Amendement Patijn/Van Kent over een verbod op het inhouden van huisvestingskosten op het wettelijk minimumloon - Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (Pb EU 2022, L 275) (Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen) - Hoofdinhoud
Dit amendement i is onder nr. 11 toegevoegd aan wetsvoorstel 36545 - Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (Pb EU 2022, L 275) (Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen); Amendement; Amendement van de leden Patijn en Van Kent over een verbod op het inhouden van huisvestingskosten op het wettelijk minimumloon |
---|---|
Documentdatum | 02-10-2024 |
Publicatiedatum | 02-10-2024 |
Nummer | KST3654511 |
Kenmerk | 36545, nr. 11 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-
2025
36 545
Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2041 i van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (Pb EU 2022, L 275) (Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen)
AMENDEMENT VAN DE LEDEN PATIJN EN VAN KENT
Ontvangen 2 oktober 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 13, tweede lid, wordt na de derde zin een zin ingevoegd, luidende:
Deze betalingsverplichtingen houden niet in betalingen te verrichten aan de verhuurder ter zake van de huur van woonruimte van de huurprijs, de kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten, als bedoeld in artikel 237 van Boek 7, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Dit amendement verbiedt inhoudingen op het wettelijk minimumloon voor huisvestingskosten door werkgevers. Op dit moment regelt artikel 13, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag dat er bij AMvB in sommige gevallen inhoudingen gedaan mogen worden op het minimumloon. Zo mogen de kosten die werkgevers maken voor huisvesting ingehouden worden (deze worden dan afgetrokken van het loon van de werknemer). Dit amendement voegt een artikel toe die inhoudingen die betrekking hebben op huisvesting worden verboden. De indieners roepen het kabinet op om lagere regelgeving in lijn te brengen met de wet.
Inhoudingen op het minimumloon moeten volgens de EU-richtlijn evenredig zijn, een legitiem doel hebben en niet discriminatoir zijn. De indieners zijn er niet van overtuigd dat de inhouding voor huisvestingskosten zoals het kabinet betoogd niet discriminatoir is en of deze inhouding stand houdt bij de rechter. De richtlijn benadrukt in overweging 29 immers dat inhoudingen voor huisvesting een groot risico op
kst-36545-11 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
onevenredigheid met zich meebrengen. De inhouding komt volgens signalen uit de praktijk vooral voor bij arbeidsmigranten en daarmee vooral plaats bij mensen met een andere nationaliteit. De indieners stellen daarom voor om elke schijn van discriminatie te voorkomen en de inhouding af te schaffen. De indieners merken bovendien op dat de richtlijn aangeeft dat variaties en inhoudingen tot een minimum beperkt moeten worden.
Ook zijn de indieners van mening dat de inhouding niet evenredig is. Bij de inhouding van huisvestingskosten wordt een hoge prijs betaald voor hetgeen dat er geleverd wordt. De indieners zijn het daarmee niet eens met de redenering van het kabinet dat de inhouding evenredig is omdat de inhouding maximaal 25% van het minimumloon mag zijn, terwijl de woonquote (de verhouding tussen de woonlasten en het inkomen) ongeveer 37% bedraagt. Daarmee is er volgens het kabinet een goede verhouding tussen hetgeen dat geleverd wordt en de kosten daarvan. De woonquote is volgens de indieners niet te vergelijken met de kosten die er voor huisvesting worden gemaakt, omdat er een verschil is tussen volwaardige woningen vaak voor hele gezinnen en het huren van een bed in een kamer gedeeld met een ander, zoals dat aangeboden wordt door arbeidsmigranten.
Daarnaast willen de indieners een halt toe roepen aan het verdienmodel rondom de uitbuiting van arbeidsmigranten. Dat de werkgever ook de huurbaas is creëert een grote afhankelijkheid. Het verdienmodel van arbeidsmigratie zit bovendien ook in het vragen van een te hoge huur, het kunnen uitoefenen van controle op de werkende en hier vervolgens belastingtechnisch voordelen uit halen.
Patijn Van Kent
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 545, nr. 11 2