Jhr.Mr. G.C.J. van Reenen

Foto Jhr.Mr. G.C.J. van Reenen
Met dank overgenomen van Parlement.com.

Onafhankelijke gematigde Amsterdamse conservatief, steunpilaar van Willem III. Zowel zijn vader als schoonvader waren Tweede Kamerlid. Was aanvankelijk advocaat en later burgemeester (drie jaar) van en Tweede Kamerlid (vijftien jaar) voor Amsterdam. Minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Hall/Donker Curtius1. Daarna enige jaren een tamelijk soepele Tweede Kamervoorzitter. Weigerde in 1856 een verheffing tot baron, maar werd in 1876 jonkheer. Als vicepresident van de met het Koninklijk gezag beklede Raad van State fungeerde hij in de nadagen van Willem III min of meer als 'onderkoning' van Nederland. Werd gekenmerkt als een oprecht, kundig en algemeen geacht staatsman.

Conservatieven
functie(s) in de periode 1858-1893: lid Tweede Kamer, voorzitter Tweede Kamer, minister, vicepresident Raad van State, burgemeester van Amsterdam

Inhoudsopgave

  1. Personalia
  2. Partij/stroming
  3. Hoofdfuncties/beroepen
  4. Nevenfuncties
  5. Opleiding
  6. Activiteiten
  7. Wetenswaardigheden
  8. Publicaties van/over
  9. Familie/gezin
  10. Uitgebreide versie

1.

Personalia

voornamen (roepnaam)
Gerlach Cornelis Joannes

wijziging in naam en/of titulatuur
Mr. G.C.J. van Reenen, van 9 november 1840 tot 5 januari 1876

geboorteplaats en -datum
Amsterdam, 30 september 1818

overlijdensplaats en -datum
's-Gravenhage, 31 mei 1893

2.

Partij/stroming

stroming(en)
  • - 
    moderaat, later conservatief
  • - 
    lid Kiezers-Vereeniging te Amsterdam
  • - 
    lid Vrijzinnige Kiezers-Vereeniging
  • - 
    lid kiezersvereniging "Nederland en Oranje"

3.

Hoofdfuncties/beroepen

  • - 
    advocaat te Amsterdam, vanaf 1840
  • - 
    lid stedelijke raad (vanaf 15 oktober 1851 gemeenteraad) van Amsterdam, van 8 oktober 1847 tot 19 april 1853
  • - 
    wethouder van Amsterdam, van 8 maart 1849 tot 1 maart 1850
  • - 
    lid Provinciale Staten van Noord-Holland, van 26 februari 1850 tot 19 april 1853 (in 1850 voor de steden (Amsterdam), 1850-1853 voor het kiesdistrict Amsterdam)
  • - 
    burgemeester van Amsterdam, van 1 maart 1850 tot 19 april 1853 (benoemd bij K.B. van 20 februari 1850, geïnstalleerd 8 maart)
  • - 
    minister van Binnenlandse Zaken, van 19 april 1853 tot 1 juli 1856
  • - 
    ambteloos, van 1 juli 1856 tot 3 mei 1858
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 3 mei 1858 tot 1 oktober 1866 (voor het kiesdistrict Amsterdam)
  • - 
    voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 23 september 1858 tot 20 september 1869
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 19 november 1866 tot 3 januari 1868 (voor het kiesdistrict Amsterdam)
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 25 februari 1868 tot 20 september 1869 (voor het kiesdistrict Amsterdam)
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 21 februari 1870 tot 20 september 1875 (voor het kiesdistrict Amsterdam)
  • - 
    ambteloos, van 20 september 1875 tot 1 april 1876
  • - 
    vicepresident Raad van State, van 1 april 1876 tot 31 mei 1893 (benoemd bij K.B. van 13 maart 1876)
  • - 
    lid en voorzitter Raad van Voogdij over de Koningin, van 8 december 1890 tot 31 mei 1893

ambtstitel
  • - 
    minister van staat, van 7 mei 1889 tot 31 mei 1893

(in)formateurschap(pen)
  • - 
    kabinetsformateur (samen met J.K. baron van Goltstein), van december 1861 tot januari 1862 (poging mislukte)
  • - 
    kabinetsformateur, van 4 mei 1868 tot 17 mei 1868 (poging mislukte)

4.

Nevenfuncties

lid College van Curatoren Hogeschool te Leiden, van maart 1872 tot maart 1876

afgeleide functies, presidia etc.
  • - 
    voorzitter Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 23 september 1858 tot 20 september 1869
  • - 
    voorzitter Commissie voor Huishoudelijke aangelegenheden (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 23 september 1858 tot 20 september 1869
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van mei 1870 tot september 1870
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van maart 1871 tot april 1871
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van juni 1871 tot september 1871
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1871 tot februari 1872
  • - 
    voorzitter Commissie van Rapporteurs voor hoofdstuk V (Binnenlandse Zaken) 1873 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1872 tot juni 1873
  • - 
    voorzitter Commissie van Rapporteurs inzake het wetsvoorstel wijziging der Kieswet (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 1873 tot 1874
  • - 
    voorzitter Commissie van Rapporteurs voor hoofdstuk V (Binnenlandse Zaken) 1875 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
  • - 
    voorzitter Commissie van Rapporteurs voor de begroting van de Staatsspoorwegen 1875 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1874 tot februari 1875
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van augustus 1875 tot september 1875

5.

Opleiding

voortgezet onderwijs
  • - 
    Latijnse School te Amsterdam

academische studie
  • - 
    rechten, Atheneum Illustre te Amsterdam
  • - 
    Romeins en hedendaags recht (gepromoveerd op stellingen), Hogeschool te Leiden, van 25 april 1836 tot 9 november 1840 (stellingen over de Oostenrijkse Successieoorlog en de Vrede van Aken)

6.

Activiteiten

als parlementariër
  • - 
    Behoorde in 1861 tot de minderheid die tegen een amendement-Ter Bruggen Hugenholtz stemde over het halveren van de begroting voor Onvoorziene Uitgaven
  • - 
    Stemde in 1866 tegen de motie-Keuchenius waarin afkeuring werd uitgesproken over het vertrek van minister Mijer vanwege diens benoeming tot Gouverneur-Generaal
  • - 
    Stemde in 1867 vóór de (verworpen) begroting van Buitenlandse Zaken
  • - 
    Voerde na 1870 alleen nog langdurig het woord bij de behandeling van het wetsvoorstel tot nieuwe regeling van het armbestuur
  • - 
    Was in 1873 met Wintgens de enige conservatief die steun gaf aan het voorstel van de ministers Geertsema en Van Limburg Stirum tot afschaffing van de plaatsvervanging bij het leger

als bewindspersoon (beleidsmatig)
  • - 
    Diende in 1854 een ontwerp-Wet op het lager en middelbaar onderwijs in, die regelde dat er overal openbare scholen zouden zijn en die de vrijheid van het stichten van scholen garandeerde, mits die aan bepaalde eisen voldeden. Het wetsvoorstel werd in december 1855 vervangen door een nieuw ontwerp. Dit werd later ingetrokken.

als bewindspersoon (wetgeving)
  • - 
    Bracht in 1854 de Wet op het armbestuur tot stand. De primaire taak op het gebied voor de armenzorg kwam te liggen bij particuliere en kerkelijke instellingen. De overheid trad - zo nodig - slechts aanvullend op. Particuliere en kerkelijke instellingen moesten hun reglement melden aan de gemeente, waarin ze waren gevestigd. Alle steun kon worden verhaald op de betrokkene en diens bloed- en aanverwanten.
  • - 
    Bracht in 1854 en 1855 een groot aantal wetten tot stand waarbij gemeenten in met name Noord- en Zuid-Holland werden verenigd. Het ging om 'minigemeenten' als Vrije en Lage Boekhorst, De Vennip, Rietwijkeroord en Kalslagen, en enkele gemeenten met weinig inwoners, zoals Naters, Schardam, Verwolde en IJzendoorn.
  • - 
    Bracht in 1855 een wet tot voorlopige voorziening in sommige waterstaatsbelangen tot stand. Deze verleende aan waterschapsbesturen de bevoegdheid om keuren (verordeningen) te maken en gaf Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om uitvoering van werken te vorderen.

7.

Wetenswaardigheden

algemeen
  • - 
    Versloeg op 21 september 1858 bij het opmaken van de voordracht voor het Tweede Kamervoorzitterschap W.H. Dullert. In de vierde stemmingsronde kreeg hij 35 stemmen, tegen 27 voor Dullert.
  • - 
    Werd vanaf 1859 steeds in de eerste stemming als eerste op de voordracht voor voorzitterschap gezet, met een alsmaar toenemend stemmenaantal
  • - 
    Werd in september 1868 via loting met W.H. Dullert opnieuw als eerste op de voordracht voor het Tweede Kamervoorzitterschap gezet, nadat in vier stemmingen geen kandidaat de meerderheid had verkregen
  • - 
    Deelde op 5 juli 1869 mee zich niet langer beschikbaar te stellen voor het voorzitterschap en bedankte korte tijd later tevens voor het Kamerlidmaatschap

uit de privésfeer
  • - 
    Hij overleed plotseling, in het gebouw van de Raad van State
  • - 
    Zijn zoon Maurits was gemeentesecretaris van 's-Gravenhage
  • - 
    Een zoon van hem was gehuwd met een dochter van I.D. Fransen van de Putte, Tweede en Eerste Kamerlid en minister

verkiezingen (5/10)
  • - 
    Werd in 1866 bij de algemene verkiezingen in de eerste stemmingsronde gekozen. Kreeg met ruim 91 procent van alle kandidaten de meeste stemmen.
  • - 
    Werd in 1868 bij de algemene verkiezingen in de eerste stemmingsronde gekozen. Kreeg met ruim 95 procent van alle kandidaten de meeste stemmen.
  • - 
    Versloeg in 1870 bij een tussentijdse verkiezing T.M.C. Asser (lib.)
  • - 
    Werd in 1871 bij de periodieke verkiezingen samen met C. Fock gekozen. Tegenkandidaten die niet werden gekozen, waren onder anderen J.P. de Bordes (lib.), A.S. van Nierop (lib.) en H.A. Insinger (cons.).
  • - 
    Werd in 1875 verslagen door de liberalen M.H. Godefroi, G. de Vries en S.A. Vening Meinesz

niet-aanvaarde politieke functies (5/7)
  • - 
    formatie-opdracht, januari 1862
  • - 
    minister van Binnenlandse Zaken, 1866 (geweigerd, tijdens formatie-Van Zuylen)
  • - 
    Commissaris des Konings in Zuid-Holland, 1871 (geweigerd vanwege familie-omstandigheden)
  • - 
    formatie-opdracht, december 1871
  • - 
    formatie-opdracht, 23 augustus 1873

predicaten/adellijke titels
  • - 
    jonkheer, 5 januari 1876

U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.

8.

Publicaties van/over

literatuur/documentatie
  • - 
    W. van Goltstein, "Jhr.mr.G.C.J. van Reenen als staatsman geschetst" ('s-Gravenhage, 1894)
  • - 
    Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel II, 1176
  • - 
    P. Hofland, "Leden van de raad. De Amsterdamse gemeenteraad 1814-1941"
  • - 
    H. van Felius en H.J. Metselaars, "Noordhollandse Statenleden 1840-1919"
  • - 
    Ned. Patriciaat, 1956

Biografisch Woordenboek(en)
biografie opgenomen in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek

9.

Familie/gezin

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

10.

Uitgebreide versie

Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.

Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:

In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.

De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.


  • 1. 
    Dit koninklijke kabinet trad aan na de Aprilbeweging van 1853. Kort na zijn aantreden op 19 april, ontbond het kabinet de Tweede Kamer. De verkiezingen van mei 1853 leverden winst op voor de conservatieven en antirevolutionairen. Minister Van Hall wist de godsdienstige gemoederen tot bedaren te brengen door een nietszeggende Wet op de kerkgenootschappen.