Mr.dr. J.A. (Jan) Loeff
Tamelijk conservatief, maar wel pragmatische katholieke politicus. Advocaat in Den Bosch en vanaf 1896 Tweede Kamerlid voor het district Den Bosch. Als minister van Justitie in het kabinet-Kuyper1 werd hij als kundig en evenwichtig getypeerd en stond hij goed aangeschreven. Bracht onder andere de Beroepswet (een regeling van het administratief recht) tot stand. Hij was in 1903 tegenstander van strafbaarstelling van ambtenarenstakingen, maar verdedigde loyaal het door de ministerraad genomen besluit. Keerde in 1905 terug in de Kamer en was enige tijd fractievoorzitter. Sloot zijn loopbaan af als staatsraad.
Bahlmannianen ('Centrum'), Katholieken, AB van R.K.-kiesvereenigingen
functie(s) in de periode 1896-1921: lid Tweede Kamer, fractievoorzitter TK, minister, lid Raad van State
Inhoudsopgave
Johannes Alouisius (Jan)
geboorteplaats en -datum
Baardwijk (N.Br.), 15 november 1858
overlijdensplaats en -datum
's-Gravenhage, 10 juli 1921 stroming(en)
R.K. (Rooms-Katholieken)
-
-advocaat en procureur te 's-Hertogenbosch, van 1887 tot 1 augustus 1901
-
-lid Provinciale Staten van Noord-Brabant, van 3 juli 1889 tot 1 augustus 1901 (voor het kiesdistrict Heusden)
-
-rechter-plaatsvervanger Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, van 1 mei 1891 tot 1 augustus 1901
-
-lid gemeenteraad van 's-Hertogenbosch, van 21 december 1893 tot 1 augustus 1901
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 5 mei 1896 tot 1 augustus 1901 (voor het kiesdistrict 's-Hertogenbosch)
-
-minister van Justitie, van 1 augustus 1901 tot 17 augustus 1905
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 19 september 1905 tot 27 juni 1917 (voor het kiesdistrict Waalwijk)
-
-voorzitter R.K.-Kamerclub, Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 11 maart 1908 tot 21 december 1909
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 18 september 1917 tot 14 januari 1920 (1917-1918 voor het kiesdistrict Waalwijk)
-
-lid Raad van State, van 13 januari 1920 tot 10 juli 1921 (benoemd bij K.B. van 7 januari 1920)
-
-ondervoorzitter Algemeene Bond van Roomsch-Katholieke kiesvereenigingen, van maart 1908 tot 1910
-
-ondervoorzitter R.K.-Kamerclub, Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 27 september 1905 tot 11 maart 1908
lijsttrekkerschappen
-
-lijstaanvoerder Rooms-Katholieken Tweede Kamerverkiezingen 1918 (in de kieskring 's-Hertogenbosch)
-
-lid redactie tijdschrift "De Beiaard" (medeoprichter)
-
-voorzitter Diocesane Comité Sint Radboud-Stichting
-
-lid Katholieke Vereniging voor de Wereldvrede
-
-lid Permanent Hof van Arbitrage, van 1905 tot 10 juli 1921
-
-lid voorbereidende commissie Tweede Vredesconferentie te 's-Gravenhage, vanaf 1907
-
-lid Staatscommissie voor de Waterstaatswetgeving, van 1907 tot 1918
-
-lid Burgerlijke Pensioenraad, vanaf 15 mei 1908 (nog in 1914)
-
-lid Staatscommissie voorbereiding Codificatie Internationaal Privaatrecht, van 30 juni 1908 tot 10 juli 1921
-
-voorzitter scheidsgerecht grensgeschil Zweden-Noorwegen, 1909
-
-lid Raad van Voogdij voor het geval Juliana als minderjarige tot het koningschap zou worden geroepen, van april 1909 tot 11 juli 1921
-
-lid Staatscommissie schrijfwijze Nederlandse taal (Staatscommissie-Kuyper), vanaf 4 oktober 1909
-
-lid Staatscommissie inzake de Grondwetsherziening (Staatscommissie-Heemskerk), van 2 mei 1910 tot 1912
-
-lid College van Curatoren Rijksuniversiteit Leiden, van 11 juni 1910 tot 10 juli 1921
-
-lid Pensioenraad voor Gemeenteambtenaren, van 27 augustus 1913 tot 10 juli 1921
-
-ondervoorzitter en lid Staatscommissie inzake de evenredige vertegenwoordiging (Staatscommissie-Oppenheim), van 13 november 1913 tot 25 mei 1914
-
-voorzitter Commissie van Advies voor Volkenrechtelijke vraagstukken, van 1918 tot 1921
-
-lid Staatscommissie inzake herziening van de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving, van 1919 tot 10 juli 1921
-
-lid Hoofdraad "Vereeniging van den H. Vincentius van Paola, omstreeks 1919
afgeleide functies, presidia etc.
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1905 tot februari 1906
-
-lid Commissie voor Huishoudelijke aangelegenheden (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 20 september 1906 tot september 1911
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van februari 1908 tot november 1908
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van april 1909 tot juni 1909
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1909 tot juni 1909
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1911 tot november 1911
-
-voorzitter begrotingscommissie voor hoofdstuk IV (Justitie) 1912 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van februari 1912 tot september 1912
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1912 tot juni 1913
-
-lid Commissie voor Huishoudelijke aangelegenheden (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 23 september 1913 tot 27 juni 1917
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van april 1918 tot juni 1918
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1918 tot januari 1919
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van maart 1919 tot september 1919
-
-voorzitter begrotingscommissie voor hoofdstuk IV (Justitie) 1919 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
-
-voorzitter begrotingscommissie voor hoofdstuk III (Buitenlandse Zaken) 1920 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
-
-lid afdeling Binnenlandse Zaken (Raad van State)
-
-lid afdeling Financiën (Raad van State)
-
-priesteropleiding, Klein-seminarie "Beekvliet" te Sint Michielsgestel
hoger beroepsonderwijs
-
-priesteropleiding, Groot-seminarie te Haaren (N.Br.), tot 1880 (niet voltooid)
academische studie
-
-rechtswetenschap (gepromoveerd op dissertatie), Rijksuniversiteit Leiden, van 4 oktober 1880 tot 8 juli 1887 (cum laude)
-
-staatswetenschap (gepromoveerd op stellingen), Rijksuniversiteit Leiden, 8 juli 1887
-
-Hield zich in de Tweede Kamer vooral bezig met justitie en binnenlandse zaken
opvallend stemgedrag (2/5)
-
-Behoorde in 1909 tot de minderheid van de katholieken die tegen de motie-Aalberse stemde, waarin om invoering van een tienurige werkdag werd gevraagd
-
-Stemde in 1919 als enige katholiek vóór een (verworpen) amendement-Dresselhuys op de ontwerp-Arbeidswet om i.p.v. de 48-urige werkweek een 45-urige werkweek in te voeren
In de uitgebreide versie is een overzicht van opvallend stemgedrag opgenomen.
als bewindspersoon (beleidsmatig)
-
-Benoemde in 1901 jhr. O.Q. van Swinderen tot raadsheer in de Hoge Raad, hoewel A.J.P. Eyssell als eerste was voorgedragen. Nadat Van Swinderen zich had teruggetrokken, werd jhr.mr. W.H. de Savornin Lohman benoemd.
als bewindspersoon (wetgeving)
-
-Bracht in 1902 de Beroepswet tot stand, die uitvoering gaf aan art. 81 van de Ongevallenwet 1901. Daarin werd bepaald dat over beroepszaken moest worden geoordeeld door Raden van Beroep en de Centrale Raad van Beroep. Het wetsvoorstel was in 1901 ingediend door minister Cort van der Linden.
-
-Bracht in 1903 een wet tot stand waarbij een stakingsverbod voor ambtenaren werd ingesteld
-
-Bracht in 1903 een nieuw Wetboek voor Militair Strafrecht en de Wet op de krijgstucht tot stand. Door deze wetten werden vele verouderde bepalingen (uit de Criminele Wetboeken voor het Krijgsvolk te Water en te Lande) vervangen en werd de rechtstoestand van de militairen (met name van niet-officieren) verbeterd. Er was voortaan één regeling voor het militair strafrecht voor land- en zeemacht. De doodstraf bleef gehandhaafd. Als de rechter meende dat veiligheidsgronden daarom vroegen, konden misdrijven waarop levenslang stond, worden omgezet in de doodstraf. Het Wetboek kende naast hoofdstraffen en militaire detentie tevens bijkomende straffen, zoals ontslag uit militaire dienst. Er werd onderscheid gemaakt tussen misdrijven tegen de veiligheid van de staat, tegen de ondergeschiktheid en op schending van verschillende dienstplichten. Krijgstuchtelijke straffen waren onder meer verlaging in rang, plaatsing in een tuchtklasse en een verbod om buiten dienst wapenen te dragen. De Wet op de krijgstucht kende een regeling voor beroep. Het Wetboek van Militair Strafrecht trad pas 1 januari 1923 in werking. De wetsvoorstellen waren in 1898 ingediend door minister Cort van der Linden.
-
-Bracht in 1904 een wijziging van de Wet op het Notarisambt tot stand, waardoor het ambt van candidaat-notaris in het leven werd geroepen
-
-Bracht in 1905 samen met minister Harte de Loterijwet tot stand. Loterijen waren alleen toegestaan voor een liefdadig doel of ter bevordering van wetenschap, kunst of het algemeen belang. Er mochten echter geen geldprijzen worden uitgeloofd.
-
-Werd in september 1908 als derde op de voordracht voor het Tweede Kamervoorzitterschap gezet
-
-Werd in 1909 benoemd tot lid van de (eventuele) Raad van Voogdij voor het geval Juliana als minderjarige tot het koningschap zou worden geroepen
-
-Legde in december 1909 om gezondheidsredenen het voorzitterschap van de RK-Kamerclub neer
-
-Was in 1913 bij de algemene beschouwingen eerste woordvoerder namens de RK-fractie, waarin de RK-fractie alsnog instemde met deelname aan een staatscommissie die zowel de kiesrecht- als onderwijskwestie moest oplossen. Fractievoorzitter Nolens was in de voorbereiding van het debat afwezig wegens internationale verplichtingen.
uit de privésfeer (5/7)
-
-Een zoon van hem, H.J.M. Loeff, was burgemeester van 's-Hertogenbosch (1945-1960)
-
-Een zoon van hem was gehuwd met een dochter van O.M.F. Haffmans, Eerste Kamerlid
-
-Een zoon van hem werd in 1960 raadsheer in de Hoge Raad
-
-Hij overleed op dezelfde dag als A.P.L. Nelissen, eveneens oud-minister van Justitie
-
-Zijn vader was burgemeester van Baardwijk (1842-1880) en tevens raadslid
verkiezingen
-
-Werd in 1896 en 1897 bij enkelvoudige kandidaatstelling gekozen
-
-Versloeg in 1901 D. de Klerk (ul)
-
-Werd in 1905 en 1909 bij enkelvoudige kandidaatstelling gekozen
-
-Versloeg in 1913 H. Prinsen (rk)
-
-Werd in 1917 bij enkelvoudige kandidaatstelling gekozen
niet-aanvaarde politieke functies
-
-lid Tweede Kamer, 1901 (geweigerd in verband met benoeming tot minister)
-
-minister van Justitie, februari 1908 (geweigerd om gezondheidsredenen)
-
-minister van Justitie, mei 1910 (geweigerd om gezondheidsredenen)
U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.
literatuur/documentatie-
-J.P. Gribling, "Loeff, Johannes Alouisius (1858-1921)", in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel I, 344
-
-G.A.M. Beekelaar, "Daarom verzoek ik u ook mijn nuance in het kabinet te nemen. De katholieke ministers in het kabinet", in: D.Th. Kuiper en G.J. Schutte, "Het kabinet-Kuyper 1901-1905" (2001), 125-128
-
-Onze Afgevaardigden, 1897, 1905, 1909, 1913
-
-Ned. Patriciaat, 1971
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.
Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.
Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:
In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.
Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.
De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.
- 1.Het coalitiekabinet-Kuyper werd gevormd na de overwinning van de rechtse partijen bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1901. Rooms-katholieken, Antirevolutionairen, Vrije antirevolutionairen en Christelijk-Historischen haalden daarbij samen 57 zetels. De twee laatstgenoemde groeperingen bleven echter buiten het kabinet. Tot 1904 had het kabinet geen meerderheid in de Eerste Kamer. Na de verwerping van de Hoger-onderwijswet in 1904 ontbond het kabinet de Eerste Kamer. De verkiezingen bezorgden het kabinet-Kuyper alsnog een meerderheid in de Senaat.