Parlementaire enquête Paspoortproject (1988)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

In 1988 werd een parlementaire enquête1 gehouden naar de mislukte poging om een nieuw, fraudebestendig (Europees) paspoort in te voeren. Sinds 1984 werd daaraan gewerkt. De Staat der Nederlanden sloot een contract met de organisatie KEP, een samenwerkingsverband van Kodak, Philips en Elba, een Schiedamse drukkerij. KEP bleek in april 1988 niet in staat zijn verplichtingen na te komen.

De enquête werd tussen juni en augustus 1988 ingesteld op basis van een motie-Alders (PvdA). Voorzitter van de enquêtecommissie was de VVD'er Loek Hermans2.

Inhoudsopgave

  1. Hoofdlijnen
  2. Maatschappelijke context
  3. Onderzoeksvragen
  4. Het onderzoek
  5. Conclusies en aanbevelingen
  6. Politieke betekenis
  7. Samenstelling Enquêtecommissie

1.

Hoofdlijnen

In de enquête werd de gang van zaken onderzocht die tot deze mislukking had geleid. Het ging daarbij onder meer om de wijze waarop de samenwerkingsovereenkomst tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en KEP tot stand was gekomen en om de totstandkoming van de kostprijs van het paspoort.

De commissie concludeerde dat er in het besluitvormingsproces rond het nieuwe paspoort van alles mis was gegaan. Er werd aangedrongen op een beter beheersbaar paspoortbeleid. Met name de voortgangscontrole moest worden verbeterd.

Naar aanleiding van het rapport traden minister van Defensie Van Eekelen3 en staatssecretaris Van der Linden4 af. Ook het lot van minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek5 heeft aan een zijden draadje gehangen, maar hij overleefde een Kamerdebat toen premier Lubbers6 met een kabinetscrisis dreigde.

2.

Maatschappelijke context

De paspoortaffaire kent een lange voorgeschiedenis. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw was een nog uit de begin jaren vijftig daterend model in gebruik. Met het paspoort, ook wel het 'zwarte vod' genoemd, werd wereldwijd op grote schaal gefraudeerd. Vanaf 1983 voerde het ministerie van Buitenlandse Zaken met de toen nog niet geprivatiseerde Staatsdrukkerij (SDUB) overleg over een nieuw model. Ook werd in 1984 op Europees niveau afgesproken een gelijkluidend fraudebestendig model paspoort voor de lidstaten in te voeren.

De onderhandelingen met de Staatsdrukkerij kwamen onder druk te staan door de mogelijke privatisering van de drukkerij. Had de overheid daarvoor de plicht al haar drukwerk door de Staatsdrukkerij te laten verrichten, door een mogelijke privatisering zou die plicht komen te vervallen. Op 6 juni 1986 sloot de Nederlandse overheid dan ook een contract met KEP, een speciaal opgericht BV voor de vervaardiging van paspoorten.

Piet de Visser

Vanaf dat moment werd het paspoort kritisch door de Tweede Kamer7 gevolgd, met name door de PvdA'er Piet de Visser8 die daardoor de bijnaam Paspoortenpiet kreeg. Daarbij speelden twee zaken een rol: werd het paspoort inderdaad wel voldoende fraudebestendig en in het verlengde daarvan of het wel verstandig geweest was de opdracht niet aan de Staatsdrukkerij maar aan een derde te geven. Daarbij speelde het steeds maar uitstellen van de invoering van het paspoort een belangrijke rol.

In een ander leidde er toe dat de Tweede Kamer in 1987 aan de Algemene Rekenkanmer vroeg een te onderzoeken of er daadwerkelijk een fraudebestendig paspoort zou komen tegen een redelijke prijs. Het rapport van de Algemene Rekenkamer was niet negatief. Het zou allemaal wel moeten lukken. Wel stelde de Tweede Kamer nu de eis dat er een aantal fraudegevoelige testen uitgevoerd zouden moeten. Toen deze negatief uitvielen was de maat vol.

Parlementair onderzoek

Tijdens een stevig debat op 27 en 28 april 1988 bleek bovendien de invoering opnieuw uitgesteld te moeten worden. De Tweede Kamer stelde een onderzoekscommissie in die moest uitzoeken hoe de feiten en verantwoordelijkheden lagen in het proces van besluitvorming met betrekking tot de totstandkoming van een nieuw paspoort. Toen enkele ondervraagden medewerking weigerden zette de Tweede Kamer het onderzoek om in een enquête en de onderzoekscommissie in een enquêtecommissie. Daardoor moest iedereen wel meewerken en zelfs onder ede gehoord worden.

3.

Onderzoeksvragen

De enquête commissie kreeg de opdracht onderzoek te verrichten naar:

  • - 
    de wijze waarop de samenwerkingsovereenkomst tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en KEP tot stand kwam
  • - 
    de totstandkoming van de kostprijscalculatie van het paspoort
  • - 
    de ondernemingsstructuur van KEP
  • - 
    de ontwikkelingen binnen KEP na het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst
  • - 
    de waarborgen waarmee de centrale paspoortbestandsadministratie zijn omgeven

Het onderzoek moest een aanvulling zijn op de uitkomsten van het rapport van de Algemene Rekenkamer.

4.

Het onderzoek

De commissie besloot de vragen vanuit vier invalshoeken te behandelen:

  • - 
    inhoudelijk en technologisch (testprocedures, privacy-aspect, systeem en legitimatieplicht)
  • - 
    juridisch (onderzoek en analyse van samenwerkingen, privatisering en ondernemingsstructuur)
  • - 
    financieel (kostprijscalculatie, winstbestemming, inning en afdracht van leges)
  • - 
    bestuurlijk (rol Tweede Kamer, besluitvorming overheid).

De openbare verhoren werden eind juni gehouden. Totaal werden 32 personen gehoord, waaronder (oud)-bewindslieden, ambtenaren en medewerkers van KEP BV.

5.

Conclusies en aanbevelingen

Conclusies

Op 29 augustus presenteerde de commissie haar verslag. Daarin velde zij een scherp oordeel over het beleid en op de uitvoering van het paspoortproject. Enkele conclusies:

  • - 
    beleidsvorming was gebrekkig en uitvoering vaak chaotisch
  • - 
    onvoldoende (bij)sturing vanuit het ministerie
  • - 
    ontbreken van duidelijke uitgangspunten, eisen en toetsingsprocedures van paspoort en systeem
  • - 
    verwaarlozing van financiële risico's voor de Staat en burgers
  • - 
    onduidelijkheden over afbakening taken en verantwoordelijkheden
  • - 
    chaotische toetsing op fraudebestendigheid
  • - 
    onvoldoende, onvolledige en onjuiste informatieoverdracht aan de Tweede Kamer
  • - 
    rol van de Tweede Kamer was te incidenteel

Aanbevelingen

De commissie deed nog de volgende aanbevelingen:

 

De Tweede Kamer zou erop toe moeten zien dat de regering zo snel mogelijk helderheid verschaft omtrent de gesignaleerde knelpunten die liggen op:

  • - 
    continuiteit en kwaliteit van de productie van paspoorten en wat daarmee samenhangt.
  • - 
    eigendom, beheer en beschikkingsmacht over de paspoortbestandsadministratie
  • - 
    effectiviteit van de financiële controle
  • - 
    intern management van het ministerie van Buitenlandse Zaken

6.

Politieke betekenis

Van Eekelen en Van der Linden

De parlementaire enquête had voor twee bewindslieden dramatische gevolgen. Minister van Eekelen (defensie) en staatssecretaris van der Linden (buitenlandse zaken) moesten ontslag nemen. Van Eekelen, in het vorige kabinet als staatssecretaris van buitenlandse zaken belast met het paspoort, zou aan de bron hebben gestaan van de misère en een offerte hebben aangevraagd zonder nauwkeurig wensen te formuleren.

Van der Linden die op dat moment het paspoort in portefeuille had, kreeg het verwijt dat hij de Tweede Kamer onjuist had voorgelicht met betrekking tot de gang van zaken rond het testen van het fraudebestendige paspoort.

Van den Broek

Minister Van den Broek van Buitenlandse Zaken nam na het aftreden van Van der Linden het paspoort zelf in handen. In een brief van 6 september 1988 aan de Tweede Kamer gaf hij toe dat de uitvoering van het project beter had gekund en ook had gemoeten, maar hij nam afstand van de verwijten dat staat en burger schade zouden hebben geleden. Het de 'Tweede Kamer onjuist informeren' deed hij af als een misverstand.

Een uitspraak van Van den Broek in het TV-programma Den Haag Vandaag dat hij 'niet elke week voor de paspoortaffaire in de Kamer wilde verschijnen' viel ongelukkig in Tweede Kamer. Ook de eis van de minister dat hij het vertrouwen van de Kamer moest hebben om het project tot een goed einde te kunnen brengen werd hem niet in dank afgenomen.

Kabinetscrisis?

Toen op 21 en 22 september 1988 tijdens een van de vele paspoortdebatten de oppositiepartijen PvdA en D66 via een motie Van den Broek vroegen zijn opstelling te herzien ontstond bijna een kabinetscrisis. Voorafgaand aan het debat had premier Lubbers het vertrouwen in minister Van den Broek al tot inzet gemaakt. Uiteindelijk bonden CDA en VVD toch in, omdat ze geen kabinetscrisis wilden riskeren. Maar de verhoudingen bleven daarna nog korzelig, omdat men vond dat de dreigementen van Lubbers buitenproportioneel waren geweest.

Toen in november 1988 bleek dat het paspoort de fraudegevoeligheidstesten nog steeds niet doorstond en daardoor de nieuwe overeengekomen opleveringsdatum wederom niet gehaald zouden worden verbrak Van den Broek het contract. KEP BV ging op 27 december failliet. Uiteindelijk werd toen gekozen voor een door de Staatsdrukkerij (SDU) ontwikkeld paspoort. De verantwoordelijkheid hiervoor kwam bij Binnenlandse Zaken terecht.

7.

Samenstelling Enquêtecommissie

Leden

Loek Hermans2(VVD), voorzitter

Aad Kosto9 (PvdA)

Frans Jozef van der Heijden10 (CDA)

Maarten Engwirda11 (D66)

Griffier

Mr. D.B. van der Windt

indiener(s)

Vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken

datum aanvaarding voorstel door TK

11 mei 1988

periode openbare verhoren

27 juni 1988 - 1 juli 1988

duur in dagen

111

datum eindverslag

29 augustus 1988

aantal gehoorde getuigen/deskundigen

32

kamerdossier

20.559

omvang eindrapport

153 pagina's incl. bijlagen

voorzitter

Loek Hermans (VVD)

11 mei 1988

start onderzoek

14 juni 1988

onderzoekscommissie krijgt enquêtebevoegdheid

27 juni 1988

begin verhoren

31 juli 1988

einde verhoren

29 augustus 1988

eindverslag commissie

6 september 1988

ontslag Van Eekelen

9 september 1988

ontslag Van der Linden

21 en 22 september 1988

Tweede Kamerdebat

eind november 1988

Contract met KEP opgezegd

27 december 1988

Faillissement KEP

Meer over

  • parlementaire enquêtes 1851-heden12

  • 1. 
    De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
     
  • 2. 
    VVD-politicus en bestuurder, die al heel jong besloot dat hij de politiek zou ingaan. Werd actief in de JOVD, lid van de Nijmeegse gemeenteraad en, 26 jaar jong, Tweede Kamerlid. Was woordvoerder binnenlands bestuur, politie en media. Leidde de parlementaire enquête paspoortproject. Verloor de strijd om het fractievoorzitterschap van Joris Voorhoeve. Daarna een opvallende carrière als bestuurder. Drie hoge functies, in geen bleef hij langer dan vier jaar: burgemeester van Zwolle, Commissaris van de Koningin in Friesland, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Werd daarna voorzitter MKB Nederland en fractievoorzitter van de VVD in de Eerste Kamer. Stapte op vanwege de ondergang van een zorgbedrijf waarvan hij commissaris was.
     
  • 3. 
    VVD-politicus met grote internationale belangstelling. Begon zijn loopbaan als diplomaat en werd daarna topambtenaar op Buitenlandse Zaken. Kort na zijn verkiezing tot Tweede Kamerlid al staatssecretaris van Defensie in het kabinet-Van Agt I. In het kabinet-Lubbers I staatssecretaris van Europese Zaken. Trad in 1988 af als minister van Defensie in het kabinet-Lubbers II vanwege zijn eerdere verantwoordelijkheid in de paspoortaffaire. Werd vervolgens secretaris-generaal van de West-Europese Unie en Eerste Kamerlid. Hoffelijke diplomaat, die vurig verdediger was van zowel de Atlantische als de Europese samenwerking.
     
  • 4. 
    CDA-politicus en volbloed Europeaan, die zijn lange politieke loopbaan begon bij de KVP-jongerenorganisatie en eindigde als voorzitter en prominent lid van de Eerste Kamer. Was ambtenaar in Brussel en werd vanaf 1977 in de CDA-Tweede Kamerfractie Europa- en landbouwspecialist. Kreeg in Limburg, waar men sprak van 'Us Reneke', altijd veel voorkeurstemmen. In 1986 staatssecretaris voor Europese Zaken in het kabinet-Lubbers II. Moest twee jaar later noodgedwongen opstappen vanwege de uitkomst van de Paspoortenquête. Keerde kort daarna terug in de Tweede Kamer, waarvan hij tot en met 1998 lid bleef. Als Eerste Kamerlid voorzitter van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en in 2009-2011 Kamervoorzitter. Was in 2005-2008 tevens voorzitter van het parlement van de Raad van Europa.
     
  • 5. 
    Juridisch geschoolde CDA-politicus, die lange tijd minister van Buitenlandse Zaken was. Begon zijn loopbaan als advocaat in Rotterdam en was later werkzaam bij Enka in Arnhem. Justitie-woordvoerder van de KVP en het CDA in de Tweede Kamer. Werd in 1982, na één jaar staatssecretaris te zijn geweest, minister. Gold als een overtuigd aanhanger van de Atlantische samenwerking en verdedigde van harte het NAVO-besluit om kruisraketten te plaatsen in Nederland. Dreigde met name op Europees gebied soms overvleugeld te worden door de premier. Was enige tijd 'kroonprins' bij het CDA. Na zijn ministerschap Europees Commissaris voor buitenlandse betrekkingen. Geen voorstander van een moraliserende buitenlandse politiek. Kwam vaak nogal zelfstandig tot zijn beleidskeuzes. Kreeg in 2005 de titel minister van staat.
     
  • 6. 
    Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
     
  • 7. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 8. 
    Paspoorten-Piet. Rotterdams PvdA-Tweede Kamerlid, dat bekendheid kreeg doordat hij de moeizame komst van een fraudebestendig paspoort voortdurend en op vaak humoristische wijze aan de kaak stelde. Studeerde aan de Harvard Business School en was werkzaam in het bedrijfsleven. Grote, feitelijk wat verlegen man, die als maatschappelijk betrokken christen-socialist toch zeer strijdbaar was. Behoorde in de PvdA tot de linkervleugel en was atoom-pacifist. Vond dat burgerlijke ongehoorzaamheid in sommige gevallen geoorloofd was. Verliet na de WAO-crisis in 1991 de PvdA en stapte later over naar GroenLinks.
     
  • 9. 
    PvdA-politicus. Groeide op in een Leids doopsgezind arbeidersgezin en studeerde eerst theologie en daarna rechten. Werkte bij de VARA en was als Tweede Kamerlid vanaf 1972 cultuur- en justitie-woordvoerder. Later ook eerste woordvoerder mediazaken. Vasthoudend en deskundig Kamerlid, dat als lid van een regeringsfractie de degens kruiste met Justitieminister Van Agt. Zijn harde oordeel over diens beleid in de affaire-Menten werd door Van Agt als actie tot persoonlijke beschadiging gezien. Als staatssecretaris van Justitie in het derde kabinet-Lubbers kreeg hij te maken met een toenemende stroom vluchtelingen. Vanwege zijn beleid pleegde een extremistische groep een aanslag op zijn woning. Na het aftreden van Hirsch Ballin kort minister en vervolgens staatsraad.
     
  • 10. 
    Rotterdams CDA-Tweede Kamerlid aan het einde van de twintigste eeuw, met een krachtig stemgeluid en forse gestalte. Hij was journalist bij dagblad De Tijd en daarna voorlichter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In de Kamer woordvoerder binnenlandse zaken en politie van zijn fractie. Maakte deel uit van de enquêtecommissie paspoortaffaire. Zowel voor als na zijn Kamerlidmaatschap actief als gemeenteraadslid van Rotterdam.
     
  • 11. 
    Sympathieke en bescheiden parlementarier van D66 die in 1982 zijns ondanks de voorman werd van de partij die toen op sterven na dood leek. Zoon van een huisarts. In 1971 op 28-jarige leeftijd Tweede Kamerlid en, na gedwongen vertrek in 1972, in 1977 opnieuw gekozen. Was vooral deskundig op financieel-economisch gebied. Leek niet in de wieg gelegd voor het leiderschap, maar slaagde er wonderwel in de fractie te bevrijden van de frustraties, opgelopen tijdens het mislukte avontuur van het kabinet-Van Agt/Den Uyl. Was lid van de parlementaire enquêtecommissies RSV en paspoort. Bij zijn collega's gewaardeerd voorzitter van de Kamercommissie voor de rijksuitgaven. Was zes jaar lid van de Rekenkamer en vijftien jaar lid van de Europese Rekenkamer.
     
  • 12. 
    De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht komt er op neer dat de Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp om op die manier de regering te controleren. Bij een parlementaire enquête zijn getuigen, in tegenstelling tot bij een 'gewoon' onderzoek, verplicht te verschijnen en vinden de verhoren onder ede plaats.