Artikel 111: Vaststelling wisselkoersen
-
1.In afwijking van artikel 3001 kan de Raad met eenparigheid van stemmen op aanbeveling van de ECB of van de Commissie en na raadpleging van de ECB teneinde een consensus te bereiken die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, en na raadpleging van het Europees Parlement, overeenkomstig de in lid 3 voor de vaststelling van in regelingen omschreven procedures, formele overeenkomsten sluiten over een wisselkoerssysteem voor de Ecu ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de ECB of van de Commissie en na raadpleging van de ECB teneinde een consensus te bereiken die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, de Ecu-spilkoersen binnen het wisselkoerssysteem invoeren, wijzigen of afschaffen. De voorzitter van de Raad stelt het Europees Parlement in kennis van de invoering, wijziging of afschaffing van de Ecu-spilkoers.
-
2.Bij gebreke van een wisselkoerssysteem ten opzichte van één of meer niet-Gemeenschapsvaluta's als bedoeld in lid 1, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de ECB, of op aanbeveling van de ECB, algemene oriëntaties voor het wisselkoersbeleid ten opzichte van deze valuta's vaststellen. Deze algemene oriëntaties laten het hoofddoel van het ESCB, zijnde het handhaven van de prijsstabiliteit, onverlet.
-
3.In afwijking van artikel 3001 neemt de Raad, wanneer de Gemeenschap onderhandelingen met één of meer staten of internationale organisaties moet voeren over aangelegenheden betreffende het monetaire of wisselkoersregime, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de ECB, besluiten over de regelingen voor de onderhandelingen over en de sluiting van dergelijke overeenkomsten. Deze regelingen verzekeren dat de Gemeenschap één standpunt inneemt. De Commissie wordt ten volle bij de onderhandelingen betrokken.
Overeenkomsten die in overeenstemming met dit lid worden gesloten, zijn bindend voor de instellingen van de Gemeenschap, de ECB en de lidstaten.
-
4.Onder voorbehoud van lid 1 besluit de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de ECB, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen over het standpunt van de Gemeenschap in internationale fora ten aanzien van onderwerpen die van bijzonder belang zijn voor de Economische en Monetaire Unie, en over de wijze waarop zij overeenkomstig de in de artikelen 992 en 1053 vastgelegde bevoegdheidsverdeling wordt vertegenwoordigd.
-
5.Onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschap en de overeenkomsten van de Gemeenschap ten aanzien van de Economische en Monetaire Unie, mogen de lidstaten in internationale organen onderhandelingen voeren en internationale overeenkomsten sluiten.
Artikel gewijzigd bij het Verdrag van Nice.
- 1.1. In de gevallen dat de bepalingen van dit Verdrag voorzien in het sluiten van akkoorden tussen de Gemeenschap en één of meer staten of internationale organisaties, doet de Commissie aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Commissie voert deze onderhandelingen in overleg met speciale comités, door de Raad aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het raam van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken.
- 2.1. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren het in het kader van de Raad, overeenkomstig het bepaalde in artikel 98.
- 3.1. Het hoofddoel van het ESCB is het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd het doel van prijsstabiliteit ondersteunt het ESCB het algemene economische beleid in de Gemeenschap teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 omschreven doelstellingen van de Gemeenschap. Het ESCB handelt in overeenstemming met het beginsel van een openmarkteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd, en met inachtneming van de beginselen die zijn neergelegd in artikel 4.