Tweede verslag - Wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen

Dit tweede verslag is onder nr. D toegevoegd aan wetsvoorstel 36159 - Wijziging Opiumwet i.v.m. het toevoegen van een derde lijst om de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen tegen te gaan i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen; Tweede verslag
Document­datum 17-07-2024
Publicatie­datum 17-07-2024
Nummer KST1152488
Kenmerk 36159, nr. D
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2023-2024

36 159

Wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen

TWEEDE VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 16 juli 2024

Het wetsvoorstel en de nota naar aanleiding van het verslag2 hebben de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De fracties van GroenLinks-PvdA, D66 en Volt hebben kennisgenomen van de antwoorden van de regering op de vragen die de fracties van D66 en GroenLinks-PvdA eerder hebben gesteld en hebben gezamenlijk nog enkele vervolgvragen.

De leden van de fractie van de PvdD hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslagen hebben daarbij nog een aantal nadere vragen. Deze leden verzoeken de regering de (sub)vragen afzonderlijk te beantwoorden.

De leden van de fractie van JA21 hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en hebben nog een aantal vervolgvragen. De leden van de fractie van de PVV sluiten zich bij deze vragen aan.

Vragen en opmerkingen van de leden    Het wetsvoorstel is primair ondertekend door van de fracties van GroenLinks-PvdA,    de minister van    Volksgezondheid, Welzijn en

D66 en Volt gezamenlijk    Sport en tevens door de minister van Justitie en Veiligheid, waaruit de fracties van GroenLinks-PvdA, D66 en

Volt afleiden dat het behalen van gezondheidswinst centraal staat in deze wet. Kan de regering een onderbouwde indicatie geven van de met dit wetsvoorstel te realiseren gezondheidswinst?

De regering stelt in de nota naar aanleiding van het verslag    dat    de    aanleiding voor    dit wetsvoorstel in de eerste plaats de noodzaak tot bescherming    van    de    volksgezondheid    is.3

De regering erkent in de nota naar aanleiding van het verslag echter ook dat het effect van bestaande stofgroepenverboden in andere landen op de volksgezondheid “niet zo [kan] worden beantwoord".4 Uit de evaluaties van de stofgroepenverboden voor nieuwe psychoactieve stoffen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk blijkt niet dat die verboden een duidelijk positief effect op de gezondheid hebben. Deelt de regering het oordeel van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66 en Volt gezamenlijk dat er geen overtuigend bewijs is dat generieke stofgroepenverboden in andere landen een positief effect hebben gehad op de volksgezondheid? Kan de regering onderbouwen waarom zij in Nederland wel een aantoonbaar positief effect op de volksgezondheid verwacht?

Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) meldt dat het aantal meldingen van vergiftigingen met 3-MMC in 2023 bijna is verdubbeld ten opzichte van het jaar daarvoor.5 3-MMC is sinds 2021 verboden. Na een aanvankelijke lichte daling van het aantal vergiftigingsmeldingen, is het aantal inmiddels naar recordhoogte gestegen. Dit werpt een schril licht op de gezondheidswinst die met de uitbreiding van verboden te behalen valt. Hoe reflecteert de regering hierop?

De regering schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag meermaals dat louter een verbod op drugs in de regel onvoldoende effectief is voor de bescherming van de volksgezondheid en dat er daarom extra zal worden geïnvesteerd in voorlichting en preventie.6 In het hoofdlijnenakkoord stelt de regering ook preventie meer centraal te stellen, maar er is geen financiële dekking in de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord om die ambitie te realiseren. In tegenstelling, er wordt bezuinigd op de publieke gezondheid en op subsidies die bedoeld zijn om een gezonde leefstijl te bevorderen. Hoe gaat de regering de preventie van drugsgebruik vormgeven en versterken als dit wetsvoorstel wordt aangenomen? Welke middelen worden daarvoor vrijgemaakt? Hoe gaat de regering extra investeren in preventie als er geen additionele middelen worden vrijgemaakt?

De regering noemt in antwoord op de vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA dat het Portugese beleid, waarin niet straffen maar harm reduction centraal staat, succesvol is op het gebied van de volksgezondheid. In Nederland is net als in Portugal het gebruik van nieuwe psychoactieve stoffen gering. Kan de regering vanuit dit perspectief bekeken toch nog eens uitleggen waarom zij nu bij de benadering van nieuwe psychoactieve stoffen toch een forse uitbreiding van de strafbaarstelling verkiest boven een vorm van regulering die zich vooral op harm reduction richt?

De regering meldt in de nota naar aanleiding van het verslag dat door het op lijst IA zetten van drie stofgroepen onbedoeld twee stoffen verboden worden die niet verboden zouden moeten worden. Dit wordt via reparatiewetgeving gecorrigeerd. Dit zegt iets over de grofmazigheid van de benadering. Onderdeel van de betreffende stofgroepen zullen stoffen zijn die meer of minder (of zelfs helemaal niet) schadelijk zijn voor de gezondheid. Feit is dat productie, handel en bezit hiervan nu wel strafbaar worden gesteld. Wordt na invoering van deze wet bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de mate waarin de concrete stoffen wel of niet schadelijk zijn?

In het artikel 'Nu 10 procent korting: webshops leveren drugs op bestelling' in de NRC van 2 juli 20247 staat dat webshops als Nakkie.nl8 een disclaimer op hun website plaatsen dat de nieuwe psychoactieve stoffen die zij verkopen voor 'onderzoeksdoeleinden' en niet voor menselijke consumptie bedoeld zijn. Indien onderhavig wetsvoorstel wordt aangenomen, kan de webshop de nieuwe psychoactieve stoffen dan blijven verkopen met deze disclaimer?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

  • 1. 
    Op vraag 3a van de leden van de PvdD-fractie uit de nota naar aanleiding van het verslag heeft de regering naar mening van deze leden terecht geantwoord dat de Nederlandse wetgever niet het belang van andere landen mag beschermen.

la.    Hoe rijmt de regering daarmee dat in het antwoord op vraag 3 is gesteld dat het onderhavige voorstel gegrond mag worden op het belang van andere landen om te voorkomen dat hun onderdanen de beschikking kunnen krijgen over nieuwe psychoactieve stoffen die in Nederland worden geproduceerd?

lb.    Hoe rijmt de regering daarmee dat in het antwoord op vraag 4 is gesteld dat het onderhavige wetsvoorstel mede tot doel heeft om de mogelijkheid te creëren dat aan buitenlandse rechtshulpverzoeken kan worden voldaan?

  • 2. 
    In het antwoord op vraag 3 van de leden van de PvdD-fractie is gesteld: “Nederland heeft er belang bij dat andere landen meewerken aan gemeenschappelijke onderzoeken die erop gericht zijn om de criminele netwerken die zich bezighouden met de handel in en de productie van NPS te ontmantelen."9

2a. Over welke aanwijzingen beschikt de regering dat die andere landen niet meer tot samenwerking bereid zijn als Nederland ervan afziet om nieuwe psychoactieve stoffen te verbieden?

Acht de regering de argumenten van die andere landen in dat geval draagkrachtig en zo ja, op welke grond komt zij tot dat oordeel?

2b. Als de andere landen in het hiervoor bedoelde geval dreigen de samenwerking te stoppen, kan de Nederlandse wetgever zich dan gedwongen voelen om nieuwe psychoactieve stoffen te verbieden indien hij zo'n verbod niet noodzakelijk vindt ter bescherming van de volksgezondheid van de Nederlanders?

2c. Als Nederland nieuwe psychoactieve stoffen niet verbiedt overeenkomstig het huidige voorstel, waarom zou dat dan - zoals aan het slot van het antwoord op vraag 3 wordt gesteld - “criminogeen" zijn?10

2d. Kan de regering uitleggen hoe “de vraag naar dergelijke drugs wordt verminderd" -zoals op pagina 16 gesteld wordt11 - wanneer het huidige wetsvoorstel tot wet wordt?

  • 3. 
    Ingevolge artikel 2a, eerste lid, onder c van het wetsvoorstel is het een ieder verboden om een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst IA of een preparaat daarvan “aanwezig te hebben". Aangegeven wordt dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet een lijst gepubliceerd zal worden met daarop bekende, veel voorkomende vertegenwoordigers van de voorgestelde verboden stofgroepen.

3a. Indien een student een pilletje koopt en bij zich heeft dat niet op die lijst voorkomt, hoe is dan voor hem kenbaar dat het bij zich hebben daarvan strafbaar is, omdat het pilletje een substantie bevat die deel uitmaakt van de verboden stofgroepen? 3b. Uit het antwoord op vraag 5b van de leden van de PvdD-fractie volgt dat als iemand een pilletje in bezit heeft, terwijl hij niet wist of kon weten dat het pilletje een substantie bevat die deel uitmaakt van de verboden stofgroepen, volgens de regering de strafrechter zal kunnen oordelen dat hem strafrechtelijk geen verwijt valt te maken. Dat is volgens deze leden juist, maar dat laat onverlet dat de wetgever verplicht is om strafbare feiten zodanig te omschrijven dat het voor de burger kenbaar en duidelijk is welke gedraging strafbaar is gesteld.

Kan de regering in dat verband nog eens uitleggen hoe iemand - als hij in het bezit van een pil komt die niet op de gepubliceerde lijst voorkomt - kan weten dat het bezit strafbaar is, omdat het pilletje een substantie bevat die deel uitmaakt van een verboden stofgroep? En als hij dat niet kan weten, is dan voldaan aan het kenbaarheidsvereiste en de rechtszekerheid?

3c. In de Factsheet Wijziging Opiumwet voor de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer, wordt geconstateerd: “Als de douane of de politie een stof in beslag neemt, moet zij vaststellen of de stof tot een bepaalde chemische familie behoort in plaats van te controleren of de betreffende chemische stof op de lijst staat. Door gebrek aan kennis en opleiding is dit voor de meeste 'eerstelijns politiemedewerkers' niet duidelijk."12

Over welke aanwijzingen beschikt de regering waarop het oordeel is gebaseerd dat politie- en douanemedewerkers in staat zullen zijn om vast te stellen dat stoffen een substantie bevatten die deel uitmaakt van een verboden stofgroep?

  • 4. 
    In vraag 7 van de leden van de PvdD-fractie waren enkele conclusies geciteerd uit de samenvatting van het in 2013 door het RIVM uitgebrachte rapport. In vraag 7c werd gevraagd: “Over welke op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde bevindingen beschikt de regering waaruit zou volgen dat dat in de samenvatting aangegeven bezwaren niet meer gelden?"13 Op deze vraag is geen antwoord gegeven. Er waren op grond van het onderzoek door het RIVM vier negatieve gevolgen aangegeven.

Graag ontvangen deze leden alsnog met betrekking tot elk van die bezwaren de op een andere expertise gegronde bevindingen die voor de regering aanleiding hebben gevormd om de uit het RIVM-onderzoek blijkende nadelen te weerleggen.

  • 5. 
    De leden van de fractie van de PvdD zijn het met de regering eens dat als het gaat om de volksgezondheid het voorzorgsbeginsel geldt. De regering omschrijft zelf dat beginsel aldus (in het antwoord op vraag 8): “dat een product schadelijke gevolgen kan hebben en dat dit vastgesteld is door middel van objectieve en wetenschappelijke evaluatie, maar dat de gevolgen niet met voldoende zekerheid kunnen worden bepaald".14

5a. Zien de leden het goed dat het wetsvoorstel niet een product verbiedt maar slechts een chemische samenstelling van moedermoleculen en de vele mogelijke analogen beschrijft?

5b. Als een nieuwe psychoactieve stof wordt geproduceerd die een substantie bevat die deel uitmaakt van een verboden stofgroep, in hoeverre is dan door middel van objectieve en wetenschappelijke evaluatie vastgesteld dat het gaat om een product met gezondheidsrisico's?

5c. In de Factsheet Wijziging Opiumwet voor de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer, wordt gesteld: “Generieke wetgeving is vooral gericht op (focus) het verbod op bezit en gebruik, op illegale markten en op gevangenneming, maar nauwelijks op schade voor het individu of de bevolking. Bij generieke wetgeving wordt, anders dan bij de vigerende wetgeving, het gezondheidsrisico van de drug(s) niet meegewogen/beoordeeld om de drug te verbieden."15 Kan de regering hierop ingaan?

5d. Op grond van welke objectieve en wetenschappelijke evaluatie baseert de regering het antwoord op vraag 8d met het oordeel dat alle middelen die onder de verboden stofgroepen vallen zonder meer gezondheidsrisico's meebrengen die een verbod rechtvaardigen?

5e. Zijn de in de vorige vraag bedoelde gezondheidsrisico's groter dan die van het dagelijks slikken van 8 tabletten Ibuprofen van 400 mg door iemand die een pijnlijke rug heeft? Zo ja, op welke gronden concludeert de regering dat? Zo nee, waarom wordt bij

Ibuprofen dan gewerkt met een bijsluiter terwijl de nieuwe psychoactieve stof wordt verboden?

  • 6. 
    Op vraag 11a van de leden van de PvdD-fractie is in de nota naar aanleiding van het verslag geen antwoord gegeven. Daarom stellen deze leden nog de volgende vragen.

6a. Waarom zou het verschaffen van informatie over gezondheidsrisico's bij aanschaf van een middel als 3-MMC en van aanwijzingen omtrent het gebruik door instellingen als de Jellinek minder positief effect hebben op de volksgezondheid dan het verbieden van het middel?

6b. Klopt het dat het verbieden van 3-MMC er niet toe geleid heeft dat het gebruik is afgenomen? Klopt het dat het gebruik is toegenomen?

6c. Op de vraag of het verbieden van ecstasy aantoonbaar heeft geleid tot het terugdringen van het gebruik, antwoordt de regering dat daarover geen informatie beschikbaar is. Klopt het dat het gebruik is toegenomen en nog steeds toeneemt terwijl het een verboden drug betreft?

  • 7. 
    Op vraag 15b is in de nota naar aanleiding van het verslag geen antwoord gegeven. Dat tussen 2018 en 2022 het PIT bij handelaren nieuwe psychoactieve stoffen heeft aangetroffen, zegt niets over de vraag of de productie van nieuwe psychoactieve stoffen op dit moment in handen zou zijn van producenten van illegale drugs.

7a. De suggestie is telkens dat de criminele drugsindustrie op dit moment al betrokken zou zijn bij de productie en verkoop van nieuwe psychoactieve stoffen. Over welke aanwijzingen beschikt de regering die deze suggestie kunnen onderbouwen?

7b. De onderzoekers die betrokken waren bij het opstellen van de Factsheet Wijziging Opiumwet voor de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer stellen: “NPS-gebruik en verkoop zijn (vooralsnog) niet of nauwelijks gelinkt aan criminele activiteit,"

Op grond van welke onderzoeken concludeert de regering dat dit anders zou zijn?

7c. Zijn er volgens de regering aanwijzingen dat na inwerkingtreding van het wetsvoorstel de vraag naar de verboden nieuwe psychoactieve stoffen zal afnemen?

7d. Zijn er volgens de regering aanwijzingen dat de productie en verkoop van de verboden nieuwe psychoactieve stoffen niet door criminele organisaties zullen worden overgenomen? 7e. Welke gevolgen voor de volksgezondheid moeten volgens de regering worden aangenomen als de verkoop van nieuwe psychoactieve stoffen zich verplaatst naar de illegale straathandel, waar naast nieuwe psychoactieve stoffen ook harddrugs en nepdrugs worden aangeboden.

7f. Uit onderzoek naar de situatie in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk is gebleken dat na het verbod van nieuwe psychoactieve stoffen een aantal gebruikers terugkeerden naar 'traditionele' stimulerende middelen, zoals MDMA en cocaïne.

Acht de regering dat uit een oogpunt van het voorkomen van gezondheidsrisico's voor individuele gebruikers en de bescherming van de volksgezondheid een zorgelijke ontwikkeling?

  • 8. 
    Op grond van onderzoek valt te vrezen dat na het verbod op nieuwe psychoactieve stoffen, terwijl de vraag naar drugs niet vermindert, gebruikers in het illegale circuit zullen overstappen op drugs die een groter gevaar opleveren.

Worden deze eventuele effecten gemonitord? Welke strategie zal de regering voeren als blijkt dat die schadelijke neveneffecten optreden?

  • 9. 
    Zet de regering meer in op preventie en bescherming van kwetsbare doelgroepen zodat deze niet overstappen naar potentieel risicovollere middelen?
  • 10. 
    Wordt er door de regering nagedacht over regulering van enkele middelen met een lager risicoprofiel om gebruikers een alternatief te bieden?
  • 11. 
    Zal de regering naast het verbod op nieuwe psychoactieve stoffen een preventiebeleid opzetten dat gericht is op informatieve projecten binnen het studentenleven en binnen het voortgezet onderwijs, zoals voorlichtingen, gastlessen, ouderavonden, individuele gesprekken, beleidsadvies en trainingen voor docenten/begeleiders?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van JA21

Gezien de internationale context en de verschillen in de aanpak van nieuwe psychoactieve stoffen in verschillende landen, vragen de leden van de JA21-fractie hoe de regering de effectiviteit van de nieuwe wetgeving zal monitoren en evalueren. Zijn er benchmarks en/of doelstellingen gedefinieerd die specifiek betrekking hebben op de handhaving en naleving van de wet?

Daarnaast zijn er meerdere internationale samenwerkingen opgestart, zoals de Hazeldonk-samenwerking, HARP, Project Postkoets en een gezamenlijk actieplan van zes Europese landen inzake georganiseerde drugscriminaliteit. Hoe zorgt de regering ervoor dat deze projecten elkaar niet voor de voeten lopen, dat ze geen dubbel werk gaan doen en dat de effectiviteit gewaarborgd blijft?

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesteld: “Zoals bekend is het niet de verwachting dat de politiesterkte de eerstkomende jaren zal toenemen onder andere door vergrijzing en uitstroom en omdat de capaciteit bij de Politieacademie al gevuld is. Het is aan het bevoegd gezag om, in overleg met de politie, een prioritering te maken van zaken."16 Erkent de regering dat het weinig realistisch is om te verwachten dat - met de huidige onderbezetting van de politie - het handhaven op basis van deze nieuwe wetswijziging hoge prioriteit zal krijgen. Zou de regering kunnen reflecteren op de doelmatigheid van de wetswijziging in deze context?

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het tweede verslag en ontvangt deze graag uiterlijk 5 september 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Prins

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

16 Kamerstukken I 2023-24, 36.159, C, p. 26.

6 / 6

1

   Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Van Knapen (BBB), Lievense (BBB) Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD),

Kaljouw (VVD), Klip-Martin (VVD), Prins (CDA) (voorzitter), Bakker-Klein (CDA), Moonen (D66),

Van Meenen (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

2

   Kamerstukken I 2023-24, 36.159, C.

3

   Kamerstukken I 2023-24, 36.159, C, p. 15.

4

   Kamerstukken I 2023-24, 36.159, C, p. 7.

5

   Zie https://www.umcutrecht.nl/nieuws/meer-vergiftigingen-door-designerdrug-3-mmc.

6

   Kamerstukken I 2023-24, 36.159, C, p. 9.

7

   Kroeze, J., 'Nu 10 procent korting: webshops leveren drugs op bestelling', NRC, 2 juli 2024, zie https://www.nrc.nl/nieuws/2024/07/02/nu-10-procent-korting-webshops-leveren-drugs-op-bestelling-

a4858454

8

   https://nakkie.nl/.

9

   Kamerstukken I 2023-24, 36.159, C, p. 16.

10

   Ibid.

11

   Ibid.

12

   #2022D37560, zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2022D37560&did=2022D37560.

13

   Kamerstukken I 2023-24, 36.159, C, p. 19.

14

   Kamerstukken I 2023-24, 36.159, C, p. 20.

15

   #2022D37560, zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2022D37560&did=2022D37560.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.