Hoofdstuk 3 - Institutionele bepalingen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
112: Raad van bestuur Europese Centrale Bank (ECB)
-
1.De Raad van bestuur van de ECB bestaat uit de leden van de directie van de ECB en de presidenten van de nationale centrale banken.
-
2.
-
a)De directie bestaat uit de president, de vice-president en vier andere leden.
-
b)De president, de vice-president en de overige leden van de directie worden gekozen uit personen met een erkende reputatie en beroepservaring op monetair of bancair gebied en worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders benoemd op aanbeveling van de Raad, die het Europees Parlement en de Raad van bestuur van de ECB heeft geraadpleegd.
Zij worden voor een periode van acht jaar benoemd en zijn niet herbenoembaar.
Alleen zij die de nationaliteit van één van de lidstaten bezitten, kunnen lid van de directie zijn.
-
113: Interinstitutionele bepalingen
-
1.De voorzitter van de Raad en een lid van de Commissie mogen zonder stemrecht aan de vergaderingen van de Raad van bestuur van de ECB deelnemen.
De voorzitter van de Raad kan aan de Raad van bestuur van de ECB een motie ter bespreking voorleggen.
-
2.De president van de ECB wordt uitgenodigd om aan de vergaderingen van de Raad deel te nemen wanneer deze aangelegenheden bespreekt met betrekking tot de doelstellingen en de taken van het ESCB.
-
3.De ECB stelt een jaarverslag over de werkzaamheden van het ESCB en over het monetair beleid in het afgelopen jaar en het lopende jaar op voor het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, alsmede voor de Europese Raad. De president van de ECB legt dit verslag voor aan de Raad en aan het Europees Parlement dat op die basis een algemeen debat kan houden.
De president van de ECB en de overige leden van de directie kunnen op verzoek van het Europees Parlement of op eigen initiatief worden gehoord door de bevoegde commissies van het Europees Parlement.
114: Economisch en Financieel Comité
-
1.Teneinde de coördinatie van het beleid van de lidstaten te bevorderen in de volle omvang die nodig is voor de werking van de interne markt, wordt een Monetair Comité van raadgevende aard ingesteld.
Het Monetair Comité heeft tot taak:
-
-de monetaire en financiële toestand van de lidstaten en van de Gemeenschap alsmede de algemene regeling van het betalingsverkeer van de lidstaten te volgen en terzake regelmatig aan de Raad en aan de Commissie verslag uit te brengen;
-
-hetzij op verzoek van de Raad of van de Commissie, hetzij op eigen initiatief adviezen aan deze instellingen uit te brengen;
-
-onverminderd artikel 207, bij te dragen aan de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad, bedoeld in de artikelen 59 en 60, artikel 99, leden 2, 3, 4 en 5, de artikelen 100, 102, 103 en 104, artikel 116, lid 2, artikel 117, lid 6, artikel 119, artikel 120, artikel 121, lid 2, en artikel 122, lid 1;
-
-ten minste eenmaal per jaar de toestand te onderzoeken met betrekking tot het kapitaalverkeer en de vrijheid van het betalingsverkeer, zoals deze voortvloeien uit de toepassing van dit Verdrag en van door de Raad genomen maatregelen; dit onderzoek heeft betrekking op alle maatregelen betreffende kapitaalverkeer en betalingsverkeer; het Comité brengt de Commissie en de Raad verslag uit over de resultaten van dit onderzoek.
De lidstaten en de Commissie benoemen ieder twee leden van het Monetair Comité.
-
-
2.Aan het begin van de derde fase wordt een Economisch en Financieel Comité ingesteld. Het in lid 1 bedoelde Monetair Comité wordt ontbonden.
Het Economisch en Financieel Comité heeft tot taak:
-
-hetzij op verzoek van de Raad of van de Commissie, hetzij op eigen initiatief adviezen aan deze instellingen uit te brengen;
-
-de economische en financiële toestand van de lidstaten en van de Gemeenschap te volgen en terzake regelmatig aan de Raad en aan de Commissie verslag uit te brengen, inzonderheid wat betreft de financiële betrekkingen met derde landen en internationale instellingen;
-
-onverminderd artikel 207, bij te dragen aan de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad, bedoeld in de artikelen 59 en 60, artikel 99, leden 2, 3, 4 en 5, de artikelen 100, 102, 103 en 104, artikel 105, lid 6, artikel 106, lid 2, artikel 107, leden 5 en 6, de artikelen 111 en 119, artikel 120, leden 2 en 3, artikel 122, lid 2, en artikel 123, leden 4 en 5, en andere adviserende en voorbereidende taken die de Raad aan het Comité heeft opgedragen, uit te voeren;
-
-ten minste eenmaal per jaar de toestand te onderzoeken met betrekking tot het kapitaalverkeer en de vrijheid van het betalingsverkeer, zoals deze voortvloeien uit de toepassing van dit Verdrag en van door de Raad genomen maatregelen; dit onderzoek heeft betrekking op alle maatregelen betreffende kapitaalverkeer en betalingsverkeer; het Comité brengt de Commissie en de Raad verslag uit over de resultaten van dit onderzoek.
De lidstaten, de Commissie en de ECB benoemen ieder ten hoogste twee leden van het Comité.
-
-
3.De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de ECB en het in dit artikel bedoelde Comité, nadere bepalingen betreffende de samenstelling van het Economisch en Financieel Comité vast. De voorzitter van de Raad stelt het Europees Parlement van het desbetreffende besluit in kennis.
-
4.Naast de vervulling van de in lid 2 genoemde taken volgt het Comité, indien en zolang er lidstaten zijn met een derogatie als bedoeld in de artikelen 122 en 123, de monetaire en financiële toestand en de algemene regeling van het betalingsverkeer van die lidstaten en brengt het terzake regelmatig verslag uit aan de Raad en aan de Commissie.
115: Verzoek lidstaat inzake Stabiliteitspact, wisselkoersen en toetreding tot de euro
De Raad of een lidstaat kan de Commissie verzoeken een aanbeveling of een voorstel te doen betreffende aangelegenheden die onder artikel 99, lid 4, artikel 104, met uitzondering van lid 14, de artikelen 111, 121, 122 en artikel 123, leden 4 en 5, vallen. De Commissie onderzoekt dit verzoek en legt haar conclusies onverwijld aan de Raad voor.