Kabinet-De Quay (1959-1963)

Met dank overgenomen van Parlement.com.
Kabinet-De Quay - Staand v.l.n.r.: Cals, De Pous, Van Aartsen, Van Rooy, Toxopeus, Zijlstra, Middelburg (secretaris),Visser en Marijnen. Zittend v.l.n.r.: Luns, Klompe, De Quay, Korthals en Beerman.
© Beeldbank Nationaal Archief
Kabinet-De Quay - Staand v.l.n.r.: Cals, De Pous, Van Aartsen, Van Rooy, Toxopeus, Zijlstra, Middelburg (secretaris), Visser en Marijnen. Zittend v.l.n.r.: Luns, Klompe, De Quay, Korthals en Beerman.

Dit centrumrechtse1 kabinet van KVP2, ARP3, CHU4 en VVD5 kwam tot stand na de verkiezingen van 19596 als opvolger van het kabinet-Beel II7. Het was het eerste naoorlogse kabinet zonder de PvdA8. Minister-president De Quay9 kwam van de KVP. Het kabinet trad op 19 mei 1959 aan.

De kwestie-Nieuw-Guinea beheerste tijdens deze kabinetsperiode lange tijd de politieke agenda. Doordat er sprake was van een hoogconjunctuur kon tevens worden voortgebouwd aan de sociale zekerheid. Langzamerhand is er sprake van grotere welvaart; de vrije zaterdag wordt ingevoerd en salarissen stijgen. Loonsverbeteringen werden niet meer centraal geregeld, maar per bedrijfstak. Daardoor werden verschillen per sector mogelijk.

In december 1960 ontstond een crisis, maar die werd spoedig opgelost. Het kabinet zat vervolgens zijn termijn uit en werd op 15 mei 1963 demissionair. Het kabinet-Marijnen10 volgde het kabinet-De Quay 24 juli 1963 op.

Inhoudsopgave

  1. Formatie, regeerprogramma en regeringsverklaring
  2. Data en zittingsduur
  3. Samenstelling kabinet
  4. Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet
  5. Zetelverdeling in parlement en kabinet
  6. Tussentijdse kabinetscrisis
  7. Financieel-economisch beleid
  8. Wetgeving
  9. Beleid per departement
  10. Bijzonderheden
  11. Troonredes
  12. Einde van het kabinet

1.

Formatie, regeerprogramma en regeringsverklaring

Formatie

Het kabinet-De Quay kwam na de verkiezingen van 1959 vrij moeizaam tot stand. De drie christelijke partijen kozen onder leiding van informateur Beel11 (KVP2) wel snel voor hun coalitiepartner (de VVD5) en het opstellen van het programma ging eveneens vlot. Omdat de PvdA8 parlementaire binding wilde en de andere partijen niet, stond die partij snel buiten de formatie.

  • meer informatie
 
De problemen rond de personele samenstelling van het kabinet de Quay werd door de tekenaar als koehandel gezien.
© tekenaar: Jordaan (Het Parool, 04-03-1959)
De problemen rond de personele samenstelling van het kabinet de Quay werd door de tekenaar als koehandel gezien. zichtbare personen: Mr. H.K.J. Beernink, Dr. J.E. de Quay, Mr. E.H. Toxopeus , Dr. J. Zijlstra

Regeerprogramma en regeringsverklaring

Op 3 april stemden de fractievoorzitters van KVP, ARP, CHU en VVD in met de door De Quay opgestelde 'Punten van het regeringsbeleid'12. Op 26 mei 1959 volgde de regeringsverklaring door minister president De Quay.

2.

Data en zittingsduur

datum

wat

tot en met

dagen

19 mei 1959

Beëdiging13 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet

14 mei 1963

1457

15 mei 1963

Ontslag gevraagd, kabinet demissionair14

23 juli 1963

70

 

Totale zittingsduur15 kabinet

 

1527

3.

Samenstelling kabinet

Minister-president
Dr. J.E. de Quay (KVP)

Viceminister-president
Drs. H.A. Korthals (VVD)

Algemene Zaken
minister: Dr. J.E. de Quay (KVP)
staatssecretaris: Drs. W.K.N. Schmelzer (KVP)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.M.A.H. Luns (KVP)
staatssecretaris: Dr. H.R. van Houten (VVD) (24 augustus 1959 - 24 juli 1963)

Justitie
minister: Mr. A.Ch.W. Beerman (CHU)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. E.H. Toxopeus (VVD)
staatssecretaris: Mr. Th.H. Bot (KVP) (23 november 1959 - 24 juli 1963)

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Mr. J.M.L.Th. Cals (KVP)
staatssecretaris: Mr. Y. Scholten (CHU) (16 juni 1959 - 24 juli 1963)
staatssecretaris: G.C. Stubenrouch (KVP) (16 juni 1959 - 22 april 1962)
staatssecretaris: Dr. H.H. Janssen (KVP) (4 juni 1962 - 24 juli 1963)

Financiën
minister: Dr. J. Zijlstra (ARP)
staatssecretaris: Dr. W.H. van den Berge (Partijloos) (27 mei 1959 - 24 juli 1963)

Defensie
minister: S.J. van den Bergh (VVD) (19 mei 1959 - 1 augustus 1959)
minister a.i.: Dr. J.E. de Quay (KVP) (1 augustus 1959 - 4 september 1959)
minister: Ir. S.H. Visser (VVD) (4 september 1959 - 24 juli 1963)
staatssecretaris: M.R.H. Calmeyer (CHU) (19 juni 1959 - 24 juli 1963)
staatssecretaris: P.J.S. de Jong (KVP) (25 juni 1959 - 24 juli 1963)

Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
minister: Mr. J. van Aartsen (ARP)

Verkeer en Waterstaat
minister: Drs. H.A. Korthals (VVD)
staatssecretaris: E.G. Stijkel (VVD) (15 oktober 1959 - 24 juli 1963)

Economische Zaken
minister: J.W. de Pous (CHU)
staatssecretaris: Dr. G.M.J. Veldkamp (KVP) (19 mei 1959 - 17 juli 1961)
staatssecretaris: Drs. F.J.W. Gijzels (KVP) (14 september 1961 - 24 juli 1963)

Landbouw en Visserij
minister: Mr. V.G.M. Marijnen (KVP)

Sociale Zaken en Volksgezondheid
minister: Dr. Ch.J.M.A. van Rooy (KVP) (19 mei 1959 - 3 juli 1961)
minister a.i.: Mr. V.G.M. Marijnen (KVP) (3 juli 1961 - 17 juli 1961)
minister: Dr. G.M.J. Veldkamp (KVP) (17 juli 1961 - 24 juli 1963)
staatssecretaris: B. Roolvink (ARP) (15 juni 1959 - 24 juli 1963)

Maatschappelijk Werk
minister: Dr. M.A.M. Klompé (KVP)

'de West'
minister: Drs. H.A. Korthals (VVD) (1 september 1959 - 24 juli 1963)

Zaken Overzee
minister a.i.: Drs. H.A. Korthals (VVD) (19 mei 1959 - 1 september 1959)

4.

Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet

De samenstelling van het kabinet veranderde vier keer. Twee ministers en één staatssecretaris maakten hun termijn niet af. Eén keer schoof een staatssecretaris door naar een ministerspost.

  • - 
    Van den Bergh werd opgevolgd door Visser als minister van Defensie

    Al enkele maanden na het aantreden van het kabinet trad minister Van den Bergh af als minister van Defensie. Wegens 'particuliere redenen' was de verklaring. Van den Bergh had een relatie met een Amerikaanse vrouw, die in een scheidingsprocedure verwikkeld was. Hij zou bovendien hebben meegewerkt aan het onttrekken van de kinderen van de vrouw aan het gezag van de vader. Zijn opvolger Visser was afkomstig uit de kring van de liberale werkgevers, waarvan hij secretaris was.

  • - 
    Van Rooy werd opgevolgd door Veldkamp als minister van Sociale Zaken

    In juli 1961 trad minister Van Rooy van Sociale Zaken af. Zijn optreden bij de behandeling van de Kinderbijslagwet was uitgelopen op een mislukking. Het wetsvoorstel dreigde te sneuvelen. Ook de 'eigen' KVP-fractie moest constateren dat Van Rooy een te zwakke minister was. Zijn opvolger staatssecretaris Veldkamp (KVP) van Economische Zaken bleek een veel krachtdadiger persoon.

  • - 
    Veldkamp werd opgevolgd door Gijzels als staatssecretaris van Economische Zaken

    Veldkamp werd als staatssecretaris vervangen door de Eindhovense wethouder Gijzels.

  • - 
    Stubenrouch werd opgevolgd door Janssen als staatssecretaris van Onderwijs

    Op 22 april 1962 overleed staatssecretaris Stubenrouch van Onderwijs. Hij werd opgevolgd door de Nijmeegse hoogleraar Janssen.

5.

Zetelverdeling in parlement en kabinet

De vier regeringspartijen beschikten samen over een comfortabele meerderheid in beide Kamers. De meerderheid in de Eerste Kamer bleef ook na de Eerste Kamerverkiezingen van 1960 en 1963 behouden. De verhoudingen in de Tweede Kamer wijzigden niet, er vonden geen afsplitsingen van regeringsfracties plaats.

 
 

KVP

VVD

ARP

CHU

Partijloos

totaal

Kabinet: ministers / (staatssecretarissen)

6/(5)

4/(2)

2/(1)

2/(2)

0/(1)

14/(11)

Tweede Kamer vanaf 19 mei 1959

49

19

14

12

-

94 (62,6%)

Eerste Kamer tot 20 september 1960

25

7

8

8

-

48 (64%)

Eerste Kamer van 20 september 1960 tot 5 juni 1963

26

8

8

8

-

50 (66,6%)

Eerste Kamer vanaf 5 juni 1963

26

7

7

7

-

47 (62,6%)

6.

Tussentijdse kabinetscrisis

Op 23 december 1960 ontstond er een kabinetscrisis, nadat de Tweede Kamer met steun van ARP en CHU een motie-Van Eibergen (ARP) had aangenomen. Hierin werd om de bouw van extra woningwetwoningen gevraagd. Het kabinet diende zijn ontslag in. Na een bemiddeling door De Gaay Fortman (ARP)16 kwam het kabinet op 2 januari 1961 echter terug op zijn ontslagaanvraag.

  • Meer over de 'bouwcrisis' van 1960

7.

Financieel-economisch beleid

De Nederlandse economie beleefde onder het kabinet-De Quay in 1960 een recordgroei van 9%, al viel de groei in de jaren daarna iets terug. In economisch opzicht was deze kabinetsperiode om een aantal redenen bijzonder: in Groningen werd aardgas ontdekt, in het begrotingsbeleid voerde het kabinet de Zijlstranorm in en de geleide loonpolitiek werd verlaten. Ook kwam er een Gemeenschappelijk Europees Landbouwbeleid. De vrije zaterdag werd ingevoerd en de ministers Klompé17 en Veldkamp18 loodsten de Algemene Bijstandswet door de Kamer.

  • meer informatie

8.

Wetgeving

  • Overzicht belangrijkste wetgeving kabinet-De Quay (1959-1963)19

9.

Beleid per departement

Buitenlandse Zaken20

  • - 
    Hervormingen EEG

    De plannen van Frankrijk (president De Gaulle) om grote landen een sterke positie in de EEG te geven worden geblokkeerd, met name door verzet van minister Luns.

  • - 
    Teruggave geannexeerde gebieden

    Op 8 april 1960 sloot het kabinet een overeenkomst met de Bondsrepubliek Duitsland over de teruggave van enkele Duitse gebieden die na de Tweede Wereldoorlog door Nederland waren geannexeerd - onder ander de dropen Elten en Tudderen. Per 1 augustus 1963 werden deze gebieden teruggegeven aan Duitsland. Als compensatie betaalde de Bondsrepubliek 280 miljoen Duitse mark.

Justitie21

  • - 
    Legalisering voetbaltoto

    De voetbaltoto werd wettelijk toegestaan.

Binnenlandse Zaken22

  • - 
    Loonsverhoging en vrije zaterdag voor ambtenaren

    In 1961 werd de vrije zaterdag voor ambtenaren ingevoerd. De ambtenarensalarissen werden sterk verhoogd.

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen23

  • - 
    Hervorming hoger onderwijs

    Minister Cals bracht twee belangrijke onderwijswetten tot stand: de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, die de uit 1876 daterende Hoger-Onderwijswet verving en een nieuwe wettelijke basis geeft voor het onderwijs aan universiteiten en hogescholen.

  • - 
    Hervorming voortgezet onderwijs

    Verder kwam in 1963 de Wet op het voortgezet onderwijs tot stand. Deze omvangrijke wet (Mammoetwet) moest vanaf 1968 voor een geheel nieuw stelsel van voortgezet onderwijs zorgen, waarbij leerlingen eenvoudiger konden doorstromen naar een hoger niveau. De mulo werd omgevormd tot mavo. HBS en MMS werden vervangen door havo en vwo.

  • - 
    Commerciële omroep

    De Tweede Kamer wees in 1963 in meerderheid een plan van het kabinet om commerciële omroepen toe te staan af.

Financiën24

  • - 
    Van centrale naar gedifferentieerde loonpolitiek

    Het kabinet liet de centrale loonpolitiek met algemene welvaartsronden los. Op 26 juni 1959 verscheen (na een SER-advies) een nota over lonen, huren en consumentensubsidies. Daarin werd de gedifferentieerde loonpolitiek aangekondigd, die in afzonderlijke sectoren loonstijgingen mogelijk maakte. Die mochten echter niet de gemiddelde productiviteitsstijging te boven gaan.

  • - 
    Opwaardering Gulden

    In maart 1961 werd de gulden opgewaardeerd, nadat Duitsland de D-mark had gerevalueerd. Hiermee moest 'oververhitting' van de economie worden voorkomen.

Defensie25

  • - 
    De zaak-Van der Putten

    Er was ernstige kritiek op minister Visser van Defensie, vanwege het ontslag van een kritische ambtenaar (Van der Putten). De VVD-Eerste Kamerfractie zegde in 1962 het vertrouwen in de (geestverwante) minister op, maar dat had verder geen gevolgen. De Tweede Kamer stelde een parlementair onderzoek26 in.

Volkshuisvesting en Bouwnijverheid27

  • - 
    Eerste Nota Ruimtelijke Ordening

    In de (Eerste) Nota over de Ruimtelijke Ordening, werd de gedachte van het Groene Hart ontvouwd: de verstedelijking diende plaats te vinden in de Randstad, maar in de kern daarvan moest een open gebied blijven bestaan. Aangekondigd werd dat in Zoetermeer veel woningen zouden komen om de bevolkingsgroei van Den Haag op te vangen.

Verkeer en Waterstaat28

  • - 
    Uitbreiding en modernisering infrastructuur

    Het aantal rijkswegen werd sterk uitgebreid en Schiphol werd gemoderniseerd. Bij Amsterdam werd de IJ-tunnel aangelegd.

Landbouw en Visserij29

  • - 
    Europees landbouwbeleid

    Per 30 juli 1962 trad het gemeenschappelijk Europese landbouwbeleid in werking, waardoor er op den duur één buitentarief zou komen voor landbouwproducten.

Sociale Zaken en Volksgezondheid30

  • - 
    Nieuw loonvormingsysteem

    In januari 1963 trad na een wijziging van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen een nieuw systeem van loonvorming in werking. De Stichting van de Arbeid kreeg de bevoegdheid collectieve arbeidsovereenkomsten goed te keuren.

Maatschappelijk Werk31

  • - 
    Bejaardenoorden

    De Wet op de bejaardenoorden regelde de bouw en exploitatie van woonvoorzieningen voor ouderen.

  • - 
    Uitbreiding verzorgingsstaat

    Minister Klompé bracht de Algemene Bijstandswet tot stand. Ook kwam een Kinderbijslagwet en een premiespaarregeling voor werknemers.

10.

Bijzonderheden

Aardgas

Het economisch tij werd in de tweede helft van de kabinetsperiode gunstig beïnvloed door de ontdekking van aardgas in Groningen (de eerste melding daarvan was in september 1959).

Minister De Pous bracht de Nota inzake het aardgas uit. Daarin werd de oprichting van de Nederlandse Gasunie aangekondigd. De winning van aardgas werd in handen gebracht van de Staatsmijnen, Shell en Esso, waarbij het gewonnen aardgas verkocht wordt aan de Gasunie. De minister van Economische Zaken kon prijzen en tarieven goedkeuren en kan bepalen voor welke doeleinden het gas zou worden ingezet. De Nederlandse Gasunie moest de gehele gasvoorziening in Nederland gaan verzorgen.

Nederlands Nieuw-Guinea

Onder buitenlandse druk moest het kabinet in 1962 toestemmen met de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië onder VN-toezicht. Eerder waren er in en rond Nieuw-Guinea diverse gewapende schermutselingen. Het parlement stemde in augustus/september 1962 in met het verdrag dat de overdracht regelde.

11.

Troonredes

Vier keer stelde het kabinet-De Quay de troonrede op. In deze troonredes kreeg vooral de kwestie-Nieuw Guinea veel aandacht. Ook werd er ingegaan op de Benelux-samenwerking en de gunstige economische ontwikkelingen.

  • 15 september 1959
  • 20 september 1960
  • 19 september 1961
  • 18 september 1962

12.

Einde van het kabinet

Nadat een kabinetscrisis eind 1960 was afgewend zat het kabinet-De Quay zijn hele termijn uit. Vanaf de Tweede Kamerverkiezingen32 van 15 mei 1963 werd het kabinet demissionair. 70 dagen later, op 24 juli 1963 werd het opgevolgd door het kabinet-Marijnen10.

 

Meer over

  • Kabinetten 1958-1966 / Tijdvak Welvaartsstaat33
  • Kabinetten 1945-heden34
 

  • 1. 
    Om een indeling van de politieke partijen in Nederland te maken worden meestal de termen 'links' en 'rechts' gehanteerd. Als aanvulling op (en in mindere mate alternatief voor) deze indeling worden de termen 'progressief' en 'conservatief' vaak gebruikt. De gronden waarop die indeling wordt gemaakt en dus ook de indeling zelf staan echter vaak ter discussie.
     
  • 2. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 3. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 4. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 5. 
    De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
     
  • 6. 
    Op 12 maart 1959 waren er vervroegde Tweede Kamerverkiezingen. Deze verkiezingen waren nodig na de val van het kabinet-Drees III. Omdat de PvdA bij deze vervroegde Tweede Kamerverkiezingen twee zetels verloor, werd de KVP met 49 zetels de grootste partij. Grote stijger was de VVD met zes zetels, die daarmee voor het eerst de derde partij van het land werd. De communisten leden een zware nederlaag. Nieuwkomer was de PSP met twee zetels. De PvdA koos voor de oppositie en KVP, VVD, ARP en CHU vormden het kabinet De Quay.
     
  • 7. 
    Het kabinet Beel II was een overgangskabinet met als voornaamste taak de Tweede Kamer te ontbinden en Tweede Kamerverkiezingen uit te schrijven voor 1959. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Drees IV en bestond uit ministers van de KVP, ARP en CHU.
     
  • 8. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 9. 
    Katholieke hoogleraar psychologie, die tussen 1959 en 1963 het eerste naoorlogse kabinet zonder socialisten leidde. Kreeg in 1940 landelijke bekendheid als leider van de (omstreden) Nederlandse Unie. Werd aan het einde van de oorlog minister van Oorlog en daarna Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Bevorderde in laatstgenoemde functie de industrialisatie van die provincie. Na een moeizame formatie in 1959 leider van een confessioneel-liberaal kabinet. Verklaarde nadien bij meerdere gelegenheden premier 'tegen wil en dank' te zijn. Was wel een goed teamleider en werd tamelijk populair. Keerde in 1963 desondanks niet terug als premier. Wilde slechts vicepremier onder Zijlstra worden, maar de KVP gaf de voorkeur aan een katholieke premier. Werd in 1963 wel Eerste Kamerlid, maar zag daar af van het fractievoorzitterschap. Vicepremier en minister van Verkeer in het interimkabinet-Zijlstra. Regent met oog voor persoonlijke verhoudingen.
     
  • 10. 
    Het centrumrechtse kabinet-Marijnen was als voortzetting van het kabinet-De Quay te beschouwen. De coalitie van KVP, ARP, CHU en VVD behield na de Tweede Kamerverkiezingen van 1963 zijn meerderheid. Minister-president namens de KVP werd echter niet Jan de Quay, maar Victor Marijnen - in het vorige kabinet minister van Landbouw en Visserij.
     
  • 11. 
    Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
     
  • 12. 
    Het regeringsprogramma van 1959 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, VVD, ARP en CHU en vormde de basis voor het kabinet-De Quay. Centraal stond het verlaten van de geleide loonpolitiek met algemene welvaartsronde en in plaats daarvan een gedifferentieerd loonbeleid voeren met verschillen per bedrijfstak in de verhoging van lonen en de verbetering van arbeidsvoorwaarden.
     
  • 13. 
    Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
     
  • 14. 
    Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de Koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
     
  • 15. 
    De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
     
  • 16. 
    Vooraanstaand antirevolutionair, lid van de Eerste Kamer. Was in 1956 reeds informateur geweest. Zou later in kabinet-Den Uyl minister van Binnenlandse Zaken worden.
     
  • 17. 
    In 1956 de eerste vrouwelijke minister van ons land. Doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Was aanvankelijk docente scheikunde en op dat terrein gepromoveerd. Actief in het verzet als koerierster en in 1944-1945 organisator van hulpverlening. Vertrouwelinge van Romme em als Tweede Kamerlid buitenland-woordvoerder van haar fractie met belangstelling voor de Europese samenwerking. Volgde in 1956 Van Thiel op als minister van Maatschappelijk Werk. Bracht in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Loodste in 1966 als minister van Cultuur de Omroepwet door het parlement. Was in het kabinet-De Jong de enige vertegenwoordigster van de linkervleugel van de KVP. Vrouw met veel gezag in het parlement, die door haar mannelijke collega's vaak vriendschappelijk werd geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoerde. Kwam soms wat hautain en belerend over, mede door haar deftige spreektrant. Werd in 1971 als eerste vrouw minister van staat.
     
  • 18. 
    Krachtdadig KVP-minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid die belangrijke wetgeving tot stand bracht, zoals de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet, de Wet sociaal minimum, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid en de Wet Werkloosheidsvoorziening. Was na leraar, ambtenaar en raadslid te zijn geweest als 31-jarige al staatssecretaris van Economische Zaken. Bracht in die functie de eerste Middenstandsnota uit. In 1961 volgde hij de zwakke minister Van Rooy op en loodste hij direct bekwaam de Kinderbijslag door het parlement. Had goede banden met de vakbeweging, maar weinig vrienden in de kabinetten waarvan hij deel uitmaakte. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Zeer bekwame wetgever, maar ook een onbehouwen doordouwer in discussies en regelmatig het middelpunt van kabinetsruzies.
     
  • 19. 
    1959
    - De Algemene Wet inzake rijksbelastingen, die regels bevat over de aangifte, de aanslagregeling, de navordering, de rechtsmiddelen, de termijnen, de verplichtingen tot het verstrekken van inlichtingen en de inzage in boeken en bescheiden, alsmede het recht van toegang tot gebouwen en gronden.1960
    - Instelling van een Benelux-Economische Unie.
     
  • 20. 
    Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft als taak de voorbereiding, de coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid.
     
  • 21. 
    Dit ministerie werd in 1813 ingesteld en hield zich bezig met rechtshandhaving (waaronder criminaliteitsbestrijding) en met het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving. Het ministerie was belast met wetgeving op het gebied van straf-, privaatrecht en bestuursrecht, administratief recht, vreemdelingenzaken, rechtshulp, jeugdbescherming en delinquentenzorg.
     
  • 22. 
    Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zorg voor het goed functioneren van het openbaar bestuur van ons land. De hoofdtaken zijn het bevorderen van de democratische rechtstaat, slagvaardig bestuur, zorg voor betaalbare woningen en een goede leefomgeving. Sinds 2017 behoort ook de ruimtelijke ontwikkeling tot het taakveld. Met Koninkrijksrelaties worden de relaties tussen de vier landen van het Koninkrijk bedoeld, namelijk Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
     
  • 23. 
    Dit ministerie werd in 1918 door het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I ingesteld. Het kreeg de zorg voor het gehele onderwijs, voor het wetenschapsbeleid en voor cultuur (inclusief archieven en monumenten). Daartoe behoorde na 1946 ook de zorg voor de omroep (radio en televisie) en pers alsmede voor culturele vorming, jeugdwerk, natuurbescherming en sport, lichamelijke opvoeding en recreatie.
     
  • 24. 
    Dit ministerie speelt een centrale rol bij het vertalen van het algemeen regeringsbeleid in financieel beleid. Daarnaast coördineert het de openbare uitgaven en zorgt het ministerie voor de inning van de belastinggelden. Het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de financiën van lagere overheden als provincies en gemeenten. Het monetaire beleid is eveneens een zorg van dit ministerie. Het ministerie behartigt de Nederlandse, financiële belangen in Europa en de rest van de wereld.
     
  • 25. 
    Het ministerie van Defensie draagt de zorg voor het goed functioneren van de krijgsmacht van ons land. De krijgsmacht dient ter verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Daarnaast dient de krijgsmacht ter handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde.
     
  • 26. 
    In 1962-1963 onderzocht een Kamercommissie de gang van zaken rond het ontslag van Defensie-ambtenaar Van der Putten en de wijze waarop minister van Defensie Visser dat ontslag had afgehandeld. Van der Putten werd vanwege kritiek op een aantal hoge militairen bij de landmacht eind 1961 ontslagen door de minister. Door het ambtenarengerecht werd Van der Putten tot twee keer toe in het gelijk gesteld toen hij daartegen in beroep ging, maar Visser weigerde hem te rehabiliteren.
     
  • 27. 
    Dit ministerie was belast met de zorg voor de volkshuisvesting en de stadsvernieuwing, de verbetering van de kwaliteit van onze woon- en leefomgeving (milieu) en de ruimtelijke inrichting. In de periode 2007-2010 hield een projectminister zich bezig met wonen, wijken en integratie.
     
  • 28. 
    Dit ministerie had de zorg voor het vervoer en het verkeer te land, te water en in de lucht. Voorts was het verantwoordelijk voor de beveiliging van het land tegen het water en voor de waterhuishouding. Per 14 oktober 2010 gingen de taken van het departement over naar het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu.
     
  • 29. 
    Dit was in 1935-1937, 1940-1944 en 1959-1989 de naam van het ministerie. In 1945-1959 was de naam 'Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening'. De naam werd bij de formatie van het kabinet-Lubbers III gewijzigd in Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het ministerie had in 1982 al de verantwoordelijkheid gekregen voor het natuurbeleid.
     
  • 30. 
    Sociale Zaken en Volksgezondheiid was sinds 1951 de naam van het in 1933 ingestelde ministerie van Sociale Zaken. Het ministerie had de zorg voor de sociale zekerheid, sociale bijstand, arbeidsverhoudingen, arbeidsbescherming, arbeidsvoorwaarden, werkgelegenheid, arbeidsvoorziening, emigratie en de volksgezondheid. In 1971 ging Volksgezondheid over naar een nieuw ministerie en werd de naam opnieuw Sociale Zaken.
     
  • 31. 
    Dit ministerie werd in 1952 ingesteld bij de formatie van het derde kabinet-Drees. Het kreeg de zorg voor de Armenwet, maatschappelijke dienstverlening (gezinszorg, internaten, opbouwwerk, woonwagenbewoners, zorg voor onmaatschappelijken) en de opvang van Molukkers en repatrianten uit Indonesië. Het ministerie werd ook verantwoordelijk voor de Algemene Bijstandswet, die in 1963 tot stand kwam.
     
  • 32. 
    Op 15 mei 1963 waren er reguliere Tweede Kamerverkiezingen. Er lagen ook enkele grondwetsvoorstellen voor. Winnaars waren de KVP, die 50 zetels behaalde en nieuwkomer Boerenpartij, die onder leiding van 'boer' Koekoek drie zetels kreeg. Kleine winst was er verder voor CPN en PSP, terwijl de PvdA juist verloor.
     
  • 33. 
    In deze periode wordt verder gewerkt aan uitbouw van de welvaartstaat. Er komen nieuwe regelingen voor kinderbijslag en arbeidsongeschiktheid, er wordt een sociaal minimum ingevoerd, de Algemene Bijstandswet vervangt de Armenwet en de vrije zaterdag wordt ingevoerd. Ook de lonen gaan, mede onder druk van krapte op de arbeidsmarkt, omhoog. De welvaartsstijging is mede te danken aan grote aardgasvondsten. Keerzijde van de welvaart zijn toenemende milieuvervuiling en een steeds verdere verstedelijking.
     
  • 34. 
    Nederland heeft sinds 1945 tientallen verschillende kabinetten gehad. Drees en Balkenende leidden vier kabinetten, terwijl Lubbers twaalf jaar minister-president was. Mark Rutte was dat van 2010 tot en met 2024 en ook hij leidde vier kabinetten.