Kabinet-Colijn III (1935-1937)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Dit kabinet was een voortzetting in iets gewijzigde samenstelling van het tweede kabinet-Colijn i. De aanduiding Colijn III is feitelijk onjuist. Met name Colijn wilde na het conflict met de Katholieke Kamerfractie echter benadrukken dat er een nieuw kabinet was gevormd. Het ging evenwel om een reconstructie en er werd teruggekomen op de ontslagaanvrage.

De financieel-economische problemen bleven centraal staan. In 1936 besloot het kabinet alsnog tot devaluatie van de gulden. Het kabinet kreeg in toenemende mate te maken met de internationale spanningen, die door met name het optreden van de NSB i ook in eigen land zijn weerslag kregen.

De ministers waren afkomstig uit RKSP i, ARP i, CHU i, VDB i en Vrijheidsbond i, en er was één partijloze minister. Het kabinet hervatte na de kabinetscrisis op 31 juli 1935 de werkzaamheden en werd op de verkiezingsdag, 25 mei 1937, demissionair. Op 24 juni trad het opvolgende vierde kabinet-Colijn i aan.

1.

Formatie

Na de kabinetscrisis werd RKSP-fractievoorzitter Aalberse i belast met de formatie van een parlementair kabinet. Hij kon voor de uitvoering van deze opdracht echter alleen steun vinden bij de sociaaldemocraten, omdat de VDB vasthield aan het financieel-economische beleid van het vorige kabinet. Voor dat kabinetsbeleid was VDB'er Oud als minister van Financiën één van de hoofdverantwoordelijken.

Na deze mislukte formatie vormde de minister-president een nieuw kabinet met dezelfde politieke basis als het aftredende kabinet. Er waren alleen personele wijzigingen. Zo ging Slotemaker de Bruïne over van Sociale Zaken naar Onderwijs. Er kwam verder een minister voor Landbouw en Visserij.

Omdat de kandidaat voor Defensie, het RKSP-Kamerlid Goseling i, een benoeming weigerde, nam minister-president en minister van Koloniën Colijn tevens de leiding van dit departement op zich.

 

datum

wat

wie

tot en met

dagen

26 juli 1935

benoeming formateur

P.J.M. Aalberse i

27 juli 1935

2

29 juli 1935

benoeming formateur

H.­ Colijn i

30 juli 1935

2

31 juli 1935

beëdiging nieuwe ministers

koningin Wilhelmina i

24 mei 1937

664

25 mei 1937

kabinet demissionair

 

23 juni 1937

30

24 juni 1937

ontslag verleend

koningin Wilhelmina

   

2.

Samenstelling kabinet

Buitenlandse Zaken
minister: Jhr.Mr. A.C.D. de Graeff (Liberaal, maar partijloos)

Justitie
minister: Mr. J.R.H. van Schaik (RKSP)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. J.A. de Wilde (ARP)

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Dr. J.R. Slotemaker de Bruïne (CHU)

Financiën
minister: Mr. P.J. Oud (VDB)

Defensie
minister: Mr.Dr. L.N. Deckers (RKSP) (31 juli 1935 - 2 september 1935)
minister a.i.: Dr. H. Colijn (ARP) (2 september 1935 - 24 juni 1937)

Waterstaat
minister: Jhr.Ir. O.C.A. van Lidth de Jeude (LSP)

Economische Zaken
minister: Dr. H.C.J.H. Gelissen (RKSP)

Landbouw en Visserij
minister: Mr.Dr. L.N. Deckers (RKSP) (2 september 1935 - 24 juni 1937)

Sociale Zaken
minister: Mr. M. Slingenberg (VDB)

Koloniën
minister: Dr. H. Colijn (ARP)

3.

Parlementaire verhoudingen

  Tweede Kamer tot 8 juni 1937 Tweede Kamer vanaf 8 juni 1937 Eerste Kamer tot 13 september 1935 Eerste Kamer van 15 september 1935 tot 8 juni 1937 Eerste Kamer vanaf 8 juni 1937 minister­raad
RKSP 28 31 16 16 - 4
ARP 14 17 6 6 7 2
CHU 10 8 7 7 6 1
Vrijheidsbond 7 - 6 5 - 1
VDB 6 - 4 3 - 2
partijloos - - - - - 1
totaal 65
(65%)
56
(56%)
39
(78%)
37
(74%)
13
(26%)
 

4.

Bijzonderheden en wetgeving

  • Het kabinet verbood via een aparte wet paramilitaire organisaties, zoals de WA (Weer Afdeling) van de NSB i.
  • In de internationale politiek vroegen de annexatie van Abbesinië (Ethiopië), de bezetting van het Rijnland door Duitsland, en de Spaanse burgeroorlog aandacht. Het waren alledrie uitingen van toenemende agressie en spanningen.
  • Na de bezetting van het Rijnland in maart 1936 besloot het kabinet de winterlichting van het leger onder de wapenen te houden. De minister-president maande hierop op vaderlijke toon via de radio de bevolking net zo rustig te gaan slapen, als men andere nachten deed.
  • In juli 1936 keerde een Tweede Kamermeerderheid (RKSP, CHU, 8 ARP, LSP, SGP, CDU, HGSP, Boeren) zich tegen twee wetsvoorstellen tot verlaging van vaste lasten. Minister Oud trok de wetsvoorstellen daarop in.
  • Op 27 september 1936 werd besloten de Gouden Standaard te verlaten (waardevermindering van de gulden), nadat eerder Frankrijk en Zwitserland tot devaluatie van hun munt waren overgegaan.
  • Om versterking van het leger mogelijk te maken werd een Defensiefonds ingesteld.
  • Eind 1936 verleende de Staten-Generaal toestemming voor het huwelijk van kroonprinses Juliana met de Duitser Bernhard von Lippe-Biesterfeld. Het huwelijk vond in januari 1937 plaats.
  • De minister van Binnenlandse Zaken nam een Grondwetsherziening ter hand. Die moest het onder meer mogelijk maken Kamerleden met een revolutionaire gezindheid uit het parlement te weren. Dit voorstel zou het uiteindelijk echter niet halen. Wel werd de mogelijkheid gecreëerd om ministers zonder portefeuille te benoemen.

De belangrijkste wetten waren:

  • een wet tot regeling van de surséance van betaling (1935)

    Hierdoor was niet langer het vooruitzicht op algehele betaling der schuldeisers geboden. Voldoende was de verklaring dat niet bleek, dat bevrediging der crediteuren na verloop niet te verwachten was. De schuldenaren kan degenen die vorderingen hebben een akkoord aanbieden. Tijdens de surséance worden door de rechtbank één of meer bewindvoerders benoemd, die namens de schuldenaar het beheer over diens zaken voeren.

  • Wet reorganisatie van het spoorwegbedrijf (1937)

    Per 1 januari 1938 werd de N.V. Nederlandse Spoorwegen opgericht die de spoorwegen exploiteert. Van dit bedrijf werd de Staat de enige aandeelhouder. De Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen werden opgeheven.

  • Wet inzake het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van c.a.o.'s (1937)

    Hiermee kan de minister een c.a.o. in een bedrijfssector verbindend verklaren voor het gehele land of een gedeelte daarvan. De verbindendverklaring kan alleen op verzoek van één of meer werkgevers of een verenging van werkgevers of werknemers geschieden. Ze kan worden ingetrokken en tevens kan een c.a.o. door de minister onverbindend worden verklaard.