Drs. B.J. (Bé) Udink

Foto Drs. B.J. (Bé) Udink
Met dank overgenomen van Parlement.com.

CHU-politicus en econoom, die in 1967 minister voor Ontwikkelingssamenwerking werd in het kabinet-De Jong1. Was op dat moment directeur van de Centrale Kamer voor Handelsbevordering en lid van de Rijnmondraad. Wist de begrotingsnorm van 1 procent ontwikkelingshulp vast te leggen door met aftreden te dreigen. Voerde in 1971 als lijsttrekker van de CHU een weinig succesvolle verkiezingscampagne waarin 'law and order' centraal stonden. Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Biesheuvel I en II2. Voerde de huurharmonisatie in waarover de linkse oppositie hem fel aanviel. Was na het aftreden van Drees jr.3 een klein jaar tevens minister van Verkeer en Waterstaat. Speelde na zijn ministerschap een belangrijke rol bij de ondergang van het OGEM-concern. Praatgrage man, niet vrij van pedanterie. Had een wat theatrale wijze van spreken.

CHU
functie(s) in de periode 1967-1973: lid Tweede Kamer, fractievoorzitter TK, minister

Inhoudsopgave

  1. Personalia
  2. Partij/stroming
  3. Hoofdfuncties/beroepen
  4. Partijpolitieke functies
  5. Nevenfuncties
  6. Opleiding
  7. Activiteiten
  8. Wetenswaardigheden
  9. Publicaties van/over
  10. Familie/gezin
  11. Uitgebreide versie

1.

Personalia

voornamen (roepnaam)
Berend Jan (Bé)

geboorteplaats en -datum
Deventer, 12 februari 1926

overlijdensplaats en -datum
Rotterdam, 24 mei 2016

2.

Partij/stroming

partij(en)
  • - 
    CHU (Christelijk-Historische Unie), tot 11 oktober 1980
  • - 
    CDA (Christen-Democratisch Appèl), vanaf 11 oktober 1980

3.

Hoofdfuncties/beroepen

  • - 
    adjunct-secretaris Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam, van 1953 tot 1958
  • - 
    secretaris Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam, van 1958 tot 1 juli 1962
  • - 
    buitengewoon lector haveneconomie, Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, van 1 juni 1959 tot 1964 (benoemd in juni 1959)
  • - 
    algemeen directeur CKH (Centrale Kamer voor Handelsbevordering) te 's-Gravenhage, van 1 juli 1962 tot 5 april 1967
  • - 
    lid Rijnmondraad, van 14 september 1965 tot 5 april 1967
  • - 
    minister zonder portefeuille, belast met de aangelegenheden betreffende de hulp aan ontwikkelingslanden, van 5 april 1967 tot 6 juli 1971
  • - 
    fractievoorzitter CHU Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 29 april 1971 tot 6 juli 1971
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 11 mei 1971 tot 6 juli 1971
  • - 
    minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van 6 juli 1971 tot 11 mei 1973
  • - 
    minister van Verkeer en Waterstaat, van 21 juli 1972 tot 11 mei 1973
  • - 
    lid en vicevoorzitter Raad van Bestuur bouw- en handelsconcern N.V. OGEM, van 1 september 1973 tot 1 januari 1978
  • - 
    voorzitter Raad van Bestuur bouw- en handelsconcern N.V. OGEM, van 1 januari 1978 tot 1 maart 1980

4.

Partijpolitieke functies

overzicht
  • - 
    voorzitter protestants-christelijke fractie, Rijnmondraad
  • - 
    politiek leider CHU, van 20 juni 1970 tot 6 juli 1971
  • - 
    lid commissie gezamenlijk urgentieprogramma KVP, ARP, CHU 1971-1975, van augustus 1970 tot oktober 1970

lijsttrekkerschappen
  • - 
    lijsttrekker CHU Tweede Kamerverkiezingen 1971, van 20 juni 1970 tot 28 april 1971

5.

Nevenfuncties

  • - 
    directeur vervoerswetenschappelijk centrum, van 1958 tot 1962
  • - 
    lid Nationale Raad van Advies inzake Hulpverlening aan minderontwikkelde landen, van 26 januari 1964 tot 5 april 1967
  • - 
    lid commissie internationale sociaal-economische aangelegenheden, SER (Sociaal-Economische Raad), tot 1967
  • - 
    lid commissie voor de toelating van Registeraccountants, tot april 1967
  • - 
    voorzitter Raad van Commissarissen drukkerij N.V. "Libertas" te Utrecht
  • - 
    lid Raad voor de Waterstaat, vanaf 1 maart 1975

6.

Opleiding

voortgezet onderwijs
  • - 
    Hogere Burgerschool te Utrecht

academische studie
  • - 
    economie, Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, van 10 september 1945 tot 13 juni 1952
  • - 
    studie "Ecole des Hautes Etudes Commerciales", Universiteit van Lausanne, van 1946 tot 1947

7.

Activiteiten

als bewindspersoon (beleidsmatig)
  • - 
    Richtte sinds 1968 de ontwikkelingshulp op een groep van twaalf landen, de concentratielanden. Naast Suriname en de Nederlandse Antillen waren dat Indonesië, India, Pakistan, Soedan, Tanzania, Kenia, Oeganda, Nigeria, Tunesië, Colombia en Peru.
  • - 
    Bracht in 1969 de Nota "Toetsing van de Nederlandse Ontwikkelingssamenwerking" uit. Hierin worden betere beleidsvoorbereiding, intensievere toetsing en wetenschappelijk onderzoek van de effecten van ontwikkelingshulp aangekondigd. Er wordt gekozen voor een meer kwantitatieve benadering met objectieve criteria. Verbetering van de kwaliteit van de hulp komt centraal te staan. (9.800-V, 62)
  • - 
    Stelde in 1970 de Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie in, die onder voorzitterschap stond van prins Claus. Deze commissie moest voorlichting geven over ontwikkelingssamenwerking en de bewustwording van de ontwikkelingsproblematiek vergroten. Het budget van de NCO was f. 10 miljoen.
  • - 
    Stimuleerde de oprichting (in 1971) van het Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI)
  • - 
    Bracht in 1972 als minister van Volkshuisvesting samen met staatssecretaris Buck de Nota Volkshuisvesting uit. Hierin wordt de stand van de volkshuisvesting en het toekomstige huisvestingsbeleid uiteengezet. Doel van het beleid is het bevorderen van passende en betaalbare huisvesting voor alle lagen van de bevolking. Woningen moeten op de markt worden gebracht voor de economische prijs die zij moeten opbrengen om geproduceerd en in stand te worden gehouden. Degenen die deze prijs niet kunnen opbrengen, worden geholpen. Naast aandacht voor het tekort aan nieuwe woningen, moet vervanging van slechte woningen prioriteit krijgen. Aangekondigd wordt dat de dynamische-kostprijsmethode zal worden geïntroduceerd en dat de objectsubsidiëring wordt afgeschaft, omdat daarbij onvoldoende rekening kan worden gehouden met bijzondere omstandigheden van de bewoner. Er wordt voor bestaande woningen een huurverhoging van 20% voorgesteld om zo aan te sluiten bij de kosthuurprijs van nieuwbouwwoningen. De huren zullen jaarlijks trendmatig worden aangepast aan de kostenstijging. Er komt een algemeen systeem van individuele huursubsidies. (11.784)
  • - 
    Bracht in 1972 samen met de minister Langman de Nota over het Noorden des Lands uit. Het Noorden krijgt een grotere rol bij het ontlasten van de overvolle Randstad, onder andere door vestiging (spreiding) van rijksdiensten. (12.010)
  • - 
    Breidde per 1 september 1972 de huurliberalisatie van woninghuren uit. Het geliberaliseerde gebied werd daarbij vergroot met 166 gemeenten in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Hierdoor is in deze gebieden de huur niet langer aan een maximum gebonden. Huurder en verhuurder kunnen beiden de huur opzeggen. Voor de huurder geldt wel een ontruimingsbescherming. Bovendien is de huuropzegging omkleed met waarborgen.
  • - 
    Bracht in 1972 samen met minister Geertsema de nota over de ontwikkeling van de Haagse agglomeratie uit. Daarin wordt de spreiding van rijksdiensten naar onder andere Groningen en Limburg aangekondigd. (12.043)
  • - 
    Diende in 1972 samen met minister Langman en staatssecretaris Scholten het wetsvoorstel Wet selectieve investeringsregeling in. Dit voorstel werd in 1974 in het Staatsblad gebracht. (12.045)
  • - 
    Als minister van Verkeer en Waterstaat zette hij het beleid van zijn voorganger Drees voort, dat er op gericht was te komen tot sturing van de mobiliteit via een geïntegreerd verkeer- en vervoersbeleid. Openbaar vervoer moest worden gestimuleerd vanwege de nadelen van (individueel) autoverkeer.

als bewindspersoon (wetgeving)
  • - 
    Bracht in 1969 samen met minister Witteveen de Wet herverzekering investeringen (Stb. 268) tot stand. De staat kan verzekeringen in herverzekering nemen die een verzekeraar heeft afgesloten ter dekking van niet-commerciële risico's (bijvoorbeeld politieke instabiliteit) verbonden aan investeringen in bepaalde landen. (9.633)
  • - 
    Bracht in 1970 de Wet inzake de oprichting van de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingssamenwerking (Stb. 237) tot stand. (10.003)
  • - 
    Bracht in 1970 een wet tot stand tot goedkeuring van de op 29 juli 1969 te Jaoende ondertekende associatie-overeenkomst tussen de E.E.G. en de geassocieerde Afrikaanse staten, alsmede een wet tot goedkeuring van een associatie-overeenkomst van de E.E.G. met Tanzania, Oeganda en Kenya (10.606 & 10.607)
  • - 
    Bracht in 1973 een wijziging (Stb. 253) van de Wet Autovervoer Personen tot stand, waardoor het onderscheid tussen huurauto's en taxi's in die wet verdween, het uitoefenen van het taxibedrijf aan een vergunning werd gebonden, er grotere vrijheid kwam bij het kiezen van een standplaats en gedeputeerde staten een gemeenschappelijke regeling over samenwerking van taxibedrijven kunnen opleggen. Het wetsvoorstel was in 1971 ingediend door staatssecretaris Keyzer. (11.319)
  • - 
    Bracht in 1973 samen met minister Van Agt een wijziging van de Wegenverkeerswet (Stb. 282) tot stand, waardoor een bloedproef op alcoholgebruik in het verkeer mogelijk werd en de strafmaat voor rijden onder invloed wordt verhoogd. (10.038)

8.

Wetenswaardigheden

algemeen
  • - 
    Werd in juni 1970 door de Unieraad van de CHU tot lijsttrekker gekozen, waarbij hij Kruisinga en Mellema versloeg
  • - 
    Sprak zich als lijsttrekker van de CHU in 1971 uit voor handhaving van gezag en orde. Baarde opzien door een trucfoto waarop hij als langharige was afgebeeld. Op de wijze waarop campagne was gevoerd, werd - na de verkiezingsnederlaag - intern de nodige kritiek geuit.
  • - 
    Legde in 1980 het voorzitterschap van de Raad van Bestuur van OGEM neer, nadat hem daarom door de Raad van Commissarissen was verzocht. Er was onder meer kritiek op het concernbeleid, zoals de voorgenomen maar later weer afgeblazen overname van Nederhorst Bouw en de omstreden deelneming van OGEM in een Duitse bouwonderneming.

uit de privésfeer
  • - 
    Dook in 1944 onder bij het gezin van zijn latere echtgenote Van Drumpt

anekdotes en citaten
  • - 
    Hoorde op 3 april 1967 op zijn autoradio toevallig dat hij minister zou worden, hoewel hij formateur en (beoogd) premier Piet de Jong nog nooit had ontmoet
  • - 
    Godfried Bomans schreef over hem: "Een man met een hoofd dat alleen maar in Nederland voorkomt en waar je altijd een loket om heen denkt." Udink zou daar smakelijk om hebben gelachen.

9.

Publicaties van/over

literatuur/documentatie
  • - 
    Staatscourant, 6 april 1967
  • - 
    Interview door Jeroen Terlingen in: "Vrij Nederland", 29 september 1984
  • - 
    Frank Vermeulen, "Een ministerschap via de autoradio", NRC Handelsblad, 27 mei 2016
  • - 
    J. van Merriënboer, "'Een fraai gesneden hoofd, waar omheen men niettemin de omlijsting van een loket ziet'", in: Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2016, 132

10.

Familie/gezin

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

11.

Uitgebreide versie

Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.

Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:

In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.

De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.


  • 1. 
    Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
     
  • 2. 
    Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
     
  • 3. 
    Voorman van DS'70 en Rekenkamerlid. Maakte carrière als ambtenaar op Financiën en hoogleraar openbare financiën. Stapte in 1971 de politiek in als aanvoerder van DS'70, een rechtse afsplitsing van de PvdA. Bekend als 'de jonge Drees' en als 'zoon van' verwierf hij een zekere populariteit. Zijn partij kwam de Kamer binnen met acht zetels en werd regeringspartij in het kabinet-Biesheuvel. Drees zelf werd minister van Verkeer en Waterstaat. Zette zich in voor bevordering van het openbaar vervoer. Was feitelijk meer ambtenaar en hoogleraar dan politicus. Beschikte over 'droge' humor, vriendelijk en overtuigd van eigen gelijk (wat hij overigens soms ook had). Vanaf 1973 fractieleider in de Tweede Kamer, die met veel interne verdeeldheid te maken kreeg. Besloot zijn bestuurlijke loopbaan als lid van de Algemene Rekenkamer, een functie waarvoor hij geknipt was.