Niet in de keuken, maar wel in de bediening - NSC, de PVV en rechtsstatelijke principes - Hoofdinhoud
De centrale vraag in deze formatie is of de PVV rechtsstatelijke principes voldoende onderschrijft. Met name NSC had hierover grote twijfels. Via het rapport van informateur Plasterk laat de NSC-fractie weten: “Gelet op uitspraken in het verleden en standpunten in het verkiezingsprogramma van de PVV, is en blijft de rechtsstatelijke afstand [tussen het NSC en de PVV, SO] te groot voor deelname [van het NSC, SO] aan een meerderheidskabinet of een minderheidskabinet. De fractie is bereid om gedoogsteun te verlenen aan een minderheidskabinet [van PVV, BBB en VVD, SO].
In deze positie zit een grote tegenstrijdigheid. Dit is alsof je niet in een keuken met een kok wil samenwerken omdat je vreest dat hij gif in het eten gooit, maar tegelijkertijd wél in het restaurant dat eten wil serveren.
Stel: je bent van mening dat de PVV te weinig op heeft met de rechtsstaat. Als je dat vindt, dat moet je niet willen dat de PVV bewindspersonen levert. Bewindspersonen hebben immers een hoge mate van autonomie om hun ambtenaren aan te sturen.
Een recent verhaal van de NRC laat zien hoe minister Yesilgöz een apart team inzette om maatregelen te nemen tegen potentieel overlastgevende asielzoekers. Deze maatregelen zijn volgens Joep Lindeman, universitair hoofddocent strafrecht aan de Universiteit Utrecht, “rechtsstatelijk dubieus”. Het NSC geeft aan wél bewindspersonen van de PVV te willen gedogen.
Deze bewindspersonen kunnen vervolgens buiten het oog van het parlement, de pers en het publiek maatregelen nemen die rechtsstatelijk dubieus zijn. Dat wil zeggen: wie bang is dat de kok het eten vergiftigt, zou die kok uit de keuken moeten weren.
Stel nu dat je van mening bent dat de PVV op rechtsstatelijk vlak niet te vertrouwen is, maar dat de kabinetsdeelname van de PVV ook niet tegen te houden is. In dat geval is het logisch om juist wél bewindspersonen te leveren. Ministers en staatssecretarissen hebben een groot informatievoorsprong op andere actoren zoals de pers en het parlement.
Daarom is het logisch om dat wanneer partij A partij B niet vertrouwt partij A juist bewindspersonen levert waar partij B ook bewinderspersonen levert. Deze bewindspersonen kunnen dan als een waakhond toezicht houden.
In dit geval: Als een PVV-bewindspersoon over de schreef dreigt te gaan, dan kan zo’n waakhond blaffen om rechtsstatelijk dubieuze maatregelen te voorkomen. Wie bang is dat een kok de soep vergiftigt, zou naast die kok in de keuken moeten staan om te kijken wat hij in de pan gooit.
Het NSC doet dat niet. Ze laten de informateur wel opschrijven dat “rechtsstatelijke houding en gedrag ook van groot belang zijn voor de bewindspersonen.” Maar deze woorden zijn hol als het NSC zelf net aangeeft dat het geen vertrouwen heeft in de rechtsstatelijke houding van de PVV en de mogelijkheid om echt controle uit te oefenen over het gedrag van PVV-bewindspersonen opgeeft.