Mr. J.A. Mutsaers
Tilburgse katholieke rechter en politicus. Behoorde vóór 1848 tot de gematigde opposanten van Willem II, zonder zich echter aan te sluiten bij Thorbecke1. Keerde zich dan ook tegen het voorstel van de Negenmannen in 1845. Advocaat, rechter en raadslid en verder gedeputeerde van Noord-Brabant. Minister van RK Eredienst in het kabinet-2Donker Curtius2/De Kempenaer2 en tegelijkertijd Tweede Kamerlid. In 1849 raadsheer in de Hoge Raad, maar na de Aprilbeweging3 wederom minister van RK-Eredienst in het kabinet-Van Hall/Donker Curtius4. Nadien afwisselend minister en staatsraad.
Moderaat of gematigd liberaal, Conservatief (katholiek)
functie(s) in de periode 1841-1877: lid Tweede Kamer, minister, lid Raad van State
Inhoudsopgave
Jacobus Arnoldus
geboorteplaats en -datum
Tilburg, 28 januari 1805
overlijdensplaats en -datum
's-Gravenhage, 2 februari 1880 stroming(en)
-
-gematigd oppositioneel (onder Willem II)
-
-conservatief (katholiek)
-
-advocaat te Tilburg, van 1830 tot 1842
-
-lid stedelijke raad van Tilburg, omstreeks 1833 tot juli 1835
-
-lid Provinciale Staten van Noord-Brabant, van 2 juli 1833 tot 18 oktober 1841 (voor de steden, Tilburg)
-
-lid Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, van 9 juli 1835 tot 18 oktober 1841
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 18 oktober 1841 tot 13 februari 1849 (voor Noord-Brabant)
-
-lid stedelijke raad van Tilburg, van oktober 1843 tot 24 november 1848
-
-kantonrechter te Tilburg, van 1 augustus 1842 tot 24 november 1848
-
-minister voor de Zaken der Rooms-Katholieke Eredienst, van 24 november 1848 tot 1 november 1849
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 13 februari 1849 tot 20 augustus 1850 (voor het kiesdistrict Tilburg)
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 7 oktober 1850 tot 16 november 1850 (voor het kiesdistrict Tilburg)
-
-raadsheer Hoge Raad der Nederlanden, van 1 januari 1851 tot 1 januari 1854 (benoemd bij K.B. van 16 november 1850)
-
-minister voor de Zaken der Rooms-Katholieke Eredienst, van 1 januari 1854 tot 1 augustus 1856 (beëdigd 31 december 1853)
-
-lid Raad van State, van 1 augustus 1856 tot 23 februari 1860 (benoemd bij K.B. van 23 juni 1856)
-
-minister voor de Zaken der Rooms-Katholieke Eredienst, van 23 februari 1860 tot 14 maart 1861
-
-minister van Justitie ad interim, van 23 februari 1860 tot 9 maart 1860 (in afwachting van het aantreden van Godefroi)
-
-lid Raad van State, van 1 april 1861 tot 1 maart 1877 (benoemd bij K.B. van 29 maart 1861; ontslag op verzoek)
ambtstitel
-
-minister van staat, van 23 februari 1877 tot 2 februari 1880
afgeleide functies, presidia etc.
-
-lid afdeling Binnenlandse Zaken (Raad van State)
-
-lid afdeling Justitie (Raad van State)
-
-lid afdeling Financiën (Raad van State)
-
-lid afdeling Buitenlandse Zaken (Raad van State)
-
-rechten (gepromoveerd), Universiteit in Zuid-Nederland
-
-Sprak als Kamerlid enkele malen over onderwerpen op het gebied van het binnenlands bestuur. Voerde niet vaak het woord.
-
-Behoorde in 1843 tot de 24 leden die vóór het (verworpen) wetsvoorstel tot regeling van 's Rijks openbare schuld stemden
-
-Behoorde in 1844 tot de 25 leden die tegen de ontwerp-wet inzake de buitengewone belasting op bezittingen stemden. Het voorstel werd met 32 tegen 25 stemmen aangenomen.
-
-Behoorde in 1844 tot de meerderheid die tegen een wetsvoorstel stemde over het doen van huiszoekingen in het kader van de accijns op vlees. Het wetsvoorstel werd met 27 tegen 26 stemmen verworpen.
-
-Behoorde in 1847 tot de dertien leden die vóór het (verworpen) wetsvoorstel tot intrekking van de accijns op het gemaal van rogge stemden
-
-Werd in september 1848 als derde op de voordracht voor het Tweede Kamervoorzitterschap geplaatst
uit de privésfeer
-
-Zijn broer was lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
verkiezingen
-
-Versloeg in 1841 het aftredende lid J.B.H. van Mortel. Kreeg in de Staten van Noord-Brabant in de tweede stemmingsronde 22 stemmen, tegen 19 voor Van de Mortel.
-
-Werd in 1848 in het district Tilburg bij enkelvoudige kandidaatstelling gekozen
-
-Werd in 1850 bij de algemene verkiezingen in de eerste stemmingsronde gekozen met bijna 80 procent van de stemmen
niet-aanvaarde politieke functies
-
-minister van R.K. Eredienst, juni 1856 (geweigerd)
-
-minister van Justitie, 1868 (na het overlijden van E.J.H. Borret)
pseudoniemen, bij-, koos- en schuilnamen
"den affekoat" (bijnaam in Tilburg) literatuur/documentatie
Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel IX, 705
Biografisch Woordenboek(en)
biografie opgenomen in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.
Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.
Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:
In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.
Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.
De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.
- 1.Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
- 2.Dit kabinet 'van burgerlijke zin' trad op 21 november 1848 aan en was gematigd liberaal. Een nieuwe formatie had niet plaatsgevonden; er waren slechts enkele wijzigingen ten opzichte van het vorige (tijdelijke) kabinet. De grote man van 1848, Thorbecke, ontbrak. Daarom werd het kabinet door de Thorbeckianen in de Tweede Kamer fel bestreden.
- 3.De Aprilbeweging van 1853 was het protestantse en conservatieve protest tegen het herstel door de paus van de bisschoppelijk hiërarchie in Nederland. De bisschoppelijke hiërarchie is de indeling van de Rooms-Katholieke kerk in Nederland in (toen vijf) kerkprovincies, met aan het hoofd een bisschop. De beweging richtte zich tevens tegen het kabinet-Thorbecke, dat de RK-kerk geen strobreed in de weg legde, op grond van de scheiding van kerk en staat.
- 4.Dit koninklijke kabinet trad aan na de Aprilbeweging van 1853. Kort na zijn aantreden op 19 april, ontbond het kabinet de Tweede Kamer. De verkiezingen van mei 1853 leverden winst op voor de conservatieven en antirevolutionairen. Minister Van Hall wist de godsdienstige gemoederen tot bedaren te brengen door een nietszeggende Wet op de kerkgenootschappen.