Kabinet-Cals (1965-1966)

Met dank overgenomen van Parlement.com.
Staand v.l.n.r.: Einaar, Den Uyl, Bot, Bogaers, Veldkamp, Diepenhorst, De Haseth, Suurhoff, Vrolijk en Middelburg (secretaris). Zitttend v.l.n.r.: Samkalden, Luns, Vondeling, Cals, Biesheuvel, Smallenbroek en De Jong.
© Beeldbank Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Einaar, Den Uyl, Bot, Bogaers, Veldkamp, Diepenhorst, De Haseth, Suurhoff, Vrolijk en Middelburg (secretaris). Zitttend v.l.n.r.: Samkalden, Luns, Vondeling, Cals, Biesheuvel, Smallenbroek en De Jong.

Dit centrumlinkse1 kabinet van KVP2, PvdA3 en ARP4 was het eerste sinds 1958 met de sociaaldemocraten. Minister-president was KVP-leider Jo Cals5. Zijn kabinet volgde het kabinet-Marijnen6 op, zonder dat er tussendoor verkiezingen werden gehouden. Het kabinet-Cals stond bekend als 'kabinet van sterke mannen' en had bij zijn aantreden op 14 april 1965 veel ambities.

Onrust in de samenleving en scepsis over het politieke bestel kenmerkten deze kabinetsperiode. Het huwelijk van prinses Beatrix met de Duitser Claus von Amsberg riep in sommige kringen verzet op. Een lichte recessie en tegenvallende financiën bemoeilijkten de uitvoering van het regeringsprogramma.

Ondanks de verwachting na de verkiezingen van 1967 nog vier jaar te kunnen doorregeren, kwam het kabinet in de roemruchte Nacht van Schmelzer7 voortijdig ten val. Het kabinet werd op 15 oktober 1966 demissionair. Op 22 november 1966 trad het kabinet-Zijlstra8 aan als opvolger.

Inhoudsopgave

  1. Formatie, regeerakkoord en regeringsverklaring
  2. Data en zittingsduur
  3. Samenstelling kabinet
  4. Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet
  5. Zetelverdeling in parlement en kabinet
  6. Financieel-economisch beleid
  7. Wetgeving
  8. Beleid per departement
  9. Bijzonderheden
  10. Troonredes
  11. Einde van het kabinet

1.

Formatie, regeerakkoord en regeringsverklaring

Formatie

Na de crisis over de omroepkwestie9 benoemde koningin Juliana KVP2-fractievoorzitter Norbert Schmelzer10 tot informateur. Hij moest kijken of herstel van de coalitie mogelijk was. Schmelzer concludeerde dat het geschil tussen de coalitiepartijen over de omroep niet was op te lossen.

  • meer informatie

Regeerakkoord en regeringsverklaring

Op 4 april 1965 kwamen de onderhandelende partijen tot een ambitieus en progressief regeerakkoord11. Op 27 april legde minister-president Cals de regeringsverklaring.

2.

Data en zittingsduur

datum

wat

tot en met

dagen

14 april 1965

Beëdiging12 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet

13 oktober 1966

549

15 oktober 1966

Ontslag gevraagd, kabinet demissionair13

22 november 1966

39

 

Totale zittingsduur14 kabinet

 

588

3.

Samenstelling kabinet

Minister-president
Mr. J.M.L.Th. Cals (KVP)

Viceminister-president
Mr. B.W. Biesheuvel (ARP)
Dr. A. Vondeling (PvdA)

Algemene Zaken
minister: Mr. J.M.L.Th. Cals (KVP)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.M.A.H. Luns (KVP)
staatssecretaris: Mr. L. de Block (KVP)
staatssecretaris: Mr. M. van der Stoel (PvdA) (22 juli 1965 - 22 november 1966)

minister voor Hulp aan ontwikkelingslanden
minister: Mr. Th.H. Bot (KVP)

Justitie
minister: Dr. I. Samkalden (PvdA)

Binnenlandse Zaken
minister: J. Smallenbroek (ARP) (14 april 1965 - 1 september 1966)
minister a.i.: Dr. I. Samkalden (PvdA) (31 augustus 1966 - 5 september 1966)
minister: Mr. P.J. Verdam (ARP) (5 september 1966 - 22 november 1966)
staatssecretaris: Drs. Th.J. Westerhout (PvdA) (12 juli 1965 - 22 november 1966)

Onderwijs en Wetenschappen
minister: Dr. I.A. Diepenhorst (ARP)
staatssecretaris: Mr. J.H. Grosheide (ARP)

Financiën
minister: Dr. A. Vondeling (PvdA)
staatssecretaris: Dr. W.L.G.S. Hoefnagels (KVP) (31 mei 1965 - 22 november 1966)

Defensie
minister: P.J.S. de Jong (KVP)
staatssecretaris: A. van Es (ARP)
staatssecretaris: G.H.J.M. Peijnenburg (Partijloos) (13 mei 1965 - 22 november 1966)
staatssecretaris: J.J.F. Borghouts (KVP) (12 juli 1965 - 5 februari 1966)
staatssecretaris: H. Schaper (Partijloos) (22 juni 1966 - 22 november 1966)

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
minister: Drs. P.C.W.M. Bogaers (KVP)

Verkeer en Waterstaat
minister: J.G. Suurhoff (PvdA)
staatssecretaris: Ir. S.A. Posthumus (PvdA) (4 mei 1965 - 22 november 1966)

Economische Zaken
minister: Drs. J.M. den Uyl (PvdA)
staatssecretaris: Drs. J.A. Bakker (ARP)

Landbouw en Visserij
minister: Mr. B.W. Biesheuvel (ARP)

Sociale Zaken en Volksgezondheid
minister: Dr. G.M.J. Veldkamp (KVP)
staatssecretaris: Dr. A.J.H. Bartels (KVP)
staatssecretaris: Dr. J.F.G.M. de Meijer (KVP)

Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
minister: Mr. M. Vrolijk (PvdA)
staatssecretaris: C. Egas (PvdA) (10 mei 1965 - 22 november 1966)

'de West'
minister: Mr. B.W. Biesheuvel (ARP)

4.

Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet

De samenstelling van het kabinet wijzigde twee keer. Eén keer trad er een nieuwe staatssecretaris aan en één keer een nieuwe minister.

  • - 
    Borghouts werd opgevolgd door Schaper als staatssecretaris voor Luchtmacht

    De staatssecretaris voor Luchtmacht, Borghouts, overleed in februari 1966. De partijloze luchtmachtofficier Schaper werd tot zijn opvolger benoemd.

  • - 
    Smallenbroek werd opgevolgd door Verdam als minister van Binnenlandse Zaken

    Minister Smallenbroek van Binnenlandse Zaken besloot in augustus 1966 op te stappen, nadat hij betrokken was geweest bij een verkeersovertreding. Tijdens een nachtelijke rit had hij onder invloed een geparkeerde auto beschadigd en dit pas de volgende dag bij de politie gemeld. Prof. Verdam, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, volgde hem op.

5.

Zetelverdeling in parlement en kabinet

De drie regeringspartijen beschikten samen over een ruime meerderheid in beide Kamers. De meerderheid in de Eerste Kamer bleef ook na de Eerste Kamerverkiezingen van 1966 behouden. Er vonden in deze kabinetsperiode geen afsplitsingen van de Tweede of Eerste-Kamerfracties van de regeringspartijen plaats.

 
 

KVP

PvdA

ARP

partijloos

totaal

Kabinet: ministers / (staatssecreatrissen)

6/(5)

5/(4)

3/(3)

0/(1)

14/(13)

Tweede Kamer vanaf 14 april 1965

50

43

13

-

106 (70,7%)

Eerste Kamer tot 20 september 1966

26

25

7

-

58 (77,3%)

Eerste Kamer vanaf 20 september 1966

25

22

7

-

54 (72%)

6.

Financieel-economisch beleid

Het kabinet-Cals regeerde ongeveer anderhalf jaar, en had dus niet veel tijd om eigen beleid te voeren. Minister Veldkamp15 (Sociale Zaken en Volksgezondheid) ging in deze kabinetsperiode verder met het voorbereiden van de Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO) en startte de voorbereidingen voor invoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het kabinet viel tijdens de Nacht van Schmelzer7 over het begrotingsbeleid.

  • meer informatie

7.

Wetgeving

  • Overzicht belangrijkste wetgeving kabinet-Cals (1965-1966)16

8.

Beleid per departement

Het kabinet kreeg te maken met een lagere economische groei en met hogere inflatie. De werkloosheid steeg ten gevolge van bedrijfssluitingen van grotere bedrijven. De toegenomen welvaart maakte echter wel verdere uitbouw van de socialeverzorgingsstaat mogelijk. Het kabinet verhoogde de uitgaven, onder andere voor de bouw van sporthallen, aanleg van wegen, woningbouw en herstructurering van de economie. Door een lichte economische recessie moesten de plannen worden bijgesteld.

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening17

  • - 
    Tweede Nota ruimtelijke ordening

    In 1966 verscheen de Tweede Nota inzake de Ruimtelijke Ordening. Daarin werd ervan uitgegaan dat er in Nederland in 2000 ca. 20 miljoen inwoners zouden zijn. Uitgangspunt voor het beleid om die bevolkingsgroei op te vangen werd de 'gebundelde deconcentratie', wat inhield dat er buiten de grote steden groeikernen werden aangewezen, zoals Zoetermeer en Purmerend.

    Tussen stedelijke gebieden moesten groene bufferzones blijven bestaan. Verstedelijking moest plaatsvinden aan de buitenranden van de Randstad, waardoor het Groene Hart 'groen' zou kunnen blijven. Om de groei van het autoverkeer op te vangen, moest de capaciteit van het wegennet vervijfvoudigd worden.

    In de nota was ook gedacht aan openbaar vervoer, recreatie, zoetwatervoorziening en de bestuurlijke organisatie (stadsgewesten).

Economische Zaken18

  • - 
    Mijnsluiting

    In een nota kondigde het kabinet in december 1965 de geleidelijke sluiting van de steenkolenmijnen in Zuid-Limburg aan. De nota bevatte, naast een mijnsluitingsprogramma, een pakket van steunmaatregelen voor mijnondernemingen die met het oog op de werkgelegenheid de productie zouden voortzetten en maatregelen om industrievestiging in het herstructureringsgebied te stimuleren. Er zouden in het sociale vlak voorzieningen getroffen voor mijnwerkers die hun arbeidsplaats verloren zagen gaan en nieuw werk moesten vinden.

Sociale Zaken en Volksgezondheid19

  • - 
    Invoering WAO

    De belangrijkste wet die het kabinet tot stand bracht, was de Wet op de arbeidsongeschiktheid (WAO) in 1966.

  • - 
    Tegengaan loonstijging

    In mei 1966 nam het kabinet maatregelen om te sterke stijging van lonen (boven de zeven procent) en prijzen tegen te gaan om een inflatiespiraal te voorkomen.

9.

Bijzonderheden

Maatschappelijke onrust

Met name in Amsterdam zorgden Provo's en happenings in 1966 voor toenemende onrust. De kritiek op het politieke bestel kreeg vorm door de groei van de Boerenpartij20, de oprichting van D'66 en de opkomst van Nieuw Links21. Ook een opstand van bouwvakkers over vakantiebonnen, in juli 1966, veroorzaakte in de hoofdstad grote gezagsproblemen.

Huwelijk kroonprinses Beatrix

Het voorgenomen huwelijk van kroonprinses Beatrix22 met de Duitser Claus von Amsberg leidde tot discussie, waarbij met name de PvdA-achterban bezwaren uitte. Een aantal leden deed dit per brief23 aan PvdA-fractievoorzitter Nederhorst24. De Staten-Generaal25 stemde niettemin in met het huwelijk. Op de dag van het huwelijk, 10 maart 1966, waren er in Amsterdam rellen.

10.

Troonredes

Twee keer droeg Koningin Juliana26 een troonrede van het kabinet-Cals voor. De troonrede van 1965 blikte terug op het herstel twintig jaar na de Bevrijding en ging in op de uitdagingen waar de welvaartsstaat voor stond. In 1966 was er vooral aandacht voor de internationale spanningen tussen Oost en West.

  • 21 september 1965
  • 20 september 1966

11.

Einde van het kabinet

Kabinetscrisis 1966: de Nacht van Schmelzer

Nacht van Schmelzer
© Beeldbank Nationaal Archief
v.l.n.r.: Luns, Vondeling, Cals en Verdam. Op de achtergrond: de staatssecretarissen De Block, Grosheide, Schaper, Van Es en Bakker.

Het slot van de algemene beschouwingen27 over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer10 ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.

  • meer informatie
 

Meer over

  • Kabinetten 1958-1966 / Tijdvak Welvaartsstaat28
  • Kabinetten 1945-heden
 

  • 1. 
    Om een indeling van de politieke partijen in Nederland te maken worden meestal de termen 'links' en 'rechts' gehanteerd. Als aanvulling op (en in mindere mate alternatief voor) deze indeling worden de termen 'progressief' en 'conservatief' vaak gebruikt. De gronden waarop die indeling wordt gemaakt en dus ook de indeling zelf staan echter vaak ter discussie.
     
  • 2. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 3. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 4. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 5. 
    Onderwijsminister en KVP-politicus, die korte tijd minister-president was. Begon zijn loopbaan als advocaat. Na twee jaar lidmaatschap van de Tweede Kamer staatssecretaris van jeugd en cultuur (en omroep). Tijdens zijn langdurige ministerschap van onderwijs (1952-1963) bracht hij vele wetten tot stand, onder andere over het kleuteronderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Was vooral de man van de 'Mammoetwet', een wet tot regeling van het gehele voortgezet onderwijs. Verdedigde dit omvangrijke voorstel in een urendurend betoog. Het in 1965 door hem gevormde ambitieuze kabinet viel in de Nacht van Schmelzer. Hij leidde daarna met Donner een staatscommissie over staatkundige vernieuwing. Gewiekst politicus en debater, die als 'beste jongetje van de klas' ook wel weerstanden opriep. Behoorde in de KVP tot de linkervleugel, maar bleef wel zijn partij trouw. Had een enorme werklust wat ten koste ging van zijn gezondheid.
     
  • 6. 
    Het centrumrechtse kabinet-Marijnen was als voortzetting van het kabinet-De Quay te beschouwen. De coalitie van KVP, ARP, CHU en VVD behield na de Tweede Kamerverkiezingen van 1963 zijn meerderheid. Minister-president namens de KVP werd echter niet Jan de Quay, maar Victor Marijnen - in het vorige kabinet minister van Landbouw en Visserij.
     
  • 7. 
    Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
     
  • 8. 
    Dit kabinet van KVP en ARP was een overgangskabinet. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Cals. Minister-president Zijlstra was afkomstig uit de ARP. Het kabinet trad aan op 22 november 1966.
     
  • 9. 
    Op 27 februari 1965 kwam er een voortijdig einde aan het in 1963 gevormde kabinet-Marijnen. De exacte geschilpunten bleven duister, maar duidelijk was wel dat de ministers in het kabinetsberaad geen overeenstemming hadden kunnen bereiken over het omroepbeleid. De vragen die daarbij speelden, waren: op grond van welke criteria moeten nieuwe omroeporganisaties worden toegelaten, en hoe moet het met reclame op de televisie.
     
  • 10. 
    Leider van de KVP in de jaren zestig, toentertijd de grootste partij. Pragmatische christendemocraat, die na een ambtelijke loopbaan snel carrière maakte in de politiek, mede dankzij de steun van KVP-voorman Romme. Werd na staatssecretariaten in de kabinetten-Drees, -Beel en -De Quay eind 1963 fractievoorzitter. Speelde als zodanig een hoofdrol in de naar hem genoemde 'Nacht'. Een door hem ingediende motie leidde toen (14 oktober 1966) tot de val van het door zijn partijgenoot Cals geleide kabinet. Leidde daarna nog tot 1971 zijn partij en werd vervolgens minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Biesheuvel. Charmante, hoffelijke man, die echter evenzeer als behendig machtspoliticus werd gezien. Door de cabaretier Wim Kan werd hij vanwege zijn rol bij de kabinetscrisis van 1966 omschreven als 'een (gladde) teckel met een vette kluif in zijn bek'.
     
  • 11. 
    Het regeerakkoord van 1965 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, PvdA, ARP en vormde de basis voor het kabinet-Cals. Centraal stonden verhoogde uitgaven, voornamelijk wat betreft investeringen in bijvoorbeeld onderwijs, infrastructuur, recreatievoorzieningen en economische activiteiten.
     
  • 12. 
    Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
     
  • 13. 
    Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de Koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
     
  • 14. 
    De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
     
  • 15. 
    Krachtdadig KVP-minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid die belangrijke wetgeving tot stand bracht, zoals de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet, de Wet sociaal minimum, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid en de Wet Werkloosheidsvoorziening. Was na leraar, ambtenaar en raadslid te zijn geweest als 31-jarige al staatssecretaris van Economische Zaken. Bracht in die functie de eerste Middenstandsnota uit. In 1961 volgde hij de zwakke minister Van Rooy op en loodste hij direct bekwaam de Kinderbijslag door het parlement. Had goede banden met de vakbeweging, maar weinig vrienden in de kabinetten waarvan hij deel uitmaakte. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Zeer bekwame wetgever, maar ook een onbehouwen doordouwer in discussies en regelmatig het middelpunt van kabinetsruzies.
     
  • 16. 
    1965
    - Wijziging van de Kieswet en de Gemeentewet, waarbij, overeenkomstig de herziene Grondwet, de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van 23 naar 21 jaar werd geregeld. Tevens wordt het stemmen bij volmacht verruimd en wordt de mogelijkheid om machinaal te stemmen geïntroduceerd. Voor deelname aan de Staten- en gemeenteraadsverkiezingen wordt een waarborgsom ingevoerd voor nog niet-vertegenwoordigde partijen.
     
  • 17. 
    Dit ministerie was belast met de zorg voor de volkshuisvesting en de stadsvernieuwing, de verbetering van de kwaliteit van onze woon- en leefomgeving (milieu) en de ruimtelijke inrichting. In de periode 2007-2010 hield een projectminister zich bezig met wonen, wijken en integratie.
     
  • 18. 
    Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor de bevordering van een evenwichtige economische groei, voor de ordening van het economisch leven, voor digitale economie en infrastructuur, voor het midden- en kleinbedrijf, telecom en post en voor consumentenbeleid. Het ministerie bestond tussen 1937-1940 en 1948-2017, maar had soms een andere naam. In 2010-2012 was de naam bijvoorbeeld 'Economische Zaken, Landbouw en Innovatie'.
     
  • 19. 
    Sociale Zaken en Volksgezondheiid was sinds 1951 de naam van het in 1933 ingestelde ministerie van Sociale Zaken. Het ministerie had de zorg voor de sociale zekerheid, sociale bijstand, arbeidsverhoudingen, arbeidsbescherming, arbeidsvoorwaarden, werkgelegenheid, arbeidsvoorziening, emigratie en de volksgezondheid. In 1971 ging Volksgezondheid over naar een nieuw ministerie en werd de naam opnieuw Sociale Zaken.
     
  • 20. 
    De Boerenpartij was een conservatief-liberale belangen- en protestpartij. De partij werd opgericht in 1958 als voortzetting van de 'Vrije Boeren', een organisatie die zich tegen overheidsregulering van de landbouw via publiekrechtelijke organisaties verzette. In 1981 werd de partij hernoemd tot Rechtse Volkspartij (RVP), die na 1982 echter in de vergetelheid raakte.
     
  • 21. 
    In 1965 ontstond onder de naam 'Nieuw Links' een vernieuwingsbeweging in de PvdA. Deze groep vernieuwers streefde naar verbetering van de interne partijdemocratie en wilde door een radicaler programma de duidelijkheid in de politiek vergroten.
     
  • 22. 
    Prinses Beatrix was tot zij op 30 april 2013 abdiceerde ten gunste van haar zoon Willem-Alexander regerend vorstin. Als zodanig trad zij op 30 april 1980 aan. Prinses Beatrix is de oudste dochter van koningin Juliana en prins Bernhard. Zij studeerde rechten in Leiden en heeft speciale belangstelling voor het gehandicaptenbeleid en voor cultuur. In 1966 huwde zij met Claus von Amsberg, die in 2002 overleed. Zij kregen drie zonen, van wie de middelste, prins Friso, in 2013 is gestorven. Door haar met grote plichtsbetrachting, waardigheid en betrokkenheid uitgeoefende koningschap verwierf zij veel aanzien en waardering. In 1996 ontving zij de Karlsprijs en in 2005 kreeg zij een eredoctoraat aan de Leidse Universiteit.
     
  • 23. 
    Was de PvdA bij het debat over de verloving van prinses Irene tevreden uit de strijd te voorschijn getreden, bij de discussie over het verlenen van parlementaire toestemming op het voorgenomen huwelijk van prinses Beatrix raakte zij in de knel. Zij was inmiddels regeringspartij geworden. Bij haar aanhang groeide ontstemming over de houding van het kabinet-Cals-Vondeling.
     
  • 24. 
    PvdA-politicus en 'Europeaan' van het eerste uur. Idealistisch socialist, die in 1934 als jong econoom meewerkte aan het Plan van de Arbeid van SDAP en NVV. Als Tweede Kamerlid voor de PvdA jarenlang de constructieve opponent van minister Zijlstra. Was tijdens het kabinet-Cals fractievoorzitter. Verwekte opschudding met een veelvuldig verspreide brief over het huwelijk van prinses Beatrix. Toen Den Uyl hem was opgevolgd als fractievoorzitter weer 'gewoon' Tweede Kamerlid en ondervoorzitter van de Kamer. Stapte in 1971 over naar de Senaat, waarvan hij eveneens ondervoorzitter was. Enthousiast sportbeoefenaar.
     
  • 25. 
    Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.
     
  • 26. 
    Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
     
  • 27. 
    In de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) worden in het parlement de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid besproken. Daarbij wordt meestal veel aandacht besteed aan de overheidsfinanciën en sociaaleconomische onderwerpen. Er is zowel in de Tweede als Eerste Kamer een dergelijk debat, maar die in de Tweede Kamer heeft veel meer politieke betekenis.
     
  • 28. 
    In deze periode wordt verder gewerkt aan uitbouw van de welvaartstaat. Er komen nieuwe regelingen voor kinderbijslag en arbeidsongeschiktheid, er wordt een sociaal minimum ingevoerd, de Algemene Bijstandswet vervangt de Armenwet en de vrije zaterdag wordt ingevoerd. Ook de lonen gaan, mede onder druk van krapte op de arbeidsmarkt, omhoog. De welvaartsstijging is mede te danken aan grote aardgasvondsten. Keerzijde van de welvaart zijn toenemende milieuvervuiling en een steeds verdere verstedelijking.