Duitsland: Geen belastinggeld voor Die Heimat

maandag 26 februari 2024, 13:00, Dr. Sascha Hardt i

Karlsruhe ontneemt financiering van kleine rechtsextremistische partij – ook een mogelijk middel tegen de AfD?

 
AFD 2024
Bron: Arend van Dam

Tekening Arend van Dam

Het Duitse Constitutionele Hof heeft besloten om de politieke partij Die Heimat – de nieuwe naam van de rechts-extremistische NPD – uit te sluiten van staatsfinanciering.

Het is de eerste keer dat het Hof deze nieuwe sanctie toepast, deze is recent toegevoegd aan de Duitse grondwet.

De timing van de uitspraak van het Hof is opmerkelijk, gezien de huidige positie van de AfD als een sterke politieke kracht, vooral in Oost-Duitsland, en het feit dat dit samenvalt met grootschalige protesten tegen de partij. Deze situatie heeft geleid tot oproepen voor een partijverbod van de AfD, ondanks eerdere mislukkingen, en roept vragen op over de effectiviteit van het ontnemen van staatsfinanciering als middel tegen hun invloed.

Achtergrond: openbare financiering van politieke partijen

In Duitsland ontvangen politieke partijen financiële ondersteuning van de staat. De hoogte van het bedrag hangt af van de verkiezingsresultaten bij de nationale, Europese en deelstaatsverkiezingen alsmede de hoogte van het inkomen dat partijen op andere wijzen genereren, bijvoorbeeld door ledencontributie1).Deze openbare financiering vormt in Duitsland een aanzienlijk deel van de inkomsten van politieke partijen, en het verlies ervan betekent dan ook een zwaar concurrentienadeel.

Ontneming van staatsfinanciering – partijverbod light?

De Duitse constitutionele orde ziet op een ‘weerbare democratie’. Deze uit zich onder andere in de mogelijkheid om politieke partijen die de democratie orde willen afschaffen te verbieden. Artikel 21 (2) van de Duitse Grondwet bepaalt het volgende:

Partijen die, gezien hun doelstellingen of het gedrag van hun aanhangers, pogen [darauf ausgehen] om de vrije democratische basisorde te schaden of te vernietigen, of het bestaan van de Bondsrepubliek Duitsland in gevaar te brengen, zijn in strijd met de grondwet.2)

Karlsruhe heeft deze bepaling in het verleden restrictief geïnterpreteerd, met name in de NPD-zaak in 2017. Hoewel de NPD duidelijk streefde naar het schaden van de democratische orde, oordeelde het Hof dat de partij, door haar geringe grootte en marginale invloed, niet voldeed aan het "pogen" criterium voor een verbod. Deze Potentialität is volgens het Hof essentieel; het erkent dat een partij wel de intentie kan hebben, maar niet de middelen om haar doelen te bereiken. Deze benadering was in de enkele eerdere verbodszaken niet toegepast3) zij weerspiegelt de jurisprudentie van het EHRM tegen excessieve partijverboden.

De Duitse grondwetgever reageerde door aan Artikel 21 van het Grundgesetz een tweede, minder ingrijpende sanctie toe te voegen. Sinds Juni 2017 luidt het nieuwe derde lid van dit Artikel:

Partijen die naar hun doelstellingen of het gedrag van hun aanhangers gericht zijn [darauf ausgerichtet sind] op het aantasten of afschaffen van de vrije democratische basisorde, of op het in gevaar brengen van het bestaan van de Bondsrepubliek Duitsland, zijn uitgesloten van staatsfinanciering.4)

De voorwaarden voor het ontnemen van staatsfinanciering zijn gelijk aan die voor een partijverbod, met als enig verschil dat "pogen" is gewijzigd in "gericht zijn op". Terwijl terughoudendheid geboden blijft tegen partijen die geen direct gevaar vormen, hoeft de staat in een weerbare democratie niet zichzelf te ondermijnen door grondwetsvijandige partijen te ondersteunen.

Onconstitutioneel constitutioneel recht?

In haar verweer betoogde Die Heimat dat deze nieuwe regeling in strijd zou zijn met de eeuwigheidclausule van de Duitse Grondwet, die onder andere het democratiebeginsel vrijwaart tegen wijzigingen van de Grondwet. Immers zou ontzegging van financiering aan een niet verboden partij een inbreuk maken op het Parteienprivileg – alle niet ongrondwettige partijen verdienen gelijke behandeling.

Bovendien zou de regeling in strijd zijn met de vrijheid van vereniging onder artikel 11 EVRM. Het Hof ontkent deze argumenten: de eeuwigheidsclausule beschermt alleen de “kernelementen” van de democratie, de grondwetgever heeft ruimte voor vormgeving. Bovendien treft de nieuwe sanctie alleen partijen die, op de Potentialität na, aan alle voorwaarden voor een verbod voldoen. Bovendien is een partijverbod op zichzelf verenigbaar met de weerbare democratie die de Grondwet voorziet.

De minder zware sanctie van ontzegging van staatsfinanciering aan partijen die alleen wegens gebrek aan electoraal succes niet voor een verbod in aanmerking komen kan daarom niet ongrondwettig zijn. Verder tast de sanctie de verenigingsvrijheid niet aan; deze bevat geen recht op financiële steun.

Een blauwdruk voor de omgang met de AfD?

De uitspraak over Die Heimat kan gezien worden als een signaal naar de AfD, gelet op de grondige evaluatie van bewijzen door het Hof en de timing van de uitspraak. Echter, deze zaak vormt geen directe blauwdruk voor de aanpak van de AfD.

De strenge criteria voor het ontnemen van staatsfinanciering zijn dezelfde als voor een verbod, en het Hof zal ze op een partij die ondertussen een vast bestanddeel is van het Duitse parlementaire systeem en regionaal zelfs meerderheiden weet te winnen, zeker niet soepel toepassen.

Echter, omdat de AfD de drempel van Potentialität vrijwel zeker overschrijdt, zou bij succesvolle bewijsvoering een volwaardig partijverbod de enige passende sanctie zijn – Artikel 21 geeft immers geen discretionaire bevoegdheid aan het Hof om een sanctie te kiezen.

Sascha Hardt is universiteit docent vergelijkend staatsrecht, Universiteit Maastricht


  • 1) 
    Zie afdeling 4 van de wet op politieke partijen (Parteiengesetz, PartG). Tegenwoordig ontvangen partijen die minstens 0.5% van de stemmen bij federale of Europese verkiezingen dan wel minstens 1% bij deelstaatsverkiezingen gewonnen hebben €0,83 per gewonnen stem en €0,43 voor elke Euro die ze verder zelf hebben verdiend. Voor partijen die nog niet in een van de parlementen vertegenwoordigd zijn wordt een hoger bedrag van €1/stem uitgekeerd. De wet bepaalt een relatieve bovengrens, waarbij het aan een partij uitgekeerde bedrag maximaal de helft van haar totale opbrengsten mag uitmaken, alsmede een dynamische absolute bovengrens van het aan alle partijen uitgekeerde bedrag (2023: 186,6 miljoen Euro) en daarmee van het aandeel van elke individuele partij.
  • 2) 
    Mijn vertaling.
  • 3) 
    Tijdens het bestaan van de Bondsrepubliek zijn tot op heden maar twee partijen verboden, namelijk de NSDAP-opvolgerorganisatie SRP in 1952 en de communistische partij KPD in 1956. In beide gevallen werd grondwetsvijandelijkheid an sich voldoende geacht.
  • 4) 
    Mijn vertaling