Mr. F.A. baron van Hall
Belangrijk staatsman uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Als moderaat vertegenwoordiger van de Amsterdamse handels- en bankierswereld, die als behendig politicus zowel vóór als na 1848 een voorname rol speelde. Volgde in 1842 Van Maanen1 op als minister van Justitie en saneerde in 1844 als minister van Financiën de staatsfinanciën met een gedwongen ('vrijwillige') geldlening. Volgde in 1853 Thorbecke2 op als kabinetsleider en wist de gemoederen na de Aprilbeweging3 tot bedaren te brengen. In 1860 bewerkstelligde hij als minister een regeling voor de aanleg van spoorwegen. Politieke tegenstander van Thorbecke en bête noire van de liberalen. Vaak onderwerp van spotprenten vanwege zijn rode gelaatskleur. Weigerde een benoeming tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Werd in 1856 door de koning tot baron verheven.
Moderaat of gematigd liberaal, Pragmatisch liberalen
functie(s) in de periode 1842-1861: buitengewoon lid Tweede Kamer, lid Tweede Kamer, minister
Inhoudsopgave
Floris Adriaan
wijziging in naam en/of titulatuur
-
-Mr. F.A. van Hall, van 24 juni 1812 tot 1 april 1856
-
-Mr. F.A. baron van Hall, vanaf 1 april 1856
geboorteplaats en -datum
Amsterdam, 15 mei 1791
overlijdensplaats en -datum
's-Gravenhage, 29 maart 1866 stroming(en)
-
-moderaat (voor 1849)
-
-'pragmatisch' liberaal (vanaf 1849)
-
-advocaat op kantoor van zijn vader te Amsterdam, van 1812 tot 1842
-
-lid Provinciale Staten van Holland, van 3 juli 1832 tot 1 juli 1839 (voor de landelijke stand, district Meerkerk)
-
-lid Provinciale Staten van Noord-Holland, van 22 december 1840 tot 18 september 1848 (voor de steden, Amsterdam)
-
-minister van Justitie, van 1 april 1842 tot 7 april 1844
-
-minister van Financiën ad interim, van 22 september 1843 tot 7 maart 1844 (na het aftreden van minister Van der Heim van Duivendijke)
-
-minister van Financiën, van 7 maart 1844 tot 1 januari 1848
-
-ambteloos, wijdde zich op zijn buitenverblijf aan studie, van 1848 tot 1849
-
-buitengewoon lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 18 september 1848 tot 8 oktober 1848 (voor Noord-Holland)
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 13 februari 1849 tot 20 augustus 1850 (voor het kiesdistrict Amsterdam)
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 7 oktober 1850 tot 26 maart 1853 (voor het kiesdistrict Amsterdam)
-
-minister van Buitenlandse Zaken, van 19 april 1853 tot 1 juli 1856
-
-minister van Rooms-Katholieke Eredienst ad interim, van 28 juni 1853 tot 7 september 1853 (hij beheerde dit departement wegens een bijzondere zending van minister Lightenvelt naar Rome)
-
-minister van Financiën ad interim, van 6 januari 1854 tot 1 mei 1854 (na het aftreden van minister Van Doorn)
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 20 september 1858 tot 23 februari 1860 (voor het kiesdistrict Hoorn)
-
-minister van Financiën, van 23 februari 1860 tot 23 februari 1861 (benoemd bij K.B. van 22 februari 1860)
-
-minister van Buitenlandse Zaken ad interim, van 23 februari 1860 tot 4 april 1860 (vanaf 8 maart 1860 als waarnemend minister belast met de zorg van dit departement, omdat Van Zuylen pas vanaf 4 april 1860 zijn ambt kon aanvaarden wegens verblijf in het buitenland)
-
-ambteloos, vanaf 1861 (wijdde zich weer aan historische studie)
ambtstitel
-
-minister van staat, van 1 januari 1848 tot 29 maart 1866
(in)formateurschap(pen)
-
-kabinetsformateur, van 16 april 1853 tot 18 april 1853 (werd nog voor het aftreden van het kabinet-Thorbecke benoemd tot formateur)
-
-kabinetsformateur, van 17 februari 1860 tot 20 februari 1860 (niet geslaagd)
-
-deken Orde van Advocaten te Amsterdam, tot 1842
-
-lid Commissie van beheer van de nalatenschap van koning Willem II
-
-voorzitter Hollandsche Maatschappij van Landbouw, van 1851 tot 1853
-
-voorzitter Hollandsche Maatschappij van Landbouw, van 1857 tot 1859
afgeleide functies, presidia etc.
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 19 september 1848 tot 8 oktober 1848 (voorzitter zesde afdeling)
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1851 tot mei 1852
-
-voorzitter parlementaire enquêtecommissie zoutaccijns (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 1852 tot 25 maart 1853
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1852 tot februari 1853
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1859 tot november 1859
-
-voorzitter van de ministerraad, van 23 februari 1860 tot 23 februari 1861 (benoemd voor 1 jaar)
-
-onderwijs van Waalse predikant Merkus te Voorburg (met name vanwege studie Frans)
voortgezet onderwijs
-
-Latijnse School te Amsterdam (van H. Bosscha)
academische studie
-
-studie Atheneum Illustre te Amsterdam, van 1808 tot 1811 (verdedigde 24 juni 1812 "disputatio de dolo", plus 10 stellingen)
-
-Romeins en hedendaags recht (gepromoveerd op 29 stellingen), Hogeschool te Leiden, van 7 november 1811 tot 22 januari 1812
-
-Voerde als lid van de Dubbele Kamer in 1848 het woord bij de algemene beschouwingen over de Grondwetsherziening en bij de behandeling van de hoofdstukken III (Staten-Generaal), IV (Prov. Staten en Gemeentebesturen), VII (Financiën), en XI (veranderingen)
-
-Stemde in 1848 vóór alle wetsvoorstellen tot grondwetsherziening
-
-Hield zich in de periode 1858-1860 als Kamerlid vooral bezig met koloniale zaken
-
-Interpelleerde in 1859 minister Van Tets van Goudriaan over de doorgraving van Holland op z'n smalst
als bewindspersoon (beleidsmatig)
-
-Trok in 1842 de omstreden ontwerp-Conflictenwet van zijn voorganger Van Maanen in. In 1844 trok hij ook het Conflictenbesluit van 1822 in vanwege de invoering van een nieuwe rechterlijke organisatie.
-
-In 1844 verwierp de Tweede Kamer met 29 tegen 25 stemmen het door hem verdedigde wetsvoorstel over aanvulling der middelen over 1844 en 1845
-
-Verbood in 1844 onderzoek naar de godsdienstige gezindheid van kandidaten voor justitiële functies
-
-Drong in 1844 bij circulaire aan op handhaving van de grondwettelijk vastgelegde vrijheid van drukpers
-
-Als minister van Financiën (1844-1847) reorganiseerde hij het ambtelijk apparaat
-
-In 1847 verwierp de Tweede Kamer het door hem verdedigde wetsvoorstel tot afschaffing van de accijns op het gemaal van rogge
-
-Bewerkstelligde na de Aprilbeweging van 1853 als minister van Rooms-Katholieke Eredienst ad interim de Wet tot regeling van toezicht op de kerkgenootschappen, die de vrijheid van kerkgenootschappen in stand hield (september 1853)
-
-Als minister van Buitenlandse Zaken wist hij Nederland buiten de Krimoorlog te houden en de Nederlandse scheepvaart- en handelsbelangen te verdedigen
als bewindspersoon (wetgeving)
-
-Bracht in 1844 als minister van Justitie de Wet op het notarisambt tot stand. De verplichte stage werd vervangen door een examen. Het toezicht op notarissen kwam te berusten bij het Openbaar Ministerie in het arrondissement van vestiging. De koning bepaalde het aantal notarissen per arrondissement.
-
-Bracht in 1844 de Wet inzake een vrijwillige lening aan de Staat tot stand. Bezitters van f 100.000 werden verplicht deel te nemen in een lening. Door die wet kon de staatsschuld worden gesaneerd. Als 'stok-achter-de-deur' dreigde Van Hall met invoering van een inkomstenbelasting.
-
-Bracht in 1845 een nieuwe Tariefwet tot stand, die leidde tot een zekere liberalisering van het handelsverkeer
-
-Bracht in 1847 een nieuwe Muntwet tot stand, waarmee een muntsanering werd uitgevoerd. Oude munten werden ingezameld om omgesmolten te worden voor nieuwe zilveren munten. Er kwam tevens papiergeld.
-
-Bracht in 1854 een wet tot bijzondere amortisatie van de staatsschuld met f. 1,5 miljoen tot stand
-
-Bracht in 1860 samen met minister Van Heemstra de Wet tot aanleg van spoorwegen voor rekening van de Staat tot stand (de exploitatie van spoorwegen bleef in handen van particuliere maatschappijen). Er werden door de staat spoorwegen aangelegd van Arnhem via Zwolle naar Leeuwarden, van Harlingen via Groningen naar de grens, van Groningen naar Meppel, van Zutphen via Enschede naar de grens, van Maastricht via Eindhoven naar Breda, van Roosendaal naar Vlissingen, van Venlo naar de grens, van Utrecht via 's-Hertogenbosch naar Boxtel, van Rotterdam naar het Hollands Diep, van Moerdijk naar Breda en van Amsterdam via Zaandam naar Den Helder.
-
-Een ministerschap in 1842 werd ontraden door zijn vader en schoonvader (mr. J. Bondt). Werd daarentegen aangespoord een benoeming te aanvaarden door J.J. Rochussen.
-
-Werd in 1846 door het Tweede Kamerlid E.W. van Dam van Isselt bijna uitgedaagd tot een duel, nadat hij dit Kamerlid leek beschuldigd te hebben van laster. Bemiddeling door de secundanten en een door hen opgestelde verklaring voorkwam het duel.
-
-Trad in 1847 af als minister, omdat hij vond dat de voorstellen tot Grondwetsherziening niet genoeg tegemoet kwamen aan de roep om staatkundige veranderingen
-
-Trad in 1856 af na onenigheid over de wens van de Koning om meer reactie en diens pleidooi voor een andere oplossing voor de onderwijskwestie. Vroeg ontslag in januari 1856 "om rust te krijgen", na aanvankelijke weigering werd het ontslag in juni verleend.
-
-Trad in 1861 af vanwege onenigheid in de ministerraad over de voortzetting van zijn voorzitterschap. Zijn collegae wilden vasthouden aan het geldende stelsel van een wisselend voorzitterschap.
uit de privésfeer (5/8)
-
-Een broer van hem was gehuwd met een zus van A. Vrolik, minister
-
-Een zus van zijn eerste vrouw was gehuwd met C.A. den Tex, Tweede Kamerlid
-
-De titel baron werd hem verleend als blijk van waardering voor zijn optreden als minister van Buitenlandse Zaken rond de Krimoorlog. Hij wist toen de Nederlandse onzijdigheid te handhaven.
-
-Zijn wapenspreuk was: "Fide et labora" ("vertrouw en werk")
-
-Was bijziend
verkiezingen
-
-Werd in 1848 in het district Amsterdam III gekozen. Versloeg onder anderen P. Bruining.
-
-Versloeg in 1850 in het district Amsterdam na herstemming J. Heemskerk Azn.
-
-Werd in 1852 bij de periodieke verkiezing in de eerste stemmingsronde herkozen. Versloeg onder anderen J.C. Rijk en J.J. Rochussen.
-
-Versloeg in 1858 bij de periodieke verkiezing in het district Hoorn J.G.A. Faber na herstemming
-
-Werd in 1862 bij de perodieke verkiezing in het district Haarlem na herstemming verslagen door J.J. van Mulken (lib.)
niet-aanvaarde politieke functies
-
-burgemeester van Amsterdam, 1835 (verhinderd door de koning)
-
-gezantschapspost, 1848
-
-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië (weigerde benoeming op voordracht van zijn vriend J.J. Rochussen vanwege zijn leeftijd)
pseudoniemen, bij-, koos- en schuilnamen
-
-"De vampyr" (politieke spotnaam)
-
-"Het bloedzuigertje" (spotnaam vanwege rode gelaatskleur)
-
-"Van Haal" (spotnaam)
predicaten/adellijke titels
-
-baron, 1 april 1856
U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.
literatuur/documentatie-
-Levensbericht door R. van Boneval Faure, in: Levensberichten van leden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, 1868, 137
-
-Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel VII, 517
-
-J.G. Gleichman, "Mr. F.A. van Hall als minister" (1904)
-
-L.C. Suttrop, "F.A. van Hall en zijn constitutioneele beginselen" (1932)
-
-M.W. Jurriaanse, "De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken 1813-1900"
-
-J.Th.J. van den Berg, "Floris Adriaansz. van Hall. Pragmatisch liberaal", in: F. de Beaufort, J.Th.J. van den Berg en P.C.G. van Schie, "Eigenzinnige Liberalen" (2014), 67
-
-Ned. Patriciaat, 1975
Biografisch Woordenboek(en)
biografie opgenomen in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek
publicaties over en van letterkundigen
gegevens uit de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.
Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.
Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:
In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.
Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.
De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.
- 1.Belangrijkste minister onder Willem I. Begon zijn bestuurlijke loopbaan tijdens de Bataafse tijd en was minister van Justitie en Politie onder Lodewijk Napoleon. Maakte deel uit van de Grondwetscommissies in 1814 en 1815. Had een groot aandeel in de totstandkoming van de codificatie van het recht in wetboeken. Aanvankelijk tamelijk verlicht en voorstander van openbare Kamervergaderingen. Onder Willem I speelde hij echter een belangrijke rol bij het tegengaan van oppositie, onder andere door maatregelen om de persvrijheid te beperken. Tegenstander van de invoering van ministeriële verantwoordelijkheid en voorstander van het regeren bij besluit. Willem II verving hem door de liberalere Van Hall.
- 2.Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
- 3.De Aprilbeweging van 1853 was het protestantse en conservatieve protest tegen het herstel door de paus van de bisschoppelijk hiërarchie in Nederland. De bisschoppelijke hiërarchie is de indeling van de Rooms-Katholieke kerk in Nederland in (toen vijf) kerkprovincies, met aan het hoofd een bisschop. De beweging richtte zich tevens tegen het kabinet-Thorbecke, dat de RK-kerk geen strobreed in de weg legde, op grond van de scheiding van kerk en staat.