Kabinet-Colijn I (1925-1926)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Dit eerste christelijke kabinet onder leiding van Hendrik Colijn kwam al na drie maanden, in november 1925, ten val. Colijn i was bij de verkiezingen als sterke man geafficheerd, nadat hij als minister van Financiën in het vorige kabinet een op bezuinigingen gericht financieel beleid had gevoerd. Ook in dit door hem geleide kabinet had hij de portefeuille Financiën.

Het kabinet diende de begroting voor 1926 in, maar tot enige beleidsdaden van betekenis kwam het niet, omdat het al in november 1925 ten val kwam. De katholieke ministers boden ontslag aan vanwege het Kamervotum over het gezantschap bij de Paus. Drie dagen later werd het hele kabinet demissionair.

Het kabinet was een 'rechts' kabinet: het bestond uit ministers van ARP i, CHU i en Katholieken i, alsmede de partijloze liberaal Van Karnebeek. Het trad aan op 4 augustus 1925. Zijn opvolger, het kabinet-De Geer I i, trad op 8 maart 1926 aan.

1.

Formatie

Na twee periodes onder leiding van een katholieke minister-president werd aangestuurd op een kabinet dat geleid zou worden door een protestant. Colijn, sinds 1923 minister van Financiën, kwam daarvoor volgens velen het meest in aanmerking. Aan hem werd op 15 juli de formatie-opdracht verleend. Dat gebeurde echter pas nadat twee weken (besloten) overleg tussen de drie christelijke fractievoorzitters had plaatsgevonden.

Het gezantschap bij de Paus was het grootste geschilpunt tussen de drie rechtse partijen, omdat met name de CHU vond dat er een einde aan dat gezantschap moest komen. Het was tijdens de Eerste Wereldoorlog namelijk met een tijdelijk karakter ingesteld.

Colijn aanvaardde het formateurschap pas, nadat RK-fractievoorzitter Nolens i het groene licht had gegeven. Het was een formatie 'op hoop van zegen'. Bij gebrek aan een alternatief gingen de drie partijen, ondanks het onbreken van een akkoord over het gezantschap, toch maar met elkaar in zee. Op 1 augustus was de formatie voltooid. Voor de CHU kwamen twee vooraanstaande leiders, De Geer en Schokking, in het kabinet.

 

datum

wat

wie

tot en met

dagen

1 juli 1925

Tweede Kamerverkiezingen i

     

15 juli 1925

benoeming formateur

H.­ Colijn i

1 augustus 1925

18

4 augustus 1925

beëdiging (nieuwe) ministers

koningin Wilhelmina i

13 november 1925

102

15 november 1925

kabinet demissionair

 

7 maart 1926

114

8 maart 1926

ontslag verleend

koningin Wilhelmina

   

2.

Samenstelling kabinet

Buitenlandse Zaken
minister: Jhr.Mr.dr. H.A. van Karnebeek (Liberaal, maar partijloos)

Justitie
minister: Mr. J. Schokking (CHU)

Binnenlandse Zaken en Landbouw
minister: Jhr.Mr. D.J. de Geer (CHU)

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Mr. V.H. Rutgers (ARP)

Financiën
minister: H. Colijn (ARP)

Oorlog
minister: J.M.J.H. Lambooy (AB van R.K.-kiesvereenigingen)

Marine
minister a.i.: J.M.J.H. Lambooy (AB van R.K.-kiesvereenigingen)

Waterstaat
minister: Ir. M.Ch.E. Bongaerts (AB van R.K.-kiesvereenigingen)

Arbeid, Handel en Nijverheid
minister: Mr.Dr. D.A.P.N. Koolen (AB van R.K.-kiesvereenigingen)

Koloniën
minister a.i.: H. Colijn (ARP) (4 augustus 1925 - 1 oktober 1925)
minister: Ch.J.I.M. Welter (AB van R.K.-kiesvereenigingen) (1 oktober 1925 - 8 maart 1926)

3.

Parlementaire verhoudingen

  Tweede Kamer tot 15 september 1925 Tweede Kamer vanaf 15 september 1925 Eerste Kamer minister­raad
Algemeene Bond (RK) 32 30 16 4
ARP 16 13 8 3
CHU 11 11 7 2
partijloos - - - 1
totaal 59
(59%)
54
(54%)
31
(62%)
 

4.

'Nacht van Kersten'

Kort na de algemene beschouwingen over de begroting voor 1926 werd in de nachtelijke uren van 10 op 11 november 1925 bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken door de SGP'ers Kersten i en Zandt i een amendement ingediend, dat tot doel had de gelden voor het gezantschap bij de Paus te schrappen. De katholieke voorman Nolens i waarschuwde dat aanneming tot ontslagaanvrage van de katholieke ministers zou leiden. Die avond voorafgaande aan de crisis ging de geschiedenis in als de 'Nacht van Kersten'.

De volgende middag, op 11 november 1925, werd 'het vonnis' geveld. Met steun van de gehele oppositie en van regeringspartij CHU werd het SGP-amendement met 52 tegen 42 stemmen aangenomen. De VDB-fractie stemde alleen vóór het amendement om daarmee de val van het kabinet te bevorderen. Opvallend was dat CHU-fractievoorzitter De Visser i en twee antirevolutionairen (Duymaer van Twist en Visscher) afwezig waren. De aanwezige leden van de ARP-fractie stemden, met die van de RKSP, tegen.