Dr. M.A.M. (Marga) Klompé

Foto Dr. M.A.M. (Marga) Klompé
Met dank overgenomen van Parlement.com.

In 1956 de eerste vrouwelijke minister van ons land. Doortastend politiek zwaargewicht in de KVP1. Was aanvankelijk docente scheikunde en op dat terrein gepromoveerd. Actief in het verzet als koerierster en in 1944-1945 organisator van hulpverlening. Vertrouwelinge van Romme2 em als Tweede Kamerlid buitenland-woordvoerder van haar fractie met belangstelling voor de Europese samenwerking. Volgde in 1956 Van Thiel3 op als minister van Maatschappelijk Werk4. Bracht in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Loodste in 1966 als minister van Cultuur de Omroepwet door het parlement. Was in het kabinet-De Jong5 de enige vertegenwoordigster van de linkervleugel van de KVP. Vrouw met veel gezag in het parlement, die door haar mannelijke collega's vaak vriendschappelijk werd geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoerde. Kwam soms wat hautain en belerend over, mede door haar deftige spreektrant. Werd in 1971 als eerste vrouw minister van staat6.

KVP
functie(s) in de periode 1948-1971: lid Tweede Kamer, minister, lid EGKS-parlement

Inhoudsopgave

  1. Personalia
  2. Partij/stroming
  3. Hoofdfuncties/beroepen
  4. Partijpolitieke functies
  5. Nevenfuncties (24/26)
  6. Opleiding
  7. Activiteiten
  8. Wetenswaardigheden
  9. Publicaties van/over
  10. Familie/gezin
  11. Uitgebreide versie

1.

Personalia

voornamen (roepnaam)
Margaretha Albertina Maria (Marga)

geboorteplaats en -datum
Arnhem, 16 augustus 1912

overlijdensplaats en -datum
's-Gravenhage, 28 oktober 1986

2.

Partij/stroming

partij(en)
KVP (Katholieke Volkspartij)

3.

Hoofdfuncties/beroepen

  • - 
    lerares natuur- en scheikunde, R.K. meisjeslyceum "Mater Dei" te Nijmegen, van 1 september 1932 tot 16 juli 1949
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 12 augustus 1948 tot 13 oktober 1956
  • - 
    lid Gemeenschappelijke Vergadering van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, van 10 september 1952 tot 17 oktober 1956
  • - 
    minister van Maatschappelijk Werk, van 13 oktober 1956 tot 24 juli 1963
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 20 maart 1959 tot 19 mei 1959
  • - 
    minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ad interim, van 7 november 1961 tot 4 februari 1962 (in verband met ziekte van minister Cals)
  • - 
    minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ad interim, van 23 april 1963 tot juni 1963 (in verband met ziekte van minister Cals)
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 2 juli 1963 tot 22 november 1966
  • - 
    minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, van 22 november 1966 tot 6 juli 1971
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 23 februari 1967 tot 5 april 1967

ambtstitel
  • - 
    minister van staat, van 17 juli 1971 tot 28 oktober 1986

4.

Partijpolitieke functies

overzicht
  • - 
    lid fractiebestuur KVP Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 7 december 1963 tot november 1966
  • - 
    vicevoorzitter KVP, van 14 december 1963 tot november 1966

lijsttrekkerschappen
  • - 
    lijstaanvoerder KVP Tweede Kamerverkiezingen 1952 (kieskringen Arnhem en Nijmegen), van 23 april 1952 tot 25 juni 1952
  • - 
    lijstaanvoerder KVP Tweede Kamerverkiezingen 1963 (kieskringen Arnhem, Nijmegen, Leeuwarden, Zwolle, Groningen en Assen), van 9 maart 1963 tot 15 mei 1963
  • - 
    lijstaanvoerder KVP Tweede Kamerverkiezingen 1967, van 12 december 1966 tot 15 februari 1967 (kieskringen Arnhem, Nijmegen, Leeuwarden, Zwolle, Groningen en Assen)

5.

Nevenfuncties (24/26)

  • - 
    vicepresident UVV (Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers), van 1943 tot 1953
  • - 
    lid hoofdbestuur R.K. Vrouwendispuut, van 1945 tot 1948 (mede-oprichtster)
  • - 
    lid Nederlandse delegatie naar de Algemene Vergadering Verenigde Naties, van 1947 tot 1952 (op advies Nederlandse vrouwenorganisaties)
  • - 
    lid Assemblee ad hoc in Straatsburg ter voorbereiding van een Europese Grondwet (Europees Statuut), van september 1952 tot maart 1953
  • - 
    lid bestuur Stichting "Te Elfder Ure"
  • - 
    lid Academische Raad, van 1 september 1963 tot november 1966
  • - 
    lid pauselijke commissie "Justitia et Pax", van januari 1967 tot 1976
  • - 
    lid beleidsadviescommissie Bisschoppenconferentie, van 1971 tot 1986
  • - 
    voorzitter sectie internationale zaken van de Raad van Kerken, van 1971 tot 1981 (nadien gewoon lid)
  • - 
    voorzitter commissie ter oprichting van nationale commissies "Justitia et Pax", 1972
  • - 
    voorzitter pauselijke commissie "Justitia et Pax" in Nederland, van 1972 tot 1985
  • - 
    voorzitter Stichting Biowetenschappen en maatschappij, van 1972 tot 1981
  • - 
    voorzitter Joint Task Force (een oecomenische werkgroep die het beleid van de EG volgde t.a.v. ontwikkelingssamenwerking), van 1974 tot 1985
  • - 
    voorzitter Nationale UNESCO-commissie, van 1974 tot 1982
  • - 
    lid Europese Oecumenische Commissie voor Kerk en Samenleving te Brussel
  • - 
    lid Raad van Commissarissen N.V. Lips te Drunen
  • - 
    voorzitter Comité van aanbeveling Stichting Vluchtelingenwerk
  • - 
    lid Raad van Advies Stichting Werkgroep Inheemse Volken
  • - 
    lid Raad van Advies Vierde Russell-Tribunaal
  • - 
    adviserend lid Nederlandse Katholieke Vrouwenbeweging
  • - 
    lid bestuur Europese Vrouwen Unie in Nederland
  • - 
    voorzitter Nederlandse Raad EBN (Europese Beweging in Nederland)
  • - 
    voorzitter Comité d'orientation van Office catholique d'information sur les problemes Européens te Straatsburg & Brussel, van 1977 tot 1985
  • - 
    lid commissie van onderzoek koopsompolissen, 1978 (onderzoek naar vermeende misbruik over fiscale regeling door politici)

afgeleide functies, presidia etc.
  • - 
    voorzitter Commissie van Rapporteurs voor het wetsvoorstel Goedkeuring Noord-Atlantisch Verdrag (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van juni 1949 tot juli 1949
  • - 
    plaatsvervangend lid Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa, van 13 augustus 1949 tot 30 september 1950
  • - 
    lid parlementaire delegatie naar Duitsland (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van februari 1950 tot maart 1950
  • - 
    voorzitter begrotingscommissie voor Buitenlandse Zaken (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 14 oktober 1952 tot 13 oktober 1956
  • - 
    lid Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa, van 14 januari 1953 tot 11 december 1954
  • - 
    voorzitter begrotingscommissie voor Maatschappelijk Werk (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 11 februari 1953 tot 17 september 1953
  • - 
    voorzitter vaste commissie voor Maatschappelijk Werk (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 17 september 1953 tot 13 oktober 1956
  • - 
    voorzitter Commissie van Voorbereiding voor het wetsvoorstel Goedkeuring Overeenkomst Nederland-Indonesië (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van maart 1955 tot 1956
  • - 
    plaatsvervangend lid Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa, van 5 juli 1955 tot 13 oktober 1956
  • - 
    lid vaste commissie voor Defensie (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1963 tot november 1966
  • - 
    voorzitter Commissie van Rapporteurs voor het voorstel van de Commissie voor de werkwijze tot herziening van het Reglement van Orde (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 19 mei 1965 tot juni 1966
  • - 
    ondervoorzitter vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 3 oktober 1966 tot 21 november 1966

U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.

6.

Opleiding

primair onderwijs
  • - 
    R.K. lagere school te Arnhem

voortgezet onderwijs
  • - 
    h.b.s.-b, R.K. Hogere Burgerschool te Arnhem, van 1924 tot juli 1929

academische studie
  • - 
    scheikunde, Rijksuniversiteit Utrecht, van 1929 tot 7 juli 1937
  • - 
    geneeskunde, Rijksuniversiteit Utrecht, vanaf 1942 (afgebroken in verband met sluiten van de Universiteit)

promotie
  • - 
    wiskunde en natuurwetenschappen, Rijksuniversiteit Utrecht, 21 april 1941

eredoctoraten
  • - 
    eredoctoraat Universiteit te Leeds (Gr.Br.), 14 mei 1964
  • - 
    sociale wetenschappen, Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg, 25 november 1982

7.

Activiteiten

als parlementariër
  • - 
    Hield zich als Tweede Kamerlid vooral bezig met buitenlandse zaken (Europese zaken); later ook met maatschappelijk werk en hoger onderwijs. Voerde in 1949 namens haar fractie het woord bij de behandeling van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het NAVO-verdrag.
  • - 
    Was in 1966 woordvoerster van haar fractie bij het debat over de herziening van het Reglement van Orde
  • - 
    Interpelleerde op 7 juli 1966 minister Diepenhorst over het niet doorgaan van een experiment met de invoering van een numerus clausus voor bepaalde studies

opvallend stemgedrag (2/3)
  • - 
    Behoorde in 1955 tot de vijf leden van haar fractie die vóór de motie-Tendeloo stemden over opheffing van het arbeidsverbod voor de gehuwde ambtenares
  • - 
    Behoorde in 1955 tot de vier leden van haar fractie die tegen een (verworpen) amendement-Stokman stemden om de gemeenteraad de bevoegdheid te geven een huwende kleuterleidster te ontslaan

In de uitgebreide versie is een overzicht van opvallend stemgedrag opgenomen.


als bewindspersoon (beleidsmatig) (10/11)
  • - 
    Nam in 1959 het besluit de gezinsoorden (voor onmaatschappelijke gezinnen) op te heffen
  • - 
    Kwam in 1960 met een regeling voor hulpverlening aan oorlogsslachtoffers 1940-'45
  • - 
    Kwam in 1962 met een tijdelijke bijstandsregeling voor mindervaliden
  • - 
    Streefde er als minister van CRM naar het kunstbeleid integraal onderdeel te laten zijn van het gehele welzijnsbeleid. Stelde extra middelen ter beschikking voor experimenten in de kunst en voor ondersteuning van initiatieven om grotere groepen van de bevolking bij het kunstleven te betrekken. Rijkssteun voor muziekscholen en subsidie voor kunstzinnige vorming werd verhoogd. Dat gold eveneens voor steun aan scheppende kunst, in de vorm van stipendia, opdrachten, aankoop en specifieke subsidies.
  • - 
    Bracht in 1968 samen met minister-president De Jong brieven uit over de concentratietendenzen in de dagbladpers. Die konden leiden tot een minder gedifferentieerd aanbod van dagbladen en vraag was of de regering daar maatregelen moest ondernemen. Bekeken zal worden of de economische positie van de dagbladpers kon worden versterkt en daarnaast leefde de gedachte aan een door de sector in te stellen fonds. (9.571)
  • - 
    Bracht in 1969 de nota inzake subsidiëring van het jeugdbeleid uit. Er moeten op plaatselijk en regionaal niveau raden voor het jeugd- en jongerenbeleid komen, waarin jongeren zelf in ruime mate medezeggenschap hebben. Activiteiten die antwoord geven op de specifieke behoeften van de jeugd aan ontspanning zullen ondersteuning krijgen. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, zijn het hebben van een geschikte accommodatie en deskundige leiding voorwaarden. De personeelsvoorziening zal worden verbeterd door het stellen van deskundigheidseisen, invoering van salarisschalen, ondersteuning van (bij)scholing, betere rechtspositieregeling en verbetering van de pensioenvoorziening. Er komt een nieuwe subsidieregeling, waarin de geformuleerde beleidsmaatregelen zijn opgenomen. Naast de in 1968 ingevoerde investeringssubsidie voor plaatselijke accommodaties komt er mogelijk subsidie voor grotere accommodaties. (10.079)
  • - 
    Bracht in 1969 de Discussienota sport uit. De nota bevatte hoofdzakelijk een opsomming van bestaande sportvoorzieningen en was slechts bedoeld als aanzet tot discussie, zonder dat al concrete standpunten werden ingenomen. Wel werd staatssteun voor topsporters (staatsamateurisme) afgewezen. (10.086)
  • - 
    Kondigde n.a.v. protesten van kunstenaars een discussienota over het kunstbeleid aan. Stond welwillend ten op zichte van de roep om vernieuwing van het kunstbeleid.
  • - 
    Bracht in 1970 samen met staatssecretaris Van de Poel de Nota Bejaardenbeleid 1970 uit. De nota bevatte een vijfjarenplan waarmee de grootste knelpunten moesten worden opgelost. Voorstellen zijn verbetering van de AOW, bouw van 12.000 bejaardenwoningen per jaar, uitbreiding van het aantal gezinshulpen en wijkverpleegkundigen, uitbreiding van het aantal dienstencentra en 10.000 extra verpleegbedden per jaar. (10.934)
  • - 
    Diende in 1971 samen met minister Bakker twee zgn. antipiratenwetjes in, die een einde moesten maken aan de uitzendingen van piratenzenders vanaf de Noordzee. (11.373 & 11.374)

als bewindspersoon (wetgeving)
  • - 
    Bracht in 1961 een wet tot beperking van het verhaalsrecht in de Armenwet tot stand. Daardoor zijn niet langer alle kosten van armenzorg door gemeenten verhaalbaar. De kosten voor ondersteuning van 65-plussers, krankzinnigenverpleging en verpleging van langdurig zieken worden daarvan uitgezonderd. (5.864)
  • - 
    Bracht in 1963 de Wet op de Bejaardenoorden (Stb. 18) tot stand, die regels bevatte over de bouw en exploitatie van bejaardenoorden en over de procedure voor opneming in een bejaardenoord. De wet bevat verder regels over de positie van de bewoners, hygiëne, veiligheid en zorgvoorzieningen, de vakbekwaamheid van het personeel en het toezicht door de provincie. (6.621)
  • - 
    Bracht in 1963 als minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ad interim een wet (Stb. 236) in het Staatsblad waardoor op economische hogescholen (Rotterdam en Tilburg) ook een juridische faculteit kon worden ingericht. Het wetsvoorstel was in de Tweede Kamer verdedigd door minister Cals. (7.015)
  • - 
    Bracht in 1963 samen met minister Veldkamp de Algemene Bijstandswet (Stb. 284) tot stand, die de Armenwet 1912 verving. Deze wet moest ervoor zorgen dat iedereen beschikte over de noodzakelijke middelen voor de kosten van bestaan. De bijstand werd verleend door burgemeester en wethouders. Verhaal op derden was mogelijk bij alimentatie. De wet trad op 1 januari 1965 in werking. (6.796)
  • - 
    Bracht in 1967 de Omroepwet (Stb. 176) tot stand. Deze wet maakte toetreding van nieuwe zendgemachtigden mogelijk, stond op beperkte schaal televisiereclame toe en regelde het samengaan van de NRU en de NTS in de NOS (Nederlandse Omroep Stichting). Er kwam een Omroepraad. Het wetsvoorstel was in 1966 ingediend door minister Vrolijk. De wet trad 1 juni 1969 in werking. (8.579)
  • - 
    Bracht in 1968 de Woonwagenwet (Stb. 98) tot stand, die tot doel had het welzijn van woonwagenbewoners te bevorderen. Er kwamen eisen waaraan woonwagens en standplaatsen moesten voldoen en er kwam aangepast lager onderwijs aan de leerplichtige jeugd. Gemeenten werden verplicht tot het in stand houden van een openbaar centrum voor woonwagens. Dit kon ook via een gemeenschappelijke regeling van meerdere gemeenten. (7.872)
  • - 
    Bracht in 1968 de Wet op de Omroepbijdragen (Stb. 687) tot stand. Voor de aanwezigheid van radio- en/of televisietoestellen was een bijdrage verschuldigd. Van deze aanwezigheid moest aangifte worden gedaan. Bij niet-betaling kon worden overgegaan tot verzegeling. (9.627)

U ziet een selectie van activiteiten. In de uitgebreide versie is het gehele overzicht van activiteiten in te zien.

8.

Wetenswaardigheden

algemeen (5/9)
  • - 
    Stemde in oktober 1966, ondanks haar warme band met premier Cals, vóór de tegen het begrotingsbeleid van het kabinet gerichte motie-Schmelzer. Zij vreesde voor verdeeldheid in de KVP als zij tegen zou stemmen. Verder deelde zij de mening dat het kabinet zich te star had opgesteld.
  • - 
    Was in maart 1967 tijdens de formatie-Biesheuvel de beoogde vicepremier onder Barend Biesheuvel. Omdat de formatie mislukte, ging dit niet door.
  • - 
    Op 26 augustus 1969 baarden de kussen die de (homoseksuele) schrijver Gerard van het Reve haar gaf bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs veel opzien.
  • - 
    Aanvankelijk geen voorstandster van de vorming van het CDA, doch legde zich hier later uit praktische overwegingen bij neer
  • - 
    Droeg op 30 april 1980 bij de inhuldiging van koningin Beatrix de Grondwet waarop de vorstin de eed aflegde

uit de privésfeer (5/11)
  • - 
    Was bevriend met pater L.J.C. Beaufort, met wie zij regelmatig de algemene vergadering van de Verenigde Naties in New York bijwoonde
  • - 
    Woonde in 1951 bijeenkomsten bij op het 'Oude Loo' waarbij ook onder anderen de koningin, koningin Wilhelmina en Greet Hofmans aanwezig waren.
  • - 
    Was peettante van een dochter van haar collega Cals
  • - 
    Brak op 20 januari 1971 haar heup en verbleef tot 5 maart in het ziekenhuis H. Joannes de Deo te Den Haag. De ministerraad vergaderde in februari een keer (deels) in de bibliotkeek van het ziekenhuis.
  • - 
    Sinds 9 november 2012 staat in de Universiteit Tilburg een door Margot Homan vervaardigd bronzen borstbeeld van haar. Een tweede beeld staat bij de Marga Klompézaal in de Tweede Kamer.

anekdotes en citaten
  • - 
    Zij woonde als minister regelmatig als toehoorder de vergadering van de Raad voor Economische Aangelegenheden (een onderraad van de ministerraad) bij, hoewel zij daarin geen zitting had. Op die manier wist zij onder meer hoe de voorbereiding van de rijksbegroting verliep.
  • - 
    In het kabinet-De Jong gaf zij wekelijks 'bijles' aan de KVP-staatssecretarissen, waarbij zij vertelde over de gang van zaken in de ministerraad

verkiezingen
  • - 
    In 1956 nummer 3 op de KVP-kandidatenlijsten in de kieskringen Arnhem, Nijmegen, Leeuwarden, Zwolle, Groningen en Assen
  • - 
    In 1959 nummer 2 op de KVP-kandidatenlijsten in de kieskringen Arnhem, Nijmegen, Leeuwarden, Zwolle, Groningen en Assen

pseudoniemen, bij-, koos- en schuilnamen
  • - 
    dr. Meerbergen (schuilnaam in verzet)
  • - 
    Truus van Aken (schuilnaam op onderduikadres)
  • - 
    "Onze lieve vrouwe van altijddurende bijstand" (wat spottende bijnaam, die o.a. Luns haar gaf)
  • - 
    "Madame Klomplet" (wat spottende bijnaam in het Europees Parlement vanwege haar brede takenpakket)

U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.

9.

Publicaties van/over

literatuur/documentatie
  • - 
    M. van der Plas (red.), "Herinneringen aan Marga Klompé" (1989)
  • - 
    I. Jungschläger en C. Bierlaagh, "Marga Klompé, een gedreven politica haar tijd vooruit" (1990)
  • - 
    J. Bosmans, "Klompé, Margaretha Albertina Maria (1912-1986)", in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel IV, 247
  • - 
    J.J. Lindner, "'Mej. Klompé' was politica tegen wil en dank", De Volkskrant, 29 oktober 1986
  • - 
    J.J. Lindner, "Marga Klompé. De kordate juffrouw die bijstand tot recht maakte", in: P. Brill (red.), "Kopstukken van het laagland. Een eeuw Nederland in honderd portretten" (1999)
  • - 
    G. Mostert, "Marga Klompé 1912-1986. Een biografie" (2011)
  • - 
    E. Borgman, "In liefde en rechtvaardigheid. Het dagboek van Marga Klompé 1948-1949" (2012)
  • - 
    A. Ribberink, "Klompé, Margaretha Albertina Maria", in: Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland" (digitale versie, 2018)
  • - 
    Paul van der Steen, "Misschien wel ieders meerdere in ijver", Trouw, 20 juni 2018

Biografisch Woordenboek(en)
biografie opgenomen in het Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland

10.

Familie/gezin

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

11.

Uitgebreide versie

Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.

Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:

In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.

De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.


  • 1. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 2. 
    Voorman van de KVP die met Drees in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé en Schmelzer. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
     
  • 3. 
    Bekende en populaire katholieke Tweede Kamervoorzitter in de jaren zestig. Hij vervulde dat ambt op vaderlijke wijze met veel (Brabantse) humor, tact en soepelheid. Tijdens zijn voorzitterschap vonden de 'Nacht van Schmelzer' en de discussies over de 'Drie van Breda' plaats. Onder zijn voorzitterschap werd bovendien de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd en werd het Kamerwerk dichter bij de burgers gebracht (televisie-uitzendingen, hoorzittingen). Was afkomstig uit een Helmondse ondernemersfamilie. Werd in 1952 in het kabinet-Drees III de eerste minister van Maatschappelijk Werk en keerde in 1956 terug in de Tweede Kamer, waarvan hij namens de KVP eerder al vier jaar deel had uitgemaakt.
     
  • 4. 
    Dit ministerie werd in 1952 ingesteld bij de formatie van het derde kabinet-Drees. Het kreeg de zorg voor de Armenwet, maatschappelijke dienstverlening (gezinszorg, internaten, opbouwwerk, woonwagenbewoners, zorg voor onmaatschappelijken) en de opvang van Molukkers en repatrianten uit Indonesië. Het ministerie werd ook verantwoordelijk voor de Algemene Bijstandswet, die in 1963 tot stand kwam.
     
  • 5. 
    Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
     
  • 6. 
    Minister van staat is een eretitel die op voordracht van het kabinet door de Koning wordt verleend*) aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op bestuurlijk gebied. Het gaat daarbij vaak om politici en bestuurders met een lange staat van dienst, zoals oud-premiers, oud-ministers, oud-Kamervoorzitters en oud-vicevoorzitters van de Raad van State. Een minister van staat wordt soms om advies gevraagd over politieke zaken. Bij een moeizame formatie of bij een staatsrechtelijke kwestie, kan bijvoorbeeld zijn ervaring van pas komen.