Parlementaire enquête vliegramp Bijlmermeer (1998-1999)
In 1998-1999 vond een parlementaire enquête1 plaats naar de vliegramp in de Bijlmermeer in 1992. Op zondag 4 oktober 1992 stortte een vrachtvliegtuig, een El-AL Boeing 747, neer op een flatgebouw in de Amsterdamse Bijlmermeer, waarbij 39 mensen om het leven kwamen. Enige tijd daarna kregen bewoners en hulpverleners gezondheidsklachten.
Onmiddellijk na de ramp waren al de nodige onderzoeken ingesteld. Maar zowel over de rampvlucht als over de behandeling van slachtoffers bestonden en bleven veel vragen onbeantwoord. Uiteindelijk stelde de Tweede Kamer een parlementaire enquête in die de toedracht en de nasleep van de ramp moest onderzoeken. Voorzitter van de enquêtecommissie was de CDA'er Theo Meijer2.
Inhoudsopgave
Een directe relatie tussen gezondheidsklachten en de ramp werd niet aangetoond, maar de overheid had wel serieuzer moeten omgaan met die klachten. Verder was gebleken dat ambtenaren cruciale informatie soms niet aan hun minister hadden doorgegeven. De Tweede Kamer was diverse malen onduidelijk, onvolledig, ontijdig of onjuist geïnformeerd.
De enquête als geheel wierp een treurigstemmend licht op de overheid. Op allerlei fronten bleken overheidsinstellingen en -diensten niet te doen wat van hen verwacht had mogen worden. Desalniettemin had de enquête voor de verantwoordelijke ministers geen consequenties.
De El-Al-Boeing 747 was, geladen met vracht, op zondag 4 oktober 1992 op weg van New York naar Tel Aviv en maakte 's middags een tussenlanding op Schiphol. Om kwart over zes 's avonds vertrok het vliegtuig van Schiphol. Onmiddellijk begonnen de problemen die er tenslotte toe leidden dat het vliegtuig om 18:35 uur op een flatgebouw in de Bijlmermeer neerstortte.
Een onderzoek dat direct uitgevoerd werd na de ramp, wees als oorzaak een constructiefout bij de motorophanging aan. Verder bracht het onderzoek weinig informatie. Hulpverleners en bewoners bleven echter ongerust over de aard van de vracht die het toestel vervoerde. Een aantal van hen kreeg gezondheidsklachten. Ook waren er aanhoudende geruchten en wilde verhalen over giftige stoffen zoals uranium dat aan boord van het vrachtvliegtuig zou zijn geweest. Verder deed een hardnekkig gerucht over mannen in witte pakken, die vlak na het ongeluk op de rampplek waren gezien, de ronde.
Bij dit alles speelde een rol dat het om een tussenlanding ging, dat er onduidelijkheid bestond over de oorspronkelijke vrachtbrief uit New York, dat onduidelijk was wat er op Schiphol was gebeurd en dat de locaties van El Al op Schiphol een bijzondere positie innamen. Dat hield in dat de Nederlandse overheid nauwelijks toegang had tot El Al op Schiphol.
Nieuwe onthullingen in de media leidden steeds weer tot vragen in de Tweede Kamer en zo bleef de Bijlmerramp jaar na jaar op de politieke agenda. Vooral het PvdA-Kamerlid Van Gijzel maakte zich hard voor de zaak. Eind 1997 gaf minister Jorritsma3 de commissie-Hoekstra de opdracht om uit te zoeken waarom het niet was gelukt volledige informatie over de vracht van het toestel te krijgen.
Nog voor de commissie klaar was, kwam een zoveelste onthulling (over het aantreffen van uranium in urinemonsters van betrokkenen) die de Kamer er in april 1998 toe bracht een werkgroep in te stellen die alle gebeurtenissen moest inventariseren rond de toedracht en afwikkeling van de ramp.
Deze werkgroep, onder leiding van Theo Meijer (CDA), kwam medio september met het advies een parlementair onderzoek in te stellen. Na berichten dat het toestel grondstof voor het zenuwgas sarin aan boord had gehad, besloot de Kamer om het onderzoek om te zetten in een parlementaire enquête. Dit zou een laatste en uiterste poging worden om alles boven water te krijgen. De Tweede Kamer ging daarmee akkoord. De parlementaire enquêtecommissie, ook weer onder leiding van Theo Meijer, kreeg vier maanden de tijd om inlichtingen te vergaren over de ramp en alles wat er mee samenhing, iets waar bewindslieden gedurende 6 jaar niet in geslaagd waren.
De commissie onderzocht de ramp in de periode oktober 1998 tot en met april 1999. De primaire doelen bij het onderzoek waren waarheidsvinding en lessen voor de toekomst. Tijdens de enquête stond de lading van het vliegtuig centraal en het optreden van de diverse instanties en overheidsinstellingen na de ramp en bij de verdere afwikkeling daarvan. In breder verband onderzocht de commissie:
-
-de rampvlucht en het luchtvaartonderzoek daarnaar
-
-de lading
-
-de rampenbestrijding en bergingswerkzaamheden
-
-de gezondheid: de effecten van de ramp op de volksgezondheid
-
-de rol van de overheid en andere organisaties bij afhandeling van de ramp
De commissie vond kwaliteit, volledigheid en onderlinge samenhang belangrijk voor het onderzoek. De omvang van de opdracht in combinatie met de eisen aan kwaliteit en zorgvuldigheid maakten het niet mogelijk binnen vier maanden te rapporteren en tot tweemaal toe werd uitstel gevraagd door de voorzitter.
Op 27 januari 1999 begon de enquêtecommissie met de openbare verhoren in het gebouw van de Eerste Kamer. Dit feitenonderzoek was geen gemakkelijke zaak. Na zes jaar vervagen herinneringen en is door de betrokkenen vaak geen eenduidig beeld meer te reconstrueren. De verhoren werden ook beïnvloed doordat cruciale informatie pas na de verhoren beschikbaar kwam. Door de grote media-aandacht voor de enquête en gezien alle vragen en speculaties over de lading van het vliegtuig en het ontbreken van detailinformatie, besloot de commissie alle detailinformatie van de gehele lading te achterhalen en dit werd pas laat in het onderzoek bekend.
In de tweede week van de openbare verhoren kwam de commissie met een sensationele onthulling. Zij beschikte over het bewijs dat de Luchtverkeersbeveiliging (LVB) van begin af aan had geweten wat de lading van het ramptoestel bevatte, maar dit op verzoek van El Al 'onder de pet' had gehouden. Premier Kok sprak van 'ontoelaatbaar' en 'onvergefelijk'. De betrokken LVB-medewerkers werden geschorst en een topambtenaar, voorheen directeur LVB, werd op eigen verzoek op non-actief gesteld.
Later bleek het door de commissie aangevoerde bewijs niet te kloppen. Het opgenomen gesprek kort na de ramp met een El Al-medewerker bleek gebaseerd te zijn op een verkeerde vrachtbrief, wat direct werd ontdekt na het gesprek en ook gecorrigeerd. Uit de goede vrachtbrief bleek dat er geen giftige stoffen aan boord waren geweest maar over de 20 ton vracht in het toestel waarvan de papieren ontbraken kon geen uitsluitsel worden gegeven. Nadat de commissie erin slaagde kopieën van de ontbrekende vrachtdocumenten te bemachtigen bleek dat die 20 ton lading voornamelijk computeronderdelen en elektronica had bevat.
Er was dus geen directe oorzaak aan te wijzen voor de gezondheidsklachten. De meeste van deze klachten waren psychisch van aard en van de lichamelijke klachten kwam de combinatie vermoeidheid/hoofdpijn het meeste voor. Van 11 mensen stond vast dat zij aan een ernstige auto-immuunziekte leden.
Tijdens de laatste week van de verhoren kwamen de politiek verantwoordelijken aan de beurt. Na Kamerleden werden ex-ministers verhoord. De commissie verweet hen stuk voor stuk zich onvoldoende ingespannen te hebben bij de afwikkeling van de Bijlmerramp. Oud-minister van Justitie Hirsch Ballin had onderzoek moeten doen naar het verdwijnen van de cockpit voice recorder, maar hij vond dat dat niet zijn taak was omdat er geen strafbare feiten waren geconstateerd.
Oud-minister van Verkeer en Waterstaat Hanja Maij-Weggen werd op het matje geroepen over het doen en nalaten van ambtenaren van de Rijksluchtvaartdienst. Zij verdedigde hen vol vuur en zei het volste vertrouwen te hebben in hun integriteit. De spanning werd haar teveel waardoor de commissie het verhoor enige tijd moest onderbreken.
Oud-minister Sorgdrager van Justitie werd verweten dat zij de Tweede Kamer geen informatie had verschaft over de geheimzinnige mannen in witte pakken. Sorgdrager antwoordde dat ze deze verklaringen niet serieus had genomen, omdat ze enigszins van elkaar afweken. In totaal zijn er 90 verhoren geweest.
Op 22 april 1999 werd het eindrapport 'een beladen vlucht' gepresenteerd. De commissie concludeerde dat er het nodige mis was met het onderzoek door de Raad voor de Luchtvaart en dat de berging van het wrak onzorgvuldig was verlopen. Hoewel een directe relatie tussen gezondheidsklachten en de ramp niet werd aangetoond, had de overheid wel serieuzer moeten omgaan met die klachten.
De commissie was buitengewoon verontrust over het feit dat ambtenaren cruciale informatie niet doorgaven aan bestuurlijk verantwoordelijken en zette daarom vraagtekens bij de aansturing. Ook concludeerde de commissie dat de aanpak van maatschappelijke vraagstukken niet tot gecoördineerd optreden leidde.
De verwijten aan de beide vicepremiers, VVD-minister Annemarie Jorritsma3 en D66-minister Els Borst4, en premier Wim Kok5 over hun optreden in de vorige kabinetsperiode waren ongekend scherp. Minister Jorritsma had de Kamer vaak fout geïnformeerd over de lading van het ramptoestel, minister Borst had veel te laat begonnen met een gezondheidsonderzoek, en premier Kok (en met hem oud-premier Lubbers6) had de afwikkeling van de ramp nooit op de kabinetsagenda gezet. Een belangrijke conclusie luidde dat de Tweede Kamer 'te vaak' onjuist, onduidelijk, ontijdig of onvolledig was geïnformeerd over de Bijlmerramp.
De commissie veroordeelde het 'verkokerde optreden' van de bij de ramp betrokken ministeries en overheidsdiensten, waardoor het afschuiven van verantwoordelijkheden in de hand was gewerkt.
De commissie deed ook nog een aantal aanbevelingen. De belangrijkste daarvan waren het opstellen van een draaiboek voor luchtvaartongevallen en, in geval van een ramp, de benoeming van een coördinerend minister.
Opvallend bij deze parlementaire enquête is dat de commissie met veel verschillende partijen te maken kreeg. Zo waren er buitenlandse overheidsinstanties en private partijen in Israël en de Verenigde Staten, en organisaties als het Academisch Medisch Centrum (AMC), de luchthaven Schiphol, de luchtvaartmaatschappij EL AL en diverse externe onderzoeksbureaus. De uitlatingen in de media over de toedracht van de ramp en de lading van het vliegtuig, zowel in Nederland als in Israël, zorgden ervoor dat de betrekkingen tussen beide landen onder druk kwamen te staan.
Een ander belangrijk aspect was dat de commissie tijdens deze enquête te maken kreeg met de emoties van slachtoffers, nabestaanden, hulpverleners en bewoners van de Bijlmermeer, die door alle onderzoeken en verhoren de ramp weer opnieuw moesten beleven.
Direct na de publicatie barstte de kritiek op het rapport en de commissie los. Het zou niet altijd even duidelijk zijn waar de commissie haar harde oordeel op baseerde en er was veel aan te merken op de werkwijze en oordeelsvorming van de commissie. Het kabinet was niet van plan zich bij dit oordeel neer te leggen en zou waar mogelijk de eindconclusies weerleggen.
Er kwam ook kritiek uit de commissie zelf. VVD-commissielid Theo van den Doel7 vond dat de commissie het foutieve bericht over het 'onder de pet' houden direct had moeten rechtzetten in plaats van pas na twee weken. Bovendien ergerde hij zich aan de vele media-optredens van de medecommissieleden in onder andere het tv-programma van Paul de Leeuw.
Op 18 mei 1999 (een dag voor de kabinetscrisis over het referendum) begon de Tweede Kamer met de behandeling van het rapport. Een meerderheid was het niet eens met de conclusies. Alleen CDA8, GroenLinks9 en SP konden zich erin vinden. Opnieuw kwam kritiek op de commissie, onder andere over de manier van de openbare verhoren. Getuigen zouden behandeld zijn als verdachten en eerder was al gesproken over inquisitiemethoden.
De behandeling van het rapport werd vertraagd en zeer beïnvloed door de kabinetscrisis over het referendum en de lijmpoging van het kabinet daarna. Aan het einde van het debat (3 juni 1999, 4:30 uur) stemden VVD10, D6611 en PvdA12 dan ook tegen de door de oppositie ingediende moties van afkeuring tegen Borst4 en Jorritsma3 met uitzondering van Van Gijzel13, Oudkerk14 en Augusteijn15. Verregaande politieke gevolgen had de enquête dus niet gehad.
Maar in andere opzichten had de enquête wel resultaat gehad, met als belangrijkste het na zes jaar achterhalen van de ontbrekende vrachtdocumentatie waardoor vast kwam te staan dat er geen direct verband kon zijn tussen de vervoerde goederen en gezondheidsklachten in de Bijlmer. Tevens werd een streep gehaald door alle complottheorieën die sinds de ramp de ronde hadden gedaan door gebrek aan bewijs.
De aanbevelingen van de commissie werden door het kabinet grotendeels overgenomen. Bij een volgende ramp zou een van de ministers worden aangewezen als coördinator en daarnaast zou er iets gedaan worden aan de verkokering binnen het overheidsapparaat zodat de verantwoordelijkheden niet zondermeer afgeschoven kunnen worden.
Inmiddels was men ook een individueel gezondheidsonderzoek gestart naar de gezondheidsklachten van bewoners en hulpverleners. Ondanks het ontbreken van een directe link tussen vracht en de gezondheidsklachten hadden veel bewoners lichamelijke en pyschische klachten ontwikkeld.
Leden |
---|
Theo Meijer2 (CDA), voorzitter |
Rob Oudkerk14 (PvdA) |
Theo van den Doel7 (VVD) |
Tara Oedayraj Singh Varma16 (GroenLinks) |
Griffier |
Mr. Charles Roovers |
indiener(s) |
Vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat |
---|---|
datum aanvaarding voorstel door TK |
14 oktober 1998 |
periode openbare verhoren |
27 januari 1999 - 12 maart 1999 |
duur in dagen |
191 |
datum eindverslag |
22 april 1999 |
aftredens |
geen |
aantal gehoorde getuigen/deskundigen |
90 |
kamerdossier |
26.241 |
omvang eindrapport |
414 |
voorzitter |
Theo Meijer2 (CDA) |
4 oktober 1992 |
het vrachtvliegtuig stort neer op de flatgebouwen kruitberg en groeneveen |
---|---|
eind 1997 |
Annemarie Jorritsma geeft de commissie-Hoekstra opdracht onderzoek te doen naar de lading van het toestel |
8 oktober 1998 |
Voorstel voor onderzoek word ingediend door cie V&W |
14 oktober 1998 |
start enquête |
27 januari 1999 |
start openbare verhoren. 90 getuigen werden verhoord. |
22 april 1999 |
het verslag 'een beladen vlucht' wordt afgerond en gepresenteerd |
18, 20, 26 en 27 mei 1999 |
Debat met de commissie |
1 en 2 juni 1999 |
Debat met de regering |
COT RU Leiden, EUR, De Bijlmerramp: rampbestrijding en crisismanagement in Amsterdam (1993)
Vincent Dekker, Going down, going down..: de ware toedracht van de Bijlmerramp (1994)
Meer over
- 1.De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
- 2.CDA-Tweede Kamerlid dat bekendheid kreeg door zijn voorzitterschap van de parlementaire enquêtecommissie-Bijlmerramp. Zoon van een boswachter uit Dieren. Werkte als inspecteur milieuhygiëne bij VROM (onder meer in Noord-Brabant) en was actief in CDA-werkgroepen op het gebied van landbouw. Als Tweede Kamerlid aanvankelijk een bescheiden landbouw-woordvoerder, maar als voorzitter van de enquêtecommissie verwierf hij door zijn kalme en vertrouwenwekkende wijze van optreden het nodige gezag. Nadien voorzitter van de vaste Kamercommissies voor Milieubeheer en voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. In 2003-2012 voorzitter van de Productschappen Akkerbouw, Diervoeder en Wijn.
- 3.Annemarie Jorritsma (1950) was van 9 juni 2015 tot 13 juni 2023 Eerste Kamerlid voor de VVD en sinds 24 november 2015 fractievoorzitter. In 1982 begon haar Haagse politieke loopbaan als Tweede Kamerlid, nadat zij eerder raadslid in Bolsward was. In het kabinet-Kok I was mevrouw Jorritsma minister van Verkeer en Waterstaat en in het kabinet-Kok II minister van Economische Zaken en vicepremier. Nadat zij in 2002 de verkiezing tot Kamervoorzitter had verloren, verliet zij de Tweede Kamer. Na waarnemend burgemeester van Delfzijl te zijn geweest, was mevrouw Jorritsma in 2003-2015 burgemeester van Almere. Tevens was zij zeven jaar voorzitter van de VNG.
- 4.Minister van Volksgezondheid in de kabinetten-Kok en bij de verkiezingen 1998 lijsttrekker van D66. Werd na een loopbaan als arts, ziekenhuisdirecteur, hoogleraar en vicevoorzitter van de Gezondheidsraad minister in het kabinet-Kok I en in het Kok II tevens vicepremier. Tijdens haar ministerschap werden medisch-ethische kwesties geregeld zoals euthanasie, medisch-wetenschappelijk onderzoek en onderzoek met embryo's. Kreeg als minister te maken met de problematiek van wachtlijsten in de zorg en het tekort aan medisch personeel en werd hierover fel aangevallen door de oppositie van links en rechts. Deskundige minister die veel wetgeving tot stand bracht. Riep door haar liberale opvattingen in medisch-ethische kwesties in sommige kringen wel weerstand op, maar werd algemeen geacht als een wijze en betrokken bewindsvrouw.
- 5.Minister-president die acht jaar lang een coalitie leidde met daarin de politieke tegenvoeters PvdA en VVD (de paarse kabinetten). Was van betrekkelijk eenvoudige komaf en klom via de vakbond op tot minister. Volgde in 1986 Den Uyl op als partijleider en was minister van Financiën in het derde kabinet-Lubbers. Voerde een stringent ombuigingsbeleid. Dat beleid werd onder zijn premierschap (Paars I) voortgezet en leidde tot groei van de werkgelegenheid. Kreeg als minister-president te maken met het debacle in Srebrenica en de bijna-crisis rond het huwelijk van de kroonprins. Zijn tweede kabinet was vooral in de laatste periode minder succesvol door problemen in de zorg en het onderwijs en dat leidde mede tot een verkiezingsnederlaag van de PvdA. Werd in 2003 minister van staat. Integere, resultaatgerichte en meer op samenbinden dan op bezielen ingestelde rasbestuurder. Internationaal gerespecteerd. Kon soms wat nors zijn als er in zijn ogen onterechte kritiek was.
- 6.Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
- 7.Landmachtofficier en defensie-woordvoerder van de VVD-Tweede Kamerfractie tijdens de paarse kabinetten. Toonde zich daarbij een waardig opvolger van VVD-defensiespecialisten als Couzy, Koudijs en Ploeg. Werkte voor hij in de Kamer kwam als veiligheids- en defensiedeskundige bij Insitituut Clingendael in Den Haag. Als lid van de enquêtecommissie Bijlmerramp nam hij afstand van een al te populistisch optreden van de overige commissieleden. Hield zich in de Kamer ook bezig met economische zaken en rampenbestrijding. In kleding en voorkomen altijd uiterst correct. Initiatiefnemer van de jaarlijkse Nationale Veteranendag en van het Draaginsigne voor Veteranen.
- 8.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 9.GroenLinks is een progressieve partij, die duurzaamheid hoog in het vaandel heeft. De partij werd opgericht op 24 november 1990 als fusie van de Communistische Partij van Nederland (CPN), de Evangelische Volkspartij (EVP), de Politieke Partij Radikalen (PPR) en de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP). GroenLinks trok samen met de PvdA op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 10.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 11.Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
- 12.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 13.Opvallend en zich onafhankelijk opstellend PvdA-Tweede Kamerlid, dat na een conflict in zijn fractie opstapte. Was een vooraanstaand bestuurder van de Jonge Socialisten en werkte als ambtenaar op lokaal gebied. Woordvoerder verkeer (openbaar vervoer, luchtvaart) en buitenlandse zaken. Werd bekend als de 'Bijlmer-boy', omdat hij zich sterk maakte voor een gedegen onderzoek naar de Bijlmerramp en naar de gevolgen daarvan. Pleitte later voor onderzoek naar fraude bij de aanbesteding van grote projecten en kwam daarover in conflict met fractievoorzitter Melkert. Toen hem het woordvoerderschap over dit dossier werd ontnomen, verliet hij de Kamer. Was nadien acht jaar (2008-2016) burgemeester van Eindhoven.
- 14.Amsterdamse huisarts die acht jaar volksgezondheidswoordvoerder van de PvdA-Tweede Kamerfractie was. Behoorde in 1994 tot een nieuwe lichting Kamerleden. Kreeg zowel door zijn optreden als tv-dokter als door zijn heldere taalgebruik de nodige bekendheid. Lid van de enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer, die zich inzette voor de slachtoffers. Vond met Van Gijzel dat de ministers Borst en Jorritsma de politieke verantwoordelijkheid droegen voor de nasleep van de ramp. Nadien wethouder van sociale zaken en onderwijs van Amsterdam die het doen van pittige uitspraken niet schuwde. Een al te openhartige onthulling over zijn privégedrag gevolgd door nieuwe berichten daarover leidde er uiteindelijk toe dat de PvdA-fractie het vertrouwen in hem opzegde.
- 15.D66-afgevaardigde uit Emmen die zich als Tweede Kamerlid vooral inzette voor natuurbehoud en het milieu. Kreeg echter met name bekendheid vanwege haar lidmaatschap van de parlementaire enquêtecommissie Bijlmerramp waarin zij enkele spraakmakende ondervragingen deed. Was voor zij Kamerlid werd onder meer eigenares van uitzendbureaus en een organisatiebureau. Behalve milieu en natuur waren ook duurzame energie en kernenergie, visserij, natte waterstaat en dierenwelzijn onderwerpen waarmee zij zich bezighield.
- 16.Spraakmakend en niet geheel onomstreden Tweede Kamerlid voor GroenLinks van Surinaams-hindoestaanse afkomst. Kreeg vooral bekendheid door haar opmerkelijke vertrek uit de politiek, waarbij zij had meegedeeld ongeneeslijk ziek te zijn, hetgeen later bleek onjuist te zijn. Beschikte als raadslid in Amsterdam en als leidster van een informatiepunt voor migranten over een eigen achterban. Als Tweede Kamerlid niet zo opvallend, al was zij wel lid van de enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer. Voelde zich zeer betrokken bij de slachtoffers van die ramp en legde later een verband tussen haar gefingeerde ziekte en de psychische druk die dat tot gevolg had gehad.
- 17.De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht komt er op neer dat de Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp om op die manier de regering te controleren. Bij een parlementaire enquête zijn getuigen, in tegenstelling tot bij een 'gewoon' onderzoek, verplicht te verschijnen en vinden de verhoren onder ede plaats.