Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)

Met dank overgenomen van Europa Nu.

Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kunnen individuen, groepen, organisaties en landen een klacht indienen tegen een lidstaat, door een beroep te doen op het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens i (EVRM). Het Europees Hof van de Rechten van de Mens is geen instelling van de Europese Unie maar van de Raad van Europa i, waar bijna 50 landen bij zijn aangesloten.

Verzoekschriften kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op kwesties als opsluiting van psychiatrische patiënten, rechten van gevangenen, het afluisteren van telefoongesprekken, LGTBQ+-rechten, persvrijheid, lijfstraffen, voogdij over kinderen, gezinshereniging en uitzettingskwesties. De uitspraken van het Hof zijn definitief (er is geen hoger beroep mogelijk) en bindend voor de betrokken staten.

1.

Basiskenmerken

Locatie (Stad)

Straatsburg

Locatie (Land)

Frankrijk

Website

www.echr.coe.int/echr/Homepage_EN

Grondslag

Europese Verklaring voor de Rechten van de Mens

Oprichting

1959

Aard organisatie

Orgaan van de Raad van Europa

2.

Het EVRM

Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waarborgt bepaalde mensenrechten en fundamentele vrijheden voor alle burgers in de lidstaten van de Raad van Europa. Kandidaat-lidstaten kunnen pas toetreden tot de Raad van Europa als zij het EVRM hebben geratificeerd. Naast grondrechten bevat het EVRM ook de statuten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Sinds de ondertekening van het verdrag in 1950 is het EVRM aangevuld met een aantal protocollen waarmee nieuwe rechten aan het verdrag zijn toegevoegd en de organisatie van het Hof is hervormd.

De invoering van het elfde protocol bij het EVRM in 1998 heeft de werking van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens drastisch veranderd. Voor 1998 was het EVRM slechts geldig voor de lidstaten die het verdrag hadden geratificeerd. Sinds 1998 is het EVRM van toepassing op alle lidstaten van de Raad van Europa, waarmee het Hof een permanente internationaalrechtelijke instantie is geworden.

Door de verruiming van de toepassingsmogelijkheden heeft het Hof in de periode 1998-2002 meer uitspraken gedaan dan in de voorgaande 39 jaar. Een studie naar de mogelijkheden om de werkdruk van het Hof te verlagen heeft ertoe geleid dat in 2004 een protocol bij het EVRM werd aangenomen waarin de werking van het Hof gestroomlijnd werd. De maatregelen uit het protocol hebben betrekking op het filteren van klachten, het bieden van een vereenvoudigde procedure voor zaken die identiek zijn aan eerdere uitspraken en de introductie van een nieuw criterium voor de ontvankelijkheid van klachten.

3.

Bevoegdheden en werkwijze van het Hof

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beoordeelt verzoekschriften van individuen, organisaties en landen tegen lidstaten van de Raad van Europa. Het Hof kan bijvoorbeeld een boete opleggen. De uitspraken van het Hof zijn definitief (er is geen hoger beroep meer mogelijk) en bindend voor de betrokken staten.

Voordat een klacht door het Hof in behandeling wordt genomen, moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden:

  • 1. 
    De indiener moet persoonlijk en direct het slachtoffer zijn van een schending van een fundamenteel recht dat is vastgelegd in het EVRM of in één van de protocollen hierbij.
  • 2. 
    De klacht moet gericht zijn tegen een publieke instantie (wetgever, administratieve overheid, rechterlijke instantie). Klachten tegen personen of particuliere organisaties worden niet door het EVRM in behandeling genomen.
  • 3. 
    Het Hof is bedoeld als 'laatste redmiddel'. Het Hof neemt een verzoekschrift slechts in behandeling als alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. In Nederland betekent dit dat de klager normaal gesproken moet procederen tot de Hoge Raad of de Raad van State i voordat een zaak aan het EHRM kan worden voorgelegd.
  • 4. 
    Het verzoekschrift moet worden ingediend binnen zes maanden na de definitieve nationale beslissing.

Als een klacht ontvankelijk is, zal eerst bekeken worden of een schikking mogelijk is. Het Hof kan daarbij bemiddelen. Wanneer de poging tot schikken mislukt, bepaalt het Hof of het EVRM is geschonden. Is dat het geval, dan kan het Hof uitspraak doen over genoegdoening aan de klager.

De uitspraak van het Hof is bindend voor de betrokken staat. Die gebondenheid kan soms leiden tot de noodzaak algemene maatregelen te treffen, bijvoorbeeld een wetswijziging. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa controleert of de betrokken staat de uitspraak ook inderdaad naleeft.

Het naleven van deze uitspraken houdt voor de betrokken staten de verplichting in om indieners van verzoekschriften die hun zaak winnen, schadeloos te stellen en om te voorkomen dat er in de toekomst soortgelijke schendingen plaatsvinden.

4.

Organisatie

Het Hof is samengesteld uit 46 rechters (één voor elke lidstaat van de Raad van Europa i) die een volledige onafhankelijkheid genieten. De rechters worden gekozen door de Parlementaire Vergadering i en het Comité van Ministers van de Raad van Europa i voor een termijn van negen jaar.

Het Hof houdt zitting als Kamer van zeven rechters, of, bij buitengewone zaken, als Grote Kamer van zeventien rechters. De uitspraken worden gedaan in een openbare zitting en er is geen mogelijkheid om in beroep te gaan. Aanvankelijk beslisten drie rechters of een zaak bij het Hof aanhangig kon worden gemaakt. Om de werkdruk te verminderen is in februari 2010 besloten dat één rechter daarover mag beslissen.

Het toezicht op de naleving van de uitspraken van het Hof berust bij het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Het Comité zorgt ervoor dat lidstaten het vonnis van het Hof naleven (meestal de uitbetaling van een boete). Ook zorgt het Comité ervoor dat de veroordeelde lidstaat algemene maatregelen treft die nodig zijn om te voorkomen dat nieuwe schendingen van het EVRM plaats kunnen vinden. Dat kan bijvoorbeeld door aanpassing van de wetgeving, jurisprudentie, regels of praktijken, het bouwen van meer gevangenissen of het aanstellen van nieuwe rechters.

Het Hof publiceert zijn beslissingen op de eigen website. De Raad van Europa plaatst persberichten van het Hof op de eigen homepage.

Het Hof zendt haar publieke hoorzittingen live op internet uit. Ook wordt op internet een overzicht een lijst gepubliceerd van zaken onder behandeling, met een kort feitenoverzicht van de betreffende zaken.

5.

Inbreng Europese staten

Het toezicht op de naleving van de uitspraken van het Hof berust bij het Comité van Ministers i van de Raad van Europa. Hierin hebben alle ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten zitting.

Het Hof bestaat uit een aantal rechters dat gelijk is aan het aantal lidstaten. Elke lidstaat vaardigt een rechter af, maar het is niet verplicht dat de rechters de nationaliteit bezitten van de lidstaat die hen afvaardigt. Zo heeft Liechtenstein een rechter afgevaardigd die de Zwitserse nationaliteit bezit. De rechters oefenen hun ambt uit in volledige onafhankelijkheid en onpartijdigheid ten opzichte van de lidstaten.

6.

Nederland

De Nederlandse rechter bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is Jolien Schukking, sinds 2017. Z

De eerste Nederlandse rechter bij het Hof was Baron Frederik Mari Van Asbeck (1959-1966). Wilhelmina Thomassen was de eerste vrouwelijke Nederlands rechter bij het Hof (1998-2004). De enige Nederlander die president van het Hof is geweest, was Gérard J. Wiarda (lid: 1966-1985; president: 1981-1985).

Veroordeling van Nederland door het Hof

Enkele keren per jaar wordt een door een Nederlander ingediende klacht ontvankelijk verklaard door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Zo'n klacht kan bijvoorbeeld de omstandigheden in politiecel of gevangenis betreffen, of over onregelmatigheden in de rechtsgang gaan. Zo wees het Hof in mei 2003 een verzoekschrift af van Nederlanders die zich gedupeerd achtten door het Tracébesluit die de aanleg van de Betuweroute mogelijk maakt.

Sinds haar instelling heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ongeveer dertig uitspraken gedaan waarin de Nederlandse overheid is berispt wegens een overtreding van het EVRM-verdrag. Hieronder enkele voorbeelden van zaken waarbij het Hof de Nederlandse overheid in het ongelijk stelde:

  • Tijdens het Kwakoe-festival in 1998 stal de 18-jarige Moravia Ramsahai een scooter. De politie kwam hem diezelfde avond op het spoor, de jongen trok een pistool, en de politie schoot hem dood. De grootvader, grootmoeder en vader van Ramsahai dienden een klacht in bij het Hof over de omstandigheden bij het vuurgevecht en het ontbreken van een effectief en onafhankelijk onderzoek naar zijn dood. Het Hof vond dat de politie voor het doodschieten van Moravia Ramsahai geen blaam trof, maar dat het onderzoek na afloop dusdanig slecht was verlopen dat het Hof de nabestaanden 20.000 euro toekende voor de psychische schade. Het Hof vond dat de dood had moeten worden onderzocht door een onafhankelijke instantie, en niet door het politiekorps Amsterdam/Amstelland. Ook vond het Hof dat de (Nederlandse) gerechtelijke uitspraak in hoger beroep openbaar had moeten zijn. (Uitspraak 10-11-2005)
  • De kickboks-instructeur Eduardo Mathew werd op 9 oktober 2001 in Aruba gearresteerd wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In de Arubaanse gevangenis mishandelde Mathew de directeur en het personeel. Hij kwam in een isoleercel terecht, zijn voeten werden geketend en hij kreeg voortdurend handboeien om. Mathews cel bood weinig bescherming tegen zon en regen, omdat er een groot gat in het dak zat. In juni 2002 kreeg Mathew een hernia. Hij kreeg een rolstoel, maar gebruikte een stuk metaal van de rolstoel om het gevangenispersoneel aan te vallen. In 2004 kwam hij vrij. Mathew diende in 2003 een verzoekschrift in bij het Hof waarin hij vroeg om betere omstandigheden in de gevangenis. Het EHRM deed uitsprak nadat Mathew was vrijgelaten en bekeek foto´s om tot een oordeel te komen. In oktober 2005 kende het Hof Mathew 10.000 euro schadevergoeding toe wegens de slechte gevangenisomstandigheden, en wegens het ontbreken van psychiatrische behandeling. (Uitspraak 29-9-2005)
  • De Eritrese asielzoeker Mahmoud Mohammed Said maakte bezwaar tegen zijn uitzetting naar Eritrea, uitgesproken in mei 2001. Said claimde dat hij als deserteur in de gevangenis zou belanden. Toenmalig staatssecretaris Cohen i (Justitie) vond echter dat het verhaal van Said niet geloofwaardig was. Said kon namelijk geen enkel document aanleveren om zijn identiteit, nationaliteit of reisroute aan te tonen. In juli 2005 verwierp het EHRM Cohens redenering, en achtte het betoog van Said overtuigend genoeg, mede omdat Amnesty International zijn betoog steunde. (Uitspraak 5-7-2005)
  • Klaziena de Haan maakte in 1991 bezwaar tegen het stopzetten van haar ziektegeld. De zitting bij de Raad van Beroep werd echter voorgezeten door de rechter die eerder, in een vereenvoudigde procedure, het besluit genomen had de uitkering stop te zetten. In 1997 bepaalde het Hof dat dit een inbreuk vormt op het EVRM, dat eisen stelt aan onpartijdigheid van gerechten. (Uitspraak 26-08-1997)
  • De 63-jarige Anton van Raalte weigerde in 1987 kinderbijslag te betalen. Een Koninklijk Besluit uit 1980 bepaalde dat kinderloze ongehuwde vrouwen ouder dan 45 jaar hiervan waren vrijgesteld en Van Raalte beriep zich bij het Hof als man op ongelijke behandeling. Vervolgens procedeerde hij (vruchteloos) door tot aan de Hoge Raad. In 1997 stelde het Hof Van Raalte in het gelijk. In 1988 had de regering overigens al besloten om het Koninklijk Besluit ongedaan te maken. (Uitspraak 21-02-1997)
  • In 1976 verkreeg de ondernemer Albert Benthem een Hinderwetvergunning. (Dit is een vergunning voor bedrijven die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.) Deze werd in 1979 ingetrokken door de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, zonder dat een onafhankelijke rechter de vergunning had beoordeeld. Benthem klaagde bij het Hof dat hij niet door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank was gehoord. Het Hof honoreerde deze klacht. De uitspraak van het Hof in 1985 dwong de Nederlandse overheid om een onafhankelijke bestuursrechtspraak in te stellen. Dat gebeurde later in de Algemene Wet Bestuursrecht. (Uitspraak 23-10-1985)