Dr. H. Colijn

Foto Dr. H. Colijn
Met dank overgenomen van Parlement.com.

Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper1 als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.

ARP
functie(s) in de periode 1909-1944: lid Tweede Kamer, fractievoorzitter TK, lid Eerste Kamer, minister, minister-president

Inhoudsopgave

  1. Personalia
  2. Partij/stroming
  3. Hoofdfuncties/beroepen (44/45)
  4. Partijpolitieke functies
  5. Nevenfuncties (24/45)
  6. Opleiding
  7. Activiteiten
  8. Wetenswaardigheden
  9. Publicaties van/over
  10. Familie/gezin
  11. Uitgebreide versie

1.

Personalia

voornamen (roepnaam)
Hendrikus (Henk)

wijziging in naam en/of titulatuur
  • - 
    H. Colijn, van 2 juni 1869 tot 20 oktober 1930
  • - 
    Dr. H. Colijn, vanaf 20 oktober 1930 (nadat aan hem door de Vrije Universiteit te Amsterdam een eredoctoraat was verleend)

geboorteplaats en -datum
Burgerveen (gem. Haarlemmermeer), 22 juni 1869

overlijdensplaats en -datum
Ilmenau (Dld.), 18 september 1944

begraafplaats en -datum
herbegraven te 's-Gravenhage, 5 juni 1947

2.

Partij/stroming

partij(en)
ARP (Anti-Revolutionaire Partij)

3.

Hoofdfuncties/beroepen (44/45)

  • - 
    tweede luitenant der infanterie, Oost-Indisch Leger, van 15 december 1892 tot 1896
  • - 
    eerste luitenant der infanterie, Oost-Indisch Leger, van 1 mei 1896 tot juni 1897
  • - 
    militair commandant en burgerlijk gezaghebber te Poeloe Weh (Atjeh, Nederlands-Indië), van juni 1897 tot november 1897
  • - 
    militair commandant en burgerlijk gezaghebber te Lam Djamoe (Atjeh, Ned.-Indië), van november 1897 tot november 1898
  • - 
    burgerlijk gezaghebber afdelingen Indrapoeri en Selimoen (Atjeh, Ned.-Indië), van november 1898 tot mei 1899
  • - 
    officier-civiel gezaghebber van Tapa Toean (Atjeh, Ned.-Indië), van mei 1899 tot september 1901
  • - 
    adjudant van J.B. van Heutsz, Gouverneur van Atjeh en Onderhorigheden, van 4 september 1901 tot 1903
  • - 
    belast met het burgerlijk gezag over een deel van de Noordkust van Atjeh, van 1903 tot mei 1904
  • - 
    verlof in Nederland, van mei 1904 tot september 1904
  • - 
    adjudant van J.B. van Heutz, Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, van september 1904 tot oktober 1904
  • - 
    assistent-resident Gajoe- en Alaslanden (Atjeh, Ned.-Indië), van oktober 1904 tot april 1905
  • - 
    belast met onderzoek naar de toestanden in de Buitenbezittingen en met de bestuursorganisatie, van april 1905 tot 1 juni 1907
  • - 
    secretaris Gouvernement van Nederlandsch-Indië, toegevoegd aan de commissie voor de decentralisatie, van 1 juni 1907 tot 1 oktober 1909
  • - 
    adviseur voor bestuurszaken der Buitenbezittingen, van 8 november 1908 tot 1 oktober 1909
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 9 november 1909 tot 4 januari 1911 (voor het kiesdistrict Sneek)
  • - 
    minister van Oorlog, van 4 januari 1911 tot 29 augustus 1913
  • - 
    minister van Marine ad interim, van 14 mei 1912 tot 29 augustus 1913 (na het aftreden van minister J. Wentholt)
  • - 
    ambteloos, van 29 september 1913 tot 1 maart 1914
  • - 
    directeur BPM (Bataafsche Petroleum Maatschappij), van 1 maart 1914 tot 1 januari 1920
  • - 
    lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 15 september 1914 tot 10 november 1920 (voor Gelderland)
  • - 
    managing director Asiatic en Anglo-Saxon Petroleum Company, Koninklijke Shell te Londen, van 1 januari 1920 tot 1 april 1922
  • - 
    lid politieke hoofdredactie "De Standaard", antirevolutionair dagblad voor Nederland, van 10 november 1920 tot 1 april 1922
  • - 
    hoofdredacteur "De Standaard", antirevolutionair dagblad voor Nederland, van 1 april 1922 tot 2 oktober 1939
  • - 
    fractievoorzitter ARP Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 11 juli 1922 tot 11 augustus 1923
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 25 juli 1922 tot 15 augustus 1923
  • - 
    minister van Financiën, van 11 augustus 1923 tot 8 maart 1926
  • - 
    voorzitter van de ministerraad, van 4 augustus 1925 tot 8 maart 1926
  • - 
    minister van Koloniën ad interim, van 4 augustus 1925 tot 1 oktober 1925 (in afwachting van de beëdiging van Ch.J.I.M. Welter)
  • - 
    lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 23 september 1926 tot 21 augustus 1929
  • - 
    fractievoorzitter ARP Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 23 september 1926 tot 17 september 1929
  • - 
    hoofdredacteur "De Standaard", antirevolutionair dagblad voor Nederland, van 14 juli 1927 tot 24 mei 1933
  • - 
    fractievoorzitter ARP Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 17 september 1929 tot 23 mei 1933
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 17 september 1929 tot 26 mei 1933
  • - 
    minister van Koloniën, van 26 mei 1933 tot 24 juni 1937
  • - 
    voorzitter van de ministerraad, van 26 mei 1933 tot 10 augustus 1939
  • - 
    minister van Economische Zaken ad interim, van 17 april 1934 tot 25 juni 1934 (na het aftreden van minister T.J. Verschuur)
  • - 
    minister van Waterstaat ad interim, van 14 januari 1935 tot 15 maart 1935 (na het overlijden van minister J.A. Kalff)
  • - 
    minister van Defensie ad interim, van 2 september 1935 tot 24 juni 1937
  • - 
    lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 8 juni 1937 tot 25 juni 1937
  • - 
    minister van Buitenlandse Zaken ad interim, van 24 juni 1937 tot 4 oktober 1937 (in afwachting van de benoeming van J.A.N. Patijn)
  • - 
    minister van Algemene Zaken, van 8 juli 1937 tot 10 augustus 1939 (ministerie ingesteld bij K.B. van 6 juli 1937)
  • - 
    minister van Financiën ad interim, van 19 mei 1939 tot 25 juli 1939 (na het aftreden van minister J.A. de Wilde)
  • - 
    minister van Economische Zaken ad interim, van 25 juli 1939 tot 10 augustus 1939 (in afwachting van de benoeming van prof. I.P. de Vooys)
  • - 
    lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 31 oktober 1939 tot 18 september 1944

ambtstitel
  • - 
    minister van staat, van 31 augustus 1929 tot 18 september 1944

gevangenschap/internering
  • - 
    gedwongen verblijf te Valkenburg (Lb.), van 30 juni 1941 tot 28 oktober 1941
  • - 
    gedwongen verblijf te Berlijn, van 29 oktober 1941 tot maart 1942
  • - 
    gedwongen verblijf te Ilmenau (Dld.), van maart 1942 tot 18 september 1944

(in)formateurschap(pen)
  • - 
    kabinetsformateur, van 15 juli 1925 tot 1 augustus 1925
  • - 
    kabinetsformateur, van 2 mei 1933 tot 26 mei 1933 (drie verschillende opdrachten)
  • - 
    kabinetsformateur, van 29 juli 1935 tot 30 juli 1935
  • - 
    kabinetsformateur, van 30 mei 1937 tot 24 juni 1937
  • - 
    kabinetsformateur, van 30 juni 1939 tot 9 juli 1939 (poging mislukt)
  • - 
    kabinetsformateur, van 14 juli 1939 tot 25 juli 1939

officiersrangen
  • - 
    tweede luitenant der infanterie, Oost-Indisch Leger, van 15 december 1892 tot 1 mei 1896
  • - 
    eerste luitenant der infanterie, Oost-Indisch Leger, van 1 mei 1896 tot 1 september 1901
  • - 
    kapitein der infanterie, Oost-Indisch Leger, van 1 september 1901 tot 1 juni 1907
  • - 
    majoor der infanterie titulair, Oost-Indisch Leger, 1 juni 1907

U ziet een selectie van de loopbaan. In de uitgebreide versie is de gehele loopbaan in te zien.

4.

Partijpolitieke functies

overzicht
  • - 
    tijdelijk voorzitter Centraal Comité van ARP-kiesverenigingen, van 25 november 1918 tot 14 april 1920
  • - 
    voorzitter Centraal Comité van ARP-kiesverenigingen, van 14 april 1920 tot 26 mei 1933
  • - 
    politiek leider ARP, van 14 april 1920 tot 18 september 1944
  • - 
    redacteur "Antirevolutionaire Staatkunde", orgaan van de Dr. Abraham Kuyperstichting ter bevordering van de studie der antirevolutionaire beginselen, van oktober 1924 tot 1941
  • - 
    voorzitter Raad van Beheer partijkantoor ARP ('Kuyperhuis'), vanaf april 1925
  • - 
    voorzitter Centraal Comité van ARP-kiesverenigingen, van 6 september 1939 tot 1 april 1941

lijsttrekkerschappen
  • - 
    lijstaanvoerder ARP Tweede Kamerverkiezingen 1922 (in de kieskringen Leeuwarden, Groningen en Assen)
  • - 
    lijsttrekker ARP Tweede Kamerverkiezingen 1925 (in alle kieskringen)
  • - 
    lijstaanvoerder ARP Tweede Kamerverkiezingen 1929 (in de kieskring Leeuwarden)
  • - 
    lijsttrekker ARP Tweede Kamerverkiezingen 1933 (in alle kieskringen)
  • - 
    lijsttrekker ARP Tweede Kamerverkiezingen 1937 (in alle kieskringen)

5.

Nevenfuncties (24/45)

  • - 
    lid Commissie voor de Economische Politiek, omstreeks 1919
  • - 
    ondervoorzitter Zuiderzeeraad, van 31 maart 1919 tot 11 augustus 1923
  • - 
    lid Raad van Defensie, tot september 1923
  • - 
    lid Raad van Bijstand directie van Economische Zaken, ministerie van Buitenlandse Zaken, omstreeks 1920
  • - 
    lid college van directeuren Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag (Vrije Universiteit) te Amsterdam, van juli 1922 tot augustus 1925
  • - 
    lid Raad van Commissarissen Nederlandsche Handel-Maatschappij, van 1 augustus 1922 tot augustus 1923
  • - 
    voorzitter Staatscommissie kostenbesparing hoger onderwijs, van 24 februari 1923 tot 2 oktober 1923
  • - 
    voorzitter Raad van Toezicht op de leerstoel indologie, Rijksuniversiteit Utrecht, van 1925 tot 1933
  • - 
    voorzitter curatorium Christelijk Lyceum te Zeist, van 1926 tot 1933
  • - 
    lid Zuiderzeeraad, van 1 januari 1927 tot 1 april 1929
  • - 
    lid Raad van Commissarissen N.V. Nederlandsche Handel-Maatschappij, van juli 1926 tot mei 1933
  • - 
    voorzitter college van directeuren Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag (Vrije Universiteit) te Amsterdam, van 1 juli 1926 tot juli 1929
  • - 
    Nederlands afgevaardigde naar Internationale economische conferenties in het kader van de Volkenbond te Genève & Londen, van 1927 tot juni 1933
  • - 
    voorzitter Zuiderzeeraad, van 1 april 1929 tot mei 1933 (benoemd bij K.B. van 19 maart 1929)
  • - 
    vicevoorzitter Raadgevend Economische Comité van de Volkenbond, vanaf oktober 1927 (voorzitter commissie voor handelspolitiek)
  • - 
    voorzitter Permanente Verzoeningscommissie Italië-Noorwegen, vanaf juli 1931
  • - 
    voorzitter Nederlandse groep der IPU (Inter Parlementaire Unie), van 1 februari 1933 tot mei 1933
  • - 
    voorzitter economische commissie, Wereld-economische conferentie te Londen, van 12 juni 1933 tot 27 juli 1933 (tevens lid van het 'bureau' van de conferentie)
  • - 
    algemeen voorzitter Werkfonds 1934, vanaf juni 1934
  • - 
    voorzitter erecomité herdenking grondvesting Nederlands gezag in Nederlands-Indië door J.P. Coen, van 1936 tot 1937 (herdenking was 8 januari 1937)
  • - 
    voorzitter college van directeuren Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag (Vrije Universiteit) te Amsterdam, van 1939 tot 18 september 1944
  • - 
    politiek hoofdredacteur "De Standaard", Antirevolutionair dagblad voor Nederland, van 1 oktober 1939 tot 5 februari 1941 (nam ontslag na de aanstelling van Max Blokzijl als toezichthoudend redacteur)
  • - 
    voorzitter organisatiecommissie Volkenbondcomité voor economische en financiële vraagstukken, vanaf december 1939
  • - 
    lid Politiek Convent, van 1 juli 1940 tot 30 juni 1941

afgeleide functies, presidia etc.
  • - 
    voorzitter Commissie voor de Verzoekschriften (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van november 1917 tot september 1918
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van september 1922 tot april 1923
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van 22 maart 1927 tot 22 juni 1927
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van 20 september 1927 tot 20 december 1927
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van 18 december 1928 tot 17 september 1929
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 18 september 1929 tot september 1930
  • - 
    voorzitter begrotingscommissie voor de hoofdstukken I, II etc. en de Wet op de Middelen 1930 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 15 september 1931 tot 21 september 1932
  • - 
    voorzitter begrotingscommissie voor de hoofdstukken I, II etc. en de Wet op de Middelen 1932 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
  • - 
    lid Centrale Afdeling (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van 19 december 1939 tot 2 april 1940

comités van aanbeveling, erefuncties etc.
  • - 
    erevoorzitter Nationaal Comité 'Het Gedenkteken voor Juliana van Stolberg', vanaf december 1925
  • - 
    erevoorzitter Nationale Landstorm Commissie

U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.

6.

Opleiding

primair onderwijs
  • - 
    lagere school te Uitwijk (N.Br.), van 1875 tot 1881

hoger beroepsonderwijs
  • - 
    Christelijke Kweekschool voor onderwijzers te Nieuw-Vennep, vanaf november 1883
  • - 
    militaire opleiding bij het Instructiebataljon te Kampen, van 24 februari 1886 tot 1890
  • - 
    officiersopleiding Hoofdcursus te Kampen, van 1890 tot augustus 1892

eredoctoraten
  • - 
    rechtsgeleerdheid, Vrije Universiteit te Amsterdam, 20 oktober 1930
  • - 
    eredoctoraat Staatsuniversiteit van Debreczen (Hongarije), 4 oktober 1938

7.

Activiteiten

als parlementariër
  • - 
    Hield zich behalve met het algemene regeringsbeleid en financieel-economische zaken als Kamerlid vooral bezig met koloniale aangelegenheden
  • - 
    Interpelleerde als Eerste Kamerlid op 29 juni 1929 de ministers Lambooij en Koningsberger over de gebeurtenissen op Curaçao, waar een Venezulaanse bende een overval op een wapendepot had gepleegd, waartegen door de autoriteiten onvoldoende was opgetreden
  • - 
    Sprak in de periode 1939-1940 als Eerste Kamerlid alleen bij de algemene beschouwingen over de begroting 1940

opvallend stemgedrag (2/3)
  • - 
    Behoorde in 1923 tot de vier leden van zijn fractie die tegen een (aangenomen) initiatiefwetsvoorstel-Sannes stemden over aanvulling van de Invaliditeitswet
  • - 
    Stemde in 1927 vóór het (verworpen) wetsvoorstel tot goedkeuring van het Verdrag met België

In de uitgebreide versie is een overzicht van opvallend stemgedrag opgenomen.


als minister-president
  • - 
    Was de verpersoonlijking van de bezuiningspolitiek ("Aanpassing") van de jaren dertig, die er op gericht was het evenwicht op de begroting te herstellen door verlaging van uitgaven voor onder andere ambtenarensalarissen, werklozensteun en onderwijs. Tot 1936 werd - als laatste West-Europese land - vastgehouden aan de gouden standaard (de koppeling van de gulden aan de goudprijs). In schijnbare tegenspraak met de verlaging van de overheidsuitgaven, werden wel extra gelden uitgetrokken voor werklozenprojecten (Werkfonds) en voor steun aan de landbouw en bedrijfsleven. Zijn monteraire beleid richtte zich grotendeels op de inzichten van de president van de Nederlandse Bank, L.J.A. Trip.
  • - 
    Stelde in 1934 een zogenaamd Werkfonds in, met een kapitaal van f 60 miljoen. Uit de gelden van dit door C.J.P. Zaalberg - die overigens na korte tijd aftrad - geleide fonds konden werkverschaffingsprojecten worden gefinancierd.
  • - 
    Presenteerde op 2 augustus 1935 in een radiorede zijn nieuwe (gereconstrueerde) kabinet en verscheen pas in september met dat kabinet in het parlement.
  • - 
    Hield op 11 maart 1936 naar aanleiding van de bezetting van het Rijnland door Duitsland en het daarop genomen besluit om de winterlichting 1935 onder de wapenen te houden een radiorede. Daarin riep hij de luisteraars op even rustig te gaan slapen als zij dat ook andere nachten deden, omdat er voor Nederland nog geen direct oorlogsgevaar was.
  • - 
    Lichtte op 28 september 1936 via een radiorede het besluit toe om de Gouden Standaard te verlaten en over te gaan tot devaluatie van de gulden
  • - 
    Hield in 1938 de feestrede tijdens de viering van het 40-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina
  • - 
    Hield op 11 april 1939 n.a.v. de mobilisatie van grensbataljons een radiorede, waarin hij aangaf dat er geen enkele reden was voor bijzondere ongerustheid of beduchtheid voor de veiligheid

als bewindspersoon (beleidsmatig)
  • - 
    Stelde als minister van Marine in 1912 een Staatscommissie in, die een vlootplan moest ontwerpen
  • - 
    Verdedigde in oktober 1923 samen met de ministers Westerveld, De Graaff en Van Karnebeek zonder succes de ontwerp-Vlootwet in de Tweede Kamer. Dat ontwerp behelsde de bouw van een marinevloot met een kern van zestien onderzeeboten, twee kruisers, twee onderzeebootmijnenleggers, twaalf jagers en vier flottieljevaartuigen, alsmede honderd vliegtuigen. De kosten hiervan werden over zes jaar verdeeld. Het wetsvoorstel werd met 50 tegen 49 stemmen verworpen.
  • - 
    Was tussen 1923 en 1925 verantwoordelijk voor een deflatiebeleid dat erop gericht was de overheidsfinanciën te saneren en de gouden standaard te herstellen. Beide doelstellingen werden in 1925 bereikt. Voerde in 1924 een groot aantal bezuinigingen door, onder meer door verlaging van ambtenaren- en onderwijssalarissen en door vermindering van uitgaven voor woningbouw en defensie. Verhoogde daarnaast de belastingen en voerde een belasting op rijwielen in.
  • - 
    Diende in 1925 een wetsvoorstel in tot geleidelijke afschaffing van de staatsloterij. Dit voorstel bleef onafgehandeld.
  • - 
    Legde op 28 april 1925 in de Tweede Kamer een verklaring af over het per 29 april opnieuw invoeren van de Gouden Standaard
  • - 
    Drong als minister van Koloniën begin jaren dertig bij Gouverneur-Generaal De Jonge aan op verdergaande bezuinigingen in Nederlands-Indië. Door verzet van De Jonge werd uiteindelijk minder bezuinigd dan hij wilde.
  • - 
    Zette tegen de zin van het Indisch bestuur de benoeming van W.H. van Helsdingen tot voorzitter van de Volksraad door.
  • - 
    Benoemde in 1936 jhr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië.

als bewindspersoon (wetgeving)
  • - 
    Bracht in 1912 samen met minister Regout de Wet inzake het militair procesrecht tot stand, waardoor dat recht werd gemoderniseerd. De krijgsraad kreeg een permanent karakter, goede omschrijving van de aanklacht was vereist, er kwam een betere regeling van het voorlopig arrest en de terechtzittingen van de krijgsraad werden openbaar. Het horen van getuigen ter zitting werd mogelijk en op alle vonnissen kwam een mogelijkheid van appèl.
  • - 
    Bracht in 1912 samen met minister Heemskerk een wijziging van de Militiewet tot stand en in 1913 een wijziging van de Landweerwet, alsmede een nieuwe Landstormwet. Deze wetten zorgden voor een legerhervorming: de jaarlijkse lichting werd 23.000 man, dienstplichtigen dienden vijf jaar bij de Militie en zes jaar bij de Landweer. Niet militie- of landweerplichtigen maakten tot hun veertigste deel uit van de Landstorm, die alleen in buitengewone omstandigheden zou worden opgeroepen.
  • - 
    Bracht in 1912 samen met minister Kolkman een wet tot stand waardoor de artillerie-inrichtingen werden aangewezen als staatsbedrijf
  • - 
    Bracht in 1913 wetten inzake de kustverdediging tot stand. Hierdoor kwam f 12 miljoen beschikbaar voor versterking van de defensie langs de kust (o.a. forten bij IJmuiden en Hoek van Holland en langs de Westerschelde) en voor uitbreiding van de vloot. Er kwam een apart begrotingsfonds voor de kustverdediging.
  • - 
    Bracht in 1924 een nieuwe Tariefwet tot stand, waarbij het invoertarief werd verhoogd van vijf naar acht procent, maar wel met een andere grondslag
  • - 
    Bracht in 1936 als minister van Defensie ad interim samen met minister Oud de Wet op het defensiefonds en de Wet tot versterking der materiële uitrusting van de weermacht tot stand. Instelling van een Defensiefonds van f 53 miljoen werd nodig geacht om de materiële achterstand bij defensie versneld in te halen.
  • - 
    Bracht in 1936 als minister van Koloniën een nieuwe bestuursregeling voor Suriname en Curaçao tot stand, waardoor de de Antillen een eigen vertegenwoordigend lichaam (Staten) kregen en Suriname in plaats van een gekozen Koloniale Raad deels gekozen en deels benoemde Staten. Die benoeming zorgde dat niet-vertegenwoordigde minderheden zetels kregen. Er kwam een aanwijzigingsbevoegdheid van de minister voor de Gouverneurs.
  • - 
    Bracht in 1937 een wijziging van de Dienstplichtwet tot stand waardoor de duur van de eerste oefening van dienstplichtigen van de marine werd verlengd van 15 naar 21 maanden, het aantal herhalingsoefeningen werd uitgebreid en om slechts voorlopig vrijstelling voor broederdienst te handhaven

8.

Wetenswaardigheden

algemeen (5/18)
  • - 
    Hield in 1937 een veertigtal grote verkiezingsredes en maakte om door het land te reizen onder meer gebruik van een vliegtuig. De winst van de ARP werd geheel aan zijn leiderschap toegeschreven.
  • - 
    Wilde op 13 mei 1940 het Nederlandse volk via de radio toespreken, maar dit werd hem door generaal Winkelman verboden
  • - 
    Bekritiseerde in mei 1940 het vertrek van de Nederlandse regering naar Londen
  • - 
    Had rond 18 juni 1940 een ontmoeting met rijkscommissaris Seyss-Inquart, waarin deze hem vermoedelijk gepolst heeft voor een adviseursfunctie in het bezette Nederland. De Duitsers vonden hem echter te anti-nationaal-socialistisch.
  • - 
    Bracht in juni 1940 een brochure ('Op de grens van twee werelden') uit, waarin hij een lange periode van Duitse hegemonie op het Europese vasteland voorzag. Nam later echter afstand van die inzichten en ondersteunde toen het politieke verzet.

uit de privésfeer (5/12)
  • - 
    Tussen 26 maart en 23 april 1935 was hij met verlof wegens ziekenhuisopname voor een aambeienoperatie en herstel daarvan
  • - 
    Vanaf 26 maart 1942 verbleef hij gedwongen (op eigen kosten) in Ilmenau (Thuringen)
  • - 
    Leed aan suikerziekte en had daarom een aangepast dieet. Tevens maakte hij vaak lange wandelingen.
  • - 
    Zijn broer Pieter Arie was burgemeester van Boskoop (1923-1933) en van Alphen aan den Rijn (1933-1944), zijn broer Arie van Nieuwer-Amstel (Amstelveen) (1916-1932)
  • - 
    Zijn echtgenote Helena Groenenberg was zijn nicht

verkiezingen
  • - 
    Versloeg in 1909 in het kiesdistrict Sneek C.A. Zelvelder (vdb) en H.A.J. van Wijhe (sdap). Werd in het kiesdistrict Gouda na herstemming verslagen door jhr. W.Th.C. van Doorn (l.u.).
  • - 
    Werd in 1914 bij een tussentijdse verkiezing van een Eerste Kamerlid in Provinciale Staten van Gelderland met 23 van de 34 stemmen gekozen
  • - 
    Werd in 1919 bij de periodieke verkiezing van Eerste Kamerleden in Provinciale Staten van Gelderland met 33 van de 57 stemmen herkozen
  • - 
    In 1926 tot Eerste Kamerlid gekozen door Groep II: Gelderland, Overijssel, Groningen en Drenthe
  • - 
    In 1937 Eerste Kamerkandidaat in Groep II: Gelderland, Overijssel, Groningen en Drenthe

niet-aanvaarde politieke functies (5/8)
  • - 
    Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, 1926
  • - 
    lid Tweede Kamer, augustus 1928 (vacature-Scheurer)
  • - 
    minister van Buitenlandse Zaken, augustus 1929 (geweigerd)
  • - 
    minister van Financiën, september 1939 (geweigerd)
  • - 
    minister-president, december 1939 (geweigerd)

pseudoniemen, bij-, koos- en schuilnamen
Dixie (pseudoniem in Ned.-Indië)

U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.

9.

Publicaties van/over

literatuur/documentatie (16/23)
  • - 
    Herinneringsalbum Zijne Excellentie Dr. H. Colijn (1939)
  • - 
    B.J. Brouwer, "De houding van Idenburg en Colijn tegenover de Indonesische beweging" (Kampen, 1958)
  • - 
    G. Puchinger (inl.), "H. Colijn-Groenenberg: Dagboek van mevrouw Colijn" (Kampen, 1960)
  • - 
    G. Puchinger, "Colijn, momenten uit zijn leven" (Kampen, 1962)
  • - 
    J.B. Charles, "Het Bataafsche Christendom: Heerenboeren in het rijk der Voorzienigheid" (1970)
  • - 
    G. Puchinger, "Colijn en het einde van de coalitie", 3 delen (Kampen-Leiden, 1970-1993)
  • - 
    G. Puchinger, "Nederlandse minister-presidenten van de twintigste eeuw" (1984)
  • - 
    J. Bank en C. Vos, "Hendrikus Colijn, Antirevolutionair" (1987)
  • - 
    G. Puchinger, "Colijn, Hendrikus (1869-1944)", in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel II, 98
  • - 
    J. de Bruijn, H. Langeveld (red.), "Colijn: Bouwstenen voor een biografie", (Kampen, 1994)
  • - 
    J. de Bruijn, "Een standbeeld voor Colijn?" (Amsterdam, 1994)
  • - 
    H.J. Langeveld, "Dit leven van krachtig handelen. Hendrikus Colijn 1869-1944", deel 1 1869-1933 (1998)
  • - 
    H.J. Langeveld, "Schipper naast God. Hendrikus Colijn 1869-1944", deel 1I 1933-1944 (2004)
  • - 
    H. te Velde, "Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl", 107-152 (2003)
  • - 
    P.E. Werkman en R.E. van der Woude, "Hendrikus Colijn (1869-1944). Soldaat, zakenman, politicus", in: P.E. Werkman en R. van der Woude (ed.), "Geloof in eigen zaak, Markante protestantse werkgevers in de negentiende en twintigste eeuw", (2006), 191
  • - 
    J. de Bruijn, "Politiek en charisma. Hendrik Colijn als partijleider" en "Een standbeeld voor Colijn?", in: "De sabel van Colijn. Biografische opstellen over religie en politiek in Nederland" (2011)

Biografisch Woordenboek(en)
biografie opgenomen in het Biografisch Woordenboek van Nederland

In de uitgebreide versie is een overzicht van publicaties opgenomen.

10.

Familie/gezin

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

11.

Uitgebreide versie

Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.

Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:

In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.

De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.


  • 1. 
    'Abraham de geweldige'. De grote voorman en stichter van de Anti-Revolutionaire Partij, de partij van de 'kleine luyden'. Krachtig organisator en goed spreker. Stichtte ook het dagblad De Standaard, de Vrije Universiteit en de Gereformeerde Kerk, nadat hij een afscheidingsbeweging (Doleantie) had geleid. Was predikant en werd in 1874 Tweede Kamerlid, maar verliet de Kamer al na drie jaar. Keerde in 1894 echter terug en werd voorzitter van de meer democratische antirevolutionairen. Leidde in 1901-1905 een coalitiekabinet, dat vooral in de herinnering bleef voortleven door het de kop in drukken van de Spoorwegstaking in 1903 en door de ontbinding van de Eerste Kamer in 1904. Kwam in 1908 in conflict met Heemskerk en in 1909 in opspraak door de zgn. lintjesaffaire, maar werd desondanks tot zijn dood door zijn achterban als de door God gegeven leider beschouwd.