Tweede Deel - Doelstellingen, Werkwijzen en Bevoegdheden van de Unie - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
9: Doelstellingen
De Unie heeft tot doel;
-
-een menselijke en harmonische ontwikkeling van de samenleving te verwezenlijken die met name berust op het streven naar volledige werkgelegenheid, de geleidelijke afschaffing van het bestaande gebrek aan evenwicht tussen haar regio's, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en de wetenschappelijke en culturele vooruitgang van haar volkeren;
-
-de economie van haar volkeren in het kader van een vrije interne markt met een stabiele munteenheid, met een evenwichtige betalingsbalans en met voortdurende economische groei, zonder discriminatie tussen onderdanen of ondernemingen van de Lid-Staten, verder tot ontwikkeling te brengen door het versterken van het vermogen van de Lid-Staten, hun burgers en ondernemingen om in saamhorigheid hun structuren en activiteiten aan de economische veranderingen aan te passen;
-
-in de internationale betrekkingen de veiligheid, de vrede, de samenwerking, de ontspanning, de ontwapening en het vrije verkeer van personen en ideeën te bevorderen en de internationale betrekkingen op handels- en monetair gebied te verbeteren;
-
-bij te dragen tot de harmonische en rechtvaardige ontwikkeling van alle volkeren ter wereld, ten einde hen in staat te stellen het onderontwikkelingsstadium en de honger te boven te komen en hun politieke, economische en sociale rechten volledig uit te oefenen.
10: Werkmethoden
-
1.Om deze doelstellingen te bereiken gaat de Unie te werk volgens de methode van een gemeenschappelijk optreden of volgens die van samenwerking tussen de Lid-Staten; dit Verdrag bepaalt op welke gebieden elk van deze methoden wordt toegepast.
-
2.Onder gemeenschappelijk optreden wordt verstaan het geheel van - interne en internationale - normatieve, administratieve, financiële en gerechtelijke handelingen, alsmede programma's en aanbevelingen van de Unie die van haar instellingen uitgaan en die hetzij tot deze instellingen, hetzij tot de Lid-Staten, hetzij tot individuele burgers zijn gericht.
-
3.Onder samenwerking worden de verplichtingen verstaan die de Lid-Staten in het kader van de Europese Raad op zich nemen.
De resultaten van de samenwerking worden ten uitvoer gelegd door de Lid-Staten of door de instellingen van de Unie, op een door de Europese Raad nader vast te stellen wijze.
11: Overgang van de samenwerkingsmethode naar die van het gemeenschappelijk optreden
-
1.In de gevallen, bedoeld in de artikelen 54, lid 1, en 68, lid 2, van dit Verdrag kunnen bepaalde gebieden die onder de samenwerking tussen. de Staten vallen het voorwerp worden van een gemeenschappelijk optreden.
Op voorstel van hetzij de Commissie, hetzij de Raad van de Unie, hetzij het Parlement, dan wel een of meer Lid-Staten besluit de Europese Raad, na raadpleging van de Commissie en met de instemming van het Parlement, deze gebieden onder de exclusieve of de concurrerende bevoegdheid van de Unie te doen vallen.
-
2.Op de gebieden die onder het gemeenschappelijk optreden vallen, kan dit gemeenschappelijk optreden niet worden vervangen door de samenwerkingsmethode.
12: Bevoegdheden
-
1.Indien dit Verdrag aan de Unie een exclusieve bevoegdheid toekent, zijn alleen de instellingen van de Unie bevoegd te handelen; de nationale autoriteiten kunnen slechts handelend optreden voor zover zulks in de wetten van de Unie is bepaald.
Zolang de Unie nog geen wetten heeft uitgevaardigd, blijven de nationale bepalingen van kracht.
-
2.Indien dit Verdrag een concurrerende bevoegdheid aan de Unie toekent, handelen de Lid-Staten daar waar de Unie niet is opgetreden.
De Unie handelt slechts ter uitvoering van taken die doelmatiger gemeenschappelijk kunnen worden verricht dan door de Lid-Staten afzonderlijk en inzonderheid van die taken tot de uitvoering waarvan een optreden van de Unie vereist is, omdat zij qua omvang of qua gevolgen de nationale grenzen te buiten gaan.
De wet waarbij een gemeenschappelijk optreden op een tot dan toe nog niet door de Unie of door de Gemeenschappen betreden gebied wordt ingeleid, moet volgens de voor een organieke wet geldende procedure worden aangenomen.
13: Tenuitvoerlegging van het recht van de Unie
De Unie en de Lid-Staten werken in onderling vertrouwen samen bij de toepassing van het recht van de Unie.
De Lid-Staten treffen alle algemene of bijzondere maatregelen welke geschikt zijn om de nakoming te verzekeren van de uit dit Verdrag of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen.
Zij vergemakkelijken de vervulling van de taken van de Unie en onthouden zich van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen.