Dr. C. Lely

Foto Dr. C. Lely
Met dank overgenomen van Parlement.com.

Krachtige en bekwame liberale minister, waterstaatkundig ingenieur en bestuurder. De man van de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee. Een wet daartoe bracht hij in 1918, zijn laatste jaar als minister, tot stand. Werd in 1891 tamelijk jong minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid in het kabinet-Van Tienhoven1 en leidde een staatscommissie over de Zuiderzee. Had als minister in het kabinet-Pierson2 ook een groot aandeel in het totstandkomen van de eerste sociale wetgeving (Ongevallenwet 1901) en bij de ontwikkeling van de mijnbouw in Limburg. Was behalve minister ook Tweede en Eerste Kamerlid, Gouverneur van Suriname en wethouder van Den Haag. Vlot en vaardig spreker met een hoge stem. Enige staatsman naar wie een gemeente is vernoemd.

Liberale Unie, Vooruitstrevende Kamerclub, Vrijzinnig-Democratische Kamerclub (1897-1901), Liberalen, LSP
functie(s) in de periode 1891-1922: lid Tweede Kamer, lid Eerste Kamer, minister, Gouverneur van Suriname

Inhoudsopgave

  1. Personalia
  2. Partij/stroming
  3. Hoofdfuncties/beroepen
  4. Partijpolitieke functies
  5. Nevenfuncties
  6. Opleiding
  7. Activiteiten
  8. Wetenswaardigheden
  9. Publicaties van/over
  10. Familie/gezin
  11. Uitgebreide versie

1.

Personalia

voornamen (roepnaam)
Cornelis

wijziging in naam en/of titulatuur
  • - 
    C. Lely, van 23 september 1854 tot 1 januari 1905
  • - 
    Ir. C. Lely, van 1 januari 1905 tot 8 januari 1907 (tot aan hem een eredoctoraat aan de Technische Hogeschool Delft werd verleend)
  • - 
    Dr. C. Lely, vanaf 8 januari 1907

geboorteplaats en -datum
Amsterdam, 23 september 1854

overlijdensplaats en -datum
's-Gravenhage, 22 januari 1929

2.

Partij/stroming

stroming(en)
Takkiaan, 1894

partij(en)
  • - 
    Liberale Unie, tot 16 april 1921
  • - 
    Liberale Staatspartij "De Vrijheidsbond", vanaf 16 april 1921

lid tussentijds gevormde fractie(s)
  • - 
    Vooruitstrevend-Liberale Kamerclub, van mei 1894 tot september 1897
  • - 
    Vrijzinnig-Democratische Kamerclub, van 22 september 1897 tot maart 1901

3.

Hoofdfuncties/beroepen

  • - 
    ingenieur Nauwkeurigheidswaterpassing, van 1875 tot 1876
  • - 
    buitengewoon opzichter, Staatsspoorwegen, van 1876 tot 1877
  • - 
    buitengewoon opzichter, Rijkswaterstaat te Zwolle, van 1877 tot 1878
  • - 
    buitengewoon opzichter belast met beheer van de grote rivieren, Rijkswaterstaat (te 's-Gravenhage), van 1879 tot 1881
  • - 
    ingenieur Rijkscommissie van graadmeting en waterpassing, vanaf 1881
  • - 
    chef waterpassing te Leiden, van 1881 tot 1883
  • - 
    ingenieur waterschap "De Schipbeek" te Deventer, van 1883 tot 1885
  • - 
    repetitor te Delft, van 1886 tot 1 oktober 1886
  • - 
    ingenieur Zuiderzeevereniging, van 1 oktober 1886 tot 1887
  • - 
    chef technisch onderzoek, Zuiderzeevereniging, van 1887 tot 1891
  • - 
    minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, van 21 augustus 1891 tot 9 mei 1894
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 16 mei 1894 tot 27 juli 1897 (voor het kiesdistrict Lochem)
  • - 
    minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, van 27 juli 1897 tot 1 augustus 1901
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 21 september 1897 tot 17 september 1901 (voor het kiesdistrict Lochem)
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 17 september 1901 tot 16 augustus 1902 (voor het kiesdistrict Amsterdam IX)
  • - 
    lid gemeenteraad van 's-Gravenhage, van 4 februari 1902 tot 9 september 1902
  • - 
    Gouverneur van Suriname, van 4 oktober 1902 tot 12 september 1905 (benoemd bij K.B. van 5 augustus 1902)
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 23 december 1905 tot 21 september 1909 (voor het kiesdistrict Amsterdam II)
  • - 
    lid gemeenteraad van 's-Gravenhage, van 22 april 1908 tot 29 augustus 1913
  • - 
    wethouder (van plaatselijke werken en eigendommen en vissershaven) van 's-Gravenhage, van 22 april 1908 tot 29 augustus 1913
  • - 
    lid Provinciale Staten van Zuid-Holland, van 21 december 1909 tot september 1910 (voor het kiesdistrict 's-Gravenhage)
  • - 
    lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 21 september 1910 tot 29 augustus 1913 (voor Friesland)
  • - 
    minister van Waterstaat, van 29 augustus 1913 tot 9 september 1918
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 17 september 1918 tot 24 juni 1922

takenpakket (minister)
  • - 
    Was in de periode 1916-1918 als minister van Waterstaat tevens belast met de sociale wetgeving en arbeidsbemiddeling

4.

Partijpolitieke functies

overzicht
  • - 
    lid hoofdbestuur Liberale Unie, 1901
  • - 
    lid commissie grondwetsherziening, Liberale Unie, van 1919 tot 1920
  • - 
    voorzitter sociale commissie, "De Vrijheidsbond"

lijsttrekkerschappen
  • - 
    lijstaanvoerder Liberale Unie, Tweede Kamerverkiezingen 1918 (in de kieskringen Arnhem, Nijmegen, Zwolle en Maastricht)

5.

Nevenfuncties

  • - 
    voorzitter Staatscommissie onderzoek afsluiting en drooglegging Zuiderzee, van 1892 tot 1894
  • - 
    buitengewoon lid Centrale Gezondheidsraad, van 1901 tot september 1902
  • - 
    lid Staatscommissie inzake de approviandering der stelling van Amsterdam, 1904
  • - 
    voorzitter curatorium KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) te De Bilt, van 1906 tot augustus 1913
  • - 
    buitengewoon lid Centrale Gezondheidsraad, van januari 1907 tot september 1913
  • - 
    lid Staatscommissie voor de Waterstaatswetgeving, van 1907 tot augustus 1913
  • - 
    voorzitter Mijnraad, van 1 juni 1908 tot 29 augustus 1913
  • - 
    lid Staatscommissie inzake de werkloosheid (Staatscommissie-Treub), van 23 oktober 1909 tot juni 1914
  • - 
    voorzitter Staatscommissie tot onderzoek van het spoorongeval nabij Weesp op 13 september 1918
  • - 
    voorzitter Zuiderzeeraad, van 31 maart 1919 tot 22 januari 1929
  • - 
    Nederlands lid Internationale commissie van het Suezkanaal, van 1920 tot 22 januari 1929
  • - 
    hoofd regeringsdelegatie naar de Volkenbondsconferentie over verkeer te Barcelona, maart 1921
  • - 
    lid Staatscommissie kostenbesparing Hoger Onderwijs (Staatscommissie-Colijn/Lorentz), van 24 februari 1923 tot juli 1924
  • - 
    lid/voorzitter Commissie van Toezicht op de Rijks Geologische Dienst, omstreeks 1926
  • - 
    voorzitter College van Curatoren Technische Hogeschool te Delft, van 15 september 1927 tot 22 januari 1929
  • - 
    voorzitter KIVI (Koninklijk Instituut voor Ingenieurs), van 1928 tot 22 januari 1929
  • - 
    lid Radioraad, van 1 januari 1929 tot 22 januari 1929

afgeleide functies, presidia etc.
  • - 
    voorzitter commissie van rapporteurs inzake de ontwerp-Wet regeling toezicht op het gebruik van stoomtoestellen (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 1895 tot 1896
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1895 tot februari 1896
  • - 
    (tijdelijk) secretaris van de ministerraad (kabinet-Pierson), van 27 juli 1897 tot 31 juli 1901
  • - 
    lid Commissie voor Huishoudelijke aangelegenheden (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 20 september 1906 tot 21 september 1909
  • - 
    voorzitter Commissie van Rapporteurs voor hoofdstuk IX (Waterstaat) 1908 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1906 tot april 1907
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1907 tot november 1907
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van februari 1909 tot april 1909
  • - 
    (tijdelijk) ondervoorzitter van de ministerraad (kabinet-Cort van der Linden), van 29 augustus 1913 tot 13 september 1918
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1918 tot december 1918
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van januari 1920 tot april 1920
  • - 
    voorzitter begrotingscommissie voor hoofdstuk IX (Waterstaat) 1922 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)

comités van aanbeveling, erefuncties etc.
erelid Koninklijk Instituut van Ingenieurs, juli 1922

6.

Opleiding

voortgezet onderwijs
  • - 
    Hogere Burgerschool te Amsterdam, van 1866 tot 1871

academische studie
  • - 
    civiele techniek, Polytechnische School te Delft, van 1871 tot 1875 (diploma civiel ingenieur)

eredoctoraten
  • - 
    technische wetenschappen, Technische Hogeschool te Delft, 8 januari 1907

7.

Activiteiten

als parlementariër
  • - 
    Sprak als Kamerlid vooral over waterstaatsaangelegenheden; een enkele keer ook over marine, arbeid en mijnbouw
  • - 
    Na 1918 woordvoerder der liberalen voor sociale verzekering; hield zich verder bezig met waterstaat, marine en koloniën

opvallend stemgedrag (2/3)
  • - 
    In 1921 stemden hij, Drion en De Kanter als enigen van de liberalen vóór het (verworpen) wetsartikel over een nieuwe procedure voor grondwetsherziening
  • - 
    Stemde in 1912 tegen de ontwerp-Radenwet, -Ziektewet en -Invaliditeitswet van Talma

In de uitgebreide versie is een overzicht van opvallend stemgedrag opgenomen.


als bewindspersoon (beleidsmatig)
  • - 
    Stelde in 1892 een Staatscommissie in die afsluiting of droogmaking van de Zuiderzee moest onderzoeken; werd hiervan zelf voorzitter
  • - 
    In 1892 verwierp de Tweede Kamer een door hem verdedigd wetsvoorstel tot onteigening van eigendommen ten behoeve van de stichting van een nieuwe koopmansbeurs te Amsterdam. Een meerderheid vond dat te lichtvaardig tot onteigening was overgegaan.
  • - 
    Diende in 1893 een wetsvoorstel over het toezicht op het gebruik van stoomtoestellen. Het door zijn opvolger Van der Sleyden opnieuw ingediende wetsvoorstel werd in 1896 aangenomen. Hij werkte toen als voorzitter van de Commissie voor Voorbereiding in de Tweede Kamer nauw met hem samen.
  • - 
    Diende in 1893 een ontwerp-Veiligheidswet in over de veiligheid in fabrieken en werkplaatsen. De wet werd in 1896 door minister Van der Sleyden in het Staatsblad gebracht.
  • - 
    Stimuleerde de lokaalspoorwegen door subsidiëring van stoomtramwegen
  • - 
    Het door hem in 1914 ingediende wetsvoorstel over instelling van een staatsspoorbestuur werd in 1918 door zijn opvolger ingetrokken
  • - 
    Stelde in 1915-1917 gelden beschikbaar voor verbeteringen van de vaarwegen vanaf Limburg. De Maas werd tussen Maasbracht en Mook gekanaliseerd en er kwamen verbindingen van de Maas vanaf Wessem met de Zuid-Willemsvaart bij Nederweert en tussen de Maas en de Waal. Hierdoor moest onder meer het vervoer van steenkolen vanuit Limburg gemakkelijker worden.
  • - 
    Verdedigde in 1916 het door Treub in 1914 ingediende wetsvoorstel over het staatspensioen. De Tweede Kamer nam het wetsvoorstel op 18 mei 1916 met 51 tegen 34 stemmen aan. Het wetsvoorstel werd vanwege de Kamerontbinding in november 1917 door de Eerste Kamer niet verder afgehandeld. Het voorstel daartoe werd met 21 tegen 13 stemmen aangenomen (rechts tegen links).
  • - 
    Tijdens zijn ministerschap vond, per 1 februari 1917, de fusie van de Hollandsche IJzeren-Spoorweg Maatschappij (H.S.M.) en Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (S.S.) plaats. Er kwam een nieuwe particuliere maatschappij "N.V. Nederlandsche Spoorwegen", waarin de Staat in 1921 een meerderheidsbelang kreeg.

als bewindspersoon (wetgeving) (10/17)
  • - 
    Bracht in 1900 de Locaal- en Tramwegwet tot stand, die het gebruik regelde van spoorwegen waarop met beperkte snelheid werd vervoerd. Voor aanleg van een locaalspoorweg, stadsspoorweg of tramweg en voor de uitoefening van de dienst daarop was een concessie vereist.
  • - 
    Bracht in 1901 samen met Cort van der Linden de Ongevallenwet tot stand. Door deze wet konden arbeiders en werkgevers zich gezamenlijk verzekeren tegen ongevallen. De werkgevers konden daartoe onder toezicht van de Rijksverzekeringsbank bedrijfsverenigingen oprichten of de verzekering overdragen op een particuliere maatschappij. Een eerste voorstel werd in 1900 door de Eerste Kamer verworpen vanwege het in de ogen van de meerderheid te centralistische karakter van de uitvoeringsorganisatie. Het wetsvoorstel was in 1897 ingediend door de minister Van der Sleyden en Van der Kaay.
  • - 
    Bracht in 1901 de Wet tot exploitatie van Staatswege van steenkolenmijnen tot stand. Twee grote, nieuwe mijnvelden kwamen in staatseigendom, de overige steenkolenmijnen bleven in particuliere handen. De winning van kolen in Limburg werd door de staatsdeelneming sterk gestimuleerd en de levering van steenkolen tegen een redelijke prijs werd verzekerd.
  • - 
    Bracht in 1901 de Phosphorluciferwet tot stand, die de vervaardiging van lucifers met witte phosphor verbood en beperkingen stelde aan de verkoop ervan
  • - 
    Bracht in 1901 een wet tot stand waardoor de Velservoetbrug over het Noordzeekanaal werd vervangen door een veerpont
  • - 
    Bracht in 1913 met minister Bertling een wet tot stand waarbij de Posterijen, Telegrafie en Telefonie werden aangewezen als Staatsbedrijf.
  • - 
    Bracht in 1916 samen met minister Van Gijn een regeling voor de postcheque- en girodienst tot stand, waarbij deze dienst aan de posterijen werd toegevoegd. Hierdoor verdwijnen de rijksbetaalmeesters.
  • - 
    Bracht in 1917 een wet tot verbetering van de Nieuwe Waterweg tot stand. Deze wet regelde verdere uitvoering van rijkswege van verdieping en verbreding van de vaargeul. Daaraan moesten ook direct belanghebbenden in eenderde van de kosten bijdragen. Verder kwamen voor er defensiewerken (geschut, verlichting) langs de Nieuwe Waterweg.
  • - 
    Bracht in 1917 een wet voorschriften omtrent aanleg en instandhouding van spoorwegen met beperkte snelheid tot stand. De beslissing over vergunningverlening voor aanleg van lokaalspoor- en tramwegen kwam bij Gedeputeerde Staten, na advisering door het Rijkstoezicht op de Spoorwegdiensten. Tegen een beslissing kon in beroep worden gegaan bij de Kroon.
  • - 
    Bracht in 1918 de wet tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee (Zuiderzeewet) tot stand (Stb. 354, 14 juni 1918), die bepaalde dat de Zuiderzee zou worden afgesloten en vervolgens gedeeltelijk ingepolderd. Een eerste voorstel daartoe was door hem al in mei 1901 ingediend. Er kwam een apart fonds ten behoeve van de afsluiting en inpoldering en er werd een Zuiderzeeraad in het leven geroepen.

U ziet een selectie van activiteiten. In de uitgebreide versie is het gehele overzicht van activiteiten in te zien.

8.

Wetenswaardigheden

algemeen
  • - 
    Werd in 1891 minister, nadat zes a zeven kandidaten vóór hem (onder wie Kerdijk) hadden geweigerd. Van Tienhoven was lid van de Zuiderzee-Vereeniging en Tak van Poortvliet kende hem uit de tijd dat hij als minister zijn Kanalenwet voorbereidde. Lely was daar als ingenieur bij betrokken.
  • - 
    Werd in 1892 tevens belast met de uitvoering van de Arbeidswet 1889 (dit viel tot dan onder het ministerie van Justitie) en richtte in 1893 een afdeling Arbeid en Fabriekswezen in aan zijn departement
  • - 
    Vanaf 1916 (na het aftreden van Treub) was hij tevens belast met de sociale wetgeving

uit de privésfeer
  • - 
    Hij was 1,75 m lang en woog een groot deel van zijn leven 100 kg.
  • - 
    Vervulde enkele jaren slechts tijdelijke betrekkingen (financieel mogelijk gemaakt door vader)
  • - 
    Van hem staat bij Den Oever en in Lelystad een standbeeld. Lelystad is naar hem genoemd. Het standbeeld bij de afsluitdijk werd op 23 september 1954 door koningin Juliana onthuld t.g.v. zijn 100e geboortedag.
  • - 
    Alle gemeenten in Flevoland, uitgezonderd het reeds voordien bestaande Urk, hebben een lelie in hun gemeentewapen
  • - 
    Zijn zoon Jan was voor de VDB lid van de Haagse gemeenteraad (1939-1941)

anekdotes en citaten
  • - 
    Casimir noemde hem in 'De Telegraaf' bij zijn dood een "vrome rode liberaal".

verkiezingen (5/9)
  • - 
    Werd in 1901 in de districten Lochem en Amsterdam IX gekozen en nam zitting voor Amsterdam IX. Versloeg in Amsterdam IX H. Bijleveld (arp) en in Lochem jhr. H.W. van Asch van Wijck (arp). In beide gevallen na herstemming.
  • - 
    Versloeg in 1905 J.Th. de Visser (chp) na herstemming
  • - 
    Eindige in 1909 in het district Amsterdam II als derde achter J.R. Snoeck Henkemans (chu) en J. Oudegeest (sdap)
  • - 
    Werd in 1910 bij de periodieke verkiezingen voor de Eerste Kamer in Provinciale Staten van Zuid-Holland verslagen door P.J.F. Vermeulen (r.k.). Hij kreeg 19 stemmen,tegen 51 voor Vermeulen.
  • - 
    Versloeg in 1910 bij de periodieke verkiezingen voor de Eerste Kamer in Provinciale Staten van Friesland L.W. de Vries (chu). Hij kreeg in de derde stemronde 26 stemmen, tegen 22 voor De Vries.

U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.

9.

Publicaties van/over

literatuur/documentatie
  • - 
    Mr. Antonio, "Minister Lely", Parlementaire Portretten, Nieuwe Reeks II, De Telegraaf, 22 december 1900
  • - 
    K. Jansma, "Lely bedwinger der Zuiderzee" (1954)
  • - 
    W. Top, "Ingenieur Lely" (1974)
  • - 
    J.M.G. van der Poel, "Lely, Cornelis (1854-1929)", Biografisch Woordenboek van Nederland, deel I, 331
  • - 
    H. Strabbing, "Cornelis Lely. Bedwinger van de Zuiderzee", in: P. Brill (red.), "Kopstukken van het laagland. Een eeuw Nederland in honderd portretten" (1999)
  • - 
    W. van der Ham, "Verover mij dat land. Lely en de Zuiderzeewerken" (2007)
  • - 
    Onze Afgevaardigden, 1897, 1901 en 1905

Biografisch Woordenboek(en)
biografie opgenomen in het Biografisch Woordenboek van Nederland

10.

Familie/gezin

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

11.

Uitgebreide versie

Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.

Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:

In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.

De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.


  • 1. 
    Dit liberale kabinet werd gevormd na de verkiezingen van 1891, waarbij 'rechts' haar meerderheid verloor. Het kabinet streefde naar uitbreiding van het mannenkiesrecht. Minister Tak van Poortvliet kwam hiertoe met een wetsvoorstel, dat echter niet het Staatsblad haalde.
     
  • 2. 
    Dit liberale kabinet staat bekend als 'het kabinet van sociale rechtvaardigheid'. Het bracht diverse belangrijke wetten tot stand, waarvan de Woningwet, de Ongevallenwet en de Leerplichtwet de bekendste zijn. Kabinetsleider was de hoogleraar en gematigd vooruitstrevende liberaal N.G. Pierson, die eerder minister van Financiën was in het kabinet-Van Tienhoven.