Europese Defensiegemeenschap
Door dit geplande Europees samenwerkingsverband zou één Europees leger ontstaan zijn voor België, Luxemburg, Nederland, West-Duitsland, Italië en Frankrijk. De deelnemende landen tekenden het verdrag voor de Europese Defensiegemeenschap (EDG) in 1952, maar doordat het Franse parlement het verdrag niet ratificeerde kwam het nooit tot uitvoering.
Inhoudsopgave
In 1950 kwam de Franse premier Pleven met het plan om één Europees leger op te richten. Daardoor moest voorkomen worden dat Duitsland een eigen leger nodig zou hebben en dat de verdediging van de andere West-Europese landen in het geding zou komen bij een eventuele aanval door de Sovjet-Unie. Volgens het plan van Pleven zouden veertig divisies onder supranationaal gezag ontstaan, bestaande uit kleinere eenheden van de strijdkrachten van de deelnemende lidstaten.
Aan het hoofd van de EDG zou een Commissariaat staan van negen personen die alleen in het belang van de EDG zouden handelen en hun beslissingen door middel van een simpele meerderheid zouden kunnen nemen. De Gemeenschap zou hiermee een uitgesproken supranationaal karakter krijgen. In de bevelvoering over het Europese leger zou een sterke rol weggelegd zijn voor de operationele opperbevelhebber van de NAVO (de Supreme Allied Commander in Europe - SACEUR).
Hoewel de regeringsleiders van de zes EGKS1-lidstaten in mei 1952 hun handtekening zetten onder het EDG-verdrag, zou het nooit tot de oprichting van de gemeenschappelijke krijgsmacht komen. In 1953 werd een wapenstilstand bereikt in de Koreaanse oorlog en overleed Sovjet-leider Jozef Stalin, waardoor de angst voor een Russische aanval afnam. De behoefte aan collectieve verdediging werd hierdoor minder acuut. Bovendien waren, vooral in Frankrijk, bezwaren gerezen tegen het supranationale karakter van de organisatie. Het Franse parlement stemde daarom in meerderheid tegen ratificatie van het verdrag.
Door de Franse weigering werd de voortsnellende politieke integratie van Europa een halt toegeroepen. Om toch verder te werken aan een verenigd Europa kwamen de ministers van Buitenlandse Zaken van de zes staten in juni 1955 samen in Messina. Daar besloten zij door te gaan met economische integratie in een proces dat in 1958 zou leiden tot de Europese Economische Gemeenschap2.
- 1.Dit verdrag regelde de gemeenschappelijke controle over de zware industrie en mijnbouw in zes Europese landen: de Beneluxlanden, Duitsland, Frankrijk en Italië. Het in augustus 1952 ondertekende verdrag was een eerste stap naar Europese integratie. De EGKS had een Hoge Autoriteit die als supranationaal college fungeerde en een eigen parlement, bestaande uit parlementariërs uit de lidstaten.
- 2.De Europese Economische Gemeenschap (EEG) is de voorloper van de huidige Europese Unie. De EEG werd in 1957 door middel van het Verdrag van Rome opgericht om de samenwerking tussen de landen in Europa te bevorderen. Daarmee moest tevens voorkomen worden dat deze landen opnieuw met elkaar in oorlog zouden raken. De EEG telde oorspronkelijk zes lidstaten: België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en toenmalig West-Duitsland. Tussen de deelnemende lidstaten ontstond geleidelijk een gemeenschappelijke markt: de interne handelstarieven op veel producten werden verwijderd.