Initiatiefnota - Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld”

Deze initiatiefnota i is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 36234 - Initiatiefnota “Let’s talk about seksueel geweld”.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld”; Initiatiefnota; Initiatiefnota
Document­datum 01-11-2022
Publicatie­datum 01-11-2022
Nummer KST362342
Kenmerk 36234, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2022-

2023

36 234

Initiatiefnota van het lid Van der Werf over «Let's talk about seksueel geweld»

Nr. 2

INITIATIEFNOTA

Inleiding

In Nederland geeft één op de acht vrouwen en één op de 25 mannen aan slachtoffer te zijn geweest van verkrachting.1 Meer dan de helft van de vrouwen en één op de vijf mannen heeft te maken gehad met seksueel geweld en/of ongewenste aanrakingen.2 Het probleem is groot en de cijfers zijn schokkend.

We leven in een rijk land met veel voorzieningen en veel vrijheid. Toch blijkt het lastig om op specifiek dit thema de veiligheid van mensen te waarborgen, ook vanwege het type geweld. Als het over seks gaat, is er vaak sprake van schaamte. Al helemaal als er sprake is van verkrachting en het binnen je familie of met vrienden afspeelt. Slachtoffers kiezen er, ondanks heel traumatische ervaringen vaak voor om het maar te laten zitten. Dat is altijd een vrije keuze. Maar ik hoop als initiatiefnemer van deze nota dat we het aantrekkelijker maken om een andere keuze te maken. Bovendien: het is niet facultatief om dit probleem als overheid naast je neer te leggen.

Nederland heeft belangrijke verantwoordelijkheden in de aanpak van seksueel geweld door de ratificatie van het verdrag van Istanbul in 2015.Slachtoffers van seksueel geweld hebben het recht om aangifte te doen en zij hebben het recht op psychologische en medische zorg. Er moet bevoegd en bekwaam personeel zijn dat deze zorg tot dagelijkse taken heeft of regelmatig uitvoert. Seksueel geweld heeft levenslange ernstige psychologische en lichamelijke schade als gevolg. 45% van de vrouwen en 65% van de mannen loopt het risico op een post-traumatische stressstoornis na een seksueel ongewenste ervaring.4 Slachtoffers maken

1    USBO advies, «Toekomstbestendig Centrum Seksueel Geweld: een bestuurlijke en organisatorische evaluatie ten behoeve van de doorontwikkeling van het CSG» (november 2021), 5.

2    Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit, «Pleidooi voor effectieve preventie van seksueel geweld», 2022.

3    Wetten.nl - Regeling - Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld - BWBV0006074 (overheid.nl).

4    USBO advies, 13.

kst-36234-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2022

hun opleiding niet af, kunnen niet meer functioneren op werk, komen in een depressie of verslaving terecht en moeten langdurig psychologische behandelingen ondergaan.1 Zij boeten in aan werk- en levensgeluk en arbeidsproductiviteit. De maatschappelijke kosten van seksueel geweld zijn hoog. Uit onderzoek komt naar voren dat de geschatte kosten van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen in de Europese Unie in 2019 méér dan 290 miljard euro bedroegen, wat doorgerekend naar Nederland om 14,1 miljard euro zou gaan.2 De totale kosten in Nederland voor seksueel misbruik van kinderen worden geschat op 1,2 miljard euro per jaar.3 Natuurlijk kan er geen prijs geplakt worden op het individuele leed dat seksueel geweld bij slachtoffers en de familie veroorzaakt. Maar als we zien hoeveel juridische, economische en sociale kosten gepaard gaan met seksueel geweld, kan dat wel een beter idee opleveren van de omvang en impact van seksueel geweld voor de hele maatschappij. En daarmee ook urgentiebesef om daar wat aan te doen.

Zowel de aanpak van seksueel geweld als duidelijke en professionele hulpverlening voor slachtoffers moeten meer prioriteit krijgen. MeToo-schandalen laten ons telkens even de urgentie voelen, maar zodra de media-aandacht verdwenen is staan er nog geen structurele aanpak en adequate oplossingen klaar. Van preventie tot slachtofferhulp tot strafrechtelijk vervolg schiet de aanpak nog te kort. Dat was de reden dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, Rutgers, Centrum Seksueel Geweld en Amnesty International in 2021 gezamenlijk opriepen tot een nationaal actieplan seksueel geweld.4

Onlangs presenteerden de Ministers van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de contouren van een nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.5 Het kabinet wil eind 2022 dit plan lanceren en op basis daarvan de komende drie jaar werken aan een samenhangende aanpak rondom de preventie, signalering en het terugdringing van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. De initiatiefnemer is verheugd over dit initiatief, maar ziet tegelijkertijd dat er veel stappen zijn die we nu al kunnen zetten, specifiek op het thema seksueel geweld. Daarom presenteert initiatiefnemer hieronder een samenhangend plan dat bestaat uit een set voorstellen dat het complexe probleem van seksueel geweld bij de wortel aanpakt. Deze voorstellen zijn als volgt onderverdeeld:

  • • 
    Preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen
  • Preventie en bewustwording op scholen
  • Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt
  • Focus op daders en veilige gezinnen
  • • 
    Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld
  • Landelijke en structurele financiering van het Centrum Seksueel Geweld (CSG)
  • Snelle doorverwijzing naar het CSG
  • Naamsbekendheid nummer CSG vergroten
  • • 
    Effectieve aanpak en erkenning achteraf
  • Versnelde doorloop zedenzaken
  • Verjaring en herstelbemiddeling
  • Duurzame erkenning

Hierna wordt op deze onderdelen afzonderlijk ingegaan. Deze voorstellen dragen bij aan de doelstellingen die het kabinet geformuleerd heeft bij de contouren van het nationaal actieplan. De initiatiefnemer roept het kabinet op van deze voorstellen gebruik te maken bij de totstandkoming van het nationaal actieplan.

  • 1. 
    Preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen

Seksueel geweld heeft verschillende individuele, sociale, culturele en structurele oorzaken.6 Het is niet mogelijk om daar één van aan te wijzen, maar het is in elk geval goed om op jonge leeftijd te beginnen met bewustwording hierover. Ook jongeren zelf vinden bewustwording van seksueel geweld en goede seksuele voorlichting essentieel. Uit een peiling van Rutgers (2020) onder 1.000 jongeren van alle politieke kleuren blijkt dat een overgrote meerderheid van de jongeren (80%) vindt dat er op school verplicht les moet worden gegeven over het herkennen en respecteren van grenzen. Daarnaast vindt maar liefst driekwart van de jongeren (74%) dat de overheid meer moet investeren in het voorkomen van seksueel geweld. Laten we dat oppakken!

De initiatiefnemer vindt dat er meer aandacht moet komen voor signalering en bewustwording van seksueel geweld en de gevolgen daarvan voor slachtoffers, daders en de maatschappij om op effectieve wijze het voorkomen van seksueel geweld te realiseren. Daarvoor is een cultuuromslag noodzakelijk. Die kan alleen plaatsvinden als we daarin de rol van slachtoffers, daders én omstanders meenemen. Dit moet een plaats krijgen in seksuele voorlichtingslessen op scholen. Lessen over seksualiteit, grenzen en wensen aangeven en seksueel geweld hebben meer effect als de boodschap daarnaast breed wordt ondersteund in de leefomgeving, zoals in de huiselijke sfeer, op de sportclub en in de media.7 Het gesprek moet daarbij gaan over consent en over een brede definitie van «seks». Juist door het stereotype van seksueel geweld waarbij grof geweld wordt gebruikt en waarbij mannen daders zijn en vrouwen slachtoffers, wordt misbruik nu vaak niet herkend. In de praktijk is er vaak geen sprake van grof geweld en zijn het juist naasten die de dader zijn. Tevens moet hierbij geen eenzijdige focus op meisjes en vrouwen zijn, maar juist ook op jongens en mannen. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het betrekken van jongens en mannen in seksuele voorlichting en voorlichtingscampagnes effectiever is bij het voorkomen van seksueel geweld.8 Vroeger konden slachtoffers van seksueel geweld veelal alleen op begrip rekenen als ze vecht- of vluchtgedrag hadden vertoond. De laatste jaren is er al meer kennis verspreid over de «bevriesreactie» van slachtoffers van seksueel geweld. Begrip voor deze reacties maakt dat we beter begrijpen waarom slachtoffers in de buurt blijven van daders en het lang duurt voor ze opstaan. In onderstaande paragrafen doet de initiatiefnemer voorstellen om preventie, bewustwording en signalering te versterken. Deze voorstellen dragen bij aan het doel van maatschappelijke normen in het nationaal actieplan.

1.1 Preventie en bewustwording op scholen

De initiatiefnemer verzoekt het kabinet nieuwe mogelijkheden te ontplooien om seks, seksualiteit en seksuele omgang te bespreken in de klas. Seksuele voorlichting op de middelbare school is verplicht en op de basisschool maakt respectvol omgaan met seksualiteit onderdeel van de kerndoelen. De invulling die daaraan wordt gegeven verschilt echter per school en is vaak nog meer gericht op de biologische mechanismen dan op seksuele omgang. De initiatiefnemer is van mening dat het ook moet gaan over consent, over een brede definitie van «seks» en over het leren aangeven en respecteren van elkaars grenzen en wensen. Dat is ook de boodschap van Rutgers en 37 andere jongerenorganisaties, maatschappelijke organisaties en expertisecentra, in hun «Manifest voor betere seksuele vorming».9 Uit onderzoek is gebleken dat wanneer er in de klas aandacht wordt besteed aan de grenzen en wensen van je lichaam, misbruikte kinderen eerder over gaan tot een onthulling van het misbruik.10 Daarbij is het vooral belangrijk meer aandacht te hebben voor jongens: nu ligt de nadruk nog te vaak op meisjes en hoe zij hun grenzen kunnen aangeven, terwijl jongens vaker pleger zijn. De initiatiefnemer ziet dat onderstaande voorbeelden als inspiratie kunnen dienen:

  • Seks en seksuele voorlichting bespreken met ervaringsdeskundigen: Stichting Wij Zijn M biedt voorlichting aan van een ervaringsdeskundige die haar of zijn persoonlijke verhaal komt vertellen. Daarnaast is Stichting Wij zijn M bezig met het ontwikkelen van een lespakket voor groep 7/8 waarmee seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik op een gepaste en veilige manier bespreekbaar gemaakt kan worden in de klas. Ook biedt de stichting een toneelvoorstelling aan voor volwassenen over het thema seksueel geweld vanuit het perspectief van het slachtoffer.11
  • Seks bespreken met gastlessen van externen: lessen gegeven door gastdocenten die gespecialiseerd zijn in het bespreekbaar maken van seks en intimiteit (bijvoorbeeld LOEF-lessen). Deze docenten zijn getraind in het geven van seksuele voorlichting waarin het thema «consent» centraal staat. Ze willen seks bespreekbaar maken en hebben daarom meer oog voor plezier, genot en openheid rondom seks en niet alleen voor de risico's zoals het oplopen van een SOA of een mogelijke zwangerschap.12
  • IFMSA-NL met het project «Het Voorspel»: studenten geneeskunde komen in een open sfeer seksuele voorlichting geven aan middelbare scholieren. In de lessen behandelen de studenten met een positieve kijk allerlei onderwerpen die met relaties en seksualiteit te maken hebben. In de basisles hebben zij het standaard over wensen en grenzen en bespreken ze onderwerpen als solo-seks, sexting en consent. Doordat de lessen worden gegeven door studenten die pas enkele jaren van de middelbare school af zijn is de drempel lager voor de leerlingen om te praten over hun seksualiteit. Deze manier van lesgeven wordt peer-education genoemd en wordt wereldwijd als succesvol bestempeld. De lessen van Het Voorspel worden dan ook aanbevolen door onder andere Rutgers, WPF en SOA AIDS Nederland.13
  • Het aanbieden van films of series die leraren kunnen gebruiken, zoals de Nederlandse serie «Naakt voor de klas met de Sekszusjes» of de populaire Netflix serie Sex Education. Deze series geven jongeren veel waardevolle informatie over het ontdekken van hun eigen seksualiteit. Daarnaast tonen zij een realistisch beeld van seks en draait het om het aangeven van wensen en grenzen. Jongeren vinden dit leuk en het maakt taboes bespreekbaar.14

De initiatiefnemer verzoekt het kabinet om scholen te ondersteunen bij het maken van keuzes voor effectieve interventies. De databank Effectieve jeugdinterventies van het NJI kan hierbij helpen, en het kabinet kan met de hierboven genoemde organisaties en Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit in gesprek gaan over de beste manier om hiermee op scholen aan de slag te gaan. Wat daarbij van belang is, is dat scholen kunnen kiezen voor bewezen effectieve methoden. Het probleem is dat daar nog onvoldoende onderzoek naar is gedaan. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen trok daarover al in 2017 aan de bel.15 Tal van interventies zijn nu bijvoorbeeld gericht op het weerbaarder maken van slachtoffers en het aangeven van grenzen, terwijl niet is aangetoond dat seksueel geweld daarmee daadwerkelijk voorkomen wordt. De initiatiefnemer verzoekt het kabinet daarom in het faciliteren van scholen in seksuele voorlichting, expliciet aandacht te besteden aan bewezen effectieve methoden voor het voorkomen van seksueel geweld en daar waar nodig nader onderzoek naar te doen.

1.2 Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt

Vroegsignalering en laagdrempelige hulp zijn essentieel bij het bestrijden en voorkomen van seksueel geweld. Hoe langer het geweld duurt, hoe moeilijker het is om de situatie nog te veranderen. Juist de nabije omgeving kan hierin een cruciale rol spelen. Uit onderzoek blijkt dat mensen die dicht bij een slachtoffer of dader staan, de meeste impact hebben. De initiatiefnemer pleit er daarom voor om niet alleen professionals bewust te maken van signalen van seksueel geweld, maar ook mensen werkzaam in maatschappelijke beroepen zoals kappers, en hen hierin op te leiden. Op deze manier kan het gesprek over seksueel geweld genormaliseerd worden. In Angelsaksische landen is daarmee al veel ervaring opgedaan en zijn inmiddels duizenden kappers opgeleid. Ook in de provincie Noord-Brabant wordt al ingezet op deze «brede» aanpak, maar nog alleen voor het signaleren van huiselijk geweld. Deze methode is ontwikkeld door hulpverlening en ervaringsdeskundigen samen.16 De voornaamste doelen zijn opening van het gesprek en slachtoffers op een laagdrempelige manier doorverwijzen naar geschikte hulpverlening.

Naast kappers kunnen bijvoorbeeld ook trainers en coaches bij sportclubs training krijgen in signalen van seksueel geweld. Onderdeel van de training is kennisontwikkeling over de mogelijke hulpverleningstrajecten. Dat zorgt dat er eerder aan de bel kan worden getrokken. Dit systeem maakt mensen bewuster van potentiële signalen en zorgt voor meer checks and balances in het systeem. De initiatiefnemer verzoekt het kabinet om een plan te ontwikkelen om niet alleen professionals maar ook mensen werkzaam in allerlei soorten maatschappelijke beroepen (bijv. kappers) bewust te maken van signalen van seksueel geweld en hen hierin op te leiden.

1.3 Focus op daders en veilige gezinnen

«Educate your sons», hoorde je veel na The Voice. En terecht: te lang werd meisjes en vrouwen verteld wat zij konden doen om geen slachtoffer te worden van seksueel geweld. In plaats van te voorkomen dat mannen daders worden. Waar komt het gedrag eigenlijk vandaan? Hoe word je een dader van seksueel geweld, welke rol speelt slachtofferschap in het verleden daarbij en hoe kunnen we dit vroegtijdig herkennen om toekomstig daderschap te voorkomen? We moeten weten wat de factoren zijn die het risico op het plegen van seksueel geweld vergroten, zodat we daarop kunnen inzetten en effectief kunnen interveniëren. Een cruciale theorie daarbij is de Adverse Childhood Experiences (ACE) theorie van Vincent Felitti. Felitti deed onderzoek naar de tien meest voorkomende traumatische jeugdervaringen, en toonde aan dat de kans op allerlei sociale en gezondheidsproblemen significant toeneemt wanneer je twee of meer van deze situaties hebt doorstaan in je jeugd.17 Het gaat daarbij om seksueel misbruik, emotionele verwaarlozing, emotionele mishandeling, fysieke verwaarlozing, fysieke mishandeling, een ouder in detentie, een ouder met psychiatrische problemen, een ouder die plotseling wegvalt, een ouder die verslaafd is en huiselijk geweld. Later onderzoek toonde aan dat ook daders van seksueel geweld vaak meerdere van deze jeugdervaringen hebben gehad.18 Omdat het de opeenstapeling van jeugdtrauma's is waardoor risico op daderschap toeneemt, is het voor preventie van belang naar de hele gehele situatie te kijken waarin kinderen opgroeien, in plaats van enkel naar individuele factoren.

De initiatiefnemers pleiten daarom voor meer inzet op veilige gezinnen. Kinderen in veilige gezinnen lopen niet alleen minder risico om slachtoffer te worden van seksueel geweld, zij zullen ook minder snel overgaan tot het plegen hiervan. Veilige gezinnen voorkomen dus slachtoffers en daders. «Educate your children» is misschien een betere slogan. De initiatiefnemer wil daarom dat ouders beter betrokken worden bij preventie- en behandelprogramma's. De initiatiefnemer verzoekt het kabinet mogelijkheden in kaart te brengen om professionals te faciliteren in het betrekken van ouders in preventie-en behandelprogramma's van seksueel geweld, en daarbij de optie van motiverende gespreksvoering-cursussen voor professionals mee te nemen.

Het is lang niet vanzelfsprekend dat kinderen opgroeien in veilige gezinnen. Tijdens de coronacrisis zagen we bovendien dat onveilige gezinssituaties lang onder de radar bleven. Het is daarom zaak om die plekken waar onveilige gezinssituaties gesignaleerd kunnen worden goed te benutten. De initiatiefnemer ziet hier een belangrijke rol weggelegd voor consultatiebureaus. Daar wordt door een jeugdarts of jeugdverpleeg-kundige gedurende de eerste vier jaar van het leven van een kind bijgehouden hoe het zich ontwikkelt. Een consultatiebureau is een van de weinige plekken waar het kind in zijn of haar vroege jeugd vaak gezien wordt en onveiligheid gesignaleerd kan worden. Niet alleen aan de hand van signalen van het kind, maar ook door signalen van getraumatiseerde ouders die zelf een onveilige jeugd hebben gehad en daardoor onbewust minder gevoelig kunnen zijn voor de behoeften van hun kind. Op het moment dat artsen hier signaleren dat kinderen opgroeien in onveilige gezinssituaties kunnen zij snel aan de bel trekken. En het kind zo onttrekken aan factoren die hem vatbaar maken voor het plegen of slachtoffer worden van seksueel geweld in de latere jeugd. De initiatiefnemer roept het kabinet op in overleg te gaan met de Jeugdgezondheidszorg over het faciliteren van trainingen aan het personeel van consultatiebureaus over het herkennen van signalen van seksueel geweld (bij kinderen én ouders) en hoe daar op een goede manier op in te grijpen.

  • 2. 
    Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld

In het begin van de 21e eeuw was er op het gebied van seksueel geweld sprake van versnippering in het zorg- en veiligheidslandschap. Er was geen duidelijk centraal loket waar slachtoffers en hun directe omgeving meteen terecht konden. Om integrale, toegankelijke en vroegtijdige zorg te kunnen verlenen aan slachtoffers van seksueel geweld is in 2012 in Nederland het Centrum Seksueel Geweld (CSG) opgericht waar verpleegkundigen, politie, (forensisch) artsen en hulpverleners zoveel mogelijk vanuit één locatie samenwerken. Het CSG hanteert zo een multidisciplinair zorgperspectief voor slachtoffers en verbindt medische, forensische en psychologische deskundigen met elkaar.19 Met name bij recent misbruik biedt dit voordeel voor het slachtoffer. Sinds 2012 is het CSG uitgegroeid tot een landelijk dekkend netwerk met zestien regionale CSG-locaties. Het uitgangspunt is dat voor iedereen in Nederland op maximaal een uur reistijd een regionale CSG-locatie bereikbaar is.

Het CSG heeft in 2021 een visiedocument opgesteld waarin voor de toekomst «één landelijke entree voor slachtoffers van kindermisbruik en seksueel geweld» wordt voorgesteld als een belangrijke stap in het verbeteren van de multidisciplinaire aanpak. Die doorontwikkeling kan alleen tot stand komen in nauwe samenwerking met de politie, het OM, Veilig Thuis en Slachtofferhulp Nederland. Op dit moment werkt het CSG samen met deze partijen aan het uitwerken van het concept. Uitgangspunt is dat slachtoffers recht hebben op een professionele en multidisciplinaire triage om de lichamelijke en psychische schade van het misbruik adequaat vast te stellen, en dat zij goed geïnformeerd dienen te worden over hun mogelijkheden op herstel in brede zin. Behalve lichamelijk en psychisch herstel, gaat het dan ook om sociaal en juridisch herstel. Maar het CSG geeft ook aan dat zij nog veel te winnen heeft op gebied van bekendheid en centrale toeleiding en financiering. Er zijn nog steeds veel verschillende meldpunten waar slachtoffers naartoe kunnen, zonder de professionaliteit en de multidisciplinaire hulp die het CSG biedt. Het gevolg is dat getraumatiseerde mensen regelmatig worden bijgestaan door mensen die daar niet voor zijn opgeleid, die vaak vrijwillig (met de beste bedoelingen) hulp bieden. Daarbij bestaat het risico op onder-screening, omdat traumagerelateerde klachten kunnen worden gemist waardoor gerichte hulp uitblijft. Dat kunnen we ons als samenleving niet veroorloven, wetende dat de meeste slachtoffers van seksueel geweld ernstige psychische, seksuele of lichamelijke problemen ervaren.20 Het is daarom van belang om slachtoffers duidelijkheid te bieden over waar ze terecht kunnen voor acute en deskundige zorg. Hierna presenteert de initiatiefnemer enkele voorstellen om het CSG toekomstbestendig en zichtbaar te maken voor iedereen in Nederland. Deze voorstellen dragen bij aan de doelstellingen van het nationaal actieplan om «de toegankelijkheid en vindbaarheid van meldpunten en hulpdiensten voor slachtoffers én plegers verbeteren» en om «de inzet van en doorgeleiding naar adequate en effectieve hulp te verbeteren waardoor verdere schade mogelijk voorkomen wordt». Daarnaast kan met deze voorstellen uitvoering worden gegeven aan verschillende voorschriften uit het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.21 Daarin is o.a. opgenomen dat lidstaten «ervoor moeten zorgen dat de daartoe vereiste diensten op dezelfde locatie worden aangeboden of via een centraal contactpunt worden gecoördineerd»22 en dat elke lidstaat «moet beschikken over voldoende en adequaat over zijn grondgebied verspreide crisiscentra voor slachtoffers van verkrachting of verwijzingscentra voor slachtoffers van seksueel geweld»23.

2.1 Landelijke en structurele financiering van het Centrum voor Seksueel Geweld (CSG)

Sinds 2018 zijn de gemeenten financieel en bestuurlijk verantwoordelijk voor de financiering van de zestien regionale CSG's en het landelijke netwerk CSG. De financiering verloopt via de Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang (DU VO) die de 35 centrumgemeenten ontvangen. In de voorjaarsnota van 2020 is structureel 1,5 miljoen extra gereserveerd «voor de kosten die voortkomen uit de stijging van het aantal slachtoffers dat contact legt met de Centra Seksueel Geweld.» De gelden in de DU VO zijn echter «niet geoormerkt», dus gemeenten gaan zelf over de verdeling van de gelden.24 De initiatiefnemer vindt het belangrijk om te vermelden dat het werkgebied van de zestien regionale CSG's doorgaans groter is dan dat van één centrumgemeente. Hierdoor moeten de zestien CSG's met veel verschillende centrumgemeenten hun beleid, verantwoording en financiering afstemmen. Dit levert problemen op, want die aanvragen verlopen troebel en verschillend per gemeente. Hierdoor moeten sommige CSG's veel doen om hun financiering rond te krijgen uit de verschillende potjes, daarmee gaat veel tijd, geld en moeite verloren. Daarnaast maakt de decentrale financiële inrichting de financiering van de centra kwetsbaar, omdat de structurele financiële tekorten van veel gemeenten uiteindelijk een effect kunnen hebben op de financiering van het CSG, zowel op het landelijke netwerk als de regionale centra.

Gezien de belangrijke landelijke functie en integrale geüniformeerde werkwijze bij de aanpak van seksueel geweld is de initiatiefnemer van mening dat het landelijke CSG en de zestien regionale CSG's beter functioneren met landelijke financiering in combinatie met stelselverant-woordelijkheid van de Rijksoverheid.25 Het is nodig dat er een solide, duurzame financiële basis komt te liggen onder het CSG en dat deze basis ook verbreed wordt. Nu is de continuïteit en doorontwikkeling van het CSG afhankelijk van de beleidskeuzes van (individuele) centrumgemeenten. Er is structurele landelijke financiering nodig die recht doet aan de landelijke gespecialiseerde functie van het CSG en de verwevenheid van de verschillende beleidsdomeinen binnen het CSG.26 Het geld zal anders verdeeld moeten worden, waar het eerst vanuit gemeenten werd gefinancierd, zal dat in de toekomst vanuit het rijk zijn. Het recht op hulp biedt een wettelijke basis om deze financiering vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid vorm te geven. De initiatiefnemer verzoekt het kabinet een plan te ontwikkelen om tot centrale financiering van het CSG over te gaan.

2.2    Snelle doorverwijzing naar het CSG

De multidisciplinaire werkwijze van het CSG is met name bij recent misbruik (binnen zeven dagen) effectief. Sporen van de verdachte op of in het lichaam van het slachtoffer kunnen worden veiliggesteld, met medicatie kan een zwangerschap of besmetting met een SOA worden voorkomen en met «watchful waiting» neemt posttraumatische stress af. Ook is de pakkans voor de politie groter. Hoe sneller, hoe beter dus. Slachtoffers van recent misbruik die zich melden bij de politie zouden automatisch naar het CSG moeten worden verwezen. Het digitale systeem meldt slachtoffers van seksueel geweld echter niet automatisch bij het CSG. Nu gebeurt dat nog handmatig met risico dat zorg gemist wordt. Hulpverlening behoort tot de wettelijke taak van de politie, maar zij verleent deze in veel gevallen niet zelf. Verbetering zou erin zitten om het politiesysteem uit te breiden met een functie waardoor slachtoffers automatisch worden aangemeld bij het CSG.»27

De initiatiefnemer stelt voor dat de politie bij meldingen van seksueel geweld automatisch doorverwijst naar het landelijke netwerk CSG en verzoekt het kabinet dit te regelen. Dit sluit aan bij de eerdere oproep van de initiatiefnemer in haar breed aangenomen motie van 3 november 2021 waarin zij pleit voor één multidisciplinaire landelijke centrale entree voor slachtoffers van seksueel geweld.28

2.3    Naamsbekendheid meldnummer CSG vergroten

Het CSG is een landelijk dekkend netwerk van zestien centra met toegang door het gratis 24/7 beschikbaar telefoonnummer (0800-0188). Het telefoonnummer wordt bemand door de landelijke meldkamer van waaruit de beller wordt doorverbonden met het dichtstbijzijnde CSG. In 2021 zijn 8190 bellers te woord gestaan. Al in de beginjaren van het CSG is getracht om het telefoonnummer landelijke bekendheid te geven. Zo poogde het CSG dit in 2012 te doen met de boodschap: «Ben je verkracht, bel 188.»29 Ook het Ministerie van Justitie & Veiligheid heeft met de campagne «Wat kan mij helpen», die liep van 2019 tot en met 2021, getracht ervoor te zorgen dat slachtoffers van seksueel geweld door een bekende dader vaker een melding doen of hulp zoeken bij een CSG, Slachtofferhulp Nederland of de politie. Uit het effectonderzoek van de campagne bleek dat de campagne goed werd gewaardeerd. Een concrete aanbeveling uit het onderzoek was om vervolgcampagnes te blijven inrichten, met name gericht op de doelgroep 14-40 jaar.30

De initiatiefnemer roept op tot een overheidscampagne waarin met een duidelijke boodschap wordt gewezen op het vrijblijvende 24/7 gratis beschikbare telefoonnummer 0800-0188. Met onderstaande manieren kan deze boodschap breed in de samenleving worden verspreid:

  • De overheidscampagne ter bekendheid voor het CSG en het meldnum-mer moet zo bekend mogelijk zijn voor een breed publiek. De landelijke spotjes voor de overheidscampagne van zelfmoordpreventie kunnen hierbij als voorbeeld dienen.
  • Aangezien veel jonge mensen slachtoffer zijn van seksueel geweld is het ook belangrijk om specifieke campagnes voor de jongere doelgroep te maken en deze te verspreiden via social media. Uit I&O onderzoek in opdracht van Amnesty International blijkt dat één op de tien vrouwelijke studenten (elf procent) tijdens de studententijd seksuele penetratie meemaakte zonder hun instemming: een verkrachting. Dit overkwam ook één procent van de mannen.31
  • 3. 
    Effectieve aanpak en erkenning achteraf

Seksueel geweld moeten we zoveel mogelijk voorkomen. Daar waar het toch gepleegd wordt, is goede zorg aan slachtoffers de prioriteit. Maar naast preventie en slachtofferhulp, is een integrale aanpak van seksueel geweld niet compleet zonder het strafrecht. Wetgeving over seksueel geweld draagt bij aan normstelling in de maatschappij. Vervolging kan slachtoffers helpen wat hen overkomen is een plek te geven én is noodzakelijk om plegers in preventie- en behandelprogramma's te krijgen.

Dit alles vereist allereest dat wetgeving de juiste normen stelt. Het verdrag van Istanbul verplicht ondertekenaars om alle vormen van seks zonder consent te criminaliseren.32 Toch is dat in Nederland nog niet gebeurd. In Nederland kan een pleger pas worden vervolgd voor verkrachting wanneer het slachtoffer zich duidelijk heeft verzet. Wanneer slachtoffers bij seksueel geweld verstijven kan de pleger dus niet vervolgd worden, terwijl ongeveer 70 procent van de slachtoffers dat overkomt- het is een overlevingsmechanisme.33 Daarnaast werkt het ook nog victim blaming in de hand, omdat slachtoffers het signaal krijgen dat zij zich hadden moeten verzetten, zoals ook werd verteld in het rondetafelgesprek eind 2021 in de Tweede Kamer. Gelukkig is er inmiddels een wetsvoorstel in voorbereiding waarin het strafbaar wordt als duidelijk was dat de ander geen seks wilde, maar toch heeft doorgezet.34 De initiatiefnemer onderschrijft de noodzaak van deze wetswijziging en dringt aan op een spoedige behandeling in de Tweede Kamer. Tegelijkertijd is zij ook behoedzaam naar aanleiding van de waarschuwing van de Raad van State, dat de verwachtingen over de nieuwe wet niet te hoog gespannen moeten zijn. «Seksuele misdrijven zijn en blijven vaak moeilijk te bewijzen als de verdachte en het slachtoffer elkaar tegenspreken. De politie en het openbaar ministerie moeten bovendien voldoende capaciteit hebben om deze misdrijven op te sporen en te vervolgen. Die capaciteit ontbreekt op dit moment nog.»35

Deze wet zal dus alleen effect sorteren als de gehele strafrechtketen op het gebied van seksueel geweld goed functioneert. Daarnaast dient verder gekeken te worden dan alleen het strafrecht om erkenning voor slachtoffers te bewerkstelligen en plegers met hun daden te confronteren. De initiatiefnemer doet daarom de volgende voorstellen.

3.1 Versnelde doorloop zedenzaken

De politie kampt met grote personeelstekorten. Met name bij de zedenrecherche werd de afgelopen jaren pijnlijk duidelijk wat voor invloed dit heeft op de afhandeling van meldingen, aangiften en zedenzaken bij het OM en de rechtbanken. De politiek heeft een paar jaar geleden structureel extra geld beschikbaar gesteld voor de zedenrecherche, maar dat levert tot nu toe nog niet de hoeveelheid aan gekwalificeerd personeel op waarop gehoopt werd. Daarnaast heeft de Inspectie van Justitie & Veiligheid de werkwijze van de zedenrecherche tegen het licht gehouden en kwam onder andere tot de conclusie dat er te vaak, onbewust, wordt ontmoedigd om aangifte te doen.36 Rechercheurs die slachtoffers willen waarschuwen voor een ingewikkelde rechtszaak met jouw woord tegen het woord van de dader. Daarop heeft de zedenrecherche een verbeterplan gemaakt. De aangenomen motie-Van der Werf c.s.37 uit 2021 ziet erop toe dat de Kamer geïnformeerd wordt over het aantal meldingen en aangiften van verkrachting, zodat inzichtelijk wordt of slachtoffers vaker hun recht kunnen of willen halen. Daarnaast ziet dezelfde motie ook toe op het monitoren van de verbeterslag in de werkwijze van de zedenrecherche.

De initiatiefnemer wil vooropstellen dat zij grote waardering en respect heeft voor het zware werk van de zedenrecherche. Zij ziet dat er werk is gemaakt van de verbeterpunten die de Inspectie Justitie en Veiligheid formuleerde in het rapport «Verschillende Perspectieven».38 Rechercheurs worden getraind in het juridisch kwalificeren van zedenzaken, maar daarbij de bejegening van slachtoffers niet uit het oog te verliezen. Bovendien wordt er - met dank aan de motie-Klaver c.s. - structureel vijftien miljoen extra geïnvesteerd in de zedenpolitie, forensisch onderzoek en de opleiding van zedenrechercheurs.39 Helaas gaat de werving niet snel genoeg en kampt de zedenrecherche alsnog met grote tekorten. Daardoor ligt het aantal zedenzaken dat de politie, het OM en de rechtspraak binnen de afgesproken tijd behandelen ver onder de gestelde norm.40 Zedenrechercheurs moeten nu vaak kiezen tussen «warme» zaken (acuut) en «koude» zaken (misbruik dat langer geleden heeft plaatsgevonden) en die laatste blijven liggen.41 Daders kunnen vrij rond blijven lopen, waardoor zij nog meer slachtoffers kunnen maken. Bovendien kunnen zedenrechercheurs door de grote werkdruk nog steeds niet altijd voldoende tijd en aandacht besteden aan de behoeftes van slachtoffers. Hierdoor treedt ook secundaire victimisatie op: slachtoffers voelen zich niet serieus genomen en worden door negatieve ervaringen in de strafprocedure opnieuw slachtoffer.42

Initiatiefnemer acht het noodzakelijk dat de capaciteit binnen de zedenteams snel opgeschaald wordt. Helemaal nu het aantal meldingen van seksueel geweld - door de maatschappelijke aandacht rondom gebeurtenissen als The Voice en de expliciete oproep om aangifte te doen43 -toeneemt. Initiatiefnemer vindt het essentieel dat het kabinet de capaciteitsproblemen bij de zedenteams voor het eind van deze kabinetsperiode oplost. Ondanks de middelen die hiervoor in 2019 zijn vrijgemaakt, is het nog niet gelukt daar voldoende nieuwe mensen mee te werven. Hoewel het begrijpelijk is dat de grote achterstanden van zaken niet meteen opgelost zijn, kan de politiek en de politie wel meer sturen op prioriteit hiervoor en de belemmeringen wegnemen die de capaciteitsproblemen veroorzaken. Initiatiefnemer heeft daarom het kabinet middels een inmiddels aangenomen motie in de Tweede Kamer, opgeroepen om dit voor het einde van de kabinetsperiode op te lossen.44 En als de aanwas van binnen niet voldoende is, moet meer worden ingezet op expertise van buitenaf. De zedenrecherche bij de politie Midden-Nederland - die succesvol grote achterstanden heeft weggewerkt- zet hier al op in.45 De initiatiefnemer verzoekt het kabinet daarom te onderzoeken hoe het werk van de zedenpolitie structureel aantrekkelijker kan worden gemaakt en daarvoor in ieder geval de aanpak van het zedenteam in Midden-Nederland in kaart te brengen, te analyseren door welke factoren het aantal zedenzaken daar slinkt en deze factoren te betrekken in een landelijke aanpak.

3.2 Verjaring en herstelbemiddeling

Een voortvarende strafrechtelijke vervolging bij seksueel geweld is belangrijk. Vaak is het lastig om seksueel misbruik te bewijzen. Dan duren zaken lang en soms kan er zelfs helemaal geen straf opgelegd worden.

Dat kan ook het geval zijn als pas na lange tijd melding wordt gedaan van misbruik. Helaas is dat bij slachtoffers van seksueel misbruik vaak het geval, omdat zij pas na lange tijd naar buiten durven treden met hun verhaal. Gemiddeld wachten vrouwen zestien jaar voor zij uit eigen beweging met iemand praten over hun ervaringen.46 Op dit moment is het zo dat voor verkrachting geen verjaringstermijn geldt. In het wetsvoorstel seksuele misdrijven worden echter vormen van verkrachting onderscheiden (zoals «schuldverkrachting») die wel kunnen verjaren. Zowel Amnesty International47 als de «Actiegroep van vrouwen die een verkrachting hebben meegemaakt»48 vroegen hier eerder al aandacht voor. De initiatiefnemer acht het wenselijk dat bij de verjaringstermijnen die in de wet seksuele misdrijven worden opgenomen expliciet wordt betrokken dat slachtoffers pas na lange tijd naar buiten durven komen met hun verhaal.

Ook na lange tijd kan vervolging van een pleger een helende werking hebben voor slachtoffers. Toch kan een te eenzijdige focus op het strafrecht ook frustratie voor het slachtoffer meebrengen. Bijvoorbeeld in zaken waarbij dader en slachtoffer bekenden zijn van elkaar, omdat ze familie zijn of collega's. Ze zullen elkaar dan weer tegenkomen en moeten met elkaar verder. We vergeten dat in die situaties ook andere routes, zoals herstelbemiddeling, veel voor het slachtoffer kunnen betekenen. Perspectief Herstelbemiddeling, de organisatie die door het Ministerie van Justitie en Veiligheid is aangewezen om herstelbemiddeling uit te voeren, omschrijft dit als volgt: «Slachtoffers kunnen vertellen wat het met hen heeft gedaan en wat de gevolgen zijn. Door bemiddeling kunnen plegers erkenning bieden. Zo kan herstelbemiddeling inzicht geven of rust brengen. Deelnemers zijn vaak minder bang en minder boos. Als betrokkenen elkaar kennen, kunnen zij ook afspraken maken, bijvoorbeeld over hoe met elkaar om te gaan en om herhaling te voorkomen. Zo biedt herstelbemiddeling weer perspectief».49

Herstelbemiddeling kan op ieder moment worden ingesteld, op voorwaarde dat zowel pleger als slachtoffer er mee instemt. Het kan uitkomst bieden als er onvoldoende bewijs is. Het slachtoffer krijgt dan geen juridische schuldbekentenis, maar kan zo wel op een andere manier erkenning krijgen van de dader. Daarnaast kan herstelbemiddeling aanvullend worden ingezet, ook als het seksueel geweld wel strafrechtelijk bewezen wordt. Herstelbemiddeling gaat om emotioneel herstel en kan ruimte bieden voor vragen die in een strafzaak niet aan de orde komen.

De resultaten van herstelbemiddeling zijn positief en het aantal aangemelde zedenzaken neemt toe.50 Toch weten nog veel te weinig slachtoffers dat zij hiertoe überhaupt een mogelijkheid hebben. De toeleiding kan beter door de mogelijkheid van herstelbemiddeling meer op de kaart te zetten en breder bekend te maken. Dat kan al door ervoor te zorgen dat het CSG - bij een melding van een zedendelict - standaard aan het slachtoffer informatie over herstelbemiddeling meegeeft. Daarnaast zou vanuit het OM en de rechtspraak standaard geïnformeerd kunnen worden over herstelbemiddeling in zedenzaken bij de afdoeningsbeslissing en in de vonnisbrief. De initiatiefnemer roept het kabinet daarom op in gesprek te gaan met het CSG, het OM en de rechtspraak over het beter informeren van slachtoffers van zedenzaken over de mogelijkheid van herstelbemid-deling.

3.3 Duurzame erkenning

Slachtoffers van seksueel misbruik vertellen vaak dat zij zich in de steek gelaten voelen door de overheid en de maatschappij. Dat kan zijn doordat hun zaak lang op de plank blijft liggen, zonder dat hen wordt verteld waarom dat zo is of hoe lang het nog duurt. Of als hen kort wordt gemeld dat hun zaak geen schijn van kans maakt en zij nauwelijks nazorg krijgen na hun melding. Maar gebrek aan erkenning wordt ook breder in de maatschappij, los van de strafrechtelijke procedure, ervaren. Dat vertelden ook de slachtoffers van seksueel geweld in het eerdergenoemde rondetafelgesprek. Erkenning voor het leed dat vaak vele jaren duurt betekent voor hen vaak meer dan de buitenwereld vermoedt.

We moeten met elkaar tot een cultuuromslag komen waardoor we structureel en proactief meer over seksualiteit gaan praten. Over grenzen, wat we normaal vinden en wat wel en niet kan. Het is van groot belang dat de overheid hier haar sturende rol pakt en dit gesprek aanhoudend faciliteert. De initiatiefnemer verzoekt het kabinet het gesprek in de samenleving over seksueel gedrag en seksueel geweld duurzaam te faciliteren en slachtoffers daarbij te erkennen en serieus te nemen. Zodat slachtoffers zich erkend voelen en een plek kunnen geven aan hun gevoelens van schuld, schaamte en woede. Bieden we deze erkenning niet dan kunnen deze gevoelens een weg naar buiten vinden die schadelijk zijn. Zowel voor het slachtoffer zelf als voor de maatschappij.

Financiële uitwerking

Uit bovenstaande volgt dat middelen nodig zullen zijn voor de voorstellen die gaan over de publieks- en bewustwordingscampagnes. Die middelen zijn uit bestaande posten op de departementale begrotingen te halen:

  • De Tweede Kamer heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 22-23 september de motie-Hermans aangenomen waarin onder andere 27,5 miljoen wordt vrijgemaakt voor de versterking van de aanpak van seksuele misdrijven.51 2 miljoen daarvan is gereserveerd voor de versterking van de integrale aanpak (online) seksuele misdrijven.52 Dit bedrag heeft nog geen precieze invulling gekregen. Initiatiefnemer doet een beroep op deze post, omdat het doel van deze post aansluit bij de publieks-en scholingscampagnes waar de initiatiefnemer voorstellen voor doet.
  • Verder zullen de voorstellen uit deze initiatiefnota grotendeels ten laste komen van de Ministeries van OCW en SZW. Veel van de voorstellen zijn namelijk bedoeld als input voor het kabinet waar zij bij de totstandkoming van het Nationaal Actieplan Seksueel grensoverschrijdend gedrag en Seksueel geweld uit kan putten.53 De uitvoering van deze voorstellen kan dan ook worden bekostigd met middelen die bestemd zijn voor de totstandkoming en uitwerking van dat Nationaal Actieplan.
  • De initiatiefnemer pleit voor meer capaciteit bij de zedenrecherche, maar denkt dat de oplossing daar nu niet louter bestaat uit meer investeringen. Op dit moment is het vooral van belang dat recente investeringen (15 miljoen met de motie-Klaver en 4 miljoen met de motie-Hermans) worden omgezet in mankracht die daadwerkelijk kan worden ingezet.
  • De initiatiefnemer wil er tenslotte op wijzen dat de kosten die met de voorstellen uit deze nota gemoeid zijn slechts een fractie beslaan van de maatschappelijke en economische kosten die nu het gevolg zijn van seksueel geweld. Op het moment dat we het probleem bij de wortel aanpakken - zoals gebeurt met de voorstellen uit deze nota - is het waarschijnlijk dat die maatschappelijke kosten structureel verminderen. Een investering vooraf zal het dus dubbel en dwars waard zijn op de lange termijn. Dat geldt concreet voor de aankomende Wet seksuele misdrijven. Daarvoor is structureel 20,1 miljoen euro begroot.54 Onder andere omdat met de wet een toename is voorzien in het aantal slachtoffers, misdrijven, verdachten (5 procent) en vrijheidsstraffen

(10 procent). De voorstellen uit deze nota zullen op termijn leiden tot minder slachtoffers en minder zaken. Hierdoor zullen er structureel minder middelen nodig zijn.

Beslispunten

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen met de volgende beslispunten:

Preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen

  • Het kabinet ontplooit nieuwe mogelijkheden om seks, seksualiteit en seksuele omgang te bespreken in de klas, en betrekt daarbij de initiatieven die in deze nota zijn genoemd.
  • Het kabinet besteedt daarbij expliciet aandacht aan bewezen effectieve methoden voor het voorkomen van seksueel geweld en laat daar waar nodig nader onderzoek naar doen.
  • Het kabinet brengt de mogelijkheden in kaart om professionals te faciliteren in het betrekken van ouders in preventie-en behandelprogramma's van seksueel geweld, en neemt daarbij de optie van motiverende gespreksvoeringcursussen voor professionals mee.
  • Het kabinet gaat in overleg met de Jeugdgezondheidszorg over het faciliteren van trainingen aan het personeel van consultatiebureaus over het herkennen van signalen van seksueel geweld (bij kinderen én ouders) en hoe daar op een goede manier op in te grijpen.
  • Het kabinet ontwikkelt een plan om niet alleen professionals maar ook mensen werkzaam in allerlei soorten maatschappelijke beroepen (bijv. kappers) bewust te maken van signalen van seksueel geweld en hen hierin op te leiden.

Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld

  • Het kabinet ontwikkelt een plan om tot structurele en centrale financiering van het CSG over te gaan en het CSG onder de stelselver-antwoordelijkheid van het rijk te laten vallen.
  • Het kabinet gaat in gesprek met de politie om bij meldingen van seksueel geweld automatisch door te verwijzen naar het landelijke netwerk CSG.
  • Het kabinet ontwikkelt een overheidscampagne waarin met een duidelijke boodschap wordt gewezen op het vrijblijvende 24/7 gratis beschikbare telefoonnummer 0800-0188.

Effectieve aanpak en erkenning achteraf

  • Het kabinet onderzoekt hoe het werk van de zedenpolitie structureel aantrekkelijker kan worden gemaakt en brengt daarvoor in ieder geval de aanpak van het zedenteam in Midden-Nederland in kaart, analyseert door welke factoren het aantal zedenzaken daar slinkt en betrekt deze factoren in een landelijke aanpak.
  • Het kabinet onderzoekt of de verjaringstermijnen die worden opgenomen in de nieuwe wet seksuele misdrijven aangepast dienen te worden voor de groep slachtoffers van seksueel geweld, aangezien zij vaak pas na lange tijd naar buiten durven te komen met hun verhaal.
  • Het kabinet gaat in gesprek met het CSG, het OM en de rechtspraak over het beter informeren van slachtoffers van zedenzaken over de mogelijkheid van herstelbemiddeling.
  • Het kabinet zal het gesprek in de samenleving over seksueel gedrag en seksueel geweld duurzaam faciliteren en slachtoffers daarbij erkennen en serieus nemen.

Van der Werf

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 234, nr. 2 15

1

   Gezamenlijke brief van Amnesty International Nederland, CSG, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld Tegen Kinderen en Rutgers, 7 september 2021; R. van Lunsen, R. & I. Bicanic, (2015), «De impact van seksuele trauma's op seksueel functioneren en bekkenbodem-klachten» (2015), In: E. Slager (ed). Reproductieve Geneeskunde, Gynaecologie en Obstetrie Anno 2017 (p 47-51), Haarlem, DCHG.

2

   EIGE, «The costs of gender-based violence in the European Union», 28 oktober 2021, te raadplegen via https://eige.europa.eu/publications/costs-gender-based-violence-european-union.

3

   Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit, Pleidooi voor effectieve preventie van seksueel geweld, 2022, 8; P. Speetjens, et. Al, «Kindermishandeling: economische gevolgen op lange termijn», Tijdschrift voor Psychiatrie, 2016, 708. Onderzoek onder volwassenen met gemiddelde leeftijd van 39 jaar die voor hun 16e seksueel misbruik hadden meegemaakt.

4

   Gezamenlijke brief van Amnesty International Nederland, CSG, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld Tegen Kinderen en Rutgers, 7 september 2021.

5

   Kamerstukken II, 2021/22, 34 843, nr. 58.

6

   Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit, «Pleidooi voor effectieve preventie van seksueel geweld», 2022, 10.

7

   Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit, «Pleidooi voor effectieve preventie van seksueel geweld», 2022, 10.

8

   Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit, «Pleidooi voor effectieve preventie van seksueel geweld», 2022, 10.

9

   Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit, «Manifest voor betere seksuele vorming», 2022.

10

   Walsh, K., Zwi, K., Woolfenden, S., & Shlonsky, A. (2018). School-based education programs for the prevention of child sexual abuse: A Cochrane systematic review and meta-analysis. Research on social work practice, 28(1), 33-55.

11

   Zie https://www.wijzijnm.nl/wat-doet-m.

12

   NOS, «Seksuele voorlichting moet draaien om wensen en grenzen», https://nos.nl/nieuwsuur/ artikel/2415014-seksuele-voorlichting-moet-draaien-om-wensen-en-grenzen.

13

   Zie https://ifmsa.nl/projecten/het-voorspel.

14

   Uitzending van De Wereld Draait Door (DWDD) over de serie Sex Education van 01-02-2019 (https://www.bnnvara.nl/dewerelddraaitdoor/videos/507719).

15

   Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (2017). Effectief preventief. Het voorkomen van seksueel geweld door seksuele en relationele vorming in het onderwijs. Den Haag: Nationaal Rapporteur.

16

   De Volkskrant, «In Brabant worden kappers getraind om huiselijk geweld op te sporen: «Het helpt dat we oogcontact hebben via de spiegel», 19 november 2021, In Brabant worden kappers getraind om huiselijk geweld op te sporen: «Het helpt dat we oogcontact hebben via de spiegel» (volkskrant.nl).

17

   Felitti, Vincent J., et al. «Relationship of childhood abuse and household dysfunction to many of the leading causes of death in adults: The Adverse Childhood Experiences (ACE) Study.» American journal of preventive medicine 14.4 (1998): 245-258.

18

   Levenson, Jill S., Gwenda M. Willis, and David S. Prescott. «Adverse childhood experiences in the lives of male sex offenders: Implications for trauma-informed care.» Sexual Abuse 28.4 (2016): 340-359.

19

USBO advies, «Toekomstbestendig Centrum Seksueel Geweld: een bestuurlijke en organisatorische evaluatie ten behoeve van de doorontwikkeling van het CSG» (november 2021), 30.

20

   Cutajar, Margaret C., et al. «Psychopathology in a large cohort of sexually abused children followed up to 43 years.» Child abuse & neglect 34.11 (2010): 813-822.

21

   Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, geraadpleegd via https://eur-lex.europa.eu/legal-content/ NL/TXT/?uri=CELEX:52022PC0105.

22

   Paragraaf 48, Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.

23

   Paragraaf 50, Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.

24

   USBO advies, «Toekomstbestendig Centrum Seksueel Geweld: een bestuurlijke en organisatorische evaluatie ten behoeve van de doorontwikkeling van het CSG» (november 2021), 43-44.

25

   USBO advies, «Toekomstbestendig Centrum Seksueel Geweld: een bestuurlijke en organisatorische evaluatie ten behoeve van de doorontwikkeling van het CSG» (november 2021), 43.

26

   Visiedocument CSG.

27

   USBO advies, «Toekomstbestendig Centrum Seksueel Geweld: een bestuurlijke en organisatorische evaluatie ten behoeve van de doorontwikkeling van het CSG» (november 2021), 60.

28

   Kamerstukken II, 2021/22, 31 015, nr. 230.

29

   De Volkskrant, 20 juni 2012, https://www.volkskrant.nl/mensen/ben-je-verkracht-bel-188~b5f7fcb0/.

30

   DVJ Insights, «Campagne onderzoek: meldingsbereidheid seksueel geweld», 28-01-2022, 8, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/01/28/campagne-effectonderzoek-meldingsbereidheid-seksueel-geweld.

31

   Gezamenlijke brief van Amnesty International Nederland, CSG, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld Tegen Kinderen en Rutgers, 7 september 2021.

32

   Artikel 36, Verdrag van Istanbul.

33

   Centrum Seksueel Geweld, https://centrumseksueelgeweld.nl/psycho-educatie/.

34

   Kamerstukken II, 2022/23, 34 843, nr. 54.

35

   Raad van State, advies over Wet seksuele misdrijven, 8 juni 2022, raadpleegbaar via https://www.raadvanstate.nl/actueel/nieuws/juni/samenvatting-wet-seksuele-misdrijven/ @127956/w16-21-0369-ii/.

36

   Verschillende Perspectieven, Inspectie Justitie en Veiligheid 2020. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

37

   Kamerstukken II, 2020/21, 29 628, nr. 1018.

38

   «Verschillende Perspectieven, Inspectie Justitie en Veiligheid 2020. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

39

   Kamerstukken II 2019/20, 35 300, nr. 11.

40

   Kamerstukken II, 2021/22, 35 925 VI, nr. 30.

41

   Kamerstukken II, 2021/22, 2022D06855.

42

   Kamerstukken II 29 279, 707.

43

   NOS, «Seksueel wangedrag bij The Voice: «Een melding kan heel zinvol zijn», 20 januari 2022.

44

   Kamerstukken II, 2021/22, 31 015, nr. 246.

45

   AD, «Hoe zedenrecherche te werk gaat na Voice-schandaal: «Tweede klap kunnen we niet hebben», 2 april 2022.

46

   Read, J., McGregor, K., Coggan, C. en Thomas, D.R. (2006). Mental Health Services and sexual abuse: the need for staff training. Journal of Trauma and Dissociation, 7(1), 33-50.

47

   Inbreng Amnesty International Nederland bij de internetconsultatie voor de Wet seksuele misdrijven, 28 mei 2021.

48

   Inbreng actiegroep van vrouwen die een verkrachting hebben meegemaakt bij de internetcon-sultatie voor de Wet seksuele misdrijven, 31 mei 2021.

49

   Folder Perspectief Herstelbemiddeling, «Verder na seksueel misbruik. Hoe herstelbemiddeling kan helpen». Zie ook https://www.perspectiefherstelbemiddeling.nl/voor-wie/na-misbruik.

50

   Voor 2020 was het aantal nog 6%, in 2020 10% en in 2021 21%. Zie Perspectief Herstelbemiddeling, Juist nu contact, Jaarverslag 2020. Te raadplegen via: https://

www.perspectiefherstelbemiddeling.nl/wie-zijn-wij/nieuws/jaarverslag-2020-juist-nu-contact.

51

   Kamerstukken II, 2021/22, 35 925, nr. 13.

52

   Kamerstukken II, 2021/22, 35 925, nr. 16.

53

   Kamerstukken II, 2021/22, 34 843, nr. 53.

54

   Kamerstukken II, 2021/22, 34 843, nr. 49.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.