus werd nog diezelfde dag in het AMC te Amsterdam opgenomen en stierf een kleine drie weken later op 6 oktober.

In 2020 was er geen huldebetuiging, aangezien dit inging tegen de coronamaatregelen.

 

Meer over

  • Prinsjesdag1

  • 1. 
    De derde dinsdag van september is het Prinsjesdag. Normaal gesproken reed de koning op die dag in de Glazen Koets naar het Binnenhof en las in de Ridderzaal de troonrede voor. Zolang de verbouwing van het Binnenhof gaande is, is de Koninklijke Schouwburg in Den Haag tot ten minste eind 2028 de plaats waar de Verenigde Vergadering van Eerste en Tweede Kamer plaatsvindt en de troonrede wordt voorgelezen. In de troonrede staan de plannen van de regering voor het komende jaar.
     
  • 2. 
    De gezamenlijke vergadering van beide Kamers van de Staten-Generaal (de Tweede en Eerste Kamer) heet Verenigde Vergadering. De voorzitter van de Eerste Kamer leidt deze vergadering (artikel 62 Grondwet).
     
  • 3. 
    Typische 'kleine luyden'-predikant, die in 1897 na afloop van de troonrede spontaan (als eerste) het 'Leve de Koningin' aanhief. Mocht dat als nestor van de Tweede Kamer ook de jaren daarna doen. Afkomstig uit Gelderland, maar woonachtig in Leiden en daar ook gemeenteraadslid. Twintig jaar afgevaardigde voor het district Leiden. Koos in 1894 de zijde van Kuyper bij de strijd over de kiesrechtuitbreiding. Gemoedelijke en vriendelijke man, in wiens spreken de dominee was te herkennen.
     
  • 4. 
    Piet Hein Donner (1948) was van 1 februari 2012 tot 1 november 2018 vicepresident van de Raad van State. Hij was van 22 juli 2002 tot 21 september 2006 minister van Justitie, van 22 februari 2007 tot 14 oktober 2010 minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van 14 oktober 2010 tot 16 december 2011 minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarvoor was de heer Donner onder meer voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en lid van de Raad van State (1998-2002). In 2001-2002 leidde hij een commissie die adviseerde over de WAO-problematiek en in 2002 en 2003 trad hij op als informateur. In de periode november 2006-februari 2007 was hij Tweede Kamerlid voor het CDA. Sinds december 2018 is hij minister van staat.
     
  • 5. 
    Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
     
  • 6. 
    Duitse prinses die op 20-jarige leeftijd in 1879 de tweede echtgenote van de 62-jarige koning Willem III werd. Trad in 1890 tijdens ziekte en daarna, na het overlijden van de koning, acht jaar op als regentes voor de nog minderjarige koningin Wilhelmina. Voerde vervolgens met haar dochter een soort goodwillcampagne onder het motto 'we zijn er nog' en wist daarmee het onder Willem III geslonken prestige van het koningshuis te herstellen. Was nadat Wilhelmina in 1898 regerend vorstin was geworden, een belangrijk (informele) adviseur van haar dochter. Zette zich daarnaast in voor de tuberculosebestrijding ('Emma-bloem'). Had vorstelijke allure en was zeer geliefd bij de bevolking.
     
  • 7. 
    Degelijke edelman en antirevolutionair Tweede Kamerlid. Stamde uit een oorspronkelijk Gelders geslacht, maar werd geboren in Brabant. Kwam als één van de weinige niet-katholieken voor een Brabantse district (Zevenbergen) in de Kamer, hoewel hij advocaat in Zutphen en burgemeester van Gorssel was. Na 1888 afgevaardigde voor Zuid-Hollandse districten. In de Kamer vooral deskundig op het gebied van waterstaat. Als 'opvolger' van dominee Donner hief hij enkele jaren het 'Leve de koningin' aan op Prinsjesdag. Omdat hij voorstander van kiesrechtuitbreiding was, had hij enige tijd de bijnaam de 'rode baron'.
     
  • 8. 
    Onberispelijk geklede en gecoiffeerde Tielse advocaat, die tot de vooraanstaande liberalen in de eerste helft van de twintigste eeuw behoorde. Voorstander van kiesrechtuitbreiding. Kwam in 1891 in de Kamer, na in zijn woonplaats ook wethouder te zijn geweest. Was in het kabinet-De Meester minister van Binnenlandse Zaken. Keerde na zijn ministerschap in 1909 terug als afgevaardigde voor Hoogezand. Als liberaal fractieleider kwam hij na de spanningen in november 1918 met een motie waarin om maatschappelijke hervormingen werd gevraagd. Bleef tot zijn tachtigste Eerste Kamerlid. Uiterst hoffelijk politicus.
     
  • 9. 
    Vooraanstaand ARP-Tweede Kamerlid uit orthodox-gereformeerde hoek. Langstzittende Kamerlid uit de parlementaire geschiedenis (1901-1946). Vermaard omdat hij tijdens zijn lidmaatschap van luitenant opklom tot generaal en vanwege het feit dat hij het 'Leve de Koningin' aanhief op Prinsjesdag. Kwam in 1901 als afgevaardigde voor Steenwijk in de Tweede Kamer. Defensie-woordvoerder en behartiger van de belangen van de Zuiderzeevissers. Oprichter van de Bond tegen het Vloeken en van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm, een tegen revolutionaire woelingen gerichte burgerwacht. Had als koosnaam 'Duympie'.
     
  • 10. 
    Duitse vorst die in 1901 echtgenoot van koningin Wilhelmina werd. Typisch Duitse landedelman die zijn tijd vooral verdreef met de jacht. Was na zijn huwelijk financieel geheel afhankelijk van zijn echtgenote en na zijn dood bleek dat hij grote schulden had gemaakt. Rond zijn persoon gaan ook talrijke verhalen over buitenechtelijke kinderen. Was een aanvankelijk nogal verlegen prins, maar later voor velen prettig gezelschap. Zette zich onder meer in voor het reddingwezen. Zijn begrafenis vond op zijn eigen verzoek in het wit plaats.
     
  • 11. 
    Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
     
  • 12. 
    Vriendelijke conservatief-liberale Tielse rechter, die nauwe banden had met de landbouw. Was behalve rechter onder meer voorzitter van de Gelders-Overijsselse Maatschappij van Landbouw en ondervoorzitter van het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité. In de Kamer hield hij zich vooral met landbouw en defensie bezig en verder ook met verkeer en Suriname. Keerde zich in 1946 tegen handhaving van de opkomstplicht, omdat boeren te veel tijd kwijt zouden zijn als ze moesten gaan stemmen.
     
  • 13. 
    Politicus van PvdA-huize met veel gezag als topadviseur en kritisch beschouwer van politiek en bestuur. Topambtenaar ministerie van Algemene Zaken, die optrad als secretaris van achtereenvolgende kabinetsformateurs en jarenlang adviseur was van de minister-president. Regeringscommissaris reorganisatie rijksdienst. Hoogleraar bestuurswetenschappen. Als PvdA'er lid en voorzitter van de Eerste Kamer. Bepleitte een actievere rol voor de Eerste Kamer bij de bewaking van de kwaliteit van de wetgeving, ook Europees. Bijna vijftien jaar vicepresident Raad van State en in die positie de voornaamste adviseur van de koningin bij kabinetsformaties en zelf informateur in 1994, 1999, 2010, 2017 en opnieuw in 2021. Is sinds 2012 minister van staat.
     
  • 14. 
    Deels in Afrika opgegroeide Duitse diplomaat die in 1966 in het huwelijk trad met de toenmalige kroonprinses Beatrix. Vanwege zijn Duitse afkomst maakten sommigen (met name uit het voormalig verzet) bezwaar tegen een toekomstige rol als prins-gemaal. Dankzij zijn optreden wist hij zich echter allengs een grote populariteit te verwerven. Zette zich vooral in voor ontwikkelingssamenwerking en milieubescherming. Kreeg enige jaren nadat Beatrix koningin was geworden te maken met klachten van depressieve aard en was hier opmerkelijk open over. In de laatste jaren van zijn leven speelde hij de rol als wijze pater familias. Trad in het openbaar vaak onconventioneel op en beschikte over de nodige humor.