Kabinet-Zijlstra (1966-1967)
Dit kabinet van KVP1 en ARP2 was een overgangskabinet. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Cals3. Minister-president Zijlstra4 was afkomstig uit de ARP. Het kabinet trad aan op 22 november 1966.
De voornaamste taken van het kabinet waren de voorbereiding van de begroting voor 1967, ontbinding van de Tweede Kamer en het uitschrijven van vervroegde Tweede Kamerverkiezingen.
De verkiezingen waren oorspronkelijk gepland voor mei 1967, maar werden na de val van het kabinet-Cals met drie maanden vervroegd. Het kabinet werd na de verkiezingen van 19675 opgevolgd door het kabinet-De Jong6.
Inhoudsopgave
Formatie
Nadat de Tweede Kamer in de Nacht van Schmelzer7 de motie-Schmelzer had aangenomen, bood het kabinet-Cals zijn ontslag aan. KVP'er Norbert Schmelzer werd vervolgens belast met de formatie. In eerste instantie probeerde hij een overgangskabinet te vormen met steun van de ARP2, de KVP1 en enkele buitenstaanders. Zijn poging mislukte, waarna Beel8, opnieuw een KVP-voorman, gevraagd werd een nieuwe informatieronde te starten. Beel schoof vervolgens ARP'er Zijlstra4 naar voren als premier, waarna de formatiepoging slaagde.
Regeerakkoord en regeringsverklaring
Omdat het kabinet-Zijlstra een overgangskabinet was kwam er geen nieuw regeerakkoord. Op 29 november 1966 legde premier Zijlstra de regeringsverklaring af.
datum |
wat |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|
22 november 1966 |
Beëdiging9 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet |
14 februari 1967 |
85 |
15 februari 1967 |
Ontslag gevraagd, kabinet demissionair10 |
4 april 1967 |
49 |
Totale zittingsduur11 kabinet |
134 |
Dr. J. Zijlstra (ARP)
Viceminister-president
Mr. B.W. Biesheuvel (ARP)
Dr. J.E. de Quay (KVP)
Algemene Zaken
minister: Dr. J. Zijlstra (ARP)
Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.M.A.H. Luns (KVP)
staatssecretaris: Mr. L. de Block (KVP)
minister voor Hulp aan ontwikkelingslanden
minister: Mr. Th.H. Bot (KVP)
Justitie
minister: Mr. A.A.M. Struycken (KVP)
Binnenlandse Zaken
minister: Mr. P.J. Verdam (ARP)
Onderwijs en Wetenschappen
minister: Dr. I.A. Diepenhorst (ARP)
staatssecretaris: Mr. J.H. Grosheide (ARP)
Financiën
minister: Dr. J. Zijlstra (ARP)
Defensie
minister: P.J.S. de Jong (KVP)
staatssecretaris: A. van Es (ARP)
staatssecretaris: G.H.J.M. Peijnenburg (Partijloos)
staatssecretaris: H. Schaper (Partijloos)
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
minister: Ir. H.B.J. Witte (KVP)
Verkeer en Waterstaat
minister: Dr. J.E. de Quay (KVP)
staatssecretaris: Mr. L. de Block (KVP)
Economische Zaken
minister: Drs. J.A. Bakker (ARP)
staatssecretaris: Drs. L.J.M. van Son (KVP) (28 november 1966 - 5 april 1967)
Landbouw en Visserij
minister: Mr. B.W. Biesheuvel (ARP)
Sociale Zaken en Volksgezondheid
minister: Dr. G.M.J. Veldkamp (KVP)
staatssecretaris: Dr. A.J.H. Bartels (KVP)
staatssecretaris: Dr. J.F.G.M. de Meijer (KVP)
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
minister: Dr. M.A.M. Klompé (KVP)
'de West'
minister: Mr. B.W. Biesheuvel (ARP)
De regeringspartijen beschikten samen niet over een meerderheid in de Tweede of Eerste Kamer. In deze kabinetsperiode vonden er geen verkiezingen voor de Eerste Kamer plaats. De verhoudingen in de senaat bleven dan ook ongewijzigd. Ook waren er bij geen van de regeringsfracties in de Tweede Kamer afsplitsingen.
KVP |
ARP |
Partijloos |
totaal |
|
---|---|---|---|---|
Kabinet: ministers / (staatssecretarissen) |
8/(5) |
6/(2) |
0/(2) |
14/(9) |
Tweede Kamer op 22 november 1966 |
50 |
13 |
- |
63 (42%) |
Eerste Kamer vanaf 22 november 1966 |
25 |
7 |
- |
32 (42,7%) |
Het kabinet-Zijlstra regeerde na de val van het kabinet-Cals3 eind 1966 en begin 1967 als overgangskabinet. Vanwege de korte zittingsduur had het kabinet-Zijlstra nauwelijks gelegenheid een eigen economisch beleid te voeren. Wel trad tijdens deze kabinetsperiode, op 1 januari 1967, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO) van minister Veldkamp12 (Sociale Zaken en Volksgezondheid) in werking. In tegenstelling tot in de oude Invaliditeitswet hoefde de arbeidsongeschiktheid nu niet meer uitsluitend veroorzaakt te zijn door de uitoefening van het beroep.
Omroepwet
Deze wet maakte toetreding van nieuwe zendgemachtigden mogelijk, stond op beperkte schaal reclame toe en leidde tot het samengaan van de NRU en de NTS in de NOS. De Omroepraad werd ingesteld. Het voorstel voor de Omroepwet was afkomstig van minister Vrolijk13 uit het kabinet-Cals3. Zijn opvolgster Marga Klompé14 slaagde erin deze belangrijke wet, ondanks verzet van de VVD en een deel van de CHU15, door het parlement te loodsen.
Het kabinet handelde de begroting voor 1967 af en nam een besluit over de winning van aardgas op de Noordzee. Vanwege toenemende werkloosheid, met name door enkele massaontslagen in de textielsector, trok het kabinet meer geld uit voor werkgelegenheidsbevordering.
Huwelijk prinses Margriet
Tijdens deze kabinetsperiode vond het huwelijk van prinses Margriet, tweede in de lijn van troonopvolging, plaats. Op 10 januari 1967 trouwde zij met mr. Pieter van Vollenhoven.
Het kabinet werd op de verkiezingsdag, 15 februari 1967, demissionair. Op 5 april 1967 trad het kabinet-De Jong6 aan als opvolger.
Meer over
- 1.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 2.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 3.Dit centrumlinkse kabinet van KVP, PvdA en ARP was het eerste sinds 1958 met de sociaaldemocraten. Minister-president was KVP-leider Jo Cals. Zijn kabinet volgde het kabinet-Marijnen op, zonder dat er tussendoor verkiezingen werden gehouden. Het kabinet-Cals stond bekend als 'kabinet van sterke mannen' en had bij zijn aantreden op 14 april 1965 veel ambities.
- 4.Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
- 5.Op 15 februari 1967 waren er vervroegde Tweede Kamerverkiezingen. Deze waren nodig na de val van het kabinet Cals. Het gevolg was een spectaculaire winst voor nieuwkomer D'66 en groei voor de Boerenpartij. De KVP bleef de grootste partij, ondanks een fors zetelverlies. Het waren de eerste verkiezingen na verlaging van de leeftijdsgrens van het actieve kiesrecht tot 21 jaar. De leeftijd om te kunnen worden gekozen, ging naar 25 jaar.
- 6.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 7.Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
- 8.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 9.Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
- 10.Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de Koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
- 11.De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
- 12.Krachtdadig KVP-minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid die belangrijke wetgeving tot stand bracht, zoals de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet, de Wet sociaal minimum, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid en de Wet Werkloosheidsvoorziening. Was na leraar, ambtenaar en raadslid te zijn geweest als 31-jarige al staatssecretaris van Economische Zaken. Bracht in die functie de eerste Middenstandsnota uit. In 1961 volgde hij de zwakke minister Van Rooy op en loodste hij direct bekwaam de Kinderbijslag door het parlement. Had goede banden met de vakbeweging, maar weinig vrienden in de kabinetten waarvan hij deel uitmaakte. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Zeer bekwame wetgever, maar ook een onbehouwen doordouwer in discussies en regelmatig het middelpunt van kabinetsruzies.
- 13.PvdA-Tweede Kamerlid, minister en bestuurder. Was parlementair journalist van Het Vrije Volk en werd in 1956 Tweede Kamerlid en in 1962 wethouder van Den Haag. Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in het kabinet-Cals. Stimuleerde de bouw van sporthallen en buurthuizen en ontwierp een wettelijke regeling voor de omroep. Na 1967 weer Tweede Kamerlid en vervolgens Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland. Relativerende sigarenroker, die 's nachts tot twee uur of nog later placht te werken. Telg uit een oud Schevenings vissersgeslacht. Geboren voorzitter die met een bassende stem zeer zorgvuldig formuleerde. Man zonder franje, die zijn hart had verpand aan de kunsten en dol was op balsporten.
- 14.In 1956 de eerste vrouwelijke minister van ons land. Doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Was aanvankelijk docente scheikunde en op dat terrein gepromoveerd. Actief in het verzet als koerierster en in 1944-1945 organisator van hulpverlening. Vertrouwelinge van Romme em als Tweede Kamerlid buitenland-woordvoerder van haar fractie met belangstelling voor de Europese samenwerking. Volgde in 1956 Van Thiel op als minister van Maatschappelijk Werk. Bracht in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Loodste in 1966 als minister van Cultuur de Omroepwet door het parlement. Was in het kabinet-De Jong de enige vertegenwoordigster van de linkervleugel van de KVP. Vrouw met veel gezag in het parlement, die door haar mannelijke collega's vaak vriendschappelijk werd geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoerde. Kwam soms wat hautain en belerend over, mede door haar deftige spreektrant. Werd in 1971 als eerste vrouw minister van staat.
- 15.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 16.Deze periode wordt gekenmerkt door een scherpe tegenstelling tussen partijen. Met name de progressieve partijen (PvdA, D66 en PPR) vinden eind jaren zestig dat kiezers een duidelijker keuze moeten kunnen maken. Zij benadrukken daarom de verschillen met andere partijen, bepleiten directe verkiezing van de minister-president en stellen voorwaarden aan regeringsdeelname.