Parlementaire enquête: landaanwinning en verdieping vaarwater op het Zwolsche Diep (1856)
In 1844 was concessie verleend tot landaanwinning en verdieping van het Zwolsche Diep. Het Drentse Tweede Kamerlid Van der Veen1 vroeg in 1856 om een onderzoek naar de hinder die scheepvaart en handel in Drenthe en Overijssel ondervonden van deze werkzaamheden. Daarbij ging het ook om de tolheffing die vanwege de landwinning plaatsvond. In 1856 kwam er een parlementaire enquête2.
De vijf leden tellende commissie stond onder voorzitterschap van oud-Tweede Kamervoorzitter Van Goltstein3.
Na verhoor van 29 personen, onder wie vooral schippers en ingenieurs, bracht de commissie een vrij technisch verslag uit over de diepte van het vaarwater en de effecten van de landwinning. Ze deed de aanbeveling bij de tolheffing de diepgang van schepen als grondslag te nemen. Verder moest de waterhuishouding in Drenthe en Overijssel worden verbeterd om daar de hogere waterstanden in het Zwolsche Diep beter te kunnen opvangen.
Leden
Delprat4 (conservatief)
Van Goltstein3 (gematigd liberaal)
Heemskerk5 (liberaal)
Storm van 's Gravesande6 (gematigd liberaal)
Wintgens7 (gematigd liberaal)
Meer over
- 1.Gematigd conservatieve landeigenaar en procureur uit Smilde, die zestien jaar afgevaardigde voor het district Assen was. Voerde met regelmaat het woord in de Kamer over uiteenlopende zaken en nam in 1856 het initiatief voor de enquête naar de gang van zaken rond de concessie voor landwinning bij het Zwolsche Diep. Verloor in 1866 zijn zetel aan Thorbecke.
- 2.De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
- 3.Onafhankelijk politicus uit een Guliks adellijk geslacht. Was aanvankelijk werkzaam bij het Hoog Militair Gerechtshof en werd in 1840 Tweede Kamerlid. Was toen voorstander van staatkundige hervormingen en veelvuldig deelnemer aan debatten. In 1849 als gematigd liberaal voorzitter van de eerste op basis van rechtstreeks kiesrecht gekozen Tweede Kamer. Deskundig op het gebied van het internationale recht en minister van Buitenlandse Zaken in het gemengd liberaal-conservatieve kabinet-Rochussen. Na zijn ministerschap nog negen jaar Tweede Kamerlid en anderhalf jaar senator. Werd allengs conservatiever. Stond te boek als serieus en humorloos.
- 4.Genie-officier en conservatief Tweede Kamerlid voor het district 's-Gravenhage uit een Waals-hervormde familie. Leidde in 1861-1862 de parlementaire enquête naar de zeemacht en maakte ook deel uit van de enquêtecommissies Zwolsche Diep en Maas en Zuid-Willemsvaart. Kreeg in Utrecht in 1861 een eredoctoraat. Broer minister F.A.Th. Delprat, die kortstondig minister van Oorlog was.
- 5.Amsterdams liberaal rechtsgeleerde en politicus. Medestander van Thorbecke en afgevaardigde voor de districten Amsterdam en Haarlem. Sprak in de Tweede Kamer weinig, maar was wel een ijverig lid bij de schriftelijke voorbereiding van wetsvoorstellen en regelmatig rapporteur. Stond bekend om zijn nauwgezette plichtsbetrachting en onkreukbaarheid. Redacteur van literair tijdschrift De Gids. Werd in 1850 eredoctor en lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In 1872 werd hij lid van de Raad van State, wat hij ruim acht jaar bleef.
- 6.Vooraanstaand, onafhankelijk Tweede Kamerlid uit Overijssel. Vertegenwoordigde eerst het district Deventer en later Steenwijk. Deskundig op het gebied van waterstaat en defensie. Maakte deel uit van de enquêtecommissie Zwolsche Diep. Bemiddelde in 1854 bij een conflict tussen minister Forstner van Dambenoy en het Kamerlid Van Zuylen van Nijevelt en in 1873 bij een conflict tussen minister Van Limburg Stirum en De Roo van Alderwerelt. Had overigens de naam zelf nogal kort aangebonden te zijn. Regelmatig tweede op de voordracht voor het Voorzitterschap van de Kamer en daarmee eerste ondervoorzitter.
- 7.Bekend negentiende-eeuws politicus. Advocaat, die in 1849 als jongste lid in de nieuwe, rechtstreeks gekozen Tweede Kamer kwam en tot 1885 politiek actief bleef. Lange tijd afgevaardigde voor het district Delft en later voor Den Haag. Aanvankelijk gematigd liberaal, maar later één van de laatste conservatieven. Beschouwde zichzelf als onafhankelijk lid. Was korte tijd minister van Justitie in het kabinet-Van Zuylen van Nijevelt. Nam in 1885 ontslag om doorbreking van het evenwicht tussen liberalen en confessionelen mogelijk te maken. Spreekvaardig, al was hij vaak lang van stof en sprak hij op een ouderwetse retorische wijze.