Hoofdstuk II - Overige instellingen en organen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
I-29: De Europese Centrale Bank
-
1.De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken vormen het Europees Stelsel van Centrale Banken. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de munt van de Unie, de euro, hebben aangenomen, voeren het monetair beleid van de Unie.
-
2.Het Europees Stelsel van Centrale Banken wordt geleid door de besluitvormingsorganen van de Europese Centrale Bank. Het hoofddoel van het Europees Stelsel van Centrale Banken is het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd het doel van prijsstabiliteit, ondersteunt het het algemene economische beleid in de Unie om zodoende bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie. Het voert alle andere taken van een centrale bank uit, in overeenstemming met deel III en de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.
-
3.De Europese Centrale Bank is een instelling met rechtspersoonlijkheid. Zij heeft het alleenrecht machtiging te geven tot uitgifte van de euro. Zij is onafhankelijk, zowel bij de uitvoering van haar bevoegdheden als met betrekking tot haar financieel beleid. De instellingen en organen van de Unie en de regeringen van de lidstaten verbinden zich ertoe de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank te eerbiedigen.
-
4.De Bank neemt alle maatregelen die nodig zijn om haar taken te vervullen in overeenstemming met de artikelen III-77 tot en met III-83 en onder de voorwaarden van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank. Overeenkomstig diezelfde bepalingen behouden niet tot de eurozone behorende landen en hun centrale banken hun bevoegdheden op monetair gebied.
-
5.Op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, wordt de Bank geraadpleegd over elk voorstel voor een handeling van de Unie, alsmede over elk ontwerp van regelgeving op nationaal niveau, en kan zij advies uitbrengen.
-
6.De organen van de Bank, hun samenstelling en wijze van functioneren worden omschreven in de artikelen III-84 tot en met III-87, alsmede in de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.
I-30: De Rekenkamer
-
1.De Rekenkamer is de instelling die de controle van de rekeningen verricht.
-
2.De Rekenkamer onderzoekt de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie en gaat na of een goed financieel beheer is gevoerd.
-
3.In de Rekenkamer heeft één onderdaan van iedere lidstaat zitting. De leden van de Rekenkamer oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit.
Noot PDC
Relevante bepalingen uit Deel III van de Grondwet:
I-31: De adviesorganen van de Unie
-
1.Het Europees Parlement, de Raad van ministers en de Europese Commissie worden bijgestaan door een Comité van de Regio's en een Economisch en Sociaal Comité, die een adviserende taak hebben.
-
2.Het Comité van de Regio's bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politieke verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.
-
3.Het Economisch en Sociaal Comité bestaat uit vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers, werknemers en andere representanten van het maatschappelijke middenveld, met name sociaal-economische en culturele organisaties en burger- en beroepsorganisaties.
-
4.De leden van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité mogen niet gebonden zijn door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Unie.
-
5.De regels betreffende de samenstelling van deze comités, de benoeming van hun leden, de bevoegdheden en de werking ervan worden vastgesteld in de artikelen III-292 tot en met III-298 van de Grondwet. De regels betreffende de samenstelling worden door de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie op gezette tijden opnieuw bezien, opdat zij in overeenstemming blijven met de economische, sociale en demografische ontwikkeling van de Unie.