Brief regering; Inbreng verslag schriftelijk overleg over de antwoorden op vragen commissie over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst (35954-2) - Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 35954 - Plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op lijst II, behorende bij de Opiumwet.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Brief regering; Inbreng verslag schriftelijk overleg over de antwoorden op vragen commissie over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst (Kamerstuk 35954-2) - Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst |
---|---|
Documentdatum | 01-02-2022 |
Publicatiedatum | 01-02-2022 |
Nummer | KST359542 |
Kenmerk | 35954, nr. 2 |
Commissie(s) | Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
35 954 Ontwerpbesluit houdende wijziging van het
Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst
Nr.
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld............. 2022
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een nader aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 17 december 2021 over het verslag van het schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst (Kamerstuk 35 954 nr. 2).
De op 1 februari 2022 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de
staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport per brief van....... 2022 toegezonden
antwoorden hieronder afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
biz.
-D66-fractie
-GroenLinks-fractie
-ChristenUnie-fractie
-BBB-fractie
II. Reactie van de staatssecretaris
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden op vragen van de leden in het schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst (Kamerstuk 35954-1) (hierna: het ontwerpbesluit) en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de staatssecretaris actief inzet op preventie van- en voorlichting over lachgas als recreatieve drug. Hoe effectief zijn deze genoemde maatregelen en campagnes, met name onder kwetsbare doelgroepen?
Kan de staatssecretaris aangeven wanneer de Kamer het aanvullend onderzoek door het Trimbos-instituut kan verwachten waarin wordt ingegaan op de vraag hoe de voorlichting over lachgas voor ouders van jongeren met een Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse achtergrond en/of jongeren met een praktische opleidingsachtergrond verbeterd kan worden?
Kan aangegeven worden wat de gevolgen kunnen zijn voor bedrijven die niet handelen binnen de in dit besluit opgenomen legale toepassingen van lachgas? Kan de staatssecretaris aangeven wat de gevolgen voor individuen zijn indien zij strafbare handelingen met lachgas verrichten?
De leden van de VVD-fractie vragen tenslotte wat het plaatsen van lachgas op lijst II bij de Opiumwet nog in de weg staat. Wanneer kan het plaatsen van lachgas op lijst II plaatsvinden en wat is het tijdspad voor de inwerkingtreding ervan?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 merken op dat er inmiddels een nieuw kabinet is. Hoe verhoudt het voorgenomen van de staatssecretaris tot het Opiumwetverbod op lachgas zich tot de nieuwe voorgenomen investeringen in preventie en zou er een kabinetsreactie kunnen komen op het voorgenomen verbod, zo vragen deze leden.
De leden van de D66 fractie constateren dat het voornemen van de staatssecretaris een heel stuk verder gaat dan de adviezen van het rapport van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM). Waar ontmoediging en regulering de kern van het CAM-advies is, gaat de staatssecretaris over tot een totaalverbod, zo constateren deze leden. Hoe kan dan alsnog de proportionaliteit van een totaalverbod met verwijzing naar het CAM-rapport gerechtvaardigd worden?
De leden van de fractie van D66 constateren dat de staatssecretaris geen verder onderzoek naar de effecten van lachgasgebruik nodig acht. Tegelijkertijd constateren deze leden dat het CAM-rapport nadrukkelijk nader onderzoek aanraadt en dat in het rapport wordt geconcludeerd dat er sprake is van “nog veel onduidelijkheid over de neurotoxiciteit van lachgas” en dat het effect van lachgasgebruik op de hersenen ook nog omgeven is met onzekerheden. Kan de staatssecretaris nader toelichten waarom hij nader onderzoek niet nodig acht en waarom hij nadere onderzoeksbevindingen niet afwacht, zo vragen deze leden.
De leden van de D66 fractie vragen voorts hoe de vele genoemde onzekerheden rondom de schade van lachgas zich verhouden tot de rechtvaardiging van de beperking van vrijhandel in de Europese Unie op basis van een volksgezondheidargument. Heeft de staatssecretaris genoeg informatie om op dit moment een dergelijke beperking te rechtvaardigen?
De leden van de fractie van D66 vrezen voorts dat een Opiumwetverbod onwenselijke neveneffecten zal hebben, zoals de verplaatsing van lachgasverkoop naar het criminele circuit of het gebruik van schadelijkere alternatieve (roes)middelen. Wat is de opvatting van de staatssecretaris betreffende deze risico’s? Indien een totaalverbod inderdaad criminaliteit in de hand werkt, is het dan te rechtvaardigen dat de dekking wordt gezocht bij de ondermijningsgelden, zo vragen deze leden. Daarbij vragen deze leden tevens of een andere inzet van deze gelden, bijvoorbeeld op een ander gebied, meer gezondheidswinst tot gevolg kan hebben.
De leden van de D66-fractie constateren dat Nederland stoffen opneemt op lijst II bij de Opiumwet die niet in lijsten bij de door de staatssecretaris genoemde verdragen voorkomen.
In hoeverre is het gebruikelijk dat landen hiervan afwijken en zouden de beleidsverschillen tussen (Europese) landen ten aanzien van lachgas toch nader in kaart kunnen worden gebracht, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie hebben vooralsnog twijfels bij de aanpak via de Opiumwet, gezien het feit dat voor lachgas veel eigenlijke gebruiksmogelijkheden bestaan. Kan de staatssecretaris nader toelichten in hoeverre aparte wetgeving ten behoeve van lachgas is overwogen en waarom uiteindelijk een aparte Lachgaswet niet is meegenomen in de opties?
De leden van de D66-fractie constateren dat een van de rechtvaardigingsgronden voor het totaalverbod inhoudt dat ook eenmalig oneigenlijk gebruik van lachgas mogelijk tot schade kan leiden. Deze leden vragen of deze rechtvaardiging niet onbedoelde precedentwerking tot gevolg kan hebben, gezien het feit dat eenmalig oneigenlijk gebruik van veel consumentenproducten schadelijke gevolgen zou kunnen hebben. Hoe verhoudt
lachgasgebruik zich tot andere legale verdovende middelen en riskeert een totaalverbod niet een toevlucht naar het oneigenlijk gebruik van andere, mogelijk schadelijkere, middelen, zo vragen deze leden.
De leden van de fractie van D66 zijn voorts de opvatting toegedaan dat in het ontwerpbesluit 1 en in de antwoorden van de staatssecretaris op de vragen van de leden, er nog maar weinig naar voren komt dat lachgasgebruik in veel gevallen niet problematisch blijkt. Kan de staatssecretaris hier een nadere toelichting op geven, ook met het oog op de proportionaliteit van het besluit?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) slechts een signalerende rol zal innemen. Kan de staatssecretaris aangeven of de NVWA, met deze toelichting, het lachgasbesluit wel handhaafbaar acht? In hoeverre zullen NVWA-inspecteurs getraind worden in het herkennen van signalen van oneigenlijk gebruik? Kan de staatssecretaris nader uiteenzetten waar precies de verantwoordelijkheid van de NVWA ophoudt en waar die van de IGJ begint, zo vragen deze leden.
De leden van de fractie van D66 vragen of de staatssecretaris in het licht van genoemde preventiemaatregelen nader kan reflecteren op de resultaten van de verscheidene preventiecampagnes. Hebben de preventiecampagnes hun vruchten afgeworpen en zo ja, is het dan niet voorbarig om over te gaan tot een totaalverbod?
De leden van de D66-fractie constateren dat met de aanpassing van de model-Algemene Plaatselijke Verordening (APV), steeds meer gemeenten overgaan op eigen regulering van lachgasgebruik in het openbaar. In hoeverre is in het licht van deze ontwikkelingen een landelijk verbod nog wenselijk en is lachgasoverlast niet een fenomeen dat beter lokaal geregeld kan worden, zo vragen deze leden.
De leden van de fractie van D66 hebben voorts kennisgenomen, in de antwoorden van de staatssecretaris, van de verwachting dat “een leeftijdsgrens de beschikbaarheid van lachgas als recreatieve drug niet of slechts zeer beperkt terugdringt”. Zou de staatssecretaris deze zinsnede nader kunnen toelichten en kan hij hierbij het onderwerp ‘subsidiariteit’ betrekken?
De leden van de D66-fractie lezen tenslotte dat “[e]r wordt gestreefd naar een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding”. In hoeverre verhoudt dit streven zich tot de benodigde tijd voor het voorbereiden van de uitvoering en welke termijn is hierbij realistisch, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden op het schriftelijk overleg betreffende het ontwerpbesluit wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst. Genoemde leden hebben vooralsnog geen extra schriftelijke vragen voor het nadere schriftelijk overleg.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de staatssecretaris voor de beantwoording in het schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit. Zij zien alleen maar meer reden om zo snel mogelijk over te gaan op een verbod op lachgas, gezien de recente cijfers over een toenemend aantal verkeersongevallen en signalen vanuit de politie. Zij vragen of de staatssecretaris de zorgen over lachgasincidenten en de gevoelde urgentie van genoemde leden deelt, en derhalve met de leden van de ChristenUnie-fractie van mening is dat op korte termijn tot een verbod overgegaan dient te worden. Voorts vragen zij of de staatssecretaris van mening is dat er aanvullende maatregelen op dit verbod nodig zijn om verslaving en andere schade aan de gezondheid en de samenleving te voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de beantwoording van de vragen van de leden in het schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit.
Het lid van de BBB-fractie maakt zich grote zorgen over het effect van lachgasgebruik op de gezondheid en het welzijn van de Nederlandse burgers. Dit geldt zowel voor dat van de gebruikers van lachgas als over die mensen die betrokken raken bij ongevallen die door gebruikers veroorzaakt worden.
Genoemd lid vraagt de staatssecretaris of er, gezien het feit dat het gebruik van het gas niet aantoonbaar is, ook oplossingen beschikbaar zijn waarbij aan legaal verkocht gas een ‘marker’ toegevoegd kan worden die wel traceerbaar is bij onderzoek naar mogelijk misbruik van lachgas.
II. Reactie van de staatssecretaris
5
Kamerstuk 35 951, nr. 1