Initiatiefnota - Initiatiefnota van het lid Azarkan over een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie - Hoofdinhoud
Deze initiatiefnota i is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 35615 - Initiatiefnota over een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Initiatiefnota van het lid Azarkan over een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie; Initiatiefnota; Initiatiefnota |
---|---|
Documentdatum | 02-11-2020 |
Publicatiedatum | 02-11-2020 |
Nummer | KST356152 |
Kenmerk | 35615, nr. 2 |
Commissie(s) | Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2020-
2021
Initiatiefnota van het lid Azarkan over een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie
Ouders die hun kinderen niet naar de moskee durven te sturen, omdat het gebouw fysiek belaagd is door rechts-extremisten. Een moslima die zich niet meer veilig voelt op straat, nadat haar hoofddoek door een voorbijganger van het hoofd is getrokken. Moslimkinderen die onder een anti-islam spandoek hun school moeten binnengaan, nadat neonazi's hun islamitische school bezetten. En een moskeebestuurder die voor zijn leven vreest, nadat de zoveelste doodsbedreiging binnenkomt. Dit zijn geen losstaande incidenten, maar de dagelijkse werkelijkheid voor veel Nederlandse en andere Europese moslims. Moslimdiscriminatie en haat tegen moslims zijn nog altijd aanwezig in onze samenleving en op ons continent. Bovendien zijn er signalen dat het probleem groeit. Van online intimidatie en bedreigingen, tot schrijnende misdaden, zoals de brute aanslag op een moskee in Christchurch Nieuw Zeeland1 of een aanslag op een moskee in Enschede met een Molotov cocktail.2 In veel Europese landen zien we dat het aantal gewelddadige anti-moslim incidenten al enige jaren verontrustend hoog is. Helaas heeft de geschiedenis ons geleerd dat dit soort geweld symbool staat voor iets veel diepers. Dat het vaak slechts een topje van de ijsberg is. Anti-moslim sentimenten zitten verscholen in kwaadaardige vooroordelen en stereotypen, die onze samenleving binnensijpelen. Als moslimdiscriminatie de kop op steekt, blijft het niet alleen bij haat, maar wordt het een totale vergiftiging voor de hele samenleving, en zal de ene na de volgende minderheid of groep volgen. Onze democratische rechtsstaat staat of valt met de vrijheid en veiligheid van minderheden en niet in de laatste plaats met die van de moslimgemeenschap, die al zo lang gediscrimineerd wordt.
kst-35615-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020
Het doel van deze nota is drieledig. Ten eerste wil de initiatiefnemer de urgentie en de noodzaak van een effectieve aanpak van moslimdiscrimi-natie onder de aandacht brengen. Vervolgens wil de initiatiefnemer benadrukken dat moslimdiscriminatie een probleem van ons allen is, niet alleen van de moslimgemeenschap. De impact van haat en vooroordelen is vele malen groter, het bedreigt de vrijheid en veiligheid van de hele samenleving. Willen we dat het niet nog meer wortelt in ons land, dan zullen we ons met elkaar tegen moslimdiscriminatie moeten uitspreken en blijven uitspreken. Ten slotte stelt de initiatiefnemer concrete acties voor om moslimdiscriminatie nog effectiever aan te pakken. Als mensen van de jongere generatie moslims nu zeggen dat hun toekomst niet hier ligt, dat ze het gevoel hebben hier niet als moslim door het leven te kunnen, dan faalt onze samenleving. Als er in onze samenleving geen plek is voor de moslimgemeenschap, dan is deze samenleving stuk. Met deze nota wordt specifiek aandacht gevraagd voor een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie. Echter, het is nadrukkelijk niet de bedoeling van de initiatiefnemer om andere vormen van discriminatie, racisme of uitsluiting daarmee minder relevant te maken. Alle vormen van discriminatie, racisme en uitsluiting zijn verwerpelijk en dienen altijd aangepakt te worden. Er is hier geen rangorde. Het is wel zo dat men soms voorbij kan gaan aan een specifiek probleem en de daarbij behorende specifieke aanpak, als alles op één hoop wordt gelegd en er altijd sprake is van een integrale aanpak. Gezien de huidige onevenredige druk op de moslimgemeenschap acht de initiatiefnemer het op dit moment gerechtvaardigd en zelfs urgent om deze nota, gericht op moslimdiscriminatie en de aanpak ervan, voor te leggen. Dat laat onverlet dat we te allen tijde moeten blijven strijden tegen elke vorm van discriminatie, racisme en uitsluiting.
3.1 Moslimdiscriminatie in Nederland Geregistreerde moslimdiscriminatie
Naar schatting leven in ons land ongeveer 850.000 moslims.1 Hoewel moslims maar 5% van de bevolking uitmaken, zijn zij onevenredig vaak slachtoffer van discriminatie. De woordvoerder van het Europese Agentschap voor Grondrechten (FRA), Friso Roscam Abbing, noemt de cijfers alarmerend en pijnlijk. Uit onderzoek van FRA in 2017 blijkt namelijk dat 42% van de Nederlandse moslims in Nederland discriminatie ervaart op basis van hun achtergrond, 30% op basis van religie.2 Niet alleen bij het zoeken van een woning of het vinden van werk ervaren moslims discriminatie, maar ook bij het krijgen van zorg, toegang tot «overige maatschappelijke diensten», en bijvoorbeeld de toegang tot cafés en discotheken. Nederlandse moslims gaven twee keer vaker aan etnisch geprofileerd te worden door de politie dan in andere Europese landen. Het aantal door de politie geregistreerde incidenten van godsdienstdiscriminatie nam in 2019 toe naar 225 (ten opzichte van 173 in 2018).3 De politieregistraties zijn niet uitgesplitst naar de specifieke godsdienst waar de diverse incidenten betrekking op hadden. Uit een inhoudelijke bestudering van de casussen blijkt echter dat net als in voorgaande jaren een groot deel van de incidenten betrekking had op discriminatie vanwege het islamitische geloof. Het ging daarbij bijvoorbeeld om vrouwen die beledigd worden omdat zij een hoofddoek dragen en om mensen die op straat worden uitgescholden omdat zij voor moslim worden aangezien. Daarbij gaat het soms ook om werknemers met een publieke taak. Opvallend is het relatief grote aantal vernielingen binnen deze categorie (30 incidenten of 13%, tegenover 8% gemiddeld). Het ging daarbij om diverse incidenten waarbij vernieling bij een gebedshuis, meestal een moskee, werd vastgesteld, bijvoorbeeld ruiten die werden ingegooid.
In totaal hadden in 20194 bij de antidiscriminatievoorzieningen (ADV's)
192 van de 279 meldingen van godsdienstdiscriminatie te maken met het islamitische geloof, wat neerkomt op 69%. Naast incidenten van vijandige bejegening van moslims zoals die ook in de politieregistraties voorkomen, ontvingen ADV's veel meldingen van omstreden behandeling op grond van godsdienst. Die meldingen gingen bijvoorbeeld om klanten of cliënten die niet door moslima's met een hoofddoek geholpen wilden worden, of over een moslima die werd ontslagen omdat zij een hoofddoek wilde gaan dragen. Ten aanzien van de omvang van discriminatie tegenover moslims in Nederland, lijken de meeste onderzoeken te wijzen op een vrij constant niveau.
Uit de meest recente cijfers van MiND, een vooraanstaand meldpunt voor discriminatie op internet, blijkt dat in 2019 wel 9% van alle online discriminatie godsdienst betreft. Hiervan is maar liefst 90% gericht tegen de islam.5
Verbondenheid
Jaco Dagevos van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) constateert op basis van onderzoek in 20146 dat Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren steeds minder verbondenheid voelen met de samenleving als gevolg van discriminatie. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling. Vooral omdat door de jaren heen een vaste trend is te zien dat ontwikkelingen in onder andere het Midden Oosten en Turkije leiden tot een significante toename van het aantal discriminatie incidenten tegen moslims in Nederland. In het onderzoek van de SCP in 2014 wordt nagegaan wat het beeld is van moslims over de Nederlandse samenleving. Hieruit blijkt dat het vertrouwen in de overheid gering is en moslims over het algemeen een vijandig maatschappelijk klimaat ervaren. Ook uit onderzoek van de FRA in 20177 blijkt dat discriminatie van moslims in Europa en in Nederland gevolgen heeft voor het gevoel van verbondenheid. Moslims in Nederland gaven daarbij aan een minder sterke band te voelen met Nederland dan moslims in andere EU-lidstaten met het land waar ze wonen. Nederland scoort met een score van 3,4 op een schaal van 5 bedroevend laag. Alleen Italië scoorde slechter met een 3,3 als cijfer. Verder gaf 8% van de moslims in Nederland aan helemaal geen binding te voelen met het land van verblijf. Het hoogste percentage van alle 15 onderzochte EU-landen.
3.2 Moslimdiscriminatie in Europa
De cijfers
Moslimdiscriminatie stopt niet bij de landsgrenzen. Uit onderzoek van de FRA (European Union Agency For Fundamental Rights) in 2017 blijkt dat 27% van de moslims in Europa gediscrimineerd wordt op achtergrond en 17% vanwege religie. In het kader van EU-MIDIS N8is in de hele EU (15 lidstaten) informatie verzameld van 10527 respondenten die zichzelf als „moslim» beschouwen. Uit de resultaten blijkt dat bijna één op de drie moslimrespondenten zegt bij het zoeken naar werk te worden gediscrimineerd. Dat werpt obstakels op voor een zinvolle deelname aan de samenleving. Degenen die zich gediscrimineerd voelden, gaven aan dat dit gemiddeld ten minste vijfmaal per jaar gebeurde, waaruit blijkt dat discriminatie een terugkerende ervaring is. Een op de drie moslimrespondenten had te kampen met discriminatie, intimidatie of politiecontroles door het dragen van zichtbare godsdienstige symbolen, zoals traditionele of religieuze kleding; dit percentage lag lager voor mensen die niet zulke kleding droegen. De naam, huidskleur of het uiterlijk was er de oorzaak van dat ongeveer de helft van de moslimrespondenten bij het zoeken naar een woning of een baan of bij het verkrijgen van gezondheidszorg gediscrimineerd werd.
Er kunnen verschillen tussen de generaties worden waargenomen. Ongeveer een vijfde (22%) van de eerste generatierespondenten zegt dat zij te maken hebben gehad met haatgemotiveerde intimidatie, tegen meer dan een derde (36%) van de tweede generatie moslimrespondenten.
Wat betreft de ervaring van moslimvrouwen blijkt uit de enquête dat iets minder dan een derde (31%) van degenen die in het openbaar een hoofddoek of nikaab dragen, werd geïntimideerd vanwege haar etnische of immigrantenachtergrond, tegen iets minder dan een kwart (23%) van de vrouwen die geen hoofddoek of nikaab dragen. Meer dan een derde (39%) van alle moslimvrouwen die in het openbaar een hoofddoek of nikaab dragen, had in de twaalf maanden vóór de enquête te maken met ongepast staren of aanstootgevende gebaren, terwijl meer dan een vijfde (22%) last had van beledigingen of kwetsende opmerkingen. Twee procent werd fysiek aangevallen.
Acceptatie van moslims
Het is belangrijk erop te wijzen dat er onder de algemene bevolking weinig acceptatie van moslims heerst. Uit de gegevens van de European Values Study in 20089 blijkt dat een op de vijf personen in de 15 landen waarover het in dit verslag gaat, liever geen moslims als buren heeft. Een bijzonder negatieve houding jegens moslims kan worden gevonden in Cyprus (36%), Oostenrijk (31%), Malta (31%) en Slovenië (29%). Relatief minder negatieve standpunten en een grotere mate van acceptatie is te vinden in Frankrijk (7%). De meer recente resultaten van de Eurobaro-meter 201510 bevestigen het bestaan van antimoslim sentimenten in de EU. Uit de resultaten blijkt dat in de 28 EU-lidstaten 71% van de algemene bevolking zich op zijn gemak zou voelen met een moslim als collega of daar neutraal tegenover staat. Dit percentage is laag vergeleken met andere groepen, zoals boeddhisten (81%), joden (84%), atheïsten (87%) of christenen (94%). In Tsjechië wordt het negatiefst over een moslim als collega gedacht: in dat land voelt slechts 27% zich daarbij op zijn gemak of staat daar neutraal tegenover. In Zweden is de acceptatie het grootst (89%).
Over het algemeen staan moslimrespondenten open voor andere groepen mensen in de zin dat zij zich op hun gemak voelen met buren met een andere godsdienst, dezelfde of een andere etnische achtergrond of personen met een handicap. Negen op de tien respondenten zeggen dat zij vrienden met een andere religieuze achtergrond hebben en bijna allemaal (92%) voelen ze zich op hun gemak met buren met een andere achtergrond qua godsdienst.11 De moslimrespondenten voelen zich meer op hun gemak met een gezinslid dat met iemand van een andere godsdienst is getrouwd dan de algemene bevolking. Het percentage moslimrespondenten dat zich daarbij ongemakkelijk voelt bedraagt 17%, terwijl uit de Eurobarometer-enquête 2015 blijkt dat 30% van de algemene bevolking zich niet op zijn gemak zou voelen wanneer hun zoon of dochter een „liefdesrelatie» met een moslim zou aangaan.
Meld- en aangiftebereidheid
Ondanks de duidelijke aanwezigheid van discriminatie, wordt het niet altijd gemeld. Slechts één op de tien moslimrespondenten heeft het meest recente geval van haatgemotiveerde intimidatie bij de politie of een andere organisatie of dienst gemeld. Slechts vier op de honderd moslimrespondenten die naar eigen zeggen gediscrimineerd waren, hebben dit bij een orgaan voor de bevordering van gelijke behandeling, mensenrechtenorganisatie of ombudsinstelling gemeld. Het aangiftecijfer voor fysieke aanvallen is eveneens laag, met minder dan een kwart van de respondenten (23%) die zulke aanvallen bij de politie of een andere organisatie melden. Van de meeste incidenten met politieagenten (70%) wordt evenmin aangifte gedaan. De belangrijkste reden die moslimrespondenten daarvoor opgeven, is dat er in dat geval toch niets zou veranderen of gebeuren (47%). Dit strookt met de bevindingen van andere enquêtes onder slachtoffers. Het FRA-onderzoek heeft consequent aangetoond dat slachtoffers van haatmisdrijven niet snel geneigd zijn incidenten bij de politie te melden. Soms, omdat ze niet weten tot wie ze zich kunnen wenden en soms, omdat ze gewoon niet geloven dat aangifte doen iets zal uitmaken. Slachtoffers kunnen ook last hebben van gevoelens van angst, schuld of schaamte.
Dit betekent dat veel gevallen van moslimdiscriminatie niet worden onderzocht of vervolgd. Met als gevolg dat daders vrijuit gaan, slachtoffers geen verhaal kunnen halen en dat hun geen recht wordt gedaan. Degenen die wel aangifte doen, zijn vaak ontevreden over de manier waarop de politie de zaak behandelt. De meeste moslimrespondenten (81%) die een fysieke aanval bij de politie hebben gemeld, waren ontevreden, terwijl slechts 13% zei tevreden te zijn over de wijze waarop de politie hun zaak behandelde. Dit staat in contrast met bijvoorbeeld bevindingen van de FRA-enquête naar geweld tegen vrouwen in de EU, waaruit blijkt dat 66% van de vrouwen tevreden was met de wijze waarop de politie het ernstigste incident van fysiek geweld dat tegen hen gepleegd was door iemand anders dan hun huidige of voormalige partner, behandelde.
Er is geen eenduidige wetenschappelijke definitie van moslimdiscriminatie. In deze initiatiefnota hanteren wij de volgende definitie: het uitsluiten, discrimineren of bedreigen van moslims vanwege hun geloof of het uiten van geweld tegen moslims, hun bezittingen, instellingen of religieuze voorzieningen.
Wie maakt zich hier schuldig aan?
Tot voor kort waren de verschijningsvormen van moslimdiscriminatie meer voorspelbaar. Zodra er een terroristische aanslag was gepleegd, zag men op verschillende plekken in Europa oplaaiende discriminatie tegenover moslims. Inmiddels zien we dat moslimdiscriminatie zich ook steeds vaker op andere plekken manifesteert, zoals online, en het steeds meer salonfahig begint te worden. Moslimdiscriminatie is een veelkoppig monster. En al is moslimdiscriminatie in alle lagen van de bevolking terug te vinden, is er één groep die hier specifiek genoemd moet worden.
4.1 Extreemrechts
Extreemrechts heeft van oudsher diepgewortelde antivreemdelingen sentimenten in zich. Dit beperkt zich allang niet meer tot alleen Joden. Neem bijvoorbeeld de aanslag op een Turks gezin in Mölln, begin jaren negentig.12 De slachtoffers, een Turkse vrouw van 51 en twee Turkse meisjes van 10 en 14, kwamen in de vlammen om. Ze werden levend verbrand. Terwijl de huizen brandden, ontving de politie een telefoontje met de boodschap «Heil Hitler». Daar waar we dit eerst tegenkwamen bij een relatief kleine groep neonazi's, zien we nu dat ook in deze hoek sprake is van hervonden zelfvertrouwen bij een bredere groep.
Extreemrechts online
Het hoge aandeel discriminatie tegenover moslims is gestegen sinds 2015. In die periode voerde DAESH verschillende aanslagen uit op Europese bodem, kwam er een stroom van asielzoekers naar Europa op gang en schoten extreemrechtse en xenofobe populistische partijen omhoog in de peilingen. De inlichtingendiensten constateren dat ook de alt-right beweging in Nederland groeit. Met de oprichting van Erkenband, een xenofobe en nationalistische groepering, krijgt het steeds meer voet aan de grond, met name online. Volgens de AIVD een opvallende beweging, waarmee voor het eerst in decennia een extreemrechtse groepering actief is waarvan een groot aantal sympathisanten hoger opgeleid is. De toegenomen online activiteit van extreemrechts uit zich niet alleen in bedreigingen en discriminatie op reguliere fora, maar heeft ook geleid tot de opkomst van obscure internetfora in de onderwereld van het internet.13 Deze zogenaamde alt-techwebsites waarborgen vaak de anonimiteit van de gebruikers en monitoren de content van hun websites niet. De platformen staan bekend als de «getto's van het internet en van veel recente rechts-extremistische aanslagplegers is bekend dat zij op deze fora actief waren. De daders van de rechts-extremistische aanslagen die de afgelopen jaren in Nieuw-Zeeland, Noorwegen en Duitsland plaatsvonden, waren allen actief in rechts-extremistische online gemeenschappen. Ook Nederlanders zijn actief op alt-techwebsites. Een voorbeeld is 8chan, waar op grote schaal extreme discriminatie wordt geuit tegen moslims. Na de aanslag in Utrecht vorig jaar, werd het vermoeden dat Nederlanders actief zijn op 8chan bevestigd door de verschijning van meerdere Nederlandstalige berichten op de website.14
Fysieke gevaren van extreemrechts
Alhoewel pogingen tot samenwerking tussen de huidige klassiek extreemrechtse organisaties al jaren gedaan worden, is er sinds vorig jaar een nieuwe organisatie die recentelijk stappen onderneemt om klassiek extreemrechts met nieuw extreemrechts te verbinden en ook de banden binnen nieuw extreemrechts tracht te versterken. Identitair Nederland heeft zich tot doel gesteld een opbouworganisatie te zijn voor de «identitaire beweging» van Nederland.15
De samenwerking en fluïditeit binnen extreemrechts brengt, los van het feit dat er door samen te werken meer bereikt kan worden, risico's met zich mee. Extreemrechtse activisten van organisaties die als geweldloos kunnen worden gezien, zoals Voorpost en Pegida, kunnen zo sneller in contact komen met aanhangers van organisaties die gewelddadige confrontaties met tegenstanders niet schuwen, zoals Young Activist Together en Stop Antifa Terreur. Door de fluïditeit is er bovendien minder sociale controle mogelijk binnen organisaties en is het gedrag van extreemrechtse activisten moeilijker te voorspellen.
Dat bepaalde rechts-extremisten geweld en vernieling niet schuwen wordt duidelijk uit de aanslag in 2016 waarbij met een Molotov cocktail geprobeerd is een moskee in Enschede in de fik te steken, terwijl er nog mensen binnen waren16. Er zijn echter nog talloze voorbeelden van moskeeën die de afgelopen jaren beklad en vernield zijn en moskeebesturen die met de dood zijn bedreigd. Hier zal later verder op worden ingegaan. Een voorbeeld van een recente fysieke uiting met dodelijk gevolg betreft een aanslag in februari van dit jaar, waarbij in Hanau Duitse Moslims zijn neergeschoten door een Duitse nazi die een hekel had aan mensen met een migratieachtergrond.17
Europese regeringsleiders gaan hand in hand om het terrorisme te bestrijden. Zo vastberaden als Europa tegen terrorisme optreedt, zo vastberaden moet het volgens de initiatiefnemer optreden tegen het extreemrechtse gedachtegoed van de nazi's.
De initiatiefnemer beoogt met deze nota de nodige stappen te zetten in een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie. Dit doet de initiatiefnemer door hier aandacht voor te vragen binnen het onderwijs (1), de jongeren (2) het veiligheidsdomein (3), het overheidsbeleid (4), het internet (5) en beoogt daarbij ook meer onderzoek in te zetten naar aard, omvang en effectieve aanpak (6).
5.1 Onderwijs
Leerstof
Onbekend maakt onbemind. Kennis en onderwijs hebben dan ook een centrale rol in het verbeteren van verhoudingen tussen groepen mensen. Op lange termijn zijn voorlichting en onderwijs het beste antwoord op de vraag hoe moslimdiscriminatie en elke andere angst of haat voor een specifieke bevolkingsgroep kan worden tegengegaan. Dat is de beste manier om jongeren, en natuurlijk ook volwassenen, op andere gedachten te brengen en hen in te laten zien dat iedereen het recht heeft om in vrijheid zichzelf te kunnen zijn. De initiatiefnemer ondersteunt deze gedachte dan ook van harte. Hoe is het nu? De burgerschapsopdracht is wettelijk een kerntaak in het onderwijs en dus is het wettelijk verplicht om actief burgerschap te bevorderen op het primair onderwijs. Alle scholen zijn verplicht om hierin les te geven, de invulling kunnen zij echter zelf bepalen in het kader van de vrijheid van onderwijs. Scholen zijn hierdoor ook niet verplicht een minimum aantal uur aan een vak of onderwerp te besteden. Met als gevolg dat een aantal scholen slechts minimaal voldoet aan de wettelijke verplichtingen en Nederlandse 14-jarige schoolkinderen slechter scoren op burgerschapskundige kennis en vaardigheden dan leeftijdsgenoten elders. De praktijk is dat scholen burgerschap als een «bijvak» onderwijzen aan leerlingen, er geen leerdoelen worden vastgesteld en er vaak geen minimale inspanningsplicht wordt gevraagd. Verder is het ook zo dat er een brede vrijheid bestaat over de interpretatie van de algemene burgerschapsopdracht. Dit leidt ertoe dat docenten op verschillende manieren invulling geven aan deze lessen en er een grote kans bestaat dat belangrijke onderwerpen zoals het omgaan met en accepteren van diversiteit achterwege gelaten worden. Dit is volgens de initiatiefnemer een gemiste kans. De initiatiefnemer stelt voor dat de Minister van OCW in gesprek gaat met onderwijsinstellingen om te borgen dat er meer aandacht komt voor moslimdiscriminatie in het onderwijs. Ook is het van belang om methoden die aantoonbaar goed werken om onderling begrip te stimuleren, zoals peer education, beter te verspreiden.
Om ervoor te zorgen dat er meer onderling begrip en daarmee wederzijdse acceptatie is, is het ook belangrijk dat kinderen meer leren over levensbeschouwing en elkaars historie, in de vorm van migratieverleden en het koloniale verleden. Het verplichte geschiedenisonderwijs is ingedeeld in tien tijdvakken. Leerlingen moeten daarbij in elk geval de relatie leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20ste eeuw en hedendaagse ontwikkelingen. Het is wat betreft de initiatiefnemer een gemiste kans dat de verschillende migratiestromen, die zo een belangrijk onderdeel hebben uitgemaakt van de Nederlandse geschiedenis, slechts mondjesmaat aan bod komen. De initiatiefnemer stelt daarom voor om vast te stellen dat in het tiende tijdvak, de moderne tijd, meer aandacht wordt besteed aan het migratieverleden van de verschillende minderheden in Nederland en hier kerndoelen aan te verbinden.
Discriminatoir lesmateriaal
De laatste jaren zijn er meerdere voorbeelden opgedoken van lesmateriaal dat discriminatoir en stigmatiserend gedrag tegen moslims in de hand werkt. Een recent voorbeeld op een school betreft nota bene een online opdracht van NU burgerschap, dat bol staat van stigma's over moslimouders die achtergesteld zijn en hun dochters niet naar school willen sturen. Andere voorbeelden zijn teksten uit een geschiedenisboek die de islam gelijk stellen aan onderwerping en foutieve informatie onderwijzen over de verspreiding van de islam. Ook zijn er maatschappijleerboeken die de islam gelijk stellen aan onverdraagzaamheid, waarin wordt gesteld dat Marokkaanse Nederlanders en Turkse Nederlanders slecht tegen kritiek op hun geloof kunnen, en dat andere culturen bedreigend over kunnen komen, vergezeld met een foto van bewapende terroristen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden en dit moet niet meer kunnen anno 2020! Jongeren op het voortgezet onderwijs hebben gelukkig vaak het vermogen om vragen te stellen bij wat ze aangeleerd krijgen. Kinderen in het primair onderwijs hebben dit vermogen soms nog niet en zij moeten dan ook beschermd worden tegen dit gif. De initiatiefnemer stelt daarom voor om een taskforce in het leven te roepen die de mogelijkheden onderzoekt om discriminatie in het lesmateriaal, met name in het primair onderwijs, op te sporen en te verbannen uit het onderwijs.
Mediawijsheid
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat er in de media en op social media een hoop informatie de ronde doet die als simplistisch en generaliserend getypeerd kunnen worden ten aanzien van de islam en moslims. Shadid18 concludeerde in zijn schrijven dat het doen van generaliserende uitlatingen, het simplificeren van hun cultuur, het opdelen van de samenleving in «wij» en «zij», alsmede het portretteren van moslims als achterlijk, bedreigend, afwijkend, irrationeel, fanatiek en niet geïntegreerd in de westerse wereld voorkomen in de media. Van belang is dat op de vrije pers op geen enkele manier wordt ingeboet, maar dat mensen wel bewuster omgaan met informatie in de media en op social media. De initiatiefnemer stelt daarom voor om meer aandacht te geven aan (social)mediawijsheid in relatie tot de multiculturele samenleving.
Docenten
De initiatiefnemer is van mening dat er ook aandacht moet zijn voor de docenten. Zij zijn degenen die, soms gepolariseerde, vraagstukken moeten benoemen en de discussie in goede banen moeten leiden. Zij kunnen te maken hebben met leerlingen met anti-islamitische ideeën en/of complottheorieën over fundamentalisme of islamisering van Nederland. Juist dan is het van belang om wel het gesprek aan te gaan en onze jongeren kennis bij te brengen over de Nederlandse geschiedenis, de positie van de verschillende bevolkingsgroepen hierin en hedendaags racisme. Het onderwijs over racisme is verplichte lesstof, en wij begrijpen dat het een gevoelig thema is voor docenten. In 2015 heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een onderzoek19 laten uitvoeren naar hoe er wordt omgegaan in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs met gevoelige maatschappelijke onderwerpen. Hieruit blijkt dat 30% van de (geschiedenis)leraren in het voortgezet onderwijs moslimdiscriminatie nooit bespreken. Bij rechts-extremisme is dat 28%. Slechts 8% en 4% geeft aan deze onderwerpen vaak te bespreken. Daarmee scoren deze thema's samen met fundamentalisme van alle onderzochte maatschappelijke thema's het slechtst. Uit hetzelfde onderzoek blijkt bovendien dat docenten voornamelijk moeite hebben om fundamentalisme (19%), rechts extremisme (15%) en moslimdiscriminatie (14%) te bespreken. Omgekeerd zien we dat de vrijheid van meningsuiting gemakkelijk te bespreken is. Enkel het fundamentalisme en het moslimdiscriminatie blijven hierbij achter. Daar waar nodig, is extra ondersteuning richting de docenten, door bijvoorbeeld een aanscherping van de docentenopleiding op de genoemde terreinen, wat de initiatiefnemer betreft wenselijk. Ook is het belangrijk om docenten tijdens de lessen te ondersteunen. Zo geeft uit het eerdergenoemde onderzoek van OCW zo'n 20 procent van de docenten aan graag externe ondersteuning te willen tijdens de les en een grote meerderheid van de docenten vindt gastdocenten nuttig.
Veilig schoolklimaat
School moet een veilige en uitdagende omgeving zijn om kennis op te doen, om te leren omgaan met mensen die anders dan jij zijn en om een handelingsrepertoire op te bouwen. Op het moment dat er leerlingen op school zitten met gevaarlijke anti-moslim ideeën (of erger) en een docent constateert dat er een onveilige situatie ontstaat, is het ook van belang dat er snel en sterk wordt opgetreden door het inschakelen van professionele instanties om deze jongeren aan te pakken. Soms ben je immers het niveau van een goed gesprek voorbij en is de eerste focus het beschermen van (potentiële) slachtoffers en het aanpakken van daders. De initiatiefnemer stelt voor dat in geval van een racistisch of anti-moslim incident er altijd een huisbezoek plaatsvindt waarbij gesproken wordt met de ouders. Ook is het van belang dat de wijkagent geïnformeerd wordt, zodat bij onveranderd gedrag snel geschakeld kan worden.
5.2 Jongeren
De gedachte dat iemand je iets aan wil doen, puur om je afkomst of om wie je bent, is voor de meeste Nederlanders gelukkig een heel vreemd idee. Voor de moslimjongeren die de initiatiefnemer sprak is dit idee helaas niet zo vreemd. Zij zijn gewend dat wanneer er ergens in de wereld een aanslag wordt gepleegd, ze tijdens hun studie continu negatief worden aangesproken en uitgesloten, puur om het feit dat ze moslim zijn. Ook hebben ze geleerd dat het beter is de baard af te scheren of de hoofddoek af te doen, zodat zij makkelijker geaccepteerd worden. Nederlandse moslimjongeren geven aan dat zij zich afvragen of zij wel een toekomst hebben in ons land. De vraag: Zijn wij nog wel gewenst? Moeten we Nederland verlaten? is nooit ver weg onder moslimjongeren.
In Nederland, maar ook in de rest van Europa. Dit is uiterst pijnlijk, niet alleen voor de moslimgemeenschap in Nederland, maar voor alle Nederlanders. We hebben met elkaar gefaald als we de moslimgemeenschap in ons land niet een veilig bestaan kunnen bieden. Immers, een Nederlandse samenleving zonder een vitale moslimgemeenschap, is ondenkbaar. Een dialoog met moslimjongeren biedt niet alleen verhelderende inzichten, het zorgt er ook voor dat zij gehoord worden. Daarom zou er systematisch contact moeten zijn tussen de jongeren en de betrokken bewindspersonen, waarbij de Kamer geïnformeerd wordt over de aanbevelingen van de jongeren en de acties die het kabinet op basis daarvan onderneemt. De initiatiefnemer stelt voor dat er een dergelijk structureel overleg opgezet wordt. Daarnaast is het van belang om te weten hoe moslimdiscriminatie onder jongeren zich uit en hoe het beleefd wordt. De initiatiefnemer stelt een nieuw, geactualiseerd onderzoek voor, waarbij de Kamer wordt betrokken bij de opzet van dit onderzoek.
5.3 Veiligheid Structurele beveiliging
Sinds de aanslag in Brussel in 2014 draagt de overheid terecht extra zorg voor beveiliging bij Joodse objecten. Sinds de aanslag in Christchurch in 2019 gebeurt dit nog maar mondjesmaat voor de moslimgemeenschap en haar objecten. Sterker nog, er zijn wetten doorgevoerd die de veiligheid van moslims nog verder in het geding brengen. Zo signaleert de Stichting
Meld Islamofobie20, het meldpunt voor de moslimgemeenschap in Nederland, onder meer dat het aantal ervaringen met islamofobie bij moslima's, met en zonder gezichtsbedekking, na het boerkaverbod flink is toegenomen. Daarnaast ligt de nadruk van verschillende extreemrechtse organisaties op het belagen van moskeegebouwen en het provoceren en intimideren van moskeegangers. Zo werden de afgelopen jaren in zowel Nederland als andere Europese landen herhaaldelijk Molotov cocktails, nazisymbolen, bebloede varkenskoppen en andere (controversiële) objecten voor moskeeën gelegd of door de ruiten gesmeten. Uit een onderzoek van Ineke van der Valk van de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met het kennisinstituut FORUM21 is gebleken dat van de 70 moskeeën (inclusief 4 organisaties) die in 2014 aan het onderzoek deelnamen er 48 van 2010 t/m 2014 agressie hadden meegemaakt. Het gaat dan vooral over bekladding (15) en brandstichting (14). Brandstichting is uiteraard een gebeurtenis die diep ingrijpt en veel schade veroorzaakt als er niet op tijd kan worden ingegrepen. Ook dreigtele-foontjes, dreigbrieven en dreigmails komen dikwijls voor. Een moskee in Rotterdam-Rijnmond ontving een brief waarin onder meer staat «dood aan alle moslims'en «ze zijn uitgekotste varkenshallal». In de brief is een krantenknipsel opgenomen met de kop: «Wilders schrijft brief aan moslims» en «Mohamed is een pedofiel». Ook was er een geval waarbij een nepbom werd geplaatst. In totaal ondervonden 47 respondenten 93 incidenten/daden van geweld. Om verschillende redenen waren respondenten ontevreden over het optreden van de politie. Sommige van hen (5) gaven aan dat de politie niet geïnteresseerd leek, anderen dat de politie niets met de melding heeft gedaan (7) of pas na lange tijd (5). Zeven respondenten klaagden over een gebrek aan resultaat wat het politieoptreden betreft. Hierbij werd er in het bijzonder op gewezen dat de daders niet gevonden werden.
In 2016 publiceerde dezelfde Ineke van der Valk de Monitor Moslimdiscri-minatie.22 Hieruit bleek dat van de naar schatting 475 moskeeën in Nederland meer dan een derde (39 procent) in de afgelopen tien jaar te maken heeft gehad met één of meerdere voorvallen van discriminatoire agressie en geweld. Dit is een stijgende lijn met in 2016 een piek van maar liefst 72 meldingen van agressie tegen moskeeën. In 2015 was dit nog 28. Gemiddeld krijgen meer dan 20 moskeegebouwen per jaar te maken met geweld of agressie.23 Heel veel incidenten halen echter nooit de media.24 Ook hebben verschillende moskeeën het beleid, soms in overleg met de politie, om met dergelijke incidenten niet naar buiten te treden. De gedachte hierachter is dat met media-aandacht de daders dan de aandacht krijgen die ze zoeken. Ook bestaat de angst dat het tot kopieergedrag en dus meer bedreigingen of geweld leidt.
Het is pijnlijk dat dit nodig is, maar de initiatiefnemer is van mening dat structurele dreiging, structurele beveiliging verdient. Het is van belang dat de Minister van Justitie en Veiligheid in contact is en blijft met gemeentebesturen waar een relatief grote moslimgemeenschap leeft om er ook zorg voor te dragen dat waar het nodig is, beveiliging komt.
Structurele expertise bij politie en Justitie
Schrijnend is dat de politie lang niet altijd iets met de meldingen doet of dat er gebrekkige communicatie over de zaak is. In maart 2015 werd bekend dat justitie zelden tot actie overgaat na een aangifte van discriminatie. In 2016 werden pas voor het eerst mensen veroordeeld wegens terrorisme nadat zij een brandbom op een moskee in Enschede hadden gegooid. In meerdere (politie)regio's wordt een inhaalslag gemaakt, maar het kan wat betreft de initiatiefnemer nog veel beter. De initiatiefnemer verzoekt de Minister van Justitie en Veiligheid om de expertise over moslimdiscriminatie bij de politie en bij Justitie te verbeteren.
Registratie
In de jaarrapporten over registraties van discriminatie-incidenten door de politie in Nederland, zijn alle godsdiensten, waaronder de islam, geclusterd onder 1 noemer. Bij de ADV's zijn cijfers met betrekking tot discriminatie op basis van godsdienst wel apart inzichtelijk gemaakt. De manier van registreren bij de politie bevreemdt de initiatiefnemer. Als er verder ingezoomd wordt op de cijfers die over discriminatie op basis van godsdienst gaan, dan kan er namelijk geconcludeerd worden dat deze vooral de moslims treffen. Er is wat de initiatiefnemer betreft behoefte aan een duidelijke en eerlijke berichtgeving van de statistieken, wat betekent een splitsing van de godsdiensten in de cijferverzameling. Dit helpt niet alleen bij een effectieve opsporing, het zal de slachtoffers (in brede zin) ook meer vertrouwen geven in de autoriteiten. Daarnaast is het van belang om te kijken hoe moslimdiscriminatie door de politie wordt opgepakt. De strafrechtelijk relevante term is discriminatie, dat in artikel 90 van het Wetboek van Strafrecht wordt gedefinieerd als «elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast». Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie om te oordelen of de zaak al dan niet discriminatie betreft of een discriminatoir aspect bevat. Landelijk worden door de politie mogelijke discriminatiezaken en delicten met een mogelijk discriminatoir motief bijgehouden.
De initiatiefnemer pleit hier ook voor extra aandacht voor het tijdig herkennen en erkennen van moslimdiscriminatie bij incidenten. Het moet glashelder zijn wanneer een incident als anti-moslim bestempeld wordt. Daarnaast beveelt de initiatiefnemer aan om in kaart te brengen op welke locaties deze incidenten zich voordoen. Het kabinet verwijst naar het Nationaal Actieprogramma Discriminatie als het gaat om de aanpak van discriminatie tegen moslims. Echter, discriminatie tegen moslims als zodanig komt in dit document nauwelijks voor. Het enige wat er over deze groep in staat, is dat er een pilot wordt uitgevoerd die mede ten doel heeft om de meldingsbereidheid onder de moslimgemeenschap te vergroten. Dit is niet voldoende. De initiatiefnemer stelt een Actieplan Aanpak Moslimdiscriminatie voor, waarbij aandacht is voor aard en omvang, preventie en repressie.
Aangiftebereidheid + meldingsbereidheid
De initiatiefnemer heeft met een groot aantal verschillende leden van de moslim gemeenschap gesproken. De meeste mensen geven aan dat ze niet het gevoel hebben dat aangifte doen iets oplevert. Er is sprake van «meldingsmoeheid». Dit blijkt onder andere uit de conclusies van het onderzoek van het Meldpunt Islamofobie25 dat hier eerder werd aangehaald. Veel Nederlandse moslima's geven volgens dit rapport aan geen aangifte te doen van discriminatie omdat ze er geen vertrouwen in hebben dat de politie daar iets mee doet. Ook de FRA (2017)26 stelt vast dat de meldingsbereidheid van moslims schrikbarend laag is. De initiatiefnemer is van mening dat hier specifiek aandacht aan besteed moet worden. Pas als mensen aangifte doen of een melding maken van moslimdiscriminatie, kan er actief werk gemaakt worden van het opsporen en berechten van de daders. Daarbij kan het verhogen van de aangiftebereidheid ook bijdragen aan betere documentatie van incidenten en het opvolgen ervan. Wat de initiatiefnemer betreft krijgt het verhogen van de aangiftebereidheid meer aandacht in het Actieplan Aanpak Moslimdiscriminatie.
5.4 Overheidsbeleid
In Nederland moet iedereen zichzelf kunnen zijn. We mogen ons er nooit in berusten dat mensen gediscrimineerd worden op basis van afkomst, huidskleur, geslacht, leeftijd of wat dan ook. In deze nota heeft de initiatiefnemer gepoogd uit te leggen wat de noodzaak is voor specifieke aandacht voor moslimdiscriminatie. De noodzaak ziet de initiatiefnemer ook als het gaat om het overheidsbeleid. Op verschillende plekken in de nota worden instrumenten voorgesteld om deze specifieke aandacht vorm te geven, zoals een Actieplan Aanpak Moslimdiscriminatie. Volgens de initiatiefnemers is het echter van belang om dit nog een stap verder te brengen en ook voor te stellen dat geborgd wordt dat er geen subsidies gaan naar organisaties, zowel in Nederland als in het buitenland, waarbij een hooggeplaatste en bestuurder of bewindsvoerder zich schuldig heeft gemaakt aan moslimdiscriminatie. Uiteraard geldt dit wat de initiatiefnemer betreft ook voor andere vormen van discriminatie.
Het verzoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken is verder om een publiekscampagne tegen moslimdiscriminatie te houden om het bewustzijn omtrent dit probleem onder de bevolking te vergroten. Ook stelt de initiatiefnemer het inzetten van mystery guests voor om zichtbaar te maken waar discriminatie van moslims op de arbeidsmarkt en woningmarkt plaatsvindt. Daarbij is het belangrijk dat er strenge maatregelen komen voor bedrijven en corporaties die zich evident schuldig hebben gemaakt aan moslimdiscriminatie. Ten slotte vraagt de initiatiefnemer aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om in gesprek te gaan met gemeenten en ADV's om moslimdiscriminatie meer op het netvlies van ADV's en gemeenten te krijgen.
Overheidsbeleid heeft zelf ook een rol in de mate van moslimdiscriminatie. Uit een rapportage van Meld Islamofobie blijkt bijvoorbeeld dat de Wet Gedeeltelijk Verbod Gezichtsbedekende Kleding (in de volksmond ook wel burkaverbod) tot meer anti-moslim incidenten heeft geleid. De initiatiefnemer stelt dan ook voor dat de Minister van Binnenlandse Zaken deze wet buiten werking stelt.
5.5 Internet
Zodra er bepaald nieuws uitkomt volgt er standaard anti-moslim commentaar op internet. Ook manifesteren complottheorieën over islamisering van de samenleving zich steeds vaker in het (online) publieke domein. En zowel volgens onderzoek als de persoonlijke beleving van veel moslim Nederlanders wordt dit alleen maar meer. De initiatiefnemer stelt het Ministerie van Justitie & Veiligheid voor om te onderzoeken of er op basis van algoritmen hatespeech en moslimdiscriminatie kan worden gedetecteerd. Daarbij is het belangrijk dat de Minister ook inzet op de alt-techwebsites en onderzoekt hoe Nederlanders ook hier opgespoord kunnen worden. Er zou wat de initiatiefnemer betreft zero tolerance-beleid moeten gelden. De verantwoordelijken opsporen en van hun bed lichten. Er zomaar mee wegkomen zorgt ervoor dat er een gebied binnen onze samenleving ontstaat, namelijk social media, waar je ongestraft mag discrimineren. Dat mogen we niet accepteren. Daarom zou het ook goed zijn als het kabinet hierover het gesprek aangaat met de grote reguliere fora van sociale media en hen wijst op hun eigen verantwoordelijkheid. Hier kan nog een wereld gewonnen worden. Sociale media platformen kunnen hun eigen procedures verscherpen en versnellen. Zo kunnen klachten direct worden behandeld en acties ondernomen, inclusief de daarbij behorende sancties.
5.6 Rapportage
Een overkoepelend orgaan in de strijd tegen moslimdiscriminatie zou een Nationaal Coördinator moslimdiscriminatiebestrijding kunnen zijn. Momenteel is onvoldoende regie en coördinatie tussen betrokken partijen, de politie en gemeentelijke overheden. Een Nationaal Coördinator moslimdiscriminatiebestrijding kan zorgen voor stroomlijning en efficiëntie in de strijd tegen moslimdiscriminatie. De Europese Commissie heeft deze functie voor antisemitisme (Nationaal Coördinator antisemitis-mebestrijding) reeds aanbevolen en Frankrijk, Tsjechië, Duitsland, Bulgarije, Zweden en Griekenland hebben inmiddels al een dergelijke functionaris aangesteld. Dit zou volgens de initiatiefnemer ook voor moslimdiscriminatie moeten gebeuren. De initiatiefnemer stelt een Nationaal Coördinator moslimdiscriminatie voor die voor een termijn van twee jaar ingesteld wordt. De coördinator adviseert de regering en de Kamer als het gaat om registratie en opvolgingen van meldingen en aangiften bij de politie en bij meldpunten, over de werkwijze van het Openbaar Ministerie, aanpak sociale media en toepassing definities.
Overeenkomstig artikel 119, tweede lid, van het Reglement van Orde, voorziet de initiatiefnemer bovengenoemde voorstellen ook van concrete beslispunten. In dat kader wordt de Kamer gevraagd in te stemmen met het volgende:
-
-de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media te verzoeken de voorlichting in het onderwijs over moslimdiscriminatie tegen het licht te houden, te bezien waar dit verbeterd kan worden en de Kamer over de verbeter-maatregelen te informeren;
-
-de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media te verzoeken om lesmethoden die aantoonbaar werken om onderling begrip te stimuleren, zoals peer education, verder te verspreiden in het onderwijs ter bestrijding van moslimdiscriminatie;
-
-de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media te verzoeken om de burgerschapsopdracht sterker en duidelijker te verankeren in het curriculum en hier moslimdiscriminatie expliciet in op te nemen;
-
-de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken om te bewerkstelligen dat in het geschiedeniscurriculum in het tiende tijdvak, de moderne tijd, meer aandacht wordt besteed aan het migratieverle-den van de verschillende minderheden in Nederland en hier kerndoelen aan te verbinden;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken verzoeken om de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding buiten werking te stellen;
-
-de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken om een taskforce in het leven te roepen die de mogelijkheden onderzoekt om discriminatie in lesmateriaal, met name in het primair onderwijs, op te sporen en te laten verbannen uit het onderwijs;
-
-de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken onderzoek te doen naar hoe de docentenopleiding ten aanzien van moslimdiscriminatie kan worden aangescherpt en de Kamer over de uitkomst te informeren;
-
-de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media te verzoeken de mogelijkheden voor externe ondersteuning ten aanzien van onderwijs over moslimdiscriminatie in kaart te brengen;
-
-de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media te verzoeken het gesprek aan te gaan met docenten om te bezien in welke mate zij ondersteuning nodig hebben om gepolariseerde onderwerpen zoals moslimdiscriminatie bespreekbaar te maken;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken te verzoeken, samen met collega-ministers, een Actieplan Aanpak Moslimdiscriminatie te ontwikkelen en de Kamer spoedig te informeren over wanneer zij het actieplan kan verwachten;
-
-de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken het gesprek met gemeentebesturen van gemeenten met een grote moslimgemeenschap structureel vorm te geven en blijvend te monitoren welke maatregelen genomen moeten worden om de beveiliging van moslimgemeenschappen te borgen;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken verzoeken om structurele middelen ter beschikking te stellen aan islamitische instellingen in het kader van beveiliging;
-
-de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken te bewerkstelligen dat in relevante rapportages anti-moslim incidenten als aparte categorie worden geregistreerd, en te onderzoeken hoe anti-moslim incidenten beter in kaart kunnen worden gebracht en de Kamer over de uitkomst te informeren;
-
-de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken, in overleg met de moslimgemeenschap, om te onderzoeken hoe de aangiftebereidheid kan worden vergroot en hiertoe maatregelen te treffen;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzoeken, in overleg met bewindspersonen van andere subsidie verlenende ministeries, bijvoorbeeld de Minister van Buitenlandse Zaken, te onderzoeken hoe kan worden gegarandeerd dat noch subsidie ontvangende organisaties, noch hun bewindvoerders, in zowel binnen als buitenland, zich schuldig maken aan moslimdiscriminatie en te garanderen dat bij anti-moslim uitingen subsidie kan worden ingetrokken;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzoeken om periodiek in gesprek te gaan met moslim jongeren over hun ervaringen en inzichten met moslimdiscriminatie en de Kamer te informeren over de aanbevelingen van de jongeren en de acties die het kabinet op basis daarvan onderneemt;
-
-de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken om te borgen dat de expertise op het gebied van moslimdiscriminatie bij de politie en bij Justitie verbetert;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzoeken om een publiekscampagne tegen moslimdiscriminatie te houden om het bewustzijn omtrent dit probleem onder de bevolking te vergroten;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzoeken om mystery guests in te zetten om zo zichtbaar te maken waar moslimdiscriminatie op de arbeidsmarkt en woningmarkt plaatsvindt en met strenge maatregelen te komen voor bedrijven en corporaties die zich evident schuldig hebben gemaakt aan moslimdiscriminatie;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzoeken om in gesprek te gaan met gemeenten en ADV's om moslimdiscriminatie meer op het netvlies van gemeenten en ADV's te krijgen;
-
-de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken om te onderzoeken of er op basis van algoritmen hatespeech en moslimdiscriminatie kan worden gedetecteerd;
-
-de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken in gesprek te gaan met online platformen over een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie op het internet en de Kamer over de uitkomst te informeren;
-
-de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken, samen met de Minister van Basis- Voortgezet Onderwijs en Media, om meer aandacht te laten geven op scholen aan (social)mediawijsheid in relatie tot de multiculturele samenleving;
-
-de Minister van Binnenlandse Zaken te verzoeken een Nationaal Coördinator moslimdiscriminatiebestrijding voor een bepaalde periode van twee jaar in het leven te roepen, die de aanpak van moslimdiscriminatie kan stroomlijnen en regisseren en tegelijkertijd de regering en de Kamer kan adviseren over een effectieve aanpak;
De financiële gevolgen van de voorstellen zijn afhankelijk van de wijze waarop de voorstellen worden overgenomen en ingevuld. De kosten zijn derhalve nog niet bekend. Het effectiever monitoren van moslimdiscriminatie, het beschikbaar stellen van budget voor beveiliging en het instellen van een coördinator vraagt mogelijk om een naar het inzicht van de initiatiefnemer bescheiden bijdrage vanuit de bestaande budgetten in de begroting Justitie en Veiligheid of Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Maatregelen als het verbeteren van het onderwijscurriculum vergen in principe geen intensiveringen.
Azarkan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 615, nr. 2 16
https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/43/meer-dan-de-helft-nederlanders-niet-religieus
FRA (2017), EU MIDIS II: Tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie Moslims - Geselecteerde resultaten. [https://fra.europa.eu/sites/default/files/ fra_uploads/fra-2017-eu-minorities-survey-muslims-selected-findings_nl.pdf]
Ministerie van BZK, Politie (2019). Jaarrapport: Discriminatiecijfers in 2019, Een rapport over registraties van discriminatie-incidenten door de politie, en meldingen bij antidiscriminatie-voorzieningen en andere organisaties in Nederland.
Ministerie van BZK, Politie (2019). Jaarrapport: Discriminatiecijfers in 2019, Een rapport over registraties van discriminatie-incidenten door de politie, en meldingen bij antidiscriminatievoorzieningen en andere organisaties in Nederland.
https://www.mindnederland.nl/wp-content/uploads/2020/04/MiND-Jaarcijfers-2019.pdf
Dagevos, J. en W. Huijnk (2014). Segmentatie langs etnische grenzen. In: C. Vrooman,
-
M.Gijsberts en J. Boelhouwer (red.), Verschil in Nederland: Sociaal en Cultureel Rapport 2014. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
FRA (2017), EU MIDIS II: Tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie Moslims - Geselecteerde resultaten. [https://fra.europa.eu/sites/default/files/ fra_uploads/fra-2017-eu-minorities-survey-muslims-selected-findings_nl.pdf]
FRA (2017), EU MIDIS II: Tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie Moslims - Geselecteerde resultaten. [https://fra.europa.eu/sites/default/files/ fra_uploads/fra-2017-eu-minorities-survey-muslims-selected-findings_nl.pdf]
FRA (2017), EU MIDIS II: Tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie Moslims - Geselecteerde resultaten. [https://fra.europa.eu/sites/default/files/ fra_uploads/fra-2017-eu-minorities-survey-muslims-selected-findings_nl.pdf]
FRA (2017), EU MIDIS II: Tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie Moslims - Geselecteerde resultaten. [https://fra.europa.eu/sites/default/files/ fra_uploads/fra-2017-eu-minorities-survey-muslims-selected-findings_nl.pdf]
FRA (2017), EU MIDIS II: Tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie Moslims - Geselecteerde resultaten. [https://fra.europa.eu/sites/default/files/ fra_uploads/fra-2017-eu-minorities-survey-muslims-selected-findings_nl.pdf]
https://www.trouw.nl/nieuws/twee-skinheads-bekennen-aanslag-op-turken-in-molln~b948fc8d/
https://rotterdam.raadsinformatie.nl/document/8725607/1/20bb4781
https://rotterdam.raadsinformatie.nl/document/8725607/1/20bb4781
https://rotterdam.raadsinformatie.nl/document/8725607/V20bb4781
https://joop.bnnvara.nl/nieuws/man-doet-poging-tot-aanslag-op-moskee-enschede
https://nos.nl/artikel/2323881-aanslag-hanau-gevolg-van-groei-rechts-extremisme-in-duitsland.html
https://www.interculturelecommunicatie.com/download/ westerse%20media%20en%20islam.pdf
https://www.schoolenveiligheid.nl/wp-content/uploads/2015/07/onderzoek-its.pdf
Meld Islamofobie (2020), Zwartboek «Boerkaverbod», een pleidooi voor het afschaffen van het boerkaverbod.
http://www.republiekallochtonie.nl/userfiles/files/MoskeegeweldRAivdv.pdf
Ineke van der Valk (2017), Monitor Moslimdiscriminatie, Derde rapportage.
Meld Islamofobie (2020), Zwartboek «Boerkaverbod», een pleidooi voor het afschaffen van het boerkaverbod.
FRA (2017), EU MIDIS II: Tweede enquête van de Europese Unie naar minderheden en discriminatie Moslims - Geselecteerde resultaten. [https://fra.europa.eu/sites/default/files/ fra_uploads/fra-2017-eu-minorities-survey-muslims-selected-findings_nl.pdf]