Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2018

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34775 J - Vaststelling begroting Deltafonds 2018 i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2018 ; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 19-09-2017
Publicatie­datum 19-09-2017
Nummer KST34775J2
Kenmerk 34775 J, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2017-

2018

34 775 J

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2018

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING Inhoudsopgave

Wetsartikel 1    2

productartikelonderdeel    72

kst-34775-J-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2017

  • A. 
    ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETS-VOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk jaar afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

  • B. 
    BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (lenM) stelt de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Begroting Hoofdstuk XII) op van de Rijksbegroting, de begroting van het Infrastructuurfonds en de begroting van het Deltafonds.

Voor u ligt de begroting van het Deltafonds.

Door een apart fonds voor water kan beter invulling worden gegeven aan de doelstellingen zoals vastgelegd in de Waterwet (artikel 7.22a t/m 7.22d), te weten de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en sinds 1 januari 2015 ook waterkwaliteit. Zo mag het fonds jaarlijkse saldi (meer of minder uitgaven in enig jaar) overhevelen - in tegenstelling tot de beleidsbegroting van IenM - waardoor (kasmatige) vertragingen en versnellingen van projecten niet hoeven te leiden tot budgettaire knelpunten.

Het Deltafonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de begroting Hoofdstuk XII (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast betalen de waterschappen gezamenlijk de helft van de jaarlijkse bijdrage aan de versterkingsmaatregelen van primaire waterschapskeringen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en dragen de waterschappen bij aan de afronding van het HWBP-2. Tevens worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

In het Deltaprogramma zijn de maatregelen, voorzieningen en onderzoeken voor de korte termijn (eerstvolgende zes jaren in detail en de twaalf jaar daaropvolgend indicatief) beschreven en wordt een doorkijk gegeven voor de voorbereidingen die voor de langere termijn worden getroffen om ons land nu en in de (verre) toekomst adequaat te beschermen tegen hoog water en van voldoende zoetwater te blijven voorzien.

Het Deltaprogramma is het jaarlijkse bijstuk bij de Deltafondsbegroting. Het biedt een overzicht van alle maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Deze projecten worden geheel of gedeeltelijk uit het Deltafonds gefinancierd. Ook gaat het Deltaprogramma in op de middellange- en langetermijnstrategieën op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. In de periode tot en met 2014 is in het Deltaprogramma gewerkt aan de voorbereiding van hoofdkeuzes op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening (de deltabeslissingen) en concrete voorkeursstrategieën per gebied als richtinggevend kompas voor het uitvoeren van maatregelen tot 2050. In 2014 zijn de Deltabeslissingen en de voorkeursstrategieën vastgesteld en beleidsmatig verankerd in de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015, 31 710, nr. 34).

  • 1. 
    LEESWIJZER

Structuur

De opzet en de structuur van de begroting voor het Deltafonds zijn gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. De begrotingstoelichting kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd.

  • 1. 
    Allereerst is de begroting(wet)staat voor het Deltafonds voor het jaar 2018 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.
  • 2. 
    In de agenda Deltafonds is vervolgens inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2018 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2018 begint.
  • 3. 
    Het laatste onderdeel van de agenda, «Begroting op hoofdlijnen», verstrekt inzicht in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.
  • 4. 
    In de artikelgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel zijn de MIRT tabellen met de realisatieprojecten alsmede de verkenningen en planuitwerkingprogramma's opgenomen waarin de begrotingsmutaties op projectniveau zichtbaar zijn gemaakt. Deze MIRT tabellen zijn in ieder geval voorzien van toelichtingen indien sprake is:
  • • 
    van een wijziging (anders dan door de verwerking van prijsbijstelling) in het taakstellend projectbudget groter dan 10% of meer dan € 10 miljoen;
  • • 
    van een wijziging groter dan 1 jaar in de oplevering van het project.

De stand «vorig» betreft de stand in de eerste suppletoire begroting 2017.

Meer gedetailleerde informatie over de projecten die zich thans in de fase van verkenning, planuitwerking en realisatie bevinden, kunt u vinden in de individuele projectbladen van het MIRT Overzicht 2018. Voor de projecten in de MIRT tabellen is waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar het projectblad van dat project in het MIRT Overzicht.

  • 5. 
    In de verdiepingsbijlage is door middel van een meerjarige mutatieta-bel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit voor de volledige looptijd van het fonds.
  • 6. 
    De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op de rijksbegrotingsvoorschriften de onderstaande punten in de begroting verwerkt:

  • 1. 
    Naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en Van

Veldhoven (Kamerstukken II 2015-2016 34 475 XII, nr. 12) worden bij alle begrotingsartikelen op het Infrastructuurfonds en Deltafonds groter dan € 1 miljard de begrotingsmutaties boven de € 5 miljoen toegelicht. Dit heeft als praktische uitwerking dat bij de artikelen tussen de € 200 miljoen en € 1 miljard de ondergrens voor technische mutaties ook neerwaarts is bijgesteld. Voor beleidsmatige mutaties was er bij de artikelen van deze omvang reeds sprake van een ondergrens van € 5 miljoen. De norm voor het toelichten van de begrotingsmutaties op het niveau van artikelonderdeel is hiermee als volgt:

Norm bij te verklaren verschillen

 

Omvang begrotingsartikel (stand Ontwerpbegroting in € miljoen)

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

> 50 en < 200

2

4

> 200 < 1.000

5

5

> 1.000

5

5

  • 2. 
    In bijlage 1 zijn de uitgaven voor het fonds weergegeven. Daarbij is het verschil met artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen van de Begroting hoofdstuk XII uitgewerkt. Dit verschil betreft de overige ontvangsten van het fonds.
  • 3. 
    Op de productartikelen worden onder de desbetreffende tabel «budgettaire gevolgen van de uitvoering» na de begrotingsperiode extracomptabel de budgetten op het niveau van artikelonderdeel weergegeven voor de looptijd tot en met 2031.
  • 4. 
    Significante kasschuiven en begrotingsmutaties op de beschikbare budgetten worden in de verdiepingsbijlage op hetzelfde detailniveau (artikelonderdeel) tot en met 2031 toegelicht. Dit rekening houdend met de norm zoals hierboven is aangegeven.
  • 5. 
    Voor beheer, onderhoud en vervanging is een aparte bijlage opgenomen. Deze bijlage geeft inzicht in zowel het Infrastructuur- als het Deltafonds.

In het Wetgevingsoverleg begrotingsonderzoek van 12 oktober 2016 is uitgebreid met uw Kamer gesproken over kasschuiven op de fondsbegrotingen. In het kader van de informatievoorziening wordt hieronder aangegeven waarom deze kasschuiven worden doorgevoerd op de fondsbegrotingen en op welke plek de in de begroting 2018 doorgevoerde kasschuiven worden toegelicht.

Op de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds vinden jaarlijks kasschuiven plaats. Middels kasschuiven wordt ervoor gezorgd dat de beschikbare kas per jaar en per modaliteit blijft aansluiten op de in de begroting geactualiseerde programmering. Kasschuiven zijn altijd budgetneutraal, hetgeen betekent dat de hoeveelheid middelen die meerjarig beschikbaar is niet wijzigt als gevolg van de kasschuif. In bijlage 2 van de begrotingen van het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn de significante kasschuiven in de begroting 2018 over de gehele looptijd van de begroting inzichtelijk gemaakt en toegelicht. Indien sprake is van politiek relevante kasschuiven dan worden deze tevens opgenomen en toegelicht in de begroting op hoofdlijnen. De begroting op hoofdlijnen treft u op pagina 11 van deze begroting.

Groeiparagraaf: wat is nieuw in deze begroting

In de groeiparagraaf worden de belangrijkste verbeteringen in de begroting beschreven ten opzichte van het voorgaande jaar.

Verbeteringen informatievoorziening via de begrotingscyclus In aanloop naar de begroting 2017 is er door de rapporteurs mw. Visser en dhr. Hoogland namens de vaste Kamercommissie IenM voor de begrotingscyclus samengewerkt met vertegenwoordigers vanuit IenM om tot verbetervoorstellen voor de informatievoorziening via de begrotingscyclus te komen. In het Wetgevingsoverleg Jaarverslagen op 30 juni 2016 hebben zij over hun aanbevelingen gerapporteerd. Naar aanleiding van deze aanbevelingen zijn er reeds in de begroting 2017, het MIRT Overzicht 2017 en het jaarverslag 2016 verbeteringen aangebracht. Deze verbeteringen zijn toegelicht in de groeiparagraaf van de begroting 2017 en het jaarverslag 2016.

In de begroting 2018 en het MIRT Overzicht 2018 zijn de volgende verbeteringen aangebracht:

  • 1. 
    In het MIRT Overzicht 2018 is bij alle projecten de koppeling tussen project- en beleidsdoelstellingen meer expliciet gelegd. Dit is gedaan door in alle projectbladen in het MIRT Overzicht een onderdeel toe te voegen waarin is aangegeven op welke wijze het desbetreffende project een bijdrage levert aan (een van) de beleidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de beleidsbegroting van IenM.
  • 2. 
    Conform aankondiging in de begroting 2017 is onderzocht of in het MIRT Overzicht 2018 een financiële eindverantwoording kan worden geïntroduceerd voor opgeleverde projecten in lijn met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op dat vlak. Uitkomst van dit onderzoek is dat de vanaf het MIRT Overzicht 2017 opgenomen tabel «ontwikkelingen planning en budget» bij alle projecten in de planuitwerking- en realisatiefase vanaf het MIRT Overzicht 2018 jaarlijks met een jaar zal worden uitgebreid. Op deze wijze wordt geleidelijk het overzicht uitgebreid en ontstaat op termijn voor alle projecten het door de Algemene Rekenkamer aanbevolen totaaloverzicht van de ontwikkelingen in de planning en het budget.
  • 3. 
    In het MIRT Overzicht 2018 is voor alle projecten in de realisatiefase de voortgang van de realisatie inzichtelijk gemaakt door in de tabel «gerealiseerd budget» het gerealiseerde budget uit te drukken als percentage van het totale beschikbare budget.
  • 4. 
    In het MIRT Overzicht 2018 is aanvullend inzicht verschaft in de rijksmiddelen die per departement beschikbaar zijn gesteld voor opgaven in het ruimtelijk domein.
  • 5. 
    In bijlage 4 instandhouding is in de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds inzicht geboden in de budgetbehoefte voor instandhouding.

Met de doorgevoerde verbeteringen zijn alle aanbevelingen van de rapporteurs mw. Visser en dhr. Hoogland verwerkt. Het komende jaar zal de nadruk liggen op het bevorderen van de kwaliteit van de doorgevoerde verbeteringen.

Naast de bovengenoemde verbeteringen in de informatievoorziening is er in deze begroting ook opvolging gegeven aan de Kabinetsreactie op het IBO «flexibiliteit in de infrastructurele planning». Op pagina 14 van deze begroting treft u de verbeteringen in de informatievoorziening die hieruit voortvloeien op de Infrastructuurfonds- en Deltafondsbegroting.

Instandhoudingsbijlage

In deze begroting zijn de onderstaande punten opgenomen in de bijlage 4 Instandhouding:

  • • 
    Conform de toezegging uit de voorgaande begroting, en zoals bevestigd in het wetgevingsoverleg van 17 juni 2017, wordt inzicht geboden in de beschikbare budgetten en budgetbehoefte voor instandhouding;
  • • 
    Er is invulling gegeven aan de motie Belhaj (Kamerstukken II 20162017 34 550, nr. 48). Deze verzoekt om inzicht te bieden in de stand van zaken van het beheer en onderhoud van de grote strategische bruggen op het hoofdwegennet;
  • • 
    Er wordt invulling gegeven aan de toezegging uit de eerste suppletoire begroting 2017 om nader inzicht te geven in de balanspost «nog uit te voeren werkzaamheden».

Nieuwe indicator Deltafonds «Waterhuishouding op orde»

In het kader van de nieuwe meerjarige prestatieafspraken (2018-2021) tussen de directoraten-generaal en Rijkswaterstaat over het Beheer en Onderhoud, is gekozen voor een nieuwe indicator op artikel 3.01 watermanagement van het Deltafonds die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen voor de waterhuishouding van het Hoofdwatersysteem. De oude indicatoren «Beschikbaarheid Streefpeilen voor Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet» en «Spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend» zijn vervangen door een indicator «Waterhuishouding op orde». De indicator is uitgebreid omdat in de vorige indicator (beschikbaarheid streefpeilen) alleen het peilbeheer van de genoemde belangrijke watersystemen werd gemeten. In de vernieuwde indicator worden ook de overige peilgeregu-leerde rijkswateren meegenomen: de Midden Limburgse en Noord Brabantse kanalen, de Twentekanalen, de Noord-Nederlandse en Zeeuwse kanalen. Ook wordt nu in alle jaargetijden gemonitord. Naast het reguliere peilbeheer toont deze indicator ook in hoeverre wateroverlast en -tekorten met de infrastructuur voorkomen kunnen worden en de verzilting bestreden wordt.

Nieuw artikelonderdeel: 04.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS Vooruitlopend op de omzetting van de beschikbare middelen voor de afsluitdijk naar een DBFM-reeks worden de beschikbare bedragen voor de afsluitdijk overgeboekt naar een nieuw artikel 04.02. Geïntegreerde contractvormen/PPS. Hiermee worden de geïntegreerde contractvormen/PPS apart inzichtelijk gemaakt in de begroting.

Nieuw artikelonderdeel: 05.04 Reserveringen

In het verleden werden in de investeringsruimte reserveringen getroffen voor risico's en nieuwe beleidsvoornemens. Om beter inzicht te geven in de aard van de reserveringen is het nieuwe artikelonderdeel 5.04 Reserveringen gecreëerd. Hierop worden budgetten geraamd voor toekomstige opgaven, maar waarover nog geen startbeslissing is genomen. Op dit moment zijn de volgende posten gereserveerd:

  • • 
    Om de regionale keringen in beheer bij het Rijk aan de met ingang van 1 juli 2016 in het Waterbesluit opgenomen normen te laten voldoen, is binnen de programmaruimte voor de periode tot en met 2031 een reservering van € 200 miljoen getroffen.
  • • 
    Voor een rijksbijdrage aan de Rijksstructuurvisie Grevelingen/ Volkerakzoommeer is € 30 miljoen gereserveerd.
  • 2. 
    AGENDA DELTAFONDS

Werken aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit vraagt continu inspanningen en investeringen. Deze worden verantwoord in het Deltafonds. Het aantal mensen en de waarde van het te beschermen goed veranderen onder invloed van economische en demografische ontwikkelingen. Ook water en bodem veranderen in de loop van de tijd: de zeespiegel stijgt en de bodem daalt. Door de klimaatverandering wordt het warmer en zullen rivierafvoeren en regenval grotere extremen vertonen.

Het Deltaprogramma is het nationale programma waarin Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken om Nederland veilig en aantrekkelijk te houden en goed te blijven voorzien van zoetwater. Zo kan onze economie blijven profiteren van de gunstige ligging in de delta.

Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde te houden.

Mijlpalen en resultaten 2018

Hieronder wordt ingegaan op de mijlpalen in het lopende programma. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2018 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2018 start.

Beheer, onderhoud en vervanging

Voor het beheer en onderhoud zijn afspraken over prestaties gemaakt voor het watermanagement en beheer en onderhoud waterveiligheid, waaronder kustlijnhandhaving met zandsuppleties, stormvloedkeringen en rijkswaterkeringen zoals dijken, dammen en duinen. Deze afspraken over prestaties zijn nader toegelicht in artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging van het Deltafonds. In 2018 wil IenM onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitvoeren:

Beheer, onderhoud en vervanging

Hoofdwatersys- • Zandsuppleties basiskustlijn

temen    • Levensduurverlengend onderhoud aan stuwen Nederrijn/ Lek

Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van beheer, onderhoud en vervanging wordt verwezen naar bijlage 4 Instandhouding van deze begroting.

Aanleg

In 2018 wordt voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de waterveiligheid, onder andere door het uitvoeren van de programma's HWBP-2, HWBP, Maaswerken en Ruimte voor de Rivier. Hieronder volgen de mijlpalen die IenM bij deze programma's in 2018 wil behalen:

Programma's Waterveiligheid

 

Programma

Mijlpaal

Project

HWBP-2

  • • 
    Start realisatie
  • • 
    HWBP2 Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam
 
  • • 
    Oplevering
  • • 
    HWBP2 Lekdijk KIS
  • • 
    HWBP2 Ameland Waddenzeekering

HWBP

  • • 
    Start realisatie
  • • 
    Gameren
  • • 
    Eemshaven-Delfzijl
 
  • • 
    Oplevering
  • • 
    Eemdijk/Spakenberg
  • • 
    Lemsterhoek
  • • 
    Noorderhaven Hartlingen
  • • 
    Spuihaven Schiedam
  • • 
    Keersluis de Whaa
  • • 
    Ijsseldijk Gouda (urgent deel)
  • • 
    Blerick bij de oude gieterin
  • • 
    Pannerden/ Loo

Maaswerken

  • • 
    Start realisatie
  • • 
    n.v.t.
 
  • • 
    Oplevering
  • • 
    Grensmaas: Itteren
  • • 
    Grensmaas: Hoogwaterdoelstelling
  • • 
    Dijkringen clusters A (Ohé en Laak)
  • • 
    Dijkringen clusters B (Grevenbicht-Roosteren)

Ruimte voor de Rivier

  • • 
    Start realisatie
  • • 
    n.v.t.
 
  • • 
    Oplevering
  • • 
    Extra Uiterwaardvergraving Millingerwaard
  • • 
    Dijkverbetering Nederrijn/Arnhemse en Velpsebroek Dijkverbetering Lek/Betuwe/Tieler- en Culemborger-waard
  • • 
    Dijkverbetering Lek/Alblasserwaard en Vijfheerenlanden

Overige

  • • 
    Oplevering
  • • 
    Legger Vlieland

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma's wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer, het Deltaprogramma 2018 en het MIRT Overzicht 2018. Het Deltaprogramma is te vinden op de website1 van de deltacommissaris.

Begroting op hoofdlijnen

Verlenging looptijd investeringsfondsen tot en met 2031 Mede ingegeven door de motie van het lid Harbers c.s. (Kamerstukken II 2015-2016 34 300, nr. 50) is vorig jaar besloten om het Infrastructuurfonds en het Deltafonds met ingang van de begroting 2018 jaarlijks met een jaar te gaan verlengen. Bij de begroting 2018 betekent dit dat de looptijd van de investeringsfondsen wordt verlengd tot en met 2031.

Met de verlenging tot en met 2031 komt in totaal - inclusief structurele ontvangsten - een ruimte van circa € 1,3 miljard beschikbaar op het Deltafonds. Deze ruimte wordt bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding van het huidige areaal. Hiervoor is in 2031 circa € 0,9 miljard benodigd.

De ruimte die in 2031 resteert na aftrek van de doorlopende verplichtingen betreft investeringsruimte en bedraagt circa € 0,4 miljard.

Belangrijkste wijzigingen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2017. Een volledig overzicht van de mutaties is terug te vinden in bijlage 2: Verdiepingsbijlage.

Begroting op hoofdlijnen (bedragen x € 1.000)

 

2031

     

1.315.126

 

CD

CO

od

     

1.297.274

 

O

CD

CM

 

CM

|

                         
  • 2.970

2.970

               

i

                             

O

co

o

CM

i

CO

CM

O

CM

9.506.808

 

9.506.808

137.411

 

145.083

       
  • 5.400

O

00

o

CM

i

 

CM

<T>

     

O

o

o

00

i

54.000

o

o

o

CM

  • 77.600

77.600

196.000

  • 196.000
   

CM

00

  • 23.760

144.942

             

i

         

CM

i

CM

CM

O

CM

1.230.007

 

1.230.007

17.853

 

18.137

         

o

CD

CM

 

CM

|

                       
  • 41.250
  • 2.970

O

CM

CM

'3-

             

i

                           

CM

O

CM

1.343.675

 

1.343.675

25.062

 

19.536

5.930

       

o

CD

CM

                           
  • 211.500
  • 2.970

214.470

           

i

 

i

                       

O

CM

O

CM

1.170.252

9.002

1.179.254

30.574

 

17.971

9.500

 

4.533

   

O

CD

CM

O

o

i

LD

                   

O

O

O

ö

LD

i

150.000

  • 228.365
  • 2.970

231.320

       

i

i

                   

2019

00 CM 00 od 00 o

58.983

1.147.811

16.251

 

16.737

O

o

o

ö

  • 12.397

3.345

   

O

CD

CM

o

CO

O

i

                         
  • 215.100
 

215.100

     

i

i

                         

00

o

CM

1.098.123

<J)

CO

CM

1.097.884

21.444

 

17.270

o

o

o

ö

  • 9.690

00

CD

CO

   

O

CD

CM

o

CO

O

i

786

                       

O

o

i

 

O

o

62.537    -

     

i

  • 2.247
                   

150.000

O

O

O

Ö

LD

i

 

2017

904.656

967.193

15.853

14.057

o

o

o

od

  • 9.458

5.501

 
  • 5.057

5.057

 

Art

         

>

'TD

LO

 

LD

dd

>

T3

-

LD

-

       

-

-

LD

-

LD

-

LD

LD

-

-

LD

 
 

Stand ontwerp-begroting 2017

Mutaties 1e suppletoire begroting

2017

Stand 1e suppletoire begroting 2017

I Belangrijkste mutaties Deltafonds

Kaderrelevante mutaties DF

1 Loon- en Prijsbijstelling 2017

2 Reservering BRO

3 Overboeking Zoetwatermaatre-gelen

4 Bijdrage min EZ: Project Wind op Zee

5 Extrapolatie 2031

6 HWBP-2 vrijval

7 Bijdrage elD

8 Bouw Nieuwe GEO centrifuge

Overige

 

Mutaties binnen kader DF

 

9 HWBP-2 vrijval

   

10 Ruimte voor de rivier

 

11 Reservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierver-ruiming

 

12 lnpassen min-regels

 

13 Afsluitdijk

   

Art    2017    2018    2019    2020    2021    2022    2023-2030    2031

CD

CM

LO

CO

CM

CD

oi

O

CD

oo

CM

r-»

co

co

en

o

CM

CM

CD

o

CD

oi

CD

o

o>

00

o

CM

Ui

-Q

Q.

CD

I

c

o

-Q

Ad 1. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Ad 2. Bij de begroting 2018 worden op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor Basisregistratie Ondergrond (BRO). De vrijgemaakte middelen worden gereserveerd op het Deltafonds en worden in tranches overgeheveld naar de begroting HXII waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord.

Ad 3. Naar het Provinciefonds worden voor de jaren 2017, 2018 en 2019 middelen (excl. BTW) overgeheveld ten behoeve van de uitvoering van Zoeterwatermaatregelen door provincies. De BTW componenten voor de jaren 2017, 2018 en 2019, gekoppeld aan de betreffende maatregelen worden afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

Ad 4. Dit betreft een bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken met name ten behoeve van ecologisch onderzoek omtrent het project Wind op zee.

Ad 5. In de begroting 2018 is de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

Ad 6 en 9. In deze begroting is een vrijval van het HWBP-2 verwerkt van € 81 miljoen. Over de middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 hebben de Minister van IenM en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt in «afsprakenkader nieuwe waterveiligheidsnormen»2 (18 juni 2014), waarbij is afgesproken dat twee derde deel van de vrijval beschikbaar komt voor het HWBP en een derde voor de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Bij de verwerking moet ook rekening gehouden met de afspraak uit het Bestuursakkoord Water dat de individuele waterschappen 10% bijdragen aan het HWBP met het projectgebonden aandeel, teneinde de 50/50 verhouding in de bijdragen van Rijk en Waterschappen te handhaven. Dit is gedaan door de bijdragen van de waterschappen aan het Deltafonds te verlagen met € 5,4 miljoen.

Ad 10. Dit is op het project Ruimte voor de Rivier de vrije ruimte tussen budget en raming welke aan de investeringsruimte artikel 5.03 wordt toegevoegd.

Ad 11. De beleidsreservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierver-ruiming zijn de startbeslissingen voor de Rijn- en Maastakken genomen en is overgeboekt van artikel 05.03 Investeringsruimte naar artikelonderdeel 01.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma.

Ad 12. De minregel in 2017 op artikelonderdeel 5.03 Investeringsruimte als gevolg van de generieke kasschuif die bij begroting 2017 is verwerkt, wordt middels een kasschuif via het aanlegprogramma van investeren in veiligheid ingepast.

Ad 13. Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. Afronding van de aanbesteding staat gepland voor 2018. Vooruitlopend hierop zijn de beschikbare middelen voor de Afsluitdijk overgeboekt naar artikel 04.02.01. Geïntegreerde contractvormen/PPS.

Overprogrammering

Het instrument overprogrammering is door het kabinet ingezet om te zorgen dat de budgetten voor aanleg van infrastructuur ook daadwerkelijk tot besteding komen in de jaren waarin deze beschikbaar zijn gesteld. Op het Deltafonds fluctueert de programmering en is per jaar afwisselend sprake van een situatie van over- en onderprogrammering. Over de begrotingsperiode tot en met 2022 is per saldo sprake van een overprogrammering van circa € 458 miljoen. In de totale periode tot en met 2031 is het volledige programma altijd gedekt. Voor de verdere toelichting voor opzet en werking van het instrument op de fondsen wordt naar de leeswijzer van het Infrastructuurfonds verwezen. Voor meer details over dit instrument op het Deltafonds wordt naar artikelonderdeel 1.02 Overige Aanlegprojecten verwezen.

Gemiddelde uitgaven

Onderstaand zijn de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per productartikel in de periode 2017-2031 gepresenteerd.

IBO Flexibiliteit in infrastructurele planning

In het afgelopen jaar heeft het kabinet de IBO Flexibiliteit in infrastructurele planning (Tweede Kamer 34 550 A nr. 5, 2016-2017) aan de Tweede Kamer verzonden. In de kabinetsreactie heeft het kabinet de behoefte aan flexibilisering in het Infrastructuurfonds en Deltafonds en opgave gericht werken in het MIRT onderschreven. Eén van de aangekondigde verbeteringen is de introductie van een flexnorm, waarmee het inzicht in de meerjarige hardheid van de bestuurlijke afspraken wordt aangescherpt.

In de begroting 2018 wordt een eerste stap genomen om de flexnorm toe te passen in de begroting. De flexnorm is een percentage dat aangeeft welk aandeel van de aanlegbudgetten (inclusief investeringsruimte) naar mening van het kabinet flexibel is om bij nieuwe planvorming te betrekking. Het betreft de ruimte binnen de begroting waar nog geen definitieve oplossing is bepaald en gekozen kan worden voor een alternatieve aanwending of oplossing.

Overigens geldt dat ook waar wel bestuurlijke afspraken zijn gemaakt maar er nog geen juridische verplichtingen zijn aangegaan, de budgetten nog altijd onverminderd door de Tweede Kamer te amenderen zijn.

Met de introductie van de flexnorm komen de termen bestemd, gebonden en verplicht die tot op heden werden gehanteerd om een indicatie te geven van de hardheid van de bestuurlijke afspraken in de huidige memorie van toelichting te vervallen. In de kabinetsreactie bij het IBO is aangeven dat naar mening van het kabinet dit onderscheid niet in voldoende mate scherpte aanbracht in de hardheid van de onderliggende bestuurlijke afspraken.

In onderstaande tabel is weergegeven welke budgetten in de begroting 2018 conform hierboven geschetste flexnorm flexibel zijn om bij nieuwe planvorming te betrekken.

 

Art. ond.

Omschrijving

Budgetten t/m 2031 (€ mln.)

1.03

Studiekosten

33

2.03

Studiekosten

10

5.03

Investeringsruimte

1.511

5.04

Reserveringen

230

Totaal

 

1.784

Als percentage van de aanlegbudgetten (inclusief investeringsruimte)

17%

  • 3. 
    PRODUCTARTIKELEN

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het Rijk investeert in waterveiligheid om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de Rijkswateren. Het artikel waterveiligheid is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 1 Investeren in waterveiligheid (in € 1.000)

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

531.871

862.085

276.534

327.824

719.918

897.891

670.450

Uitgaven

587.938

436.921

526.713

382.754

424.265

625.963

657.823

Waarvan juridisch verplicht

   

89%

       

1.01 Grote projecten waterveiligheid

432.091

311.471

352.422

233.226

266.319

58.991

134.702

1.01.01 Programma HWBP-2 Waterschapsprojecten

229.746

163.805

201.768

102.429

110.077

21.950

133.690

1.01.02 Programma HWBP-2 Rijksprojecten

5.018

14.591

63.803

58.041

28.281

1.012

1.012

1.01.03 Ruimte voor de rivier

181.995

109.748

78.758

34.318

37.719

25.742

0

1.01.04 Maaswerken

15.332

23.327

8.093

38.438

90.242

10.287

0

 

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

147.808

114.879

169.799

147.008

155.556

563.972

520.621

1.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma

2.175

21.126

57.561

81.570

79.837

34.494

9.992

  • waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.569

5.009

406

406

406

406

406

1.02.02 Realisatieprogramma

145.633

93.753

112.238

65.438

75.719

529.478

510.629

1.03 Studiekosten

8.039

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

1.03.01 Studie en onderzoekskosten

8.039

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

1.03.02 Overige studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

208.776

192.955

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid

208.776

192.955

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

1.09.01 Ontvangsten waterschappen HWBP-2

156.754

162.440

116.437

4.543

55.240

193

0

1.09.02 Overige ontvangsten HWBP-2

0

3.480

0

0

0

0

0

1.09.03 Ontvangsten waterschappen HWBP

29.054

22.698

58.118

137.485

117.195

151.189

151.456

1.09.04 Overige ontvangsten

HWBP

0

0

0

0

0

0

0

1.09.05 Overige aanleg ontvangsten

22.968

4.337

23.289

20.230

17.122

3.788

0

 Budgetflexibiliteit   Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in

2018 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2018.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1 Investeren in waterveiligheid

436.921

526.713

382.754

424.265

625.963

657.823

496.308

531.657

1.01 Grote projecten waterveiligheid

311.471

352.422

233.226

266.319

58.991

134.702

40.800

79.071

1.02 Overige aanlegprojecten

Waterveiligheid

114.879

169.799

147.008

155.556

563.972

520.621

453.008

450.586

1.03 Studiekosten

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

2.500

2.000

 

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid

192.955

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

151.348

151.348

 

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017-2031

1 Investeren in waterveiligheid

553.267

402.951

498.499

355.450

540.229

428.047

387.611

7.248.458

1.01 Grote projecten watervei-ligheid

0

0

0

0

0

0

0

1.477.002

1.02 Overige aanlegprojecten

Waterveiligheid

551.267

400.951

496.499

353.450

538.229

426.047

385.611

5.727.483

1.03 Studiekosten

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

43.973

 

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid

145.948

151.348

151.349

151.348

151.349

151.349

151.349

2.405.976

1.01 Grote projecten waterveiligheid

 Motivering   Deze projecten, waaraan de Tweede Kamer de status van Groot Project heeft toegekend, dragen bij aan de waterveiligheid in Nederland. Voor meer achtergrondinformatie over programmering in 2018 (en verder) wordt verwezen naar het MIRT 2018, de betreffende voortgangsrapportages en het Deltaprogramma 2018.

 Producten   Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)

Onder dit programma vallen de verbetermaatregelen die zijn voortgekomen uit de periodieke toetsing volgens de Waterwet. Uit de resultaten van de eerste (2001) en tweede (2006) toetsing op veiligheid van de primaire waterkeringen bleek dat een deel van deze keringen niet voldeed aan de wettelijke norm (Kamerstukken II, 2007-2008, 27 625 en 18 106, nr.

103). Verder bleek uit een toets in 2003 door RWS en de keringbeheerders dat de zeeweringen langs de Noordzeekust op een aantal locaties op een termijn van twintig jaar niet meer aan de geldende veiligheidsnorm zouden voldoen. Deze locaties zijn aangemerkt als Zwakke Schakels. Op negen van deze locaties ligt tevens een opgave tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de zogenaamde Prioritaire Zwakke Schakels Kust. Deze maken ook onderdeel uit van HWBP-2. Met de oplevering van Zwakke Schakel West-Zeeuws Vlaanderen in 2016 zijn alle zwakke schakels versterkt. Vanuit het HWBP-2 worden subsidies verstrekt aan de waterschappen voor de uitvoering van de vereiste verbetermaatregelen en worden de maatregelen aan de rijkskeringen betaald. Het HWBP-2 is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering. Met het afsluiten van het Bestuursakkoord Water (2011) dragen de waterschappen bij aan de financiering van het HWBP-2 en het HWBP. In bijlage 3 is een nadere toelichting op de financieringsafspraken ten aanzien van de Hoogwaterbeschermingspro-gramma's (HWBP-2 en HWBP) opgenomen.

Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder half jaar een Voortgangsrapportage: vóór 1 april 2018 Voortgangsrapportage 13 en vóór 1 oktober 2018 Voortgangsrapportage 14.

Meetbare gegevens

Het HWBP-2 bestaat uit 87 versterkingsprojecten, inclusief de Zwakke Schakels. Per 31 december 2017 voldoen 81 projecten aan de vigerende veiligheidsnorm. Het programma bevindt zich inmiddels in de fase dat nagenoeg alle projecten in realisatiefase zijn. Eén project bevindt zich in de planstudiefase en vijf projecten in de realisatiefase. Er zijn zes resterende projecten, waarvan één project in 2018 start met de realisatie. Van de overige vijf projecten die al in uitvoering zijn, worden twee projecten in 2018 afgerond

Waar mogelijk worden innovatieve oplossingen gebruikt, zoals de toepassing van een flexibele kering bij het project Spakenburg. Deze unieke kering komt vanzelf omhoog bij opkomend water en beschermt de historische stadskern. Daarnaast kunnen investeringen vanuit het innovatiebudget HWBP-2 leiden tot nieuwe kennis over ontwerpvoorschriften voor het ontwerpen van damwanden.

In de basisrapportage (Kamerstukken II, 2011/2012, 27 625, nr. 237) is aangegeven dat de meerderheid van de projecten in 2017 is afgerond en dat enkele projecten een geprognosticeerde einddatum van na 2017 laten zien. Dit beeld is in de 11de voortgangsrapportage3 (welke de rapportage-periode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 bestrijkt) niet gewijzigd. Na 2017 worden nog 6 projecten opgeleverd.

De dalende trend in de programmaraming heeft zich, volgens verwachting, verder doorgezet Hierdoor is het mogelijk om een meer actueel beeld van de programmaraming en actuele projectrisico's te verkrijgen.

In deze begroting is een vrijval van het HWBP-2 verwerkt van € 81 miljoen. Over de middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 hebben de Minister van IenM en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt in «afsprakenkader nieuwe waterveiligheidsnormen» (18 juni 2014), waarbij is afgesproken dat twee derde deel van de vrijval beschikbaar komt voor het HWBP en een derde voor de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Bij de verwerking moet ook rekening gehouden met de afspraak uit het Bestuursakkoord Water dat de individuele waterschappen 10% bijdragen aan het HWBP met het projectgebonden aandeel, teneinde de 50/50 verhouding in de bijdragen van Rijk en Waterschappen te handhaven. Dit is gedaan door de bijdragen van de waterschappen aan het Deltafonds te verlagen met € 5,4 miljoen.

Projectoverzicht tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma; realisatie (Budget in € mln.)

 

vorig

 

CM

O

CM

           

huidig

 

CM

O

CM

           

later

   

O

CD

CO

 

O)

O)

CM

CM

O

CM

   

O

CO

-

 

LD

CO

LD

co

CM

O

CM

   

O

CM

CM

-

 

CO

CM

co

CM

O

CM

O

CM

   

r--

CM

O

CM

 

CD

CO

<J)

CO

2019

   

LO

LD

CM

O

CO

 

O

CD

o

CD

00

o

CM

   

O

CD

CM

O

CM

   

CD

CD

CM

CD

CD

CM

2017

   

-

CD

   

CD

r--

CD

r--

CD

O

CM

£

   

CM

CO

1.570

r--

CM

 

1.629

1.629

vorig

   

CO

00

2.492

LD

 

O

CM

r---

CM

 

huidig

   

LD

00

2.420

LD

 

2.650

 

Projectomschrijving

Projecten

Nationaal

HWBP-2 Rijksprojecten

HWBP-2 Waterschapspro-jecten

Overige projectkosten

(programmabureau)

afrondingen

Programma

Realisatie

Begroting (DF 01.01.01/02)

Ruimte voor de Rivier

Producten

De Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier is in 2006 door de beide Kamers vastgesteld. Met de PKB wil het kabinet twee doelstellingen bereiken:

  • • 
    Het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen. Dit houdt in dat de veiligheid langs de Rijntakken en het benedenstroomse deel van de bedijkte Maas (vanaf Hedikhuizen) in overeenstemming wordt gebracht met de wettelijke vereiste norm.4
  • • 
    Een bijdrage leveren aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied, waardoor het rivierengebied economisch, ecologisch en landschappelijk wordt versterkt.

Uitgangspunt voor de PKB zijn de waterveiligheidsnormen die voorschrijven dat het Nederlandse rivierensysteem een piek in de waterafvoer, die statistisch eens per 1.250 jaar kan voorkomen, veilig kan verwerken. Dit is de maatgevende afvoer. Deze norm is in 2001 voor de Rijn vastgesteld op 16.000m3/s bij Lobith. De Maas benedenstrooms van Hedikhuizen moet uiterlijk in 2015 een maatgevende afvoer van 3.800m3/s bij Borgharen veilig kunnen verwerken. Voor de IJssel wordt de maatgevende afvoer gesteld op verwerking van een gezamenlijke toestroom van 250m3/s vanuit de zijrivieren.

De PKB bevat een besluit over het uiterlijk eind 2015 uit te voeren basispakket van 39 maatregelen en de plaats waar deze getroffen worden. Deze doelstelling is niet in 2015, maar wordt naar verwachting in 2019 behaald (zie Kamerstukken II 2015-2016 30 080, nr. 80 en 83). Vijf maatregelen bleken niet nodig voor het bereiken van de waterveiligheids-doelstelling, waardoor 34 maatregelen resteren. De PKB geeft bovendien een doorkijk naar de lange termijnopgave voor waterveiligheid. Om flexibiliteit in te bouwen is gekozen voor een programmatische aanpak.

Per brief van 8 februari 2017 heeft de Tweede Kamer de Minister verzocht om de eindevaluatie zoals bedoeld in de Regeling Grote Projecten op te stellen. Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder halfjaar een voortgangsrapportage. Op 1 april 2018 wordt de 31e en daarmee laatste voortgangsrapportage samen met de eindevaluatie aangeboden aan de Kamer.

Meetbare gegevens

Naar huidige inzichten is de stand per 31 december 2017 als volgt:

  • • 
    Voor 100% van het realisatiebudget is de projectbeslissing genomen. Alle maatregelen zijn uitgevoerd dan wel in uitvoering;
  • • 
    De waterveiligheidsdoelstelling van het programma Ruimte voor de Rivier is voor alle 25 van de 34 projecten in 2017 gehaald. In 2022 wordt de waterveiligheidsdoelstelling behaald voor IJsseldelta Reevediep (het gaat hier om IJsseldelta fase 2, dit project valt onder het Deltaprogramma).

Projectoverzicht Ruimte voor de rivier; realisatie (Budget in € mln.)

 

Oplevering

vorig

2019

           
 

huidig

2019

           

Budget in € mjn.

later

     

O

 

O

o

CM

CM

O

CM

     

o

 

o

o

 

CM

O

CM

     

26

 

26

26

 

O

CM

O

CM

     

00

CO

 

00

co

00

co

 

2019

     

34

 

34

34

 

00

o

CM

     

79

 

79

79

 

2017

     

110

 

110

110

03

03

ë

CD

O

CM

£

     

2.026

 

2.026

2.026

 

vorig

     

2.387

 

2.387

 
 

huidig

     

2.313

 

2.313

 
 

Projectomschrijving

Project Ruimte voor de rivier

Nationaal

Projectbudget

Ruimte voor de rivier

Programma

Realisatie

Begroting (DF 01.01.03)

Het lagere taakstellend budget wordt verklaard door het inboeken van een meevaller op het programma (- € 77 miljoen) en het op prijspeil brengen van het programma (+€ 3 miljoen).

Producten

Maaswerken

Op dit onderdeel worden de uitgaven van de deelprogramma's Zandmaas en Grensmaas van het programma Maaswerken verantwoord. Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na de twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van inwoners van Limburg en Noord-Brabant tegen hoogwater van de Maas.

Per brief van 8 februari 2017 heeft de Tweede Kamer de Minister verzocht om de eindevaluatie zoals bedoeld in de Regeling Grote Projecten op te stellen. Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder halfjaar een voortgangsrapportage. Op 1 april 2018 wordt naar verwachting de 33e en daarmee laatste voortgangsrapportage samen met de eindevaluatie aangeboden aan de Kamer.

Voor de Zandmaas ligt de focus in 2018 op het feitelijk afronden van alle werkzaamheden. De hoogwaterdoelstelling is in 2016 gerealiseerd. Voor de Grensmaas ligt de nadruk in 2018 op de verdere realisatie van de zogeheten «11 locaties» (rivierverruiming door grindwinning).

Naast de werken in de Zandmaas en de Grensmaas zijn nog aanvullende maatregelen nodig om in alle dijkringen langs de Maas het wettelijke beschermingsniveau te bereiken (overstromingskans kleiner dan 1/250e per jaar). Het prioritaire deel van dit werk dient in 2020 gereed te zijn. De rest van de werkzaamheden loopt via het HWBP mee. Planuitwerking en realisatie van deze «prioritaire sluitstukkaden» gebeurt grotendeels door het waterschap Limburg en er is hiervoor vanuit het budget van Maaswerken € 75 miljoen beschikbaar gesteld. De aanpak voor de Grensmaas en de afspraken over de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Waterveiligheid Maas van 10 november 2011. De overige afgekeurde dijkringen langs de Maas worden op basis van urgentie geprogrammeerd in het HWBP.

Meetbare gegevens

 

Indicator

Grensmaas

Hoogwaterbeschermingsprogramma

100% in 2017

Natuurontwikkeling

1.208 ha

Grind

ten minste 35 mln.

 

ton

Grensmaas en Zandmaas, natuurontwikkeling

De aanpassing van de scope Grensmaas en Zandmaas is bij brief van 5 maart 2013 aan de Tweede Kamer gemeld (Kamerstukken II, 2012-2013, 18 106, nr. 216).

De deelprogramma's Grensmaas en Zandmaas (fase I) dragen primair bij aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. Daarnaast wordt met deze projecten natuur gerealiseerd die ten goede komt aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In het kader van de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur door Rutte I is bij het Zandmaasproject besloten 129 ha natuur niet te realiseren door de nevengeulen Belfeld en Sambeek uit de scope te halen. Deze nevengeulen leveren geen bijdrage aan de hoogwaterveiligheidsdoel-stelling. De natuuropgave binnen de Zandmaas is gerealiseerd. De feitelijke oplevering en overdracht is afhankelijk van de voortgang van de delfstofwinning.

In de Grensmaas is de scope nagenoeg gelijk gebleven. Alleen de verwerving van natuurgronden bij de locatie Roosteren (44 ha) is komen te vervallen. Deze locatie valt buiten de uitvoeringsovereenkomst met het Consortium Grensmaas. De totale oppervlakte natuurontwikkeling in de Grensmaas wordt daarmee 1.208 ha. Het Ministerie van EZ neemt hiervan thans 728 ha voor haar rekening (TK 18 106, nr. 230, 20 april 2015).

Projectoverzicht Maaswerken; realisatie (Budget in € mln.)

 

Oplevering

vorig

     

CM

O

CM

O

CM

O

CM

O

CM

O

CM

     
 

huidig

     

CM

O

CM

O

CM

O

CM

O

CM

     

Budget in € mjn.

later

     

O

O

 

O

O

CM

CM

O

CM

     

O

O

 

o

o

 

CM

O

CM

     

O

O

 

o

o

 

O

CM

O

CM

     

70

20

 

06

06

 

2019

     

CO

36

 

39

39

 

00

o

CM

     

CO

LD

 

00

00

 

2017

     

co

20

 

23

23

03

03

ë

CD

O

CM

£

     

72

307

 

379

379

 

vorig

     

LD

397

 

548

 
 

huidig

     

LD

398

 

549

 
 

Projectomschrijving

Project

Maaswerken

Projecten Limburg

Grensmaas

Zandmaas

Programma

Realisatie

Begroting (DF 01.01.04)

Toelichting

  • 1. 
    Grensmaas: het bereiken van de hoogwaterdoelstelling is voorzien in 2017. De grindwinning loopt door tot eind 2023. Naar verwachting wordt het project in 2024 afgerond.
  • 2. 
    Zandmaas: de hoogwaterdoelstelling is bereikt in 2016. De feitelijke oplevering wordt voorzien in de periode tot 2016 en de prioritaire sluitstukkaden in de periode tot 2020.

Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid onder het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2), en de programma's Ruimte voor de Rivier (RvdR) en Maaswerken. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende programma's. De beleidsinspanningen van de Minister van lenM die onder Hoofdstuk XII (artikel 11) vallen richten zich op de regie op deze programma's.

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

  • Getemporiseerd    ? Gereed
  • Realisatie    ? Voorbereiding

1.02 Overige aanlegprojecten

 Motivering   Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

 Producten   Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met maatschappelijke meerwaarde op het gebied van waterbeheer te verkennen en daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Op dit artikelonderdeel worden diverse projecten en programma's verantwoord die zich in de MIRT-verkenningen- en planuitwerkingsfase bevinden.

 

Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma (Budget in € mln.)

 

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

Huidig

vorig

PB of TB

Openstelling

Projecten Nationaal

Reservering Areaalgroei

14

14

   

Projecten Noordwest-Nederland

EPK Planuitw. en verkenningen Waterveiligheid

12

11

   

Ambitie Afsluitdijk

5

14

   

Projecten Zuid-Nederland

Ooijen-Wanssum

112

111

2016

2023

meerkosten rivierverruiming Rijn en Maas

193

0

   

Projecten Oost-Nederland

IJsseldelta 2e fase

161

121

2018

2022

Projecten Noord-Nederland

Legger Vlieland en Terschelling

0

3

2016

2017

Texel NIOZ

2

0

   

Projecten Zuidwest-Nederland

Zandhonger Oosterschelde

7

7

2016

2018

 

Totaal programma planuitwerking en verkenning

506

     

Begroting DF 01.02.01

506

     

PB is Projectbeslissing en TB is Trajectbesluit

De belangrijkste mutaties zijn:

Ooijen-Wanssum

In de Najaarsnota 2016 is de bijdrage van IenM aan de planstudiefase van € 10 miljoen overgeheveld naar de provincie Limburg en het resterende budget is geïndexeerd naar prijspeil 2017. In 2016 is het projectbesluit genomen en is de bestuursovereenkomst «realisatiefase gebiedsontwik-keling Ooijen-Wanssum» getekend. Daarmee start de realisatiefase. De rijksbijdrage voor de uitvoering van dit project wordt vanaf 2017 structureel overgeheveld naar het provinciefonds. De oplevering van het gehele project (gebiedsontwikkeling) is gepland in 2023. Het bereiken van de waterveiligheiddoelstelling is al eerder voorzien, namelijk in 2020.

Rivierverruiming

Voor de periode tot 2028 heeft het Rijk via het Deltafonds € 196 miljoen ter beschikking voor de meerkosten van rivierverruimingsprojecten langs de Rijn en de Maas. Op basis van de regionale voorstellen is voor de Rijn in het najaar van 2015 door Rijk en regio besloten tot de start van 2 MIRT-verkenningen: de MIRT-Verkenning hoogwatergeul Varik-Heesselt en de MIRT-Verkenning Rivierklimaatpark IJsselpoort. Met betrekking tot deze twee verkenning wordt € 3,0 miljoen overgeboekt naar het Provinciefonds (€ 2,5 miljoen) en BTW-compensatiefonds (€ 0,5 miljoen).

Voor de Maas is in het najaar van 2016 besloten om drie MIRT verkenningen naar rivierverruiming te starten: Venlo, Ravenstein-Lith en

Oeffelt/Vortum. Tevens is besloten om de systeemwerking van de Maas te verbeteren door 5 systeemmaatregelen (dijkterugleggingen en inrichting retentiegebieden) mee te nemen in de lopende en urgente verkenningen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP): bij Thorn, Baarlo, Venlo-Velden, Arcen en Well. Met deze verkenningen en onderzoeken voor de Rijn en de Maas wordt invulling gegeven aan de ambitie van het Deltaprogramma om met dijkversterking en rivierverruiming de watervei-ligheidsopgave aan te pakken, in combinatie met het realiseren van kansen voor natuur, recreatie en economische ontwikkeling. Voor de rivierverruiming na 2028 werken Rijk en regio conform het DP 2015 gezamenlijk de voorkeursstrategie rivieren verder uit tot een haalbare ambitie rivierverruiming in samenhang met dijkversterking voor de periode 2030-2050 met een doorkijk naar 2075.

Legger Vlieland en Terschelling

Gedeputeerde Staten van Friesland heeft de projectbesluiten voor de verlegging van de primaire waterkeringen op Vlieland en Terschelling op 10 februari 2017 goedgekeurd. Rijkswaterstaat heeft in 2017 een begin gemaakt met de aanleg. Rekening houdend met het stormseizoen en de Natuurbeschermingswet zullen de werkzaamheden in 2019 afgerond zijn. Uit de projectbesluiten blijkt dat minder zandaanvullingen nodig zijn. Het budget is daardoor verlaagd van € 2,5 miljoen naar € 1,5 miljoen. Rijkswaterstaat zal de gewijzigde ligging van de primaire waterkeringen in de legger van de primaire keringen verwerken. Het vrijvallende budget is overgeheveld naar de programmaruimte op artikel 5. Het projectbudget van € 1,5 miljoen is overgeboekt naar het realisatieprogramma artikel 01.02.2.

Texel NIOZ

Voor de meerkosten van het binnendijks brengen van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) bij de dijkversterking Texel heeft het Rijk € 2,4 miljoen gereserveerd en wordt vanuit het HWBP-2 € 3,8 miljoen gefinancierd. NIOZ, de gemeente Texel en het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) dragen bij aan de resterende meerkosten (€ 5,1 miljoen).

IJsseldelta Fase 2

In december 2016 is de voorkeursbeslissing genomen en vastgelegd in de op 14 december 2016 ondertekende Bestuursovereenkomst IJsseldelta Fase 2. De projectbeslissing is voorzien in 2018. IJsseldelta Fase 2 is gekoppeld aan de reeds in gang gezette uitvoering van Ruimte voor de Rivier maatregel IJsseldelta fase 1 (Reevediep). Door versnelling van fase 2 hoeven in fase 1 geen (tijdelijke) spuikokers aangelegd te worden. Het versneld uitvoeren van fase 2 heeft consequenties voor het realiseren van de hoogwaterveiligheidsdoelstelling voor het gebied. Een deel van de waterstandsdaling (21 cm) is reeds in 2016 behaald als gevolg van de zomerbedverlaging van de IJssel (fase 1). Inzet is dat de volledige hoogwaterdoelstelling (41 cm) uit de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier in 2022 wordt gerealiseerd. IJsseldelta Fase 2 wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat, de provincies Overijssel en Flevoland en het Waterschap Zuiderzeeland. In de Voorjaarnota 2017 zijn de middelen beschikbaar gesteld voor de planuitwerking (€ 4,5 miljoen voor het RWS-bouwdeel en € 7,7 miljoen aan de provincie Overijssel voor de drie regionale percelen) en is een risicoreservering van € 50 miljoen toegevoegd voor het tekort op het RWS-bouwdeel. Ten slotte is het budget geïndexeerd naar prijspeil 2017.Ambitie

Ambitie Afsluitdijk

In 2017 worden de resterende verzoeken voor bijdragen voor de Ambities op de Afsluitdijk afgehandeld en wordt de bijdrageregeling beëindigd.

Zandhonger Oosterschelde

Rijkswaterstaat heeft een MIRT-verkenning uitgevoerd naar de meest effectieve maatregelen voor de aanpak van de zandhonger in de Oosterschelde. De uitkomst is dat de effecten van de zandhonger bestreden kunnen worden met het suppleren van zand op intergetijdengebieden. Conform de voorkeursaanpak van de MIRT-verkenning wordt gestart op de Roggenplaat. De zandsuppletie Roggenplaat is voorzien in de winter van 2017-2018. De aanpak van andere locaties is minder urgent. Deze locaties zijn ondergebracht in het bredere MIRT-onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde, dat op grond van het Deltaprogramma in 2015 en 2016 is uitgevoerd. Over de financiering van de zandsuppletie Roggenplaat is in het Bestuurlijk overleg MIRT Zeeland van 13 november 2014 afgesproken dat regio en Natuurmonumenten € 5 miljoen bijdragen en het Rijk maximaal € 7,3 miljoen (EZ € 1 miljoen, IenM € 6,3 miljoen). De bijdrage van het Rijk is taakstellend. In de bijdrage van de regio is een Europese subsidie van € 3,5 miljoen opgenomen.

Realisatieprogramma

Dit programma levert een bijdrage aan het voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk en bij de waterschappen én levert een bijdrage aan het beheer van de rijkswateren.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is een alliantie tussen de waterschappen en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het programma is opgericht voor het aanpakken van de waterveiligheids-opgave die voortvloeit uit de Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen (LRT3) in 2011 en de daaropvolgende beoorde-lingsrondes. Het programma heeft als doel in 2050 alle waterkeringen in Nederland op orde te hebben. Circa 90% van de primaire waterkeringen is in beheer bij de waterschappen. Het overige deel is vrijwel volledig in beheer bij het Rijk. Door de samenwerking binnen de alliantie wordt de beschikbare kennis en deskundigheid van de verschillende waterbeheerders optimaal benut.

Het HWBP kent een voortrollend karakter, waarbij jaarlijks een actualisatie van het zesjarige programma plaatsvindt en er een nieuw jaar aan de programmering wordt toegevoegd. Met deze werkwijze ontstaat een adaptief programma dat flexibel in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen.

De huidige HWBP opgave komt voort uit de LRT3 (2011) en de verlengde derde toetsing (LRT3+, 2013). Daarnaast zijn in 2017 met het oog op de nieuwe normering waterveiligheid de 13 meest urgente «nieuwe» opgaven opgenomen in het programma 2017-2022. Hiermee is geanticipeerd op de inwerkingtreding van de nieuwe normen. Op basis van de nieuwe landelijke beoordelingsronde overstromingsrisico (LBO-1), die op 1 januari 2017 van start is gegaan, is in het programma 2018-ook een deel van dit areaal opgenomen.

De prioritering van de jaarlijks uit te brengen programmering is gebaseerd op urgentie. De programmering 2018-2023 wordt gelijktijdig met deze begroting op Prinsjesdag als onderdeel van het Deltaprogramma 2018 (paragraaf 3.3) gepresenteerd.

Eind 2018 zijn naar verwachting 42 kilometer dijk en 15 kunstwerken van de totale scope veilig.

Het HWBP is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

Dijkversterking en Herstel steenbekleding Oosterschelde en Wester-schelde

Het herstel van de steenbekledingen in Zeeland is in 2015 gereed gekomen. In totaal is langs de Wester- en Oosterschelde 321 kilometer aan steenbekledingen vervangen. In 2017 vond de financiële afwikkeling van het deel steenbekledingen plaats. Daarnaast wordt ook de vooroeverver-dediging van de dijken in het Ooster- en Westerscheldegebied aangepakt. Het project vooroeverbestortingen is opgedeeld in verschillende clusters die over de tijd worden uitgevoerd. Ook in 2018 wordt gewerkt aan een aantal vooroeverbestortingstrajecten. De realisatie van het huidige laatste cluster loopt tot en met 2021.

Rivierverruiming, niet zijnde Ruimte voor de Rivier Langs de Maas, de Rijn, de Waal en de Lek worden rivierverruimingspro-jecten uitgevoerd om een grotere waterafvoer te kunnen opvangen, de zogeheten NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) projecten. Het NURG-programma werd oorspronkelijk samen met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) uitgevoerd en draagt naast veiligheid ook bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied door de aanleg van nieuwe natuur. Inmiddels is het overgrote deel van de opgave gerealiseerd en hebben het Ministerie EZ en Ministerie IenM bij de Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur afspraken gemaakt over de verdeling van de restopgave. Hierin is afgesproken dat elk ministerie zijn nog lopende projecten afmaakt. Op dit moment lopen er nog twee lenM NURG-projecten. Het programma is derhalve grotendeels afgerond. Het project Heesselt wordt in 2020 opgeleverd. Voor het project Afferdense en Deestse Waarden (ADW) is de oplevering voorzien eind 2019. Het project ADW is ook van belang voor het realiseren van de waterveiligheidsdoel-stellingen van de PKB Ruimte voor de Rivier.

Afsluitdijk

Het project Afsluitdijk omvat opgaven op het gebied van waterveiligheid en waterafvoer. Het betreft de versterking van het dijklichaam volgens het principe van de overslagbestendige dijk, met behoud van de groene (vegetatie) uitstraling, het versterken van de schut- en spuicomplexen en het vergroten van de waterafvoercapaciteit door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever. In het rijksinpassingsplan is de oplossingsruimte voor de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de waterveiligheid en de waterafvoer begrensd. Ook worden in het Rijksin-passingsplan diverse regionale ambities (planologisch) mogelijk gemaakt, zoals de vismigratierivier en de opschaling van de Blue Energy centrale. Voor de ambities heeft het Rijk een budget van € 20 miljoen beschikbaar gesteld op basis van financiering met de Regio. In 2016 is de aanbesteding van het project Afsluitdijk gestart. Start realisatie is voorzien in 2018 en openstelling in 2022.

Overige onderzoeken en kleine projecten

Onderdeel van overige onderzoeken en kleine projecten is onder andere het Project Roggenplaat. Rijkswaterstaat heeft in opdracht van de ministeries IenM en EZ een MIRT verkenning uitgevoerd naar een aanpak voor de negatieve effecten van de zandhonger in de Oosterschelde. Het daaruit volgende voorkeursalternatief is het suppleren van de Roggenplaat, omdat door de zandhonger de oppervlakte en hoogte van deze plaat snel afnemen. Het doel van de realisatie is het uitvoeren van een zandsuppletie op de Roggenplaat in de Oosterschelde met een omvang van 213 ha en 1,3 miljoen m3. De aanleg is voorzien in 2017 en 2018. Een ander klein project is de primaire kering Vlieland en Terschelling. Dit project omvat een gedeeltelijke verlegging van het zandige deel van de primaire waterkeringen op Vlieland en Terschelling. Om aan de veiligheidsnormen te voldoen zijn voor beide verleggingen zandaanvul-lingen noodzakelijk.

Het project omvat tevens de verhoging van de dijk van het bedrijventerrein op Vlieland ter plaatse van het terrein van Rijkswaterstaat. De oplevering voor de werkzaamheden in Vlieland is voorzien in 2018.

Projectoverzicht; Realisatieprogramma (Budget in € mln.)

 

Oplevering

vorig

   

o

CM

O

CM

o

CM

O

CM

o

CM

O

CM

00

o

CM

             

CM

CM

o

CM

     

03

O

CM

     

a

Ju

'=j

-C

   

CM

O

CM

   

o

CM

O

CM

       

03

o

CM

00

O

CM

   

CM

CM

O

CM

     

03

O

CM

     

Budget in € mjn.

0

_03

   

CM

CD

O

LD

LD

00

CM

O

O

O

   

O

   

O

   

o

O

   

o

CM

CM

O

CM

   

LD

03

CO

CM

O

CO

O

   

O

   

O

   

o

O

   

o

 

CM

O

CM

   

LD

CO

CM

00

LD

O

 

o

   

O

   

O

   

o

O

   

-

 

O

CM

O

CM

   

LD

CD

CD

CM

CM

LD

o

   

o

   

O

   

-

CO

   

-

 

03

O

CM

   

LD

-

LD

r--

LD

o

   

-

   

O

   

-

CO

   

o

 

00

o

CM

   

r--

LD

00

03

LD

r--

   

-

   

O

   

CM

-

   

CM

 

r--

o

CM

   

-

LD

O

r--

CO

co

   

o

   

O

   

-

-

   

r--

03

03

ë

CD

o

CM

E

   

00

CO

03

CM

 

O

o

   

o

   

LD

   

O

O

   

LD

LD

 

o

o

>

   

03

1^

O

CD

O

r--

03

LD

CM

o

   

o

   

LD

r--

00

     

00

   

03

CD

 

,ö)

Ju

'=J

   

O

00

00

O

CD

CM

CD

CM

03

LD

CM

o

   

CM

   

LD

   

LD

00

   

CD

CD

 

O)

c

J>

.c

o

co

E

o

to

0

'o

ol

e

a>

o

a>

'o

k.

ü_

co co

e

0

"¦?

co

Z

c

CD

00

o

o

0

2 0 o. £

© £ ai -Q ¦r- 03

> E

o S

co

Q_ 1 ^

§ 2 x 3

C

0

O

0

‘o

Q.

CO

.AC

£

Q_

g

X

c

0

tj

tO

‘o

Q.

co

Q.

03

sz

o

co

0

03

g

Q_

g

X

0

>

0

J>

t

c

_0

0

£ ?

1    'Ë

03 ¦ —

2    5

CO

CM

O

CM

g

0

"U

0

_c

o

co

0

co

o

O

0

u>

c

o

sz

c

03

N

C

0

O

0

'o

k.

Q_

¦ü

C

_re

k.

0

¦ü

0

z

¦ü

k.

0

0

z

¦u

c

_03

_0

>

O)

c

0

Ai

0

03

5

0

'Ö3

E

ol

e

0

O

0

'o

k.

CL.

¦ü

C

_re

k.

0

¦ü

0

z

v>

0

§

¦u

k.

0

0

z

Ai

TJ

'5

co

M—

<

e

0

O

0

'o

k.

CL.

¦ü

e

_re

k.

0

¦ü

0

z

v>

0

O

C

0

E

E

03

¦u

CO

U)

c

03

_l

U)

c

o

'u "03

O 03

2 g

"Ö3

03

c

03

Ai

_C

O u> co c

0 u> J5

0 0 c >

C -Q

03 'Z 0- Ai

C

0

O

0

'o

k.

0.

¦ü

e

_re

k.

0

¦ü

0

z

v>

0

§

U

'5

N

c

0

c

0

Ai

0

N C s_ 0

1.1 o O

0 Q.

¦S> 0

0 .E > 0 O 32

steenbekleding    823    815    767    3    9    0    23    21    0    0    2021    2018

Programma

Realisatie    7.576    7.944    2.344    152    142    187    327    572    471    3.381

Begroting (DF 01.02.02)    7.601    2.371    94    112    65    76    529    511    3.843

Overprogrammering    - 58    - 30    - 122    - 251    - 43    40    462

1.03 Studiekosten

 Motivering   Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltapro- gramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van waterveiligheid.

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

 Producten   Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Hieronder vallen studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken). Het Deltaprogramma (DP) is een programma van maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities gericht op de korte, middellange en lange termijn waterveiligheid en zoetwatervoorziening van Nederland. Voor een nadere toelichting over deze onderzoeken wordt verwezen naar het Deltaprogramma 2018.

Op dit onderdeel worden vooral de onderzoeken voor waterveiligheid verantwoord.

  • • 
    Het Nationaal Watermodel is een geïntegreerde set van modellen om het waterhuishoudkundig systeem van Nederland door te rekenen. Deze is oorspronkelijk ontwikkeld voor het Deltaprogramma. Het model is gebruikt om de effecten van maatregelen op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening te berekenen. In 2018 blijft het Deltamodel in gebruik voor het beantwoorden van vragen die bij de uitvoering van het Deltaprogramma spelen. De doorontwikkeling van het model heeft als doel de waterhuishoudkundige basis ervan ook in andere rekentoepassingen te gebruiken om zo de onderlinge vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van die toepassingen te garanderen en genereert het model de waterhuishoudkundige basis voor waterkwaliteitsmodellen.
  • • 
    MIRT-Onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde (IVO): dit onderzoek richt zich op een toekomstbestendige aanpak van de waterveilig-heidsopgave voor de Oosterschelde, vanuit een optimale combinatie van een aangepast beheer van de Oosterscheldekering, (innovatieve) dijkversterkingen en zandsuppleties op intergetijdengebieden. IVO is in 2015 en 2016 uitgevoerd door Rijkswaterstaat, samen met de provincie Zeeland en Waterschap Scheldestromen. Vanaf 2017 wordt vervolgonderzoek uitgevoerd voor de verbinding met gebruiksfuncties vanuit economie, ecologie en landschap. Hiervoor zijn in de begroting Hoofdstuk XII middelen beschikbaar besteld.
  • • 
    Systeemstudie IJsselmeergebied: dit betreft een studie naar de samenhang tussen waterafvoer, peilbeheer en de benodigde sterkte van de dijken in het gebied. Doel van de studie is het inzichtelijk maken van het gehele, complexe watersysteem van het IJsselmeergebied ten behoeve van huidige en toekomstige vraagstukken rondom waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Een belangrijke te beantwoorden vraag is wat de effecten zijn van de verschillende opties in het peilbeheer op de kosten van de benodigde dijkversterkingen. Tijdshorizon is 2050 en verder, mede met het oog op keuzes die dan zullen spelen bij de vervanging van spuicomplexen in de Afsluitdijk. Na de probleemanalyse (2015) zijn in 2016 samenhangende strategieën voor het peilbeheer na 2050 opgesteld en is een methodiek voor de analyse daarvan ontwikkeld. In de laatste fase, die in 2018 wordt afgerond, wordt de methodiek verfijnd en uitgebreid en volgt een nadere analyse van de strategieën.
  • • 
    MIRT-onderzoeken naar de waterveiligheid in de Rijn-Maasdelta: voor de verwachte stijging van de zeespiegel, toenemende extreme rivierafvoeren en sociaaleconomische veranderingen zijn langetermijnstrategieën ontwikkeld voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Daarbij worden de strategieën en maatregelen voor waterveiligheid en sociaaleconomische ontwikkeling in synergie met elkaar en met oog voor ruimtelijke kwaliteit ontwikkeld. Komende jaren wordt met maatregelen en nadere beleidsuitwerking vervolg gegeven aan de gemaakte beleidskeuzes voor dit gebied.
  • • 
    Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie: in de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afgesproken waterveiligheid en klimaatbestendigheid in 2020 integraal mee te gaan wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen, zodat Nederland in 2050 ook daadwerkelijk klimaatbestendig is ingericht. Van 2015 tot en met 2017 zijn vanuit het Deltafonds middelen beschikbaar gesteld voor het Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie om deze transitie te ondersteunen met diverse activiteiten en producten. Hierbij kan gedacht worden aan kennisportaal, het organiseren van themabijeenkomsten, ondersteuning van voorbeeldprojecten, stresstesten en living labs en het faciliteren van kennis- en leernetwerken. In 2017 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden waarin de nadruk om te blijven stimuleren en er een tandje bij te doen zijn onderstreept. Daarom zal ook vanaf 2018 geïnvesteerd worden in stimulering en ondersteuning van de transitie. Het Deltaplan dat opgeleverd is op Prinsjesdag 2017 geeft invulling aan de benodigde activiteiten.
  • • 
    Toetsing Regionale keringen in beheer van het Rijk: Rijkswaterstaat is begonnen met de toetsing van de regionale keringen in beheer van het Rijk. Ook kunstwerken en niet-waterkerende objecten worden getoetst. Verwacht wordt dat de toetsing van deze regionale keringen in 2018 afgerond zal zijn.
  • • 
    Nieuwe normering: de gewijzigde Waterwet is in 2016 met algemene stemmen aangenomen in de Eerste en Tweede Kamer en de wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. Ook de bijhorende regeling voor de beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen, een wijziging van het Waterbesluit en aanpassing van de subsidieregeling voor de versterking van de primaire keringen zijn aangepast en per

1 januari 2017 in werking getreden.

In 2017 zijn de beheerders gestart met de eerste beoordeling van de primaire waterkeringen op basis van de nieuwe waterveiligheidsnor-men, de nieuwe regeling beoordeling veiligheid primaire keringen en onderliggende technische leidraden en software. Om de beheerders te ondersteunen worden de komende jaren nog verbeteringen doorgevoerd in deze instrumenten. Ook worden de voorbereidingen getroffen voor het instrumentarium van 2023, zodat de voorschriften voor de beoordelingsronde die in 2023 start aansluiten op de actuele kennis en de ervaringen die in de nu lopende eerste beoordelingsronde worden opgedaan.

Als uit de beoordeling blijkt dat een primaire kering niet aan de norm voldoet, neemt een beheerder maatregelen. De Minister stelt conform de Waterwet een ontwerpinstrumentarium (OI) beschikbaar die strekt tot aanbeveling bij het ontwerpen van een kering. Vanaf 1 januari 2017 is een actualisatie van het OI 2014 beschikbaar conform de overstro-mingskansbenadering. De komende periode wordt het OI doorontwikkeld op basis van ervaring en nieuwe kennis. In 2018 stelt de Minister een nieuwe versie van het OI ter beschikking.

Daarnaast is gewerkt aan de stroomlijning van de informatie-uitwisseling tussen beheerders en Hoogwaterbeschermingspro-gramma en het Ministerie van IenM. Aangezien sprake is van een geheel vernieuwde wijze van normering worden komende jaren opleidingen en trainingen op het gebied van risicobenadering en het omgaan met overstromingskansen gegeven. Ook is er intensieve ondersteuning via de Helpdesk Water geboden in 2017. Dit wordt in 2018 voortgezet.

  • • 
    Lange termijn ambitie/Kennisprogrammering Waterveiligheid: het Rijk heeft een wettelijke taak (artikel 2.6 Waterwet) om zorg te dragen voor de totstandkoming en verkrijgbaarstelling van technische leidraden voor het ontwerp, het beheer en het onderhoud van de primaire waterkeringen in Nederland.

Hiertoe worden langjarige activiteiten (onderzoek) uitgevoerd om een solide kennisbasis te ontwikkelen. De kennis over waterveiligheid wordt hiermee op het vereiste niveau gehouden, zodat sprake is van actueel, effectief en uitvoerbaar waterveiligheidsbeleid. Dit is de lange termijn ambitie voor waterveiligheid, vormgegeven door de uitvoering van de Kennisagenda Waterveiligheid.

Het programmeren van de kennis voor waterveiligheid, die met input van de waterveiligheidssector tot stand is gekomen, is gebaseerd op de volgende drie pijlers:

o Techniek: hiermee wordt invulling gegeven aan de wettelijke verantwoordelijkheid (artikel 2.5 Waterwet) voor het beschikbaar stellen van een Beoordelingsinstrumentarium (WBI) voor de primaire waterkeringen en het actualiseren van de onderbouwende leidraden (LD) en technische rapporten (TR) (o.a. over faalmecha-nismen als macrostabiliteit, piping en de belasting van de primaire waterkeringen door waterstanden en golven); o Systeem: verantwoordelijkheid voor de kennisbasis over het gedrag van kust- en riviersystemen en uitvoering van EU-verplichtingen, zoals de Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR); o Leefomgeving: omgevingsfactoren die van invloed zijn op de totstandkoming van het waterveiligheidsbeleid, zoals klimaatverandering, ruimtelijke adaptatie en wateroverlast.

Het belang van een structurele reservering is om hiermee de genoemde solide basis te kunnen garanderen vanuit de wettelijke taak en om hiermee zo goed mogelijk aan te sluiten bij de langjarige programmering van andere partijen, zoals NWO/STW en ook NKWK benutten.

In 2017 is een meerjarenprogrammering opgesteld. Hiervoor is € 28 miljoen beschikbaar in de periode 2018-2031. In de programmering van de lange termijn ambitie is een bijdrage van € 3,1 miljoen voor een nieuwe Geocentrifuge opgenomen. Dit bedrag wordt middels een subsidie op artikel 11 van Hoofdstuk XII aan Deltares ter beschikking gesteld.

1.09 Ontvangsten

Ontvangsten waterschapsprojecten

Conform de Spoedwet (Stb. 2011, nr. 302) dragen de waterschappen vanaf 2011 € 81 miljoen per jaar bij aan het HWBP. Deze bijdrage van de waterschappen is conform het regeerakkoord Rutte I en het Bestuursakkoord Water aangevuld tot € 131 miljoen in 2014 en tot € 181 miljoen structureel vanaf 2015 (inclusief project gebonden aandeel, prijspeil 2010). Deze bijdrage wordt geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën. Vanaf 2017 en verder komt dit bedrag jaarlijks uit op ongeveer € 188 miljoen (inclusief project gebonden aandeel).

De middelen van de waterschappen worden eerst ingezet voor de waterschapsprojecten van het HWBP-2 en vervolgens voor de water-schapsprojecten van het HWBP. Het in 2013 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) (Kamerstukken II, 2012-2013, 33 465) is per 1 januari 2014 in werking getreden. De wet regelt dat het Rijk en de waterschappen jaarlijks elk de helft van de bijdrage aan het HWBP gaan betalen.

In bijlage 3 is een nadere toelichting op de financieringsafspraken voor het HWBP opgenomen.

Artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

 Motivering   Op het gebied van zoetwatervoorziening is het beleid gericht op een duurzame zoetwatervoorziening die economisch doelmatig is. De uitvoering is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van tekorten. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en gebruikers. Het Ministerie van IenM werkt samen deze partijen in het Deltaprogramma Zoetwater. De maatregelen die in uitvoering worden genomen staan in het Deltaplan Zoetwater.

In periodes van ernstig watertekort (in droge zomers) wordt water verdeeld op basis van een verdringingsreeks.

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De waterkwaliteit maatregelen in het hoofdwatersysteem die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden op artikel 7 van het deltafonds verantwoord.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal waterbeleid) op de begroting van hoofdstuk XII.

Ambities voor zoetwater

Nederland heeft een unieke ligging in een delta. Water speelt niet alleen een cruciale rol in de leefbaarheid van onze omgeving, het is ook een verbindend element in onze economische positie. Zelfs in droge tijden komen via de Rijn en de Maas nog honderdduizenden liters zoetwater ons land binnen. Dit is een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van landen die deze rivieren niet hebben. Nederland bezit unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee: 8% van de Nederlanders werkt in een sector met afhankelijkheid van water en verdient daar 17,5% van het Nederlands Bruto Nationaal Product mee.

Om de bijdrage van zoetwater aan onze sterke economische positie te behouden en te versterken, in harmonie met de leefomgeving, is het zaak dat er geanticipeerd wordt op toekomstige trends en ontwikkelingen. Nu al zijn er knelpunten en deze nemen toe bij klimaatverandering. De ambitie is om de rol die zoetwater in onze sterke economische positie speelt niet alleen te behouden, maar ook te versterken en ervoor te zorgen dat water blijft bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Rijk, regio en gebruikers nemen samen de verantwoordelijkheid voor een goede zoetwatervoorziening en het voorkomen van tekorten. Het Ministerie van IenM draagt financieel bij aan het uitvoeringsprogramma voor de periode 2015-2021 en investeert in het ontwikkelen van kennis en beleid ten behoeve van besluitvorming over de periode na 2021. IenM levert een belangrijke (financiële en personele) bijdrage aan het Programmabureau Zoetwater ten behoeve van de uitvoering van de Deltabeslissing Zoetwater.

De ambitie is uitgewerkt in vijf nationale zoetwaterdoelen:

  • • 
    Het in stand houden en bevorderen van een gezond en evenwichtig watersysteem.
  • • 
    Het beschermen van de cruciale gebruiksfuncties drinkwater (volksgezondheid), energie, kwetsbare natuur, waterkeringen en het tegengaan van klink en zetting.
  • • 
    Het effectief en zuinig gebruiken van het beschikbare water.
  • • 
    Het bevorderen van de concurrentiepositie van Nederland wat betreft aan water gerelateerde economie.
  • • 
    Het ontwikkelen van waterkennis, -kunde en -innovatie ten behoeve van de zoetwaterdoelen.

Met de Deltabeslissing Zoetwater zijn een adaptieve strategie voor zoetwater en een uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater, beschikbaar gekomen. Het Deltaplan Zoetwater beschrijft de maatregelen die worden genomen in de periode 2015-2021. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Deltaplan en het Nationaal Waterplan 2016-2021.

Van ambities naar uitvoering

Met de deltabeslissing Zoetwater en de daaruit volgende Zoetwaterstra-tegie wordt beoogd een duurzaam en economisch doelmatige zoetwater-voorziening te realiseren. Het Deltaprogramma Zoetwater kent een korte-en langetermijnstrategie. Voor de korte termijn (tot 2028) levert het Deltaprogramma de uitwerking van de waterbeschikbaarheid (voorheen het voorzieningenniveau), een investeringsprogramma waarin maatregelen zijn opgenomen voor het robuuster maken van het watersysteem (nationaal en regionaal) en een kennisagenda voor verdere onderbouwing en ontwikkeling van de adaptieve strategie. Met de waterbeschikbaarheid wordt helderheid gegeven over het risico op tekort aan zoetwater voor gebruikers en de inspanningen en verantwoordelijkheden die de overheid voor de zoetwatervoorziening heeft. De langetermijnstrategie voor zoetwater (na 2028) is gericht op het behouden van beleidsopties en het benutten van meekoppelkansen, gezien de onzekerheid van klimaatont-wikkeling.

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 bevat de elementen van de Deltabeslissing Zoetwater voor het rijksbeleid. Er is een gezamenlijk (Rijk en regio) uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater. Dit Deltaplan gaat in op de inzet (financiële bijdrage) van Rijk en regio voor de korte en lange termijn.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 2 Investeren in zoetwatervoorziening (in € 1.000)

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

45.088

34.184

8.516

28.222

41.472

53.021

523

Uitgaven

33.918

27.432

21.863

33.913

49.672

41.586

458

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.01.01 Verkenning en planuitwerking waterkwantiteit

2.01.02 Realisatieprogramma waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

 

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

31.830

24.777

18.913

30.963

46.122

41.471

458

2.02.01 Verkenningen en planuitwerking zoetwatervoor-ziening

0

9.500

0

0

0

458

458

  • waarvan bijdrage aan agentschap RWS

0

0

0

0

0

0

0

2.02.02 Realisatieprogramma zoetwatervoorziening

31.830

15.277

18.913

30.963

46.122

41.013

0

2.03 Studiekosten

2.088

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

2.03.01 Studie en onderzoekskosten Deltaprogramma

2.088

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

2.03.02 Overige studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

6.716

1

3.041

0

0

0

0

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwater-

             

voorziening

6.716

1

3.041

0

0

0

0

2.09.01 Ontvangsten zoetwater-voorzieningen

6.716

1

3.041

0

0

0

0

2.09.02 Overige aanleg ontvangsten

 Budgetflexibiliteit   Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in

2018 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2018.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdie-pingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2 Investeren in zoetwatervoorziening

27.432

21.863

33.913

49.672

41.586

458

1.833

1.833

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoor-ziening

24.777

18.913

30.963

46.122

41.471

458

1.833

1.833

2.03 Studiekosten

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

0

0

 

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwatervoor- ziening

1

3.041

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017-2031

2 Investeren in zoetwatervoor-ziening

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

0

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoor-ziening

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

0

2.03 Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

0

 

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwatervoor- ziening

0

0

0

0

0

0

0

3.042

2.01 Aanleg waterkwantiteit

 Motivering   Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.01 Aanleg waterkwantiteit

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.02 Overige waterinvesteringen Zoetwatervoorziening

 Motivering   Het betreft projecten die de zoetwatervoorziening bevorderen en de kwaliteit waarborgen. Dit zijn maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van waterschaarste en ook ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van opgaven op het gebied van zoetwatervoorziening.

Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Producten

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma's op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

 

Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma (Budget in € mln.)

 

Budget

 

Planning

Projectomschrijving

Huidig

vorig

PB of TB Openstelling

Projecten Nationaal

EPK Planuitwerking en verkenningen Zoetwatervoorzieningen

12

15

 

Projecten Zuid-Holland

Roode Vaart

10

10

 
 

Totaal programma planuitwerking en verkenning

22

   

Begroting DF 02.02.01

22

   

Toelichting:

Roode Vaart: in 2017 is de gemeente Moerdijk gestart met de uitvoering van het project Roode Vaart. Via het gemeentefonds wordt de bijdrage van € 9,5 miljoen voor het project Roode Vaart beschikbaar gesteld.

Vanuit de planuitwerking en verkenningen is bijna € 3 miljoen overgeheveld artikel 11 van HXII voor met name het programma Lumbricus op HXII.

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2016-2031 weergegeven voor aanleg onderzoek, planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2031.

Realisatieprogramma Zoetwatervoorziening

 
 

Oplevering

vorig

   

CM

O

CM

   

00

o

CM

o

CM

O

CM

       
 

huidig

   

CM

O

CM

   

00

o

CM

CM

CM

O

CM

CM

O

CM

       
 

Budget in € mjn.

later

   

O

   

O

O

   

O

O

 

CM

CM

O

CM

   

O

   

O

O

   

o

O

   

CM

O

CM

   

00

co

   

o

CO

       
   

O

CM

O

CM

   

40

   

o

CD

   

46

46

   

2019

   

25

   

o

CD

-

 

32

32

   

00

o

CM

   

O

   

03

O

i

 

00

00

   

2017

   

r--

   

r--

-

   

LD

LD

s

E

OP

c

a>

D)

¦ü

3

CO

re

E

E

re

03

03

£

CD

O

CM

E

   

co

   

09

-

   

64

 
 

vorig

   

00

CO

   

76

r--

   

231

 
 

huidig

   

123

   

76

r--

   

216

 

U)

0

k.

a

05

"¦P

re

"rë

a>

k.

£

o

'N

k.

a>

>

0

<D

'o

k.

Q_

 

Projectomschrijving

Projecten

Nationaal

Zoetwatermaatregelen

Projecten

Zuidwest-Nederland

Besluit Beheer Haringvliet-sluizen

Ecologische Maatr.

Markermeer

afrondingen

Programma

Realisatie

Begroting (DF 02.02.02)

Toelichting:

  • Besluit Beheer Haringvlietsluizen: de werkzaamheden liggen op schema, zodat de Haringvlietsluizen in 2018 op «een Kier» gezet kunnen worden.
  • Ecologische Maatregelen Markermeer (EMM, voorheen project Luwtemaatregelen Hoornse Hop): een van de maatregelen om in het Markermeer-IJmeer een toekomstbestendig ecologisch systeem te creëren was de Luwtemaatregel Hoornse hop. Deze maatregel moest ertoe leiden dat de vertroebeling van het water in de Hoornse Hop afneemt. In 2016 bleek het effect van de maatregel veel beperkter dan eerder berekend. Na overleg met de andere financiers en betrokken overheden is het project gestopt en is een verkenning gestart naar maatregelen die meer bijdragen aan de gewenste ecologische verbetering van het Markermeer. Een deel van het projectbudget (afkomstig van het KRW-programma) is losgekoppeld, zodat de KRW-doelstellingen voor 2021 behaald kunnen worden. De «Verkenning ecologische maatregel Markermeer» wordt eind 2017 afgerond. In het BO MIRT 2016 hebben Rijk en provincies afgesproken om bij de besluitvorming over de uitkomst van de verkenning de inzet van de oorspronkelijk voor Hoornse Hop gereserveerde middelen te heroverwegen.
  • Zoetwatermaatregelen van nationaal belang: deze maatregelen hebben als doel huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Onderdeel van dit budget zijn (incidentele) subsidies en uitkeringen aan andere overheden. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in regel 2.02.02 realisatieprogramma zoetwatervoorziening een bedrag van € 52,6 miljoen aan subsidieverplichtingen opgenomen voor de periode 2015-2021. De bedragen hebben betrekking op de verlening van subsidies aan de volgende waterschappen: Stichtse Rijnlanden, Hollandsche Delta, Brabantse Delta, Delfland en Rivierenland.

Deze maatregelen hebben als doel de huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening(en) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

IenM boekt in de periode 2015-2021 ook een bedrag van in totaal € 63,5 miljoen over naar het Provinciefonds voor het nemen van zoetwatermaatregelen. Deze middelen dragen ook bij aan het verminderen van huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening en aan het opvangen van mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Deze zoetwatermaatregelen van nationaal belang zijn opgenomen in het Deltaplan Zoetwater, onderdeel van het Deltaprogramma.

Een aantal zoetwatermaatregelen van nationaal belang worden door het Rijk uitgevoerd. Voor de programmering van deze maatregelen is ten behoeve van zoetwatermaatregelen van Rijkswaterstaat € 17,3 miljoen toegevoegd vanuit artikelonderdeel 5.03, investeringsruimte.

2.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltapro-gramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Op dit onderdeel van de begroting staan de studie- en onderzoekskosten ten behoeve van het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) die betrekking hebben op zoetwatervoorziening. Het Deltaprogramma is een programma om Nederland nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken verschillende overheden en andere organisaties samen. De plannen komen tot stand onder leiding van de regeringscommissaris voor het Deltaprogramma: de Deltacommissaris. Het Deltaprogramma heeft in

2014    voorstellen voor deltabeslissingen uitgebracht. Het kabinet heeft deze beleidsmatig verankerd in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Deltabeslissingen zijn hoofdkeuzen voor de aanpak van waterveiligheid en zoetwatervoorziening in Nederland. Zij geven richting aan de maatregelen die Nederland hiervoor inzet, op korte en op lange termijn. Per 1 januari

2015    is de organisatie van het Deltaprogramma veranderd. In de organisatie vanaf 2015 worden zeven gebieden (Rijnmond-Drechtsteden, Zuidwestelijke Delta, IJsselmeergebied, Rivieren Rijn, Rivieren Maas, Kust en Waddengebied) en drie generieke thema's (Veiligheid, Zoetwater en Ruimtelijke Adaptatie) onderscheiden. Verder wordt onderzoek gedaan naar:

  • • 
    Zoetwatervoorziening: het zorgen voor de benodigde kennis om de adaptatiepaden zoals beschreven in het Deltaprogramma voor zoetwater verder te onderbouwen en te ontwikkelen ten behoeve van een strategie voor de beschikbaarheid van zoetwater vanwege klimaatverandering en de ontwikkeling in de zoetwatervraag.
  • • 
    IJsselmeergebied: vanwege klimaatverandering en daarmee samenhangende vraagstukken van waterveiligheid en veranderende zoetwatervraag, is een flexibeler peilbeheer nodig en wordt gestreefd naar een meer flexibele inrichting van het watersysteem. Daartoe wordt een nieuw peilbesluit opgesteld (2015-2018). Friesland werkt aan de verdere vormgeving en uitvoering van een adaptief werkprogramma waarin het gaat om het koppelen van maatregelen om de Friese IJsselmeerkust robuuster/klimaatbestendiger te maken en maatregelen ter realisatie van de provinciale visie op de toekomst van de Friese IJsselmeerkust.

Omschrijving van de samenhang in Op dit artikel worden de producten op het gebied van instandhouding  het beleid   verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Doel hierbij is het duurzaam op orde houden van het watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, zodat Nederland droge voeten heeft.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid en beleidsartikel 12 Waterkwaliteit op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 3 Beheer, onderhoud en vervanging (in € 1.000)

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

187.652

146.052

163.977

153.461

111.175

130.069

195.520

Uitgaven

210.854

189.653

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

3.01 Watermanagement

7.047

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

3.01.01 Watermanagement

7.047

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

  • - 
    waarvan bijdrage aan agent-
             

schap RWS

7.047

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

203.807

182.541

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

3.02.01 Waterveiligheid

145.706

110.083

122.834

120.725

78.504

97.993

99.939

  • - 
    waarvan bijdrage aan agentschap RWS

145.706

110.083

122.834

120.725

78.504

97.993

99.939

3.02.02 Zoetwatervoorziening

20.900

15.731

21.093

20.995

22.176

17.644

17.531

  • - 
    waarvan bijdrage aan agentschap RWS

20.900

15.731

21.093

20.995

22.176

17.644

17.531

3.02.03 Vervanging

37.201

56.727

37.727

29.345

3.812

101

65.980

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

3.09.01 Ontvangsten

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

3 Beheer, onderhoud en vervanging

189.653

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

208.004

215.685

3.01 Watermanagement

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

7.083

7.108

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

182.541

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

200.921

208.577

 

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

 

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017-2031

3 Beheer, onderhoud en vervanging

279.889

224.898

240.747

230.591

230.591

230.591

230.591

3.073.082

3.01 Watermanagement

7.108

7.108

7.308

6.908

6.908

6.908

6.908

105.900

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

272.781

217.790

233.439

223.683

223.683

223.683

223.683

2.967.182

 

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

3.01 Watermanagement

 Motivering   Met Watermanagement streeft lenM naar:

  • • 
    Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening;
  • • 
    Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoogwater als laagwater;
  • • 
    Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit, dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker.

 Producten   Binnen het watermanagement worden de volgende activiteiten uitge voerd:

  • • 
    Monitoring waterstanden, waterkwaliteit en informatievoorziening;
  • • 
    Crisisbeheersing en -preventie;
  • • 
    Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;
  • • 
    Het nakomen van bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere in waterakkoorden);
  • • 
    Regulering waterverdeling (operationele modellen actualiseren en toepassen, bediening (stormvloed)keringen, stuwen, gemalen en spuien).

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

De doelstellingen voor het waterkwaliteitsbeheer van de rijkswateren zijn:

  • • 
    Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;
  • • 
    Het kunnen beschikken over voldoende water in de Rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties.

Daarnaast is zorg gedragen voor een adequate informatievoorziening over de reguliere waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit houdt de vergaring en beschikbaarstelling in van interne en externe informatie over het watersysteem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (waaronder scheepvaart, drinkwaterbedrijven, zwemwaterkwaliteit/provincies en recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater, naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming.

Meetbare gegevens

 

Omvang areaal (budget x € 1.000)

Areaal-    Omvang eenheid

   

Budget 2018

2016

2017

2018

 

Watermanagement    km2 water    90.312

90.313

90.313

7.111

Toelichting

Voor 2018 zijn geen veranderingen voorzien.

Indicatoren Watermanagement

Indicator

Realisatie

2016

Streefwaarde

2017

Streefwaarde

2018

RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen. (1)

95%

95%

95%

Tot en met 2017:

  • • 
    Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

100%

90%

-

  • • 
    De spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend

99,8%

100%

-

Vanaf 2018:

  • • 
    Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde rijkswateren (2)

-

-

100%

Toelichting

De indicatoren voor de uitvoering van de RWS-taken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het leveren van snelle en betrouwbare informatie en op het handhaven van de afgesproken peilen.

Ad 1.

Deze indicator, betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, laagwater, ijsgang of calami-teuze lozingen. RWS verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, laagwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen.

Ad 2.

In het kader van de nieuwe meerjarige prestatieafspraken (2018-2021) tussen de directoraten-generaal en Rijkswaterstaat over het Beheer en Onderhoud, is gekozen voor een nieuwe indicator die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen voor de waterhuishouding van het Hoofdwatersysteem. De oude indicatoren «Beschikbaarheid Streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet» en «Spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend» zijn vervangen door een indicator «Waterhuishouding op orde». Hierbij wordt gemonitord op alle peilgereguleerde rijkswateren en in alle jaargetijden. Naast het reguliere peilbeheer toont deze indicator ook in hoeverre wateroverlast en -tekorten met de infrastructuur voorkomen kunnen worden en de verzilting bestreden wordt.

De nieuwe indicator toont in hoeverre de «Waterhuishouding op orde» is, door de functievervulling van de vier onderliggende hoofdwatersysteem-functies te meten:

  • • 
    Peilhandhaving Kanalen en Meren
  • • 
    Hoogwaterbeheersing Kanalen
  • • 
    Wateraanvoer bij droogte
  • • 
    Zoutindringing tegengaan

De streefwaarde voor deze nieuwe Indicator («Waterhuishouding op orde») is gesteld op 100%. De functievervulling van de vier onderliggende deelfuncties wordt op basis van de prestatieafspraken gewogen per watersysteem (netwerkschakel) meegenomen in de berekening van de totaalscore. De totaal-PIN scoort lager dan 100% zodra overlast ontstaat door het onvoldoende realiseren van afspraken die zijn vastgelegd in Waterakkoorden en Peilbesluiten.

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

 Motivering   Het beheer en onderhoud omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. Het is gericht op het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening wordt vervuld.

 Producten   Het beheer en onderhoud omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

3.02.01 Waterveiligheid

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2001).
  • Beheer en onderhoud (BenO) Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet).
  • Beheer en Onderhoud uiterwaarden.

RWS heeft de wettelijke zorg voor de primaire waterkeringen en de stormvloedkeringen, die in beheer zijn bij het Rijk, en voor de handhaving van de basiskustlijn (het Nationaal Waterplan 2016-2021). De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats. Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Het weergegeven areaal betreft alleen het areaal dat in beheer is bij RWS.

ad 1. Kustlijnhandhaving

Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu tekort aan zand mede als gevolg van de zeespiegelstijging. Vanaf 2001 wordt ook extra zand in het kustfundament gesuppleerd om de zandverliezen dit tekort (deels) te compenseren. Daarnaast zijn lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden van belang, om structurele kusterosie te bestrijden.

ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen

  •  
    Rijkswaterkeringen

RWS beheert en onderhoudt 180 kilometer primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud uitgevoerd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.

Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Het gaat met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid-Holland. In 2011 is de derde landelijke toetsing van primaire waterkeringen afgerond. Keringen die bij deze inspectie zijn afgekeurd worden meegenomen in het kader van het HWBP Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt RWS ook 652 kilometer niet-primaire waterkeringen (dijken en duinen) meestal aangeduid als regionale keringen. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. De normen voor deze regionale keringen in beheer bij het Rijk zijn in 2015 door de Minister vastgesteld na afstemming met de provincies.

  • • 
    Stormvloedkeringen

Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn ook primaire waterkeringen die vallen onder de Waterwet. Het Rijk heeft sinds 2014 vijf stormvloedkeringen in beheer: de Ooster-scheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandse IJssel-kering en de Ramspolkering. In 2018 krijgen de Haringvlietsluizen tevens de status van Stormvloedkering, waarmee het aantal op zes uitkomt.

Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van schuiven en overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden periodiek inspecties uitgevoerd.

ad 3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden Het Rijk beheert 5.684 hectare aan uiterwaarden. Het beheer en onderhoud is gericht op het op orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren. Dit betreft een reguliere beheer en onderhoud taak die losstaat van de inhaalslag Stroomlijn die verantwoord wordt op artikelonderdeel 3.02.03 Vervanging. Na uitvoering vallen deze uiterwaarden weer onder het regulier beheer en onderhoud.

3.02.02 Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling volgens de vigerende regelgeving en waterak-koorden kunnen worden vervuld. De beoogde functies voor waterverdeling zijn opgenomen in het Beheer- en Ontwikkelsplan voor de Rijkswateren (BPRW). Dit betreft onder meer het beheer en onderhoud voor:

  • 1. 
    Waterverdeling en peilbeheer;
  • 2. 
    Stuwende en spuiende kunstwerken;
  • 3. 
    Natuurvriendelijke oevers, implementatie Kaderrichtlijn Water (KRW), implementatie Waterwet en Natura 2000.

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk «Anders omgaan met water; Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en de maatregelen in het kader van Natura-2000. Natura-2000 streeft naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken. Uitgaven voor de KRW in het hoofdwatersysteem worden verantwoord op artikel 7 Waterkwaliteit.

Binnen het Deltaprogramma Zoetwater worden de functies voor waterverdeling onder de loep genomen via de uitwerking van het instrument waterbeschikbaarheid. De functies voor waterverdeling en de daaraan gekoppelde activiteiten worden in beeld gebracht en waar mogelijk geoptimaliseerd. Waar relevant zullen resultaten hiervan hun doorwerking krijgen in volgende begrotingen. Het generen van indicatoren om de waterbeschikbaarheid voor de gebruiksfuncties inzichtelijk te maken is onderdeel van het plan van aanpak voor uitwerking van de waterbeschik-baarheid.

Meetbare gegevens

Beheer en Onderhoud

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor kunstwerken, dijken, dammen, duinen, stormvloedkeringen, kustfundament en oevers. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

1%

  • Dijken, dammen, duinen, uiterwaarden    ? Stormvloedkeringen
  • Kustfundament    ? Kunstwerken HWS    ? Oevers HWS

Waterveiligheid (budget x € 1 mln.)

 

Omvang Areaal

Eenheid

Omvang

2016

Omvang

2017

Omvang

2018

Budget 2018

Kustlijn

km

293

293

293

41

Stormvloedkeringen

stuks

5

5

6

45

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

       

37

  • Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

180

180

180

 
  • - 
    Niet-primaire waterkeringen/duinen

km

652

652

652

 
  • - 
    uiterwaarden in beheer Rijk

ha

5.684

5.677

5.677

 

Totaal    123

Toelichting

  • • 
    In 2018 treedt het «Kierbesluit» in werking. Daarmee krijgen de Haringvlietsluizen, naast de spuifunctie, ook een status als Stormvloedkering. Daarmee komt het aantal Stormvloedkeringen in 2018 op zes uit.
  • • 
    De omvang van de uiterwaarden in beheer van het Rijk neemt in 2017 met circa 7 hectare af als gevolg van Ruimte voor de Rivier projecten waarbij uiterwaarden plaatsmaken voor extra waterbergingen.

Meetbare gegevens

Beheer en Onderhoud

 

Indicatoren BenO Waterveiligheid

Indicator

Realisatie

Streefwaarde

Streefwaarde

 

2016

2017

2018

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn).

92%

90%

90%

De zes stormvloedkeringen zijn tijdens het stormseizoen steeds beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet. De Indicator is het percentage van het aantal stormvloedkeringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis of het beschermingsniveau.

60 %

100%

100%

Toelichting

  • • 
    De eerste indicator geeft aan of de basiskustlijn niet verder landinwaarts is verschoven dan in 1990 is afgesproken (en in 2001 is herijkt). Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan, en worden door middel van het programma voor kustsuppletie gecorrigeerd.
  • • 
    De tweede indicator is erop gericht dat de zes stormvloedkeringen te allen tijde (in het stormseizoen) voldoen aan de afgesproken eis voor de faalkans (faalkanseis). Deze eisen gaan over de kans dat de kering bij een sluitvraag niet gesloten kan worden. De kansen worden uitgedrukt in aantal sluitvragen: bij hoeveel sluitvragen mag een kering één keer falen.
 

Faalkans van de zes stormvloedkeringen in beheer bij Rijkswaterstaat

Stormvloedkeringen

Faal- of overschrijdings-kans

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Norm waterwet1

Maeslantkering (1)

faalkans bij sluiten

1:100

1:100

1:100

Harte kering (2)

faalkans bij sluiten

1:19

1:10

1:10

Hollandsche IJsselkering

faalkans bij sluiten

1:47

1:188

1:200

Ramspolkering (3)

faalkans bij sluiten

zie toelichting

1:100

1:100

Oosterscheldekering

Beschermingsniveau in jaren

1:4.000

1:10.000

1:10.000

Haringvlietsluizen (4)

Beschermingsniveau in jaren

zie toelichting

1:1000

1:1000

1 Moet uiterlijk 2050 zijn gerealiseerd

Toelichting

De faalkanseisen voor de stormvloedkeringen worden op basis van de normering van de achterliggende waterkeringen vastgesteld. Bepalend daarvoor zijn de beschermingsniveaus van de achterliggende dijkringen, ook wel aangeduid als het «achterland». Gegeven de veiligheidseis aan het achterland, en de hoogte en sterkte van de waterkerende objecten die het achterland beschermen kan afgeleid worden welke aanvullende veiligheid, in termen van waterstandsverlaging, de keringen moeten borgen. Deze waterhuishoudkundige samenhang resulteert uiteindelijk in verschillende faalkanseisen per kering.

  • Voor stormvloedkeringen met maximaal twee kerende deuren of balgen, kan het effect op de waterveiligheid van het achterland direct worden doorvertaald naar de prestatie-eis. Dit geldt voor de Ramspol kering, de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandsche

IJsselkering. De Maeslantkering mag bijvoorbeeld bij honderd sluitvragen één keer falen (1 : 100).

  • De methodiek van faalkansberekening is bij de Oosterscheldekering en Haringvlietsluizen afwijkend van de andere stormvloedkeringen vanwege de constructie met 62 schuiven. Bij deze keringen is het van belang dat de combinatie wordt gemaakt van de verschillende faalscenario's (partieel falen) en het gecombineerde effect daarvan op de waterveiligheid van het achterland. De kans wordt uitgedrukt in jaren (Bijvoorbeeld 1 : 10.000 jaar).

Per 1 januari 2017 is in het kader van de nieuwe Waterwet de nieuwe veiligheidsnormering ingevoerd. Deze normering gaat uit van een overstromingsrisico-benadering, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de kans op een overstroming, maar ook naar de gevolgen ervan. Met deze nieuwe normering krijgt iedereen in Nederland dezelfde bescherming («basisbescherming») tegen overstromingen. Dit moet uiterlijk 2050 zijn gerealiseerd.

In 2017 besluit DGRW welke faalkanseisen voor de Hollandse IJsselkering, Oosterscheldekering en Ramspol in de periode 2018-2021 zullen worden gehanteerd.

Ad 1

Bij de Maeslantkering is in 2014 duidelijk geworden dat de betrouwbaarheid van de besturingssoftware, die in 2013 is vervangen, niet kwantitatief kan worden aangetoond. Aanpassingen van de software zijn naar verwachting pas in 2017 operationeel. Dit leidt er toe dat de actuele faalkans niet kwantitatief kan worden vastgesteld. In verband met eventuele storingen van het besturingssysteem zijn extra beheermaatre-gelen genomen om bij falen in te kunnen grijpen. Tevens is het onderhoud op voldoende niveau. Het oordeel van RWS is dat de Maeslantkering veilig is. Om deze reden blijft de streefwaarde in de begroting gehandhaafd.

Ad 2

Het faalkansniveau van de Hartelkering, is voor 2018 aangepast aan de wijzigingen in de Waterwet per 1 januari 2017.

Ad 3

Het destijds Waterschap Groot Salland (nu Waterschap Drents Overijsselse Delta) heeft in 2014 de Ramspolkering overgedragen aan RWS. De faalkanseis van 1:100 is nu wettelijk vastgelegd in het nieuwe Beoorde-lings Instrumentarium (WBI2017), conform de Waterwet. Dat geldt overigens ook andere stormvloedkeringen waarvoor per 1 januari 2017 het WBI2017 van kracht is. Dit houdt in dat alle waterkeringen opnieuw beoordeeld moeten worden op de kans op overstromen én de gevolgen van de overstroming. Versterkingen en verbeteringen die buiten het reguliere beheer en onderhoud vallen en nodig zijn om aan nieuwe faalkanseisen te kunnen voldoen worden opgepakt in het Hoogwaterbe-schermingsprogramma (HWBP).

Ad 4

In 2018 treedt het «Kierbesluit» in werking. Daarmee krijgen de Haringvlietsluizen, naast de spuifunctie, ook een status als Stormvloedkering. Rijkswaterstaat borgt de consistentie tussen de faaldefinities van de Oosterscheldekering en de Haringvlietsluizen.

Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de basiskustlijn is overschreden.

30

c

0)

u>

c

20

Ü

w

ï-

0)

>

o

I

10 m

 

¦ Vooroeversuppleties

  • Strandsuppleties

—?— BK-overschrijdingen

  • Strandsuppleties prognose 2017

¦ Vooroeversuppleties prognose 2017

  • 10% norm overschrijdingen

Toelichting

Het aantal raaien waarin de basiskustlijn wordt overschreden mag maximaal 15% zijn; het streven is om het aantal overschrijdingen onder 10% te houden. De geel/blauwe balken in bovenstaande figuur geven de over de afgelopen jaren gerealiseerde suppleties weer.

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven, wordt een zandsuppletieprogramma opgesteld en worden meerjarige contracten afgesloten. Het suppletieprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van de laatste kustmetingen. De inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang de specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd, is vanaf 2012 een nieuwe marktbenadering gekozen met meerjarige contracten. Binnen het contract hebben de aannemers de vrijheid om de suppletiewerkzaam-heden over meerdere jaren te spreiden

 

Prognose kustsuppleties

 

Prognose in mln. m3

Prognose in mln. m3

 

2012-2015 (incl. uitloop 2016/17)

2016-2019 (incl. uitloop 2020)

Handhaven basiskustlijn en kustfundament

48

28

Toelichting

Het suppletievolume over de periode 2012-2015 bedroeg 48 miljoen m3 (met uitloop tot 2017). Voor de periode 2016-2019 (met uitloop naar 2020) blijkt dat er minder zand nodig is om de kust in stand te houden dan voorheen. Dit komt onder andere doordat het recent gesuppleerde zand langer blijft liggen dan verwacht (effectievere suppleties). Ook speelt de grote hoeveelheid zand die de laatste jaren extra in het kustsysteem is aangebracht een rol (o.a. Zandmotor en zandige versterkingen die gezamenlijk circa 35 miljoen m3 bedragen).

Het suppletieprogramma 2016-2019 wordt jaarlijks geactualiseerd. Vanwege de voornoemde tijdelijke lagere zandbehoefte, zal Rijkswaterstaat naar verwachting ongeveer 28 miljoen m3 suppleren in de periode 2016-2019 (gemiddeld 7 miljoen m3 per jaar).

 

Zoetwatervoorziening (budget x 1 € mln.)

Areaal Zoetwatervoorziening

Eenheid

Omvang 2018

Budget 2018

Binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen)1

km2

3.050

 

Aantal kunstwerken

stuks

105

 

Totaal

   

21

1 Het areaal binnenwateren omvat alle door RWS beheerde wateren (onder meer rivieren, kanalen en IJsselmeer), exclusief de Noordzee, water in Caribisch Nederland, de Waddenzee en de Westerschelde.

Toelichting

  • • 
    In 2018 zal met de effectuering van het Kier-besluit voor de Haringvliet-sluizen de 17 spuisluizen in de Haringvlietsluizen van functie overgaan naar een stormvloedkering. Daarmee zal het aantal kunstwerken (spui-, uitwateringskolken, stuwen en gemalen) afnemen van 122 (2017) naar 105.

3.02.03 Vervanging

 Motivering   Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden.

 Producten   De waterveiligheid en beschikbaarheid moet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en met name ook vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk zal toenemen. De projecten zijn opgenomen in het MIRT Overzicht4.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Meetbare gegevens

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige begrotingsperiode is opgenomen, is bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de stuwen Nederrijn/Lek.

 

Water

Project

Gereed

Nederrijn /Lek

Renovatie stuwensemble in Nederrijn en Lek

2021

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Waterwet voorziet in een zogenoemde experimenteerbepaling die het mogelijk maakt om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu of economische ontwikkeling. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening en dat er sprake is van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 4 Experimenteren cf art. III Deltawet (in € 1.000)

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

0

16.404

669.330

12.758

19.580

16.536

12.915

Uitgaven

0

7.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

4.01 Experimenteerprojecten

0

3.000

0

0

0

0

0

4.01.01 Experimenteerprojecten

0

3.000

0

0

0

0

0

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

0

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

4.02.01 Geintegreerde contractvormen/PPS

0

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

4.09 Ontvangsten Experimenteer-artikel

0

0

0

0

0

0

0

4.09.01 Ontvangsten Experimen-teerartikel

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau.

Bedragen x € 1.000

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

4 Experimenteren cf art. III Deltawet

7.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

4.01 Experimenteerprojecten

3.000

0

0

0

0

0

0

0

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

 

4.09 Ontvangsten Experimenteerar-tikel

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017-2031

4 Experimenteren cf art. III Deltawet

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

918.246

4.01 Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

3.000

4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

915.246

 

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel

0

0

0

0

0

0

0

0

4.01 Experimenteerprojecten

Motivering

Producten

Motivering

Producten

Het experimenteerartikel staat ten dienste van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma en biedt de mogelijkheid tot integrale bekostiging.

Eerste fase Marker Wadden: in 2016 is € 3,0 miljoen toegezegd als extra bijdrage vanuit IenM aan de voltooiing van eerste fase Marker Wadden. De Kamer is hierover geïnformeerd (Vergaderjaar 2019-2017, Kamerstuk 33 576-94).

4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Bij infrastructuurprojecten waarbij sprake is van publiek-private samenwerking (PPS) bestaat de betaling uit een geïntegreerd bedrag voor aanleg, onderhoud én financiering gedurende een langdurige periode. De meest toegepaste vorm is DBFM (Design, Build, Financeand Maintain) waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. Deze contractvorm garandeert een efficiënte en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar systeem te realiseren.

In de brief van 14 juni 2011 (Kamerstukken II, 2010-2011, 32 500 A, nr. 83; Prioritering Investeringen Mobiliteit en Water) is een lijst van in totaal 32 potentiële DBFM-projecten opgenomen. Aangezien op dit moment nog geen geïntegreerd project bij het hoofdwatersysteem in uitvoering is, worden er op dit artikel (nog) geen uitgaven verantwoord. Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. De aanbesteding wordt in 2018 afgerond.

Projectoverzicht Geïntegreerde contractvormen/PPS (Budget in € mln.)

 

Eind contract

     

2047

       

Oplevering

huidig    vorig

   

CNJ

CNJ

O

CNJ

       

Budget in € mjn.

CD

_03

   

03

   

03

03

CNJ

CNJ

O

CNJ

   

LD

   

LO

LO

 

CNJ

O

CNJ

   

r--

CN1

   

1^

CNJ

1^

CNJ

 

O

CNJ

O

CNJ

   

00

CNJ

   

00

CNJ

oo

CNJ

 

03

O

CNJ

   

1^

CNJ

   

r--

CNJ

1^

CNJ

 

00

o

CNJ

   

00

   

00

00

 

r--

o

CNJ

   

LO

   

LO

LO

03

03

£

CD

o

CNJ

£

   

o

   

o

o

 

vorig

   

o

       
 

huidig

   

LO

03

   

LO

03

 
 

Projectom schrijving

Projecten

Noordwest-

Nederland

Afsluitdijk

 

Programma

Realisatie

Begroting (DF 04.02.01)

Omschrijving van de samenhang in Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Staf deltacom- het beleid   missaris geraamd alsmede de investeringsruimte, de overige netwerkge bonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommis-saris die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit dit Deltafonds zijn toe te wijzen.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art .

5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven (in € 1.000)

   
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

295.552

298.577

304.729

299.612

296.350

287.919

273.006

Uitgaven

295.574

298.661

304.609

299.492

296.230

287.799

273.006

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

5.01 Apparaat

222.368

226.673

230.529

225.771

223.015

219.791

210.625

5.01.01 Staf Deltacommissaris

1.655

2.174

1.790

1.790

1.790

1.790

1.790

5.01.02 Apparaatskosten RWS

220.713

224.499

228.739

223.981

221.225

218.001

208.835

  • waarvan bijdrage aan agentschap RWS

220.713

224.499

228.739

223.981

221.225

218.001

208.835

 

5.02 Overige uitgaven

73.206

62.911

64.200

63.841

63.835

62.198

62.381

5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven

72.214

61.266

62.197

61.838

61.845

62.161

62.344

  • - 
    waarvan bijdrage aan agentschap RWS

72.214

61.266

62.197

61.838

61.845

62.161

62.344

5.02.02 Programma-uitgaven DC

992

1.645

2.003

2.003

1.990

37

37

5.02.03 Overige uitgaven

 

5.03 Investeringsruimte

0

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

5.03.01 Programmarruimte

0

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

5.03.02 Beleidsruimte

0

0

0

0

0

0

0

 

5.04 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

05.04.01 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

59.384

127.032

0

0

0

0

0

5.09 Netwerkgebonden kosten en

             

overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

5.09.01 Overige ontvangsten

05.10 Saldo afgesloten

             

rekeningen

59.384

127.032

0

0

0

0

0

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

5 Netwerkge-bonden kosten en overige uitgaven

298.661

304.609

299.492

296.230

287.799

273.006

273.444

387.404

5.01 Apparaat

226.673

230.529

225.771

223.015

219.791

210.625

211.038

213.930

5.02 Overige

uitgaven

62.911

64.200

63.841

63.835

62.198

62.381

62.406

62.684

5.03 Investerings-

ruimte

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

0

0

5.04 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

110.790

5.09 Netwerkge-bonden kosten en overige ontvangsten    127.032    0    0    0    0    0    0    0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017-2031

5 Netwerkge-bonden kosten en overige uitgaven

294.829

500.161

378.679

509.275

535.632

653.484

693.920

5.986.625

5.01 Apparaat

215.792

220.328

220.327

220.351

220.351

220.351

220.351

3.299.223

5.02 Overige uitgaven

62.827

62.823

64.280

60.949

60.648

60.648

60.648

937.279

5.03 Investeringsruimte

0

114.010

94.072

227.975

254.633

372.485

412.921

1.520.123

5.04 Reserveringen

16.210

103.000

0

0

0

0

0

230.000

 

5.09 Netwerkge-bonden kosten en overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

127.032

5.01 Apparaat

 Motivering   In uitzondering op de systematiek van «Verantwoord Begroten» worden op deze begroting ook de apparaatskosten van de Staf deltacommissaris en RWS gepresenteerd.

 Producten   Staf Deltacommissaris

Overeenkomstig de Deltawet heeft de Deltacommissaris een eigen staf ter ondersteuning van zijn taken en een toereikend budget voor de hem toebedeelde taken. Op dit artikel worden personele en materiële kosten gepresenteerd, die nodig zijn om de ondersteunende taken van de Staf Deltacommissaris te kunnen uitvoeren.

Apparaatskosten Rijkswaterstaat

Dit betreft de apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) voor de programma's Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, HWBP-2, HWBP ,overige aanlegprojecten, verkenningen en planuitwerkingen, watermanagement, Beheer en Onderhoud en de uitvoering van landelijke taken en inhuur.

5.02 Overige Uitgaven

 Producten   Overige netwerkgebonden uitgaven

Onder overige kosten zijn de externe kosten verantwoord die niet direct toewijsbaar zijn aan de producten van het Infrastructuurfonds en Deltafonds. Hiertoe behoren externe kosten voor de landelijke taken basisinformatie, sectorspecifieke ICT, kennisontwikkeling & innovatie, watermanagement, beheer en onderhoud en overige.

Programmauitgaven Deltaprogramma

Deze uitgaven worden gedaan voor het Deltaprogramma en de hoofdtaken van de deltacommissaris. Dit betreffen vooral programma-uitgaven voor:

  • • 
    kennis- en strategieontwikkeling;
  • • 
    monitoring en evaluatie in het kader van het bewaken van de voortgang en samenhang van de uitvoering van het Deltaprogramma (systematiek meten, weten, weten en handelen);
  • • 
    de totstandkoming en het bevorderen van de uitvoering van het jaarlijkse Deltaprogramma;
  • • 
    het betrekken en informeren van belanghebbenden en publiek (communicatie en Deltacongres).

5.03 Investeringsruimte

Op dit artikel wordt de voor het Deltafonds beschikbare investeringsruimte tot en met 2031 verantwoord. Een deel van deze investeringsruimte wordt volledig vrij beschikbaar gehouden voor toekomstige kabinetten. Deze ruimte wordt aangemerkt als beleidsruimte. Ruimte die beschikbaar is voor het kabinet wordt aangeduid als programmaruimte.

Het kabinet heeft besloten tot een jaarlijkse verlenging van de investe-ringsfondsen. In deze begroting betekent dit een verlenging tot en met 2031. Na aftrek van de doorlopende verplichtingen (beheer, onderhoud en vervanging, netwerkkosten RWS en bijdrage HWBP) betekent dit een toevoeging van € 413 miljoen aan investeringsruimte in 2031. Na de verlenging van het Deltafonds en de onderstaande budgettaire aanpassingen bedraagt de generieke investeringsruimte € 1.520 miljoen.

Deze generieke investeringsruimte is beschikbaar voor het nieuwe Kabinet voor de prioritaire beleidsopgaven van water. De uitwerking van het Deltaprogramma is in volle gang. Gedurende de lopende trajecten, zoals de beoordeling op basis van de nieuwe waterveiligheidsnormen, de verkenning van de lange termijn ambitie rivierverruiming, het Deltaplan zoetwater en de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater, zullen de komende jaren deze investeringsmiddelen op adaptieve wijze nader worden geprogrammeerd.

In de programmaruimte van € 806 miljoen zijn risicoreserveringen opgenomen van in totaal circa € 380 miljoen.

5.04 Reserveringen

In het verleden werden in de investeringsruimte reserveringen getroffen voor risico's en nieuwe beleidsvoornemens. Om beter inzicht te geven in de aard van de reserveringen is het nieuwe artikelonderdeel 5.04 Reserveringen gecreëerd. Hierop worden budgetten geraamd voor toekomstige opgaven, maar waarover nog geen startbeslissing is genomen. Op dit moment zijn de volgende posten gereserveerd:

  • • 
    Om de regionale keringen in beheer bij het Rijk aan de met ingang van 1 juli 2016 in het Waterbesluit opgenomen normen te laten voldoen, is binnen de programmaruimte voor de periode tot en met 2031 een reservering van € 200 miljoen getroffen.
  • • 
    Voor een rijksbijdrage aan de Rijksstructuurvisie Grevelingen/ Volkerakzoommeer is € 30 miljoen gereserveerd.

Omschrijving van de samenhang in Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste  het beleid   van de begroting van IenM komen. De doelstellingen van het onder liggend beleid zijn terug te vinden in de Begroting hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investe-ringsfondsen op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk (in € 1.000)

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk (in € 1.000)

 
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Ontvangsten

999.533

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

6.09 Ten laste van begroting IenM

999.533

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op ditzelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

6.09 Ten laste van begroting IenM

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

951.382

1.042.378

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017-2031

6 Bijdragen andere

             

begrotingen Rijk

             

6.09 Ten laste van begroting IenM    1.042.891    1.039.337    1.029.308    1.011.652    1.158.107    1.163.777    1.163.777    15.515.932

6.09 Bijdragen ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit begrotingsartikel is technisch van aard.

Omschrijving van de samenhang in Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem  het beleid   ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) worden verantwoord op artikelonderdeel 7.01.

Waterveiligheid en waterkwaliteit vragen specifiek aandacht in de Zuidwestelijke Delta en in delen van de grote wateren. Hierbij is mede aandacht voor ontwikkelingsmogelijkheden en veiligheid van de scheepvaart en voor natuurcompensatie, recreatie en het verbeteren van de habitat van flora en fauna (Natura 2000). Dit is verantwoord op artikel 7.02.

Het artikel investeren in waterkwaliteit is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting Hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 7 Investeren in waterkwaliteit (in € 1.000)

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 7 Investeren in waterkwaliteit (in € 1.000)

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

10.090

53.567

37.591

60.761

49.874

15.932

11.308

Uitgaven

19.090

22.479

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

16.317

19.917

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

7.02 Overige aanlegprojecten

             

Waterkwaliteit

2.493

282

777

777

21.170

0

0

  • waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.445

279

768

768

20.929

0

0

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

280

2.280

3.195

4.645

5.545

9.950

8.450

               

Ontvangsten

0

224

0

0

0

0

0

7.09 Ontvangsten investeren in

waterkwaliteit

0

224

0

0

0

0

0

 Budgetflexibiliteit   Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten worden de budgetten in 2018 voor de Kaderrichtlijn Water en de water-kwaliteitsprojecten als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2018.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

7 Investeren in waterkwaliteit

22.479

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

69.511

51.867

7.01 Real.progr.Ka-derrichtlijn water

19.917

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

61.411

51.867

7.02 Overige aanlegprojecten

Waterkwaliteit

282

777

777

21.170

0

0

0

0

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

2.280

3.195

4.645

5.545

9.950

8.450

8.100

0

 

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

224

0

0

0

0

0

0

0

 

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017-2031

7 Investeren in waterkwaliteit

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

639.873

7.01 Real.progr.Ka-derrichtlijn water

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

574.702

7.02 Overige aanlegprojecten

Waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

23.006

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

42.165

 

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

224

7.01 Investeringen waterkwaliteit

 Motivering   Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland schoon (drink)water heeft.

 Producten   Verbeterprogramma Waterkwaliteit

Het Verbeterprogramma Waterkwaliteit bestaat uit maatregelen die zijn geclusterd tot concrete projecten. De projecten richten zich op het herstel van natuurlijkere overgangen tussen land en water, zoet en zout en van verbindingen, waaronder die tussen het hoofd- en regionaal watersysteem. Het betreft vooral aanlegprojecten om een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen te bewerkstelligen. Dit moet bijdragen aan het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van de watersystemen, zoals de Europese Kaderrichtlijn vraagt. Tevens draagt dit bij aan de doelen voor Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

 Meetbare gegevens   De uitvoering van het verbeterprogramma is in een drietal tranches verdeeld. De eerste tranche (vanaf 2009) is bijna afgerond. De eerste tranche bestaat uit 49 projecten (ca. 300 maatregelen). Bijna alle projecten zijn afgerond en enkele zijn nog in de realisatiefase.5 Eind 2017 wordt decharge aangevraagd voor de eerste tranche. De tweede tranche is gestart in 2016. De tweede tranche bestaat op dit moment uit 12 projecten (ca. 242 maatregelen). Eind 2021 wordt de tweede tranche afgerond. De derde tranche (2021-2027) is nog niet gestart.

Over de uitvoering van alle maatregelen, ook die uitgevoerd door de waterschappen, gericht op de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de uitvoering gericht op een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via De Staat van ons Water, voorheen «Water in Beeld» (laatste publicatie: Kamerstukken II, 2014-2015, 27 625, nr. 338). Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de 6 jaar mogelijk. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit in het Compendium voor de Leefomgeving.

Projectoverzicht realisatieprogramma (Budget in € mln.)

 

Oplevering

vorig

     

r--

CM

o

CM

       
 

huidig

     

r--

CM

o

CM

       

Budget in € mjn.

later

   

o

279

   

279

279

CM

CM

O

CM

   

o

73

   

73

73

 

CM

O

CM

   

o

64

   

64

64

 

O

CM

O

CM

   

o

67

   

67

67

 

2019

   

LO

42

   

47

47

 

00

o

CM

   

LO

CM

   

26

26

 

2017

   

CM

00

   

20

20

03

03

£

CD

O

CM

£

   

00

CM

CM

   

40

40

 

vorig

   

42

571

   

613

 
 

huidig

   

40

576

   

CD

CD

 
 

Projectomschrijving

Projecten

Nationaal

KRW 1e tranche

KRW 2e en 3e tranche

 

Programma

Realisatie

Begroting (DF 07.01.01)

Motivering

Naast het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren ten behoeve van de KRW zijn hieronder de overige aanlegprojecten inzake waterkwaliteit opgenomen.

Producten

De overige investeringen waterkwaliteit hebben betrekking op de volgende producten:

  • • 
    Verruiming vaargeul Westerschelde

De derde verruiming van de vaargeul van de Westerschelde (zowel op Vlaams als Nederlands grondgebied) is uitgevoerd en gefinancierd door het Vlaams Gewest. Dit geldt ook voor het onderhoud van de verruimde vaargeul. Nederland financiert maximaal € 30 miljoen op Nederlands grondgebied voor wrakkenberging, kabels- en leidingenbe scherming, vaargeulwandverdediging, onderzoek en monitoring.

Projectoverzicht Realisatieprogramma

 

Oplevering

huidig    vorig

                 

Budget in € mjn.

later

             

o

o

CM

CM

O

CM

             

o

o

 

CM

O

CM

             

o

o

 

O

CM

O

CM

     

CM

     

CM

CM

 

2019

     

-

     

-

-

 

00

o

CM

     

-

     

-

-

 

2017

     

O

     

o

o

03

03

ë

CD

O

CM

£

     

CM

 

00

 

o

o

 

vorig

     

25

 

00

     
 

huidig

     

25

 

00

 

33

 
 

Projectomschrijving

Projecten

Waterkwaliteit

Projecten Nationaal

Verruiming vaargeul Westerschelde

Projecten Noordwest/ Nederland

Natuurlijker Markermeer Ijmeer

Programma

Realisatie

Begroting (DF 07.02.01)

7.03 studiekosten waterkwaliteit

 

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltapro-gramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van waterkwaliteit.

Producten

In de Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwater zal op basis van de prioriteiten en kennisleemten bepaald worden waar nader onderzoek gedaan wordt. Speerpunten in de aanpak zijn het terugdringen van de problematiek van nutriënten in het grond- en oppervlaktewater, de belasting van het water door de lozing van gewasbeschermingsmiddelen en tenslotte het verminderen van waterverontreiniging als gevolg van medicijnresten en nieuwe stoffen. De uit te voeren onderzoeken zullen zich deels richten op de analyse van deze vraagstukken maar ook in belangrijke mate op het identificeren van effectieve maatregelen.

LU

O

<

ca

LU

a

LU

LU

a

cc

LU

a

2

o

2

Ë

<

cc

LU

0.

5

<

o

cc

ca

LU

o

LU

<

LU

a

H

LU

O

2

5

LU

O

>

LU

O

<

 

2017-2031

7.248.458

1.477.002

5.727.483

43.973

 

2.405.976

4.842.482

 

185.922

O

173.702

12.220

 

3.042

o

00

00

CM

00

 

CO

o

CM

f—

f—

CD

r-*'

00

co

O

CD

LD

00

co

O

o

o

CM

 

CD

CO

LD

CM

CD

CM

CD

CO

CM

 

o

O

O

o

 

o

o

 

o

co

o

CNJ

r-*

o

00

CM

o

r-«

o

CD

CM

o

o

o

CM

 

CD

CO

LD

00

CD

CD

CD

1^

CM

 

o

O

O

o

 

o

o

 

CD

CM

O

CM

CM

CM

Ö

LD

o

CD

CM

CM

co co

LD

o

o

o

CM

 

CD

CO

LD

O

00

00

od

00

co

 

o

O

O

o

 

o

o

 

00

CM

O

CM

O

LD

LD

LD

CO

o

O

LD

cd

LD

CO

o

o

o

CM

 

00

00.

LD

CM

o

'3-

o

CM

 

co co

co

f—

O

co co

00

o

 

o

co co

00

 

r--

CM

o

CM

O)

00

O)

o

CD CD

p

CD

CD

o

o

o

CM

 

CD

CO

LD

O

LD

r-i

co

 

co co

co

f—

O

co co

00

o

 

o

co co

00

 

CD

CM

O

CM

f—

ID

csi

o

o

LD

CD

ö

o

o

o

o

CM

 

00

CO

LD

co

o

CD

LD

CM

 

co co

co

f—

O

co co

00

o

 

o

co co

00

 

2025

r-»

<0

CM

CO

LD

LD

o

CD

CNJ

LD

LD

O

o

o

CM

 

00

CD

LD

CD

CO

r-^

o

 

co co

co

f—

O

co co

00

o

 

o

co co

00

 

CM

O

CM

r-

LD

CD

t—

CO

LD

r--

o

ai

CD

00

LD

Ö

LD

o

o

o

CM

 

00

CO

LD

CD

O

co

ö

00

co

 

co co

co

f—

O

co co

00

o

 

o

co co

00

 

CO

CM

O

CM

00

O

co cd

O)

o

o

00

ö

00

O

o

cd

LD

o

o

LD

CM

 

00

CO

LD

o

CD

CD

CO

 

co co

co

f—

O

co co

00

o

 

o

co co

00

 

CM

CM

O

CM

co

CM

00

r-*"

LD

CO

C\J

o

co

CM

CD

Ö

CM

LD

O

o

LD

CM

 

CD

LD

LD

1^

CD

CO

CD

O

LD

 

00

LD

O

00

LD

o

 

o

00

LD

 

CM

O

CM

CO

co

LD

CM

CO

CD CD OD

LD

CM

J--

CD CD

CD

LD

O

O

o

cd

 

O

1^

LD

LD

CO

CD

i*--

ö

1^

 

co

00

LD

f—

O

r--

LD

 

o

CD

00

LD

 

O

CM

O

CM

LD CO

CM

CM

CD

CD

CD

CM

CD

LD

LD

LD

LD

o

CD

co

CM

 

1^

LD

LD

CD

00

00

o

i*--

co

CM

 

CM

r-»

co ai

O

CM

CM

CD

o

LD

LD

cd

 

o

CM

CD

CD

 

CD

O

CM

LD

r>

csi

00

co

CD

CM

CNJ

od co

CM

00

O

o

r-i

O

CM

LD

CM

 

00

LD

CM

CM

CD

CD

CD

Ö

CM

CM

 

co

f"

o>

cd co

O

co

CD

CD

cd co

o

LD

CD

CM

 

o

co

CD

cd co

 

00

o

CM

co

f—

r- cd

CM

LD

CM

CM

cvl

LD

CO

CD CD

cd

CD

CM

CD

 

00

CD

CD

CD

00

od

CM

CO

 

co co

00

f"

CM

O

co

CD

od

o

LD

CD

CM

 

o

cd

CM

CM

00

od

 

r--

o

CM

f—

CM

cd co

J--

CO

CD

r--

00

LD

cd

 

LD

LD

CD

CM

CD

CD

CD

CD

cd

CM

 

CM

co

r*>'

CM

o

r--

r--

CM

LD

LD

CD

CM

   

CM

 

Bedragen x € 1.000

c

c ,

a> .i j- a>

$ 2 2

S £ J

J 1 =

t—

'<D

_c

  • 0) 
    .E?

O © © ü O >

o o tu CL 5

® 2

  • 0) 
    § -c ra .2, o>

O —

> U

^ CD © CM ~p 49

«- <0 >

re

CD

to

O

.2

'~o

=5

CO

co

o

 

re

CD

00

O)

re

03

>

re

O

CD

O

5 t > 3

CD =

2,-8 -H- CD

CÜ 4= CM

 

c

¦- , ra c ± c a> a> ¦=

  • u. 
    +- C ©re © «§N % % 0

C o o

— N >

CM

'53

ra p

CD E. — re

II <- ° o re

CM g

CD

I CO

  • 0) 
    a> 5 _ 1 ? 0) > ° 'c > c    ©

° 'i ffl 'E °i ?§

CM 5 L >

c

CD

to

o

.2

'~G

re co

co

o

CM

 

c

CD

to ra

c

re

>

c

o

CD

o

CM

5 t > 3

CD =

&><

2-8 -H- CD Cü .RE CM

 

3 Beheer, onderhoud en vervanging 189.653    188.765    178.148 111.575    122.821    190.533 208.004 215.685 279.889 224.898 240.747 230.591    230.591    230.591    230.591    3.073.081

 

2017-2031

105.900

2.967.181

 

o

3.073.081

 

918.246

O

o

o

cd

915.246

 

o

918.246

co

o

CM

00

o

GO

CD

CO

00

CD

cd

CM

CM

 

o

GO

LD

ö

co

CM

 

O

O

cd

o

O

o

cd

 

o

o

o

cd

o

co

o

CNJ

00

O

GO

CD

CO

00

CD

cd

CM

CM

 

o

GO

LD

Ö

CO

CM

 

o

o

cd

o

o

o

cd

 

o

o

o

cd

GO

CM

O

CM

00

O

GO

CD

CO

00

CD

cd

CM

CM

 

o

GO

LD

Ö

CO

CM

 

o

o

cd

o

o

o

cd

 

o

o

o

cd

00

CM

O

CM

00

O

GO

CD

CO

00

CD

cd

CM

CM

 

o

GO

LD

Ö

CO

CM

 

*—

LD

00

LD

CO

o

LD

00

LD

CD

 

o

LD

00

LD

CD

r--

CM

o

CM

00

O

co

r-ó

GO

CO

cd co

CM

 

o

r--

ö

CM

 

O

00

CNJ

LD

o

O

00

CNJ

LD

 

o

o

00

CM

LD

CD

CM

O

CM

00

o

O

GO

i"-

CM

 

o

00

GO

00

CM

CM

 

O

00

CM

LD

o

O

00

CM

LD

 

o

o

00

CNJ

LD

2025

00

o

I":

C\i

1^

CM

 

o

GO

00

00

r--

CM

 

O

00

CM

LD

o

O

00

CNJ

LD

 

o

o

00

CNJ

LD

CM

O

CM

00

o

r--

LO

od

o

CM

 

o

LD

00

CD

LD

CM

 

O

00

CM

LD

o

O

00

CNJ

LD

 

o

o

00

CNJ

LD

CO

CM

O

CM

co

00

o

CM

GO

ö

o

CM

 

o

O

O

od

o

CM

 

O

co co

cd

LD

o

O

CO

CD

cd

LD

 

o

O

CO

CD

cd

LD

CM

CM

O

CM

co

00

CO

r-ó

o

LD

cd

00

 

o

co co

LD

ö

GO

 

GO

CM

r>

o

GO

CM

 

o

GO

CM

CM

O

CM

co

00

o

00

co

r---

LD

 

o

CM

00

CM

CM

 

CO

CO

GO

cd

f—

CM

o

CD

CO

GO

CD

CNJ

 

o

CD

CO

GO

CD

CM

O

CM

O

CM

co

00

o

CM

GO

O

 

o

LD

1^

LD

 

O

00

GO

cd co

CM

o

O

00

GO

cd co

CM

 

o

O

00

GO

cd

CO

CM

GO

O

CM

co

00

CO

r-ó

LD

CD

CO

1^

 

o

00

od

 

00

LD

PO

r-*"

f—

CM

o

00

LD

CO

r-ó

CM

 

o

00

LD

CO

r-ó

CM

00

o

CM

 

LD

CD

00

 

o

LD

CD

r--

od

00

 

O

CO

r-*

r-*'

o

o

co

r---

 

o

o

co

r---

i"ó

r--

o

CM

CM

LD

CM

00

 

o

co

LD

CD

00

 

o

o

GO

r-*'

o

o

o

cd

o

o

GO

'3-

co

Q_

Q_

c

CD

,    E

B O c    >

'CD ^ O

(T) "O CU

M- ao o

 

o

o

o

GO

l"ó

Bedragen x € 1.000

03

E

® c

CU <D

° S’

CO C

c

o 0

ao "O O) 0) 33 c

® ^ m s |

"Ö £ °, C o co o >

 

c

0)

00

O)

c

CU

>

c

o

GO

o

cd

5 t > 3

CD zz

2,-ë -

H- CD

CÜ _C CM

 

1    ’H

c t o> a> co >

1 «I

a> c a>

a o o

LU ^ Z

c

CD

.1 | ll

X o

^ Eo o £

 

c

CD

vo

O)

c

03

>

c

o

GO

o

5 t > 3

CD ZZ

2,-ë -

H- CD

CÜ 4= CM

<D

Lfï

CO

LD

O

LD

00

co

ö

o

LD

O

Tt

Tt

co

r-»

CM

CO

O

o

co

r-»

cd

o

co cd

 

3.299.223

937.279

1.520.123

o

o

o

co

CM

220.351

00

CD

CD

412.921

o

220.351

00

CD

CD

372.485

o

220.351

00

CD

Ö

CD

254.633

o

220.351

60.949

227.975

o

220.327

O

00

CM

CD

94.072

o

00

CM

co

ö

CM

CM

62.823

O

o

o

o

o

cd

o

215.792

62.827

o

o

CM

CD

213.930

62.684

o

110.790

00

CO

O

CM

62.406

o

o

210.625

62.381

o

o

219.791

62.198

5.810

o

223.015

63.835

9.380

o

225.771

00

cd

CD

o

00

00

o

230.529

o

o

CM

CD

O

00

00

o

226.673

62.911

9.077

o

CU

CU

CU

CL

CL

<

O

LD'

5.02 Overige uitgaven

5.03 Investeringsruimte

5.04 Reserveringen

5.09 Ontvangsten 127.032    00000000000000    127.032

Bedragen    2017    2018    2019    2020    2021    2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028    2029    2030    2031 2017-2031

x € 1.000

Bijdrage van hfdst XII (art

  • 26) 
    171.629    304.609    299.492    296.230    287.799    273.006    273.444    387.404    294.829    500.161    378.679    509.275    535.632    653.484    693.920    5.859.593

£ I

o .2 w a>

> re '5

  • = 
    s £

C

CD -M

&.II

'i_ O ftj

> IJ

o?ii

° S 5

I'-' 03 >

CD

to ^ *55

*1

O)

£ t

> 3

CD =

2,-ë -

:=¦ 4- CD

CÜ -2= CM

c

fl>

e    ö>

a>    c

o a> co »- o >- 0> 1-¦ö -ö O)

:=* c a> :=* ÜÜ co SI CC

C

O

5 o» É ‘5

>

a>

_ ö>

CO 5

,0 ~

I- 00

hfdst XII (art

  • 26) 
    662.834 918.443 1.001.804 1.020.271 1.213.567 1.096.404 951.382 1.042.378 1.042.891 1.039.337 1.029.308 1.011.652 1.158.107 1.163.777 1.163.777 15.515.931
  • = 
    £ 5 §

Oj o o

T3 -H r

_c

o

"O

s—

O

u>

o

>

o

o

-Q

CD

H—

CD

c

c

'M

C/)

o

•I—>

CD ¦*—' O

E

CO 03 _C +-> O

i—

03

O

-Q

O

Q

c

CD

>

O

O

CM

co

o

CM

CM

O

CM

CM

O

CM

CM

O

CM

CM

O

CM

CM

O

CM

05 c/3 O)

o o ¦*—'

03

•i—>

CD

E

C/3

;u

o

O 03 ü O

O 0)

:= "O

c ö) 03 C C O)

(—    '    o.

O 2 °

® O) w

1 5 'o

¦p o

-o O o -o 5 .E

O

CM

O

CM

G3

O

CM

00

o

CM

03

03

Lfi

Tt

CSI

co

o

o

o

ö

00

03

03

BIJLAGE 2. VERDIEPINGSBIJLAGE

s- C ^r Q- CD 2 c

_Cü O 5

— O O (/) &-"O C 03 r CD o _ CD -Q

r-»

O -p

CD CD

CD O O C

O -Q

.E 2

_0 CD

^ "O

Ui d>

s 0 il ^ 43

2 s(3;

  • O) 
    o «

J> 4> O S ¦§£ - =

03

T“

03

co

03

o

o

o

o

o

o

o

Lfi

r-

r>

03

Tt

cd

r-

r:^.

T“

03

r-

03

03

Lfi

Lfi

CM

r>

r>

co

CM

 
           

o

           

o

           

o

           

o

           

o

           

o

           

o

O

o

o

00

i

  • 15.911
 

006

   
  • - 
    96.011
 

CD

CD

CO

1

 

464

   
  • - 
    35.697
 

60.936

 

1.532

   

62.468

 

14.405

 

672

   

15.077

 

7.294

 

00

CM

O

cd

   

10.322

 

30.297

827

2.652

 
  • 76.773
  • - 
    44.651
 

i

 

25.223

3.849

 

29.072

 
 

CO

00

o

CD

00

1

 

3.720

562

 

f—

o

00

f—

00

1

o

o

o

00

i

o

827

16.817

562

  • 76.773
 
 

i

   

HWBP-2 vrijval

Kasschuiven

Monitoring Langs-dammen Waal

Prijsbijstelling 2017

Regeling Inundatie-schade

Ruimte voor de

Rivier meevaller

Mutaties Miljoenennota 2018

0>

-Q

0.

¦ö -

c

co o

+- iC/> u

artikelonderdeel 1.01 Grote projecten waterveiligh.    311.471 352.422 233.226 266.319    58.991 134.702    40.800    79.071    0    0    0    0    0    0    0

CM

O

CO

O

CM

O

CM

00

CM

O

CM

r-

CM

O

CM

CD

CM

O

CM

LD

CM

O

CM

CM

O

CM

O

CM

CM

CM

O

CM

CM

O

CM

O

CM

O

CM

O')

O

CM

00

o

CM

r-»

o

CM

d ca

12 i

0)

o

r-

©

o

Lfi

Ö

o

CO

r“

Tt

r-

Lfi

Lfi

q

o

r-»

Lfi

o

CM

r-

r-«

CM

Lfi

r-«

o

o

00

o

o

00

o

o

Lfi

o

o

Tt

d

CO

Tt

o

o

r-»

q

o

©

r-»

csi

r-

r-

Lfi

Lfi

r>

Lfi

Tt

Lfi

q

Lfi

r-«

co

r-

CM

©

r-

CM

r-»

o

CM

CM

r-»

co

r-»

. _ V- 05

 
   

o

CD

CM

       

374.471

         
   

1

                 
   

O

CD

CM

     

7.781

     

25.994

 

964

   

1

             

i

   

O

CD

CM

 

o

o

CO

 

596

     

1.738

 

11.472

   

i

   

i

       
  • 62.132
 

o

CD

CM

     

596

     
  • 19.056
 

964

 

1

     

i

       

i

  • 2.250
 

O

00

CO

CO

     

596

     
  • 51.014
 

964

       

i

       

i

  • 2.250
 

o

CD

CM

436

 

4.500

596

 

o

o

q

CM

I

CM

O

00

  • 4.717
 

964

 

1

i

 

i

     

i

  • 2.250
 

O

CD

CM

     

596

 
  • 5.400
 

57.323

 

964

 

1

     

i

     

i

  • 2.250
 

O

CD

CM

     

596

 

o

o

q

00

 

O

00

CM

d

 

964

 

1

     

i

     

i

  • 50.050
 

O

CD

CM

     

596

     

33.867

 

964

 

1

     

i

       

i

  • 41.250
 

O

CD

CM

     

596

     

Lfi

r--

r--;

Lfi

r--

I

 

964

 

1

     

i

       

i

  • 211.500
 

O

CD

CM

   

Lfi

CM

596

     
  • 25.354
 

964

 

i

   

i

i

       

i

  • 228.365 -
 

o

CD

CM

 
  • 4.150

Lfi

CM

CD

O

CD

     

CD

CM

i

150.000

964

 

1

 

i

i

     

i

  • 215.100 -
 

O

CD

CM

 
  • 13.150

Lfi

CM

O

o

CD

     
  • 38.807
 

CM

q

i

 

1

 

i

i

       

1

o

o

I

 

O

CD

CM

   

Lfi

CM

604

     
  • 29.792
 

o

CM

00

 

1

   

i

i

       

i

  • 5.057

00

CM

O

CO

i

       

607

     

99.529

150.000

 
       

i

       
  • 869.854

00

CM

o

CO

i

O

436

o

O

o

374.471

o

o

CD

od

CM

O

00

o

1

o

o

 

i

             

Afsluitdijk

BCF/PF Rivierver-ruiming Rijn

Bijdrage EiD

Deltaplan grote rivieren

Deltaplan Zoetwater

Duurzaamheidspilots Beheer en

Onderhoud

Extra capaciteit waterveiligheidex- perts

Extrapolatie 2031

HWBP-2 vrijval

Jaarlijkse bijdrage VNSC/ extrapolatie

Kasschuiven

Inpassen min-regel

Lange termijn

Ambitie Watervei-ligheid

O

o

o

CO

o

o

Lfi

o

o

Lfi

o

o

Lfi

O

O

Lfi

O

O

Lfi

O

O

Lfi

CD

c

03

 

CO

o

CM

       

O

O

           

o

co

o

CNJ

       

O

o

           

03

CM

O

CM

O

o

o

cd

     

O

O

           

00

CM

O

CM

       

03

CO

Ö

   

co

CM

LO

i

o

o

CM

o

co

 

r--

CM

o

CM

       

00

CM

co cd

LO

i

 

CM

CO

LO

     

CM

03

00

03

LO

co

CM

O

CM

   

LO

i

 

co co

o

       

o

co

i

CO

00

O

03

CO

2025

       

1^

CM

ö

         

LO

CM

O

co

CM

O

CM

       

1^

00

03

03

           

CO

CM

O

CM

       

CM

r--

cq

03

           

CM

CM

O

CM

       

00

cq od

o

o

LO

         

CM

O

CM

       

LO

00

od

o

o

LO

         

O

CM

O

CM

       

o

C3

o

o

LO

i

         

CD

O

CM

 

LO

CM

LO

 

03

O

C3

cd

o

o

LO

i

         

00

o

CM

 

CO

00

03

   

03

¦^T

           

r--

o

CM

o

o

o

cd

i

O

O

O

   

LO

O

cd

 

CM

CO

LO

i

CO

CM

LO

     

Totaal mutatie

o

O

O

O

1^

CM

00

CM

co

o

O

O

o

o

CM

o

o

o

o

co

03

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

CD

CO

(0

M—

c

CD

~G

~o

03

5

CD

-X

03

«

O)

c _

03 03

—1 03

?*

11

11

CD

CD

£

CD

O

11

03 03

co

_0

"5

>

03

Q_

r--

o

CM

CD

c

"0

'h

ol

03

E «

E o

E _Q O) c

2 i

Ü__1

0

03

¦o

c

o

c

03

.E 0

a's

® o CC co

n 0

S S'

CD :=•

C _Q

0 .2 ^ u §

8 o £ cc O Q

o 1

— CD

2 o

CD

¦E 8

> E

0 <D

CO X

0 o cc F

CD

c

CD

> c

0 'c

8.E

o 5

O T3

:Ǥ CC N

c

03 C CD 03 03 C

0 > 'c CD CD C .5=

c 03 0 =3

«SS |

C .Q -£ >

8 J2 ® .£

0 :=¦ ® >

cc cc E -z

 
         

385.611

   

CO

CM

O

od

   

51.977

   

615

   

46.439

   

i

   
 

00

615

3.984

 
  • - 
    59.179
 

i

 
   

615

   
  • - 
    46.233
   

i

   
  • 76.773
 

615

 

o

o

o

LO

i

  • - 
    33.624
 

i

 
   

615

   

124.534

   

i

   
   

615

   

126.532

   

i

   
   

615

   
  • - 
    9.746
   

i

   
   

615

CO

o

i

 
  • - 
    112.140
   

i

 
   

615

co

C3

i

5.000

228.121 -

   

i

   

625

00

00

co

 
  • - 
    97.998 -
   

i

i

 

76.773

 

00

co

00

co

 

¦ 190.199

 

i

i

 
   

622

   
  • - 
    76.069 -
   

i

i

 
   

co

CM

co

295

 
  • - 
    59.018
   

i

i

 

O

00

o

o

o

 

Ruimte voor de

Rivier

Steenbestorting

Westerschelde

Stormvloedkering

Ramspol

Strategische capaciteitsma- nagement

Stroomlijn

Mutaties Miljoenennota 2018

a> ^ ï: "o. % ai g co "E |

Ui°°:

4 2ia: llifi cn o o O .

Tt

o

co

Tt

co

o:

03

ö

03

co co

00

o

o

00

Artikel 1 Investeren    Totaal 2017    2018    2019    2020    2021    2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028    2029    2030    2031

in waterveiligheid    mutatie

O

O

O

CM

CO

o

00

csi

O

O

CO

O

o

o

CM

O

co

CM

O

CM

CM

CM

O

O

O

CM

O

O

O

CM

O

O

O

CD

CM

o

o

LD

O

O

LD

O

O

LD

O

O

LD

O

O

LD

O

O

LD

O

O

O

CO

5 F ® s ™ 5 > ¦-

 
 

O

o

o

csi

 

o

o

o

csi

 

o

o

o

csi

 

o

o

o

csi

 

o

o

o

csi

 

o

o

o

csi

 

o

o

o

csi

 

o

o

o

csi

 

2.500

 

2.500

 

2.500

 

1.460

 

1.600

 

3.512

O

CD

i

  • - 
    2.232

O

CD

i

 

naar PBL-opdracht Kwartiermakers on climate Adaptation

Mutaties Miljoenennota 2018

C/5 O «5 C/5

o

o

o

csi

o

o

o

csi

o

o

o

csi

o

o

o

csi

o

o

o

csi

o

o

o

csi

o

o

o

csi

o

o

o

csi

o

o

LD

csi

o

o

LD

csi

o

o

o

co

csi

csi

LD

ö

O

c

"•p

o

L.

U)

o

-Q

Q.

L_

O

s

+-1

c

o

2017 artikelonderdeel 1.04 GIV/PPS    000000000000000

Mutaties

Voorjaarsnota 2017    000000000000000

 

CO

o

CNJ

O

   

o

o

 

O

O

387.611

   

0

0

 

o

co

o

CNJ

o

   

o

o

 

O

r-*

©

O

r-

q

r-*

0

 

00

CM

q

0

00

CM

q

 
           

r- co

r- co

00

CM

 

ai

f—

 

ai

f—

 

O)

CM

O

CM

o

   

o

o

 

0

Lfi

f—

0

O)

r-*

ai

CM

CM

 

00

CM

CO

0

00

CM

CO

 
           

ö

0

f—

ai

ö

Lfi

 

ai

f—

 

ai

*—

 

00

CM

O

CM

o

   

o

o

 

CM

O

ai

CM

co

0

Lfi

 

00

CM

CO

0

00

CM

CO

 
           

CO

f—

csi

*—

Lfi

Lfi

CO

 

ai

f—

 

ai

f—

 

r--

CM

o

CM

o

   

o

o

 

CM

CO

r>

CM

CO

r>

ai

O)

 

00

CM

q

0

00

CM

q

 
           

csi

Lfi

csi

Lfi

00

O)

 

ai

*—

 

ai

f—

 

CD

CM

O

CM

o

   

o

o

 

00

co

f—

Lfi

r-*

ifi

f—

Lfi ai

 

00

CM

CO

0

00

CM

CO

 
           

ö

co

co

csi

0

 

ai

f—

 

ai

f—

 

2025

o

   

o

o

 

co co

r-*

co co

r-

r- co

CM

 

00

CM

CO

0

00

CM

CO

 
           

cd

CM

cd

CM

co

Lfi

Lfi

 

ai

f—

 

ai

f—

 

CM

O

CM

o

   

o

o

 

co co

*—

co co

*—

r-

Ifi

q

 

00

CM

CO

0

00

CM

CO

 
           

ai

O)

ai

O)

*—

co

Lfi

 

ai

f—

 

ai

*—

 

CO

CM

O

CM

o

   

o

o

 

f—

Lfi

CO

f—

Lfi

CM

00

0

co

 

00

CM

CO

0

00

CM

CO

 
           

r-*'

ifi

ai co

Lfi

cd

O)

 

ai

f—

 

ai

f—

 

CM

CM

O

CM

o

   

o

o

 

Lfi

O)

q

Lfi

O)

q

co

CM

q

 

co

r>

0

co

r>

 
           

co

*—

r-*

0

r-*

r-*"

Lfi

CO

 

ai

*—

 

ai

f—

 

CM

O

CM

o

   

o

o

 

r-

0

f—

r-

0

Lfi

co co

ai

 

co

0

0

co

0

 
           

cd

00

cd co

00

Lfi

CM

co

 

co

Lfi

t"

 

co

Lfi

t"

 

O

CM

O

CM

o

   

o

o

 

f—

00

q

*—

00

Lfi co

CM

 

ai

00

co

0

0

0

ai

00

co

Lfi

i

           

0

Lfi

ö

f—

Lfi

CM

 

r-*'

r-*

f—

d

*—

r*>'

00

f—

 

CD

O

CM

o

   

o

o

 

CO

CM

q

O

O

Lfi

r>

 

co co

*—

00

q

f—

 
           

ai

Lfi

Lfi

cd

*—

co

csi

00

co

 

d

Lfi

f—

ai

d

co

f—

 

00

o

o

   

o

o

 

ai co

*—

00

ai

f—

co

f—

r-

 

00

0

co

ai

Lfi

O

r- co

co

 

CM

           

csi

r-

Ifi

ö

r-

Ifi

cd

CM

Lfi

 

csi ai

*—

CO

Lfi ai

*—

 

r--

o

CM

o

   

o

o

 

00

r-»

co

CM

r-*

o>

f—

CM

ai

 

Lfi

O

00

ai

O)

ai

0

00

 
           

cd co

Lfi

ai

r-»

Ifi

cd co

 

cd

00

*—

co

d

ai

f—

 

Totaal mutatie

   

o

                   

Lfi

i

c

o

     

o

 

c

 

c

 

2    9!

, c -ü £    =    °    _    'S

m    .2    ai    .E    -c

®    <D    O    c    ö)

^ S =

jf-1- _ 1- a>

«ï <1 « ?

5    "    »    »    ï

£    r-    ^    a>    0;

  • 5    •    >    5

O    CM    ~ö    £    5

r>

ai

q

 

Artikel 1 Investere in waterveiligheid

  • r. 
    "Ö £ ®
  • 0) 
    o    "2

w ® " ® ra “

®    0    e    C    c/)

0>    £    ¦-    O    Q_

_ OJ+J — Q-

¦ö    0    0>    ü.

c    9-    ™    Cr

co    a    ü>    >

4-1    o    <i>    Tl    ~

ö)    ii)C3

   

a>

¦ 00

¦ — f“

S o “ CSI «/> _ a> ® X o

s i i S

a> r“'

¦o    ®

£¦ ®

® 00 ^ s t: ®

^

§ " = V)

° O) O Q.

¦Ü c ® a.

c -P rr « 0 ms >

¦H 1- t “

CO O «5 O

 

a>

  • 1 = 2

S ir— a>

> a> r-. .e

ai 3 5 .S> ¦1 «8=5

3 0 ai > n ¦ü .= 5 » c ï { ¦a co 0 co

£ « & 3

c !5

_        a>

5    r--    _c

>    r    u>

®^a>CMï= o    w    ï:    _    j

¦1    £    ö    i1    £

  • - 
    ®    %    ~    2

«5    ~ö    -=    0    CC

2    =    &    C.    3

0    ™    =    ®    c

F </> c/> .Q

a>

  • 1 = 2 >

ai S 5 .s> ¦1 ï8 =

3 0 O i

5 ¦U .£ 5 +? (0 p (0

|2 « & 3

 

0

CM

co

+*

0

C

® £

re t = 0

"®    "ö

r"-

*—    -n    a>

a>    oc    _c

%    0    M    0    c    ai

i-    ra “ T! —

8    s    f    §    ê    ®

c    a.    £    J    ®

2    a    ®    'Ë    =    5

W « J (oO 5

-V

T3

'5

co

M—

<

2031

149.628

   

1.721

151.349

 

151.349

O

co

o

CN

     

1.721

1.721

 

151.349

2029

     

1.721

1.721

 

151.349

00

CNJ

O

CN

     

1.720

1.720

 

151.348

2027

     

1.721

1.721

 

151.349

CD

CN

O

CN

     

1.720

1.720

 

151.348

2025

 
  • 5.400
 

1.720

  • - 
    3.680
 

145.948

CN

O

CN

     

1.720

1.720

 

151.348

CO

CN

O

CN

     

1.720

1.720

 

151.348

CN

CN

O

CN

     

1.722

1.722

 

151.456

CN

O

CN

     

1.764

1.764

 

155.170

O

CN

O

CN

   

29

2.154

2.168

 

189.557

2019

     

00

CO

f—

 

162.258

00

o

CN

   

00

co

i

2.215

LLVZ

 

197.844

2017

   

O)

2.142

2.151

 

192.955

Artikel 1 Investeren    Totaal in waterveiligheid    mutatie

149.628

  • 5.400

o

Prijsbijstelling 2017    27.325

 

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 1.09

Ontv. Investeren in waterveiligheid

Extrapolatie 2031

HWBP-2 vrijval

Kasschuiven

Mutaties Miljoenennota 2018

Afsluitdijk

Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. Afronding van de aanbesteding staat gepland voor 2018. Vooruitlopend hierop zijn de beschikbare middelen voor de Afsluitdijk overgeboekt naar artikel 04.02.01. Geïntegreerde contractvormen/PPS.

Extrapolatie 2031

Bij de begroting 2018 wordt de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

HWBP-2 vrijval

In deze begroting is een vrijval van het HWBP-2 verwerkt van € 81 miljoen. Over de middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 hebben de Minister van IenM en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt in «afsprakenkader nieuwe waterveiligheidsnormen» (18 juni 2014), waarbij is afgesproken dat twee derde deel van de vrijval beschikbaar komt voor het HWBP en een derde voor de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Bij de verwerking moet ook rekening gehouden met de afspraak uit het Bestuursakkoord Water dat de individuele waterschappen 10% bijdragen aan het HWBP met het projectgebonden aandeel, teneinde de 50/50 verhouding in de bijdragen van Rijk en Waterschappen te handhaven. Dit is gedaan door de bijdragen van de waterschappen aan het Deltafonds te verlagen met € 5,4 miljoen.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. De kasschuiven hebben met name betrekking op de projecten Markermeerdijk, actualisatie Maaswerken en uitvoeringsprogramma Ruimte voor de Rivier.

Lange termijn ambitie Waterveiligheid

De lange termijn ambitie waterveiligheid betreft met name de (langjarige) activiteiten waarmee een continue kennisbasis gevormd kan worde die als basis dient voor een actueel, degelijk, effectief en uitvoerbaar beleid. Hiertoe is op basis van de actuele programmering een kasschuif uitgevoerd en worden de middelen overgeboekt vanuit de programmaruimte artikel 5.03 naar artikel 01.03 Studie en onderzoekskosten waterveiligheid.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Reservering Rijksbijdragen aan meerkosten van rivierverruiming De beleidsreservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierverruiming zijn de startbeslissingen voor de Rijn- en Maastakken genomen en is overgeboekt van artikel 05.03 Investeringsruimte naar artikelonderdeel 01.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma.

Ruimte voor de Rivier meevaller

Dit is, op het project Ruimte voor de Rivier, de vrije ruimte tussen budget en projectraming. Deze ruimte wordt aan de investeringsruimte (artikel 05.03) toegevoegd.

Steenbestorting Westerschelde

Op het project Steenbestortingen Zeeland gaat doet zich een tegenvaller van enkele miljoenen voordoen. De steenbestortingen hebben geleid tot bezwaren van belangengroeperingen. De Raad van State heeft de bezwaren (deels) gesanctioneerd. Dit leidt tot een aanpak met meer compenserende maatregelen. Het vervangen van de steenbestortingen is gestuit op bezwaren om milieuredenen die zich vertaald hebben in compensatiemaatregelen. Daarnaast speelt er een arbitragezaak die kan leiden tot herstelwerkzaamheden en dus extra kosten. De totale tegenvaller van € 7,8 miljoen wordt gecompenseerd vanuit de investeringsruimte artikel 05.03.

 

CO

o

CN

o

o

o

o

o

 

o

o

o

           

O

o

 

o

o

o

o

o

 

o

co

o

CNJ

o

o

o

o

o

 

o

o

o

           

O

o

 

o

o

o

o

o

 

03

CNI

O

CN

o

o

o

o

o

 

o

o

o

           

o

o

 

o

o

o

o

o

 

00

CN

O

CN

o

o

o

o

o

 

co co

co

f—

o

co co

co

f—

           

o

co co

00

f"

 

o

o

o

o

o

 

r--

CN

o

CN

o

o

o

o

o

 

co co

co

f—

o

co co

co

f—

           

o

co co

00

f"

 

o

o

o

o

o

 

CD

CN

O

CN

o

o

o

o

o

 

co co

co

f—

o

co co

co

f—

           

o

co co

00

f"

 

o

o

o

o

o

 

LD

CN

O

CN

o

o

o

o

o

 

co co

co

f—

o

co co

co

f—

           

o

co co

00

f"

 

o

o

o

o

o

 

CN

O

CN

o

o

o

o

o

 

co co

co

f—

o

co co

co

f—

           

o

co co

00

f"

 

o

o

o

o

o

 

CO

CN

O

CN

o

o

o

o

o

 

co co

co

f—

o

co co

co

f—

           

o

co co

00

f"

 

o

o

o

o

o

 

CN

CN

O

CN

o

o

o

o

o

 

co co

co

f—

o

co co

co

f—

 

LD

CN

LD

1

   

o

o

LD

1

o

LD

CO

1

LD

r>

cq

*—

00

LD

 

o

o

o

o

o

 

CN

O

CN

o

o

o

o

o

 

03

00

CSI

csi co

o

03

00

CSI

csi co

 

CD

CD

LD

ai

 

CD

CD

o

o

LD

1

o

LD

CO

1

l

CSI

00

f—

ai

f"

r>

f"

 

LD

f"

f"

o

LD

f—

f—

o

LD

f—

f—

 

O

CN

O

CN

o

o

o

o

o

 

CSI

03

o>

f—

co

o

o

LD

1

CSI

03

f—

co

o

LD

CD

o

00

ai

 

CN

LD

O

o

LD

O

LD

CO

1

o

00

cq

f—

CSI

CSI

f—

cd

 

o

LD

LD

cd

o

o

LD

LD

cd

o

o

LD

LD

cd

 

03

O

CN

o

o

o

o

o

 

CSI

r-»

co

ö

co

o

o

LD

1

CSI

r-*

f—

ö

co

O

LD

cd

CD

o

CD

1

r--

a>

cq csi

1

a>

O

O

LD

O

LD

CO

1

f—

03

r>

co co

03

ö

co

 

o

LD

03

csi

o

o

LD

03

csi

o

o

LD

03

csi

 

00

o

CN

o

o

o

o

o

 

f—

co

LD

cd co

O

f—

co

LD

cd co

 

co co

a>

ai

l

o

a>

CD

ai

l

LD

CN

CO

 

O

LD

CO

1

00

co ai

*—

co

f—

03

od

f"

 

o

LD

03

csi

o

o

LD

03

csi

o

o

LD

03

csi

 

r--

o

CN

o

o

o

o

o

 

00

CSI

03

co co

Tt

co co

LD

CSI

co

CSI

csi

 

00

o

CO.

od

l

00

LD

ai

l

00

CN

   

l

LD

00

r>"

f—

r>

r>

r>

CSI

 

LD

o

csi

o

co

LD

LD

cq csi

o

LD

LD

cq csi

 

Totaal mutatie

                 

o

o

cq

r-i

o

LD

LD

CO

1

O

a>

o

csi

O

O

LD

1^

i

l

               

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

0

¦ö

k.

0

¦ö

c

_0

0

£ 4-

t 0

«5

p

c 0 ¦—

p

o m

_Q 0 0- -® 3

+* *“ c o O csi

r-*

r-

o

CSI

CO

+*

0

c

</>

k.

co co

'k*

0

£

v>

"¦p

co

+*

u

r-*

*—

o

CSI

Ui

c

"¦p

0

k.

Ui

a>

Si

a>

k.

'5

+* t-

_0 o o. csi

&-S

c/3 O

V ^

a> c a> o  a>

£

CO ¦= 4-

C/J CO

00

r“

o

CSI

co

+*

0

c

c

a>

c

a>

.0

i

c/>

"¦p

co

+*

u

1

c

_0

a>

t

co

00

f—

o

CSI

Ui

c

"¦p

0

k.

Ui

a>

SI

a

1 -is

° a> "C a> c ¦o

CC i-

+- 0 C/> -ö

 

a>

¦ö

k.    ,

a> s-

-n a> r- +*

  • - 
    s

a> £ jé a>

t= 0

m N.

CO

r- «

«- ® o > csi .£

f|

£ 3

o a> a> m

"a. 5 ® <3

3 O ü

+- CSI o = 9 o O csi >

r-*

r-

o

CSI

co

+*

0

c

</>

k.

co co

'k*

0

£

v>

.0

"¦p

co

+*

u

r-*

f—

o

CSI

Ui

c

"¦p

0

k.

Ui

a> 0

* ?

® ai

o m

4“1 CSI

_0 o Q. csi

C/3 05

V ^

a> c a> o  a>

C JÉ «5 ¦=

C/) CO

<D

03

1

<D

O

N

c

03

Q.

03

Q

c

CD

>

O

co co

CO

C

CD

CD

O)

0

03

03

£

CD

03

|

CD

O

N

Ui

c

o

o

Si

CD

>

O

r--

o

CN

Ui

c

,co

!5

.CO

ol

CO

u

o

_Q

£

u

_l

03

£

£

03

Ui

O

ol

03

|

CD

03

§

00

f"

o

CSI

co

+*

0

c

c

0

s

0

.0

i

co

.0

"¦H

co

+*

3

S

c

_o

0

t

CO

00

f—

o

CSI

a>

c

"¦p

0

k.

Ui r*.

0 O

^2 C o 0 £T

S cv 1 ®

C tv

°~0 0 c ¦C

CC ï-+- 0 V) -ö

 

"0

0

¦ö

k.

0

¦ö

s

_0

0

t

cc

r>

f"

o

CSI

  • = .= 0 +4 +4

o «

0 Ui

0 0

tl

15/5 £ co £ o O csi

r>

o

CSI

co

+*

0

c

V)

k.

co co

'k*

0

->

0

"¦p

cc

+*

3

r>

f—

o

CSI

33 c £ 0

'n

S’®

Si -3

0 B

0 5/5 ¦M CO

_0 o Q. csi

Ui 0

0 £

0 0 "3 0 £

CO ¦= +-

C/) cc

00

o

CSI

cc

+*

0

£

£

0

£

0

.0

i

C/3

0

"¦p

cc

+*

3

1

£

_0

0

t

CO

00

f"

o

N £ 33 0

c +-

¦ _ C/3

IJ & .2

0 "3 Si0. +-

®1/5 > co

1 ® c cv

°~0 = -3

CC i-+- 0 V) -3

 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting

2017 Inv. in zoetwatervoorziening    38.973 41.511    33.622 35.542 32.404    1.833    1.833    1.833    1.833    1.833    1.833    1.833    0    0    0

 

CO

o

CN

o

o

 

o

o

o

 

o

o

o

co

o

CNJ

o

o

 

o

o

o

 

o

o

O)

CNI

O

CN

o

o

 

o

o

o

 

o

o

00

CN

O

CN

co co

co

f—

co co

co

f—

 

o

o

o

 

o

o

r--

CN

o

CN

co co

co

f—

co co

co

f—

 

o

o

o

 

o

o

CD

CN

O

CN

co co

co

f—

co co

co

f—

 

o

o

o

 

o

o

LD

CN

O

CN

co co

co

f—

co co

co

f—

 

o

o

o

 

o

o

CN

O

CN

co co

co

f—

co co

co

f—

 

o

o

o

 

o

o

CO

CN

O

CN

co co

co

f—

co co

co

f—

 

o

o

o

 

o

o

CN

CN

O

CN

co co

co

f—

00

LD

 

o

o

o

 

o

o

CN

O

CN

o

csi co

co

00

LD

f—

 

o

o

o

 

o

o

O

CN

O

CN

CNI

Tt

o

LD

co

CNI

r-»

co ai

 

o

o

o

 

o

o

O)

O

CN

CNI

CNI

f—

co co

co

f—

co co

 

o

o

o

 

o

o

00

o

CN

f—

f—

LD

f—

co co

00

f—

CNI

 

co

o

o

co

o

co

o

o

co

LD

co

LD

co

f—

o

co

r--

o

CN

r-*

f—

o>

CNI

co

r-*"

CNI

 

o

r“

f—

o

o

f—

Totaal mutatie

           

LD

co

   

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoor-ziening

a>

k.

o i

= £

« n

£ 3

£ a> a> o a> n

¦ü c c — co >

  • V) 
    S.

c r*.

® t> °

5* u *5 .£ _

4-> Ui

co 0 c co    c

o ® .®

F -Q N

Ui

c

"¦p

0

S’ O) .=

8- = o .2

3 ü ¥ o

S o ° 2

= £

co co

% 5 c ® a> o

> N ® e

u>.£

*->

1 =

co

CO CO +- *— .0 1— csi

 

a> aJ a> +-

"ö CO

® J

1 ®

£ o

.0 N

® c £ a>

"C +J «5 c

5 i

o ^

CSI k.

Ui £

.£ 5

Ui >'

05 .£

3 o ü

¦H 2 O

  • 9 o

O csi >

r-*

r“

o

CSI

co

+*

0

c

v>

k.

co co

'k*

0

£

c/>

a>

"¦p

co

+*

u

r-*

f—

o

CSI

  • ? 
    = .£ ®

0

Ui c a> co

¦= £

1° +-¦ ai

_a> o Q. csi

&-S

c/> ®

® ^ 33

® c ® o "0 a>

C

co \= +*

C/J co

1^

o

CM

Ui

c

.co

!5

«

ol

00

r“

o

CSI

co

+*

0

c

c

®

c

®

.0

i

c/>

"¦p

co

+*

o

1

é

_0

®

t

co

00

f—

o

~ e

ö) O)

C <H

£ ? o >

¦° ¥

1 ®

C CM

° ~u a> c ¦C

CO k.

¦M ®

  • V) 
    TJ

Artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

Deltaplan Zoetwater

Zoetwater is een van de pijlers binnen het Deltaprogramma. Met de Deltabeslissing is een investeringsprogramma gestart met maatregelen door rijk en regio gezamenlijk gefinancierd. Het rijk draagt € 150 miljoen bij aan de uitvoering. Voor een aantal maatregelen zijn er nieuwe ramingen die leiden tot kostenoverschrijding. Het betreft Peilbesluit IJsselmeer (€ 5 miljoen), Noordervaart (€ 9 miljoen) en Bypass Irene Sluis (€ 3,3 miljoen). Totaal wordt nu € 17,3 miljoen vanuit de programmar-uimte overgeheveld naar de Zoetwatermaatregelen in de periode 2019/2020.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. De kasschuiven hebben met name betrekking op actualisatie programmering zoetwatermaatregelen en het project Roode Vaart.

Overboeking Zoetwatermaatregelen

Naar het Provinciefonds worden voor de jaren 2017, 2018 en 2019 middelen (excl. BTW) overgeheveld ten behoeve van de uitvoering van Zoetwatermaatregelen door provincies. De BTW componenten voor de jaren 2017, 2018 en 2019, gekoppeld aan betreffende maatregelen, worden afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

 

CO

o

CN

o

O

O

6.829

o>

r--

6.908

6.908

 

O

o

o

   

00

o

CN

cd

CN

CN

O

 

1.335

 

o

CD

00

co

00

co cd

CM

CM

co

00

co cd

CM

CM

                         

i

o

co

o

CNJ

03

CNI

00

co

o

03

CM

00

cd

 

<j>

r--

03

r-

00

o

03

cd

 

00

o

CM

CO

CM

CM

o

00

o

CM

CO

CM

CM

     

O

 

LD

co co.

 

o

CD

00

Lfi

r-

co

00

cq cd

CM

CM

                       

i

 

03

CNI

O

CN

03

CM

00

co

o

03

CM

00

cd

 

<j>

r--

03

r-

00

o

03

cd

 

00

o

CM

CO

CM

CM

o

00

o

CM

CO

CM

CM

     

O

 

LD

CO

co.

 

o

CD

00

Lfi

r-

co

00

co cd

CM

CM

                       

i

 

00

CN

O

CN

03

CM

00

cd

o

03

CM

00

cd

 

<j>

r--

03

r-

00

o

03

cd

 

00

o

CM

CO

CM

CM

o

00

o

CM

CO

CM

CM

     

O

 

LD

CO

CO

 

o

CD

00

Lfi

r-

co

00

co cd

CM

CM

                       

i

 

r--

CN

o

CN

Lfi

CM

CM

r-*'

o

Lfi

CM

CM

r-*'

 

co

00

00

00

00

o

co

r-*'

 

CO

00

00

CM

CO

CM

o

CO

00

00

csi co

CM

     

O

 

CO

 

o

CD

00

co to

Lfi

03

co cd

co

CM

                       

i

 

CD

CN

O

CN

r-

CM

o

r-*"

o

r-

CM

o

r-*"

 

T“

00

00

o

f—

r-*"

 

03

co

CM

r-*"

f—

CM

o

03

co

CM

r>"

f—

CM

     

O

 

öö

CO.

 

o

CD

00

T“

CM

Lfi

o

03

r-»

r>"

f—

CM

                       

i

 

2025

r-

CM

O

r-*'

o

r-

CM

O

r-*'

 

T“

00

00

o

f—

r-*'

 

CO

00

f—

r-

CM

o

CO

00

f—

r>

CM

     

O

 

00

03

r---

 

o

CD

00

00

CO

03

f—

00

r>

csi

r>

CM

                       

i

 

CN

O

CN

r-

CM

O

r-*'

o

r-

CM

O

r-*'

 

T“

00

00

o

f—

r-*'

 

r- ifi

Lfi

CM

CM

o

r>

Lfi

Lfi

CM

CM

     

LD

r--

cq

CD

i

 

LD

LD

CN

 

o

CD

00

O

00

03

Lfi

T“

1

r>

r-

Lfi cd

o

CM

                     

i

CO

CN

O

CN

CM

o

o

r-*'

o

CM

o

o

r-*'

 

öö

T“

00

co

00

o

r-*'

 

O

00

f—

ö

f—

CM

o

O

00

f—

ö

f"

CM

     

o

o

o

o

i

 

o

CD

 

o

CD

00

03

lfi

CM

03

1

t"

CM

03

Ö

O

CM

                     

i

CN

CN

O

CN

CM

o

o

r-*"

o

CM

o

o

r-*"

 

öö

T“

00

co

00

o

r-*"

 

r-*

r-

00

00

f—

o

r>

r>

00

00

f—

     

CN

CD

03

LD

i

 

00

03

 

o

CD

00

CM

CO

Lfi'

1

O

Lfi cd

00

*—

                     

i

CN

O

CN

CM

o

o

r-*'

o

CM

o

o

r-*'

 

öö

T“

00

co

00

o

r-*'

 

00

co

Lfi csi

CM

f"

o

00

co

Lfi csi

CM

f"

 

LD

CN

 

öö

co cd

i

 

CD

ÖÖ

o

o

o

LD

i

o

CD

00

O

O

00

cd

i

00

co

r>

Lfi

f—

f—

             

*

   

i

O

CN

O

CN

CM

o

o

r-*'

o

CM

o

o

r-*'

 

öö

T“

00

co

00

o

r-*'

 

co

CM

Lfi

o

f—

o

co

CM

Lfi

o

f—

co co

LD

'3-

LD

CN

 

CD

00

CD

i

 

03

CN

 

o

CD

00

co

03

CM

03

O

t"

           

*

   

t—

 

i

1

03

O

CN

CM

o

o

r-*'

o

CM

o

o

r-*'

 

00

T“

00

co

00

o

r-*'

 

00

f"

03

csi

Lfi

f"

o

00

f"

03

csi

Lfi

f"

LD

CO

cd

LD

CN

 

r--

co

00

o

o

00

O

O

03

 

o

CD

00

r-

T“

cd

T“

Lfi

CO

o

f"

r>

f—

           

*

     

i

00

o

CN

o

co

o

r-*"

o

o

co

o

r-*"

 

öö

T“

00

f—

f—

f—

r-*"

 

f—

03

cd

Lfi

f"

o

Lfi

co

03

cd

Lfi

f—

o

LD

cd

LD

CN

 

CD

LD

03

od

 

03

C3

CN

 

o

CD

00

O

O)

cq

CM

Lfi cq

*—

00

f"

           

*

     

i

r--

o

CN

f—

co

o

r-*'

o

f—

co

o

r-*'

 

öö

T“

00

CM

*—

f—

r-*'

 

Lfi co

csi co

f—

r-

00

T“

co

CM

CM

co

Lfi co

f—

CD

03

cd

   

CD

00

r--

 

CN

CO

O

CN

 

o

CD

00

03

T“

03

cd

T“

f"

Lfi csi

00

f—

                 

i

Totaal mutatie

     

03

CN

00

CD

03

o

CN

           

03

00

CN

LD

O

o

LD

'3-

00

o

CN

cd

CN

CN

o

o

o

00

CN

00

CD

CN

CN

O

o

o

LD

i

o

o

03

CN

i

   

Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

rUi CO c

c _ © t o E

s-s |

  • O) 
    C O) 4> 4> 2

¦o "o S o. c “

5 - i

3 ü ®

O «5 >

r-*

T“

O

CM

co

+*

0

e

«

k.

co co

'7

0

£

v>

"¦p

co

+*

o

.ij .

  • ü 1 at o §¦ " «

a> o _

% " o ï ?cd =

S .£ — © Z. +- © c

C »- "C 0

lij ü) k O)

+- © © re C/> Si c

CO

O

CN

©

_re

o

a

03

s

LU

r--

o

CN

O)

c

.co

.co ol

00

T“

o

CM

co

+*

0

c

c

a>

e

©

,0

i

C/3

"¦p

co

+*

3

1

a> 5 .£ 00

o "©

»- © +-u -0 c © s? ©

Si £ c

1- c ©

© 0 o 5 © « E ë «

0 t £

-n    *-

C 00 ®

2 s 5

C/5 CM >

 

©

-C ? v .£

r- CÜ c

ss i i1” I

*’5 © >

0 © _ i- T3 C

Ui c ©

© © -n

Si -o 5 a c o £ °!

3 ü ®

+- ™ "ö

  • r =

O re 0

r>

T“

O

CM

re

+*

0

c

v>

k.

re

_re

'k*

0

£

v>

'¦U

re

+*

u

© C

¦5 0 O)

2    ©    c

7 p 0)    ®

  • Q. 
    a)    C

a re £ re

3    ^ £

© o    >

CM    .

V3    O    

  • .E — J

J: +- © ^ ^ 0 © ± c    ~ö    £

nj vl l ^3

+- © © C V) Si -ü 0

¦O

c

1

o

©

'o

ol

N

LU

c

'E

CD

^ ©

2 © "O CL

ca o

©

©

_C

©

ca co

o

'o.

co

"O -O

© =

O

E €

03 ©

03 "O

N C

3 O = C Q ©

CO

O

CN

_re

o

CL

03

£

LU

c

©

>

'u

SI

o

co co

re

(/)

LU

ca

l—

E

©

©

>

co

O)

c

o

'c

o

O

CN

O)

c

,co

.co ol

c

Ë

o

o

co

~6

©

O

>

o _re (/) "5 ;g x

'© "O

1 |

£ c re 'k-

00

T“

o

CM

re

+*

0

c

c

©

c

©

.0

i

©

'¦U

re

+*

u

E

CM

m 9 - co ¦-P — n o © ©

»- © _ u> ¦u 12

©1-3

a • o

S-1 ¦£

a> o ®

S "Ö "c O) ÏS o.£

0 1 g>

¦ü " ® n

  • oo ® 5 re t- -e C o © ©
  • 0) 
    CM OÜ >

Artikel 3 Beheer, onderhoud    Totaal 2017    2018    2019    2020    2021    2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028    2029    2030    2031

en vervanging    mutatie

 
 

O

O

f—

s

 

O

O

O

o

o

     

©

00

CM

           
 

r-*

oo

o

r-

00

o

t—

Lfi

 

o

o

o

o

o

 

o

00

CM

o

00

CM

O

00

CM

           
 

r-

00

o

r-

00

o

t—

Lfi

 

o

o

o

o

o

 

ö

00

CM

ö

00

CM

Ö

00

CM

           
 

r-

00

o

r-

00

o

t—

Lfi

 

o

o

o

o

o

 

ö

00

CM

ö

00

CM

Ö

00

CM

           
 

t—

t—

r-*

 

o

o

o

o

o

 

t—

t—

t—

t—

r-*

           
 

ö

CM

ö

CM

ö

CM

           
 

CO

O)

CSl

CO

O)

CM

00

O)

00

 

o

o

o

o

o

 

CM

CM

CM

CM

CM

CM

           
 

O

r-

00

O

r-

00

00

00

 

o

o

o

o

o

 

cd

r-

CM

cd

r-

CM

ai

r-*

CM

           
 

00

Lfi

00

Lfi

Lfi

00

co

 

o

o

o

o

o

 

f—

00

CM

f—

00

CM

Lfi

f—

CM

           
 

CM

00

f—

CM

00

f—

O

O

 

o

o

o

o

o

 

p-*'

f—

CM

r-*'

f—

CM

oo

o

CM

           
 

CO

r-*

r>

CO

r-*

p-»

00

00

Lfi

 

o

o

o

o

o

 

Lfi

o

v—

Lfi

v—

O

f—

           
 

O

Lfi

O

Lfi

f—

CM

00

 

o

o

o

o

o

 

ai

CM

t—

ai

CM

t—

csi

CM

f—

           
 

00

CM

00

CM

Lfi

r-*

Lfi

 

o

o

o

o

o

 

csi

f—

f—

csi

f—

f—

f—

f—

f—

           
 

o

CM

o

CM

00

f—

 

o

o

o

o

o

 

ai

Lfi

*—

ai

Lfi

f—

cd

r-*

*—

           
 

o>

O)

o>

Lfi

CO

r-*

 

o

o

o

o

o

 

00

co

f—

00

co

f—

00

00

f—

           
 

co co

00

Lfi

CO

00

Lfi

CO

 

o

o

o

o

o

 

ai co

csi

r-*

ai

00

           
 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2017 B&O en verv.

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2017

B&O en verv.

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 B&O en verv.

 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 3.09

Ontvangsten

Mutaties Voorjaarsnota 2017

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 3.09 Ontvangsten

Mutaties Miljoenennota 2018

Stand ontwerpbegroting

2018 artikelonderdeel 3.09 Ontvangsten

Bijdrage min EZ: Project Wind op zee

Dit betreft een bijdrage van Ministerie van Economische Zaken met name ten behoeve van ecologisch onderzoek omtrent het project Wind op zee.

Duurzaamheidspilots beheer en onderhoud

Voor de realisatie van een tweetal duurzaamheidspilots (duurzame bestrijding riviererosie en zwerfvuil rivieren) bij op het gebied van het Beheer en Onderhoud met betrekking tot riviererosie en zwerfvuil wordt € 4,5 miljoen vanuit de programmaruimte ingezet € 4,5 miljoen beschikbaar gesteld.

Extrapolatie 2031

In de begroting 2018 wordt de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. De kasschuiven hebben met name betrekking op de projecten Amelander Zeegat, Stroomlijn, groot variabel onderhoud Stuwen in de Lek.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Stroomlijn

Op het project Stroomlijn is een aanbestedingsmeevaller ad € 5 miljoen gerealiseerd dat wordt toegevoegd aan de investeringsruimte van het Deltafonds.

Waterveiligheid stormvloedkeringen Zuid-Holland Begin 2016 geconstateerd dat er bij een aantal stormvloedkeringen (Maeslantkering, Hartelkering, Hollandse IJsselkering en Haringvliet-sluizen) sprake is van een formatietekort van in totaal 10,2 FTE. De extra formatie is nodig vanwege de complexiteit van de objecten. De capaciteit wordt ingezet voor o.a. het opstellen van faalkansrapportages en een intensievere begeleiding door Rijkswaterstaat richting de aannemers. Dit laatste vanwege de specifieke objectkennis die nodig is om aannemers in staat te stellen kwalitatief goed werk te leveren ten aanzien van het beheer en onderhoud van de stormvloedkeringen.

 

2031

O

O

O

 

O

O

 

O

O

O

2.970

 

34

3.004

3.004

 

O

O

3.004

O

co

o

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

2.970

 

34

3.004

3.004

 

o

o

3.004

2029

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

2.970

 

34

3.004

3.004

 

o

o

3.004

00

CNJ

O

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

65.102

 

749

65.851

65.851

 

o

o

65.851

2027

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

5.220

 

09

5.280

5.280

 

o

o

5.280

CD

CN

O

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

5.220

 

09

5.280

5.280

 

o

o

5.280

2025

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

5.220

 

09

5.280

5.280

 

o

o

5.280

CN

O

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

5.220

 

09

5.280

5.280

 

o

o

5.280

CO

CN

O

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

53.020

 

610

53.630

53.630

 

o

o

53.630

CN

CN

O

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

O

CN

CN

'3-

 

60S

44.729

44.729

 

o

o

44.729

CN

O

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

214.470

 

2.466

CO

CO

O)

cd

r-

CN

co co

o

cd

*—

CN

 

o

o

co co

cd

f—

CN

O

CN

O

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

O

CN

CO

CN

 

2.660

O

00

cd co

CN

O

00

cd co

CN

 

o

o

o

00

cd co

CN

2019

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

O

O

LD

CN

co

CN

i

2.471

00

IA

00

r-*'

r-

CN

00

LD

00

r-*'

*—

CN

 

o

o

00

LD

00

r-*'

f—

CN

00

o

CN

o

o

o

 

o

o

 

o

o

o

O

O

¦^T

CO

CN

i

543

O

00

r>

r-*"

O

CO

r>

r-*"

 

o

o

o

co

r>

r-*"

2017

o

o

o

O

O

o

cd

o

o

o

cd

o

o

o

cd

 

o

o

o

5.057

CO

CN

i

56

4.900

4.900

 

o

o

7.900

Totaal mutatie

     

o

o

o

cd

           

905.479

  • 639

CD

O

ö

           

Artikel 4 Experimenteren c.f. art. III Deltabegroting

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 4.01 Experimenteerprojecten

Mutaties Voorjaarsnota 2017

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 4.01 Exp.projecten

Markerwadden fase 1

Mutaties Miljoenennota 2018

Stand ontwerpbegroting

2018 artikelonderdeel 4.01 Exp.projecten

 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Mutaties Voorjaarsnota 2017

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Afsluitdijk

Payrollers

Prijsbijstelling 2017

Mutaties Miljoenennota 2018

Stand ontwerpbegroting

2018 artikelonderdeel 4.02

Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2017 Exp. cf, art. III Deltabegroting

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2017

Exp. cf, art. III Deltabegroting

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Exp. cf, art. III Deltabegroting

Artikel 4 Experimenteren c.f.    Totaal 2017    2018    2019    2020    2021    2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028    2029    2030    2031

art. III Deltabegroting    mutatie

 
 

O

O

O

o

O

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

o

o

o

o

o

 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 4.09

Ontvangsten exp.artikel

Mutaties Voorjaarsnota 2017

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 4.09 Ontvangsten exp.art.

Mutaties Miljoenennota 2018

Stand ontwerpbegroting

2018 artikelonderdeel 4.09

Ontvangsten exp.art.

Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

Marker Wadden fase 1

De reservering voor Marker Wadden fase 1 was opgenomen in de programmaruimte. Dit budget wordt in 2017 overgeboekt naar het Groenfonds. Middels een kasschuif wordt het betreffende budget naar voren gehaald en overgeheveld.

Afsluitdijk

Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. Afronding van de aanbesteding staat gepland voor 2018. Vooruitlopend hierop zijn de beschikbare middelen voor de Afsluitdijk overgeboekt naar artikel 04.02.01. Geïntegreerde contractvormen/PPS.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

 

CO

o

CN

 

O

O

 

CD

o>

LO

CN

00

CD

cd

CN

 

3.787

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

LD

00

Ö

CM

CM

220.351

 

O

O

o

 

59.982

 

CN

i

                                   

o

co

o

CNJ

CNI

00

cq co

*—

CNI

o

CM

00

cq co

f—

CM

 

CD

03

LO

   

00

cd

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

03

<0

co co

f—

LD

00

o

CM

CM

 

CM

00

03

03

LD

O

CM

00

03

03

LD

     

CN

|

                               

03

CNI

O

CN

CNI

00

co co

f—

CNI

o

CM

00

co co

f—

CM

 

CD

03

LO

   

00

cd

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

03

co co

co

t"

LD

00

Ö

CM

CM

 

CM

00

03

03

LD

O

CM

00

03

03

LD

     

CN

|

                               

00

CN

O

CN

CNI

00

co co

f—

CNI

o

CM

00

co co

f—

CM

 

CD

03

LO

   

00

cd

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

03

co co

cd

t—

LD

00

Ö

CM

CM

 

CM

00

03

03

LD

O

CM

00

03

03

LD

   

CD

03

CN

CN

|

                               

r--

CN

o

CN

00

LO

CO

co

f—

CNI

o

00

IO

co co

f—

CM

 

CD

03

LO

   

r--

00

cd

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

03

co co

cd

r>

CM

00

ö

CM

CM

 

O

r-*

00

00

co

O

O

r>

00

cd co

   

CD

03

CN

CN

|

                           

i

 

CD

CN

O

CN

03

LO

cq co

f—

CNI

o

C3

IO

cq co

f—

CM

 

CD

O)

LO

   

00

cd

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

03

co co

cd

00

CM

00

o

CM

CM

 

f—

00

f"

csi co

O

f—

co

f"

csi co

     

CN

|

                               

2025

CO

CNI

t—

ai

o

CNI

o

CO

CM

t—

ai

o

CM

 

CD

03

LO

   

00

r--

cd

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

03

co co

cd

CM

03

r-*

LD

t"

CM

 

LD

00

f"

csi co

O

LD

co

f"

csi co

     

CN

|

                               

CN

O

CN

t—

CO

CNJ

r-*'

o

CNI

o

f—

co

CM

r-*'

o

CM

 

CD

O)

LO

   

00

cd

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

03

co co

cd

O

00

03

00

f—

CM

 

03

03

f"

co

O

03

03

f—

co

     

CN

i

                               

CO

CN

O

CN

03

CO

CO

o

CNI

o

C3

CO

CO

o

CM

 

CD

03

LO

   

00

cd

 

00

LD

CD

 

o

CD

00

03

co co

cd

00

00

o

f"

f"

CM

 

03

f—

r-k

f"

co

O

03

f"

pk»

f"

co

     

CN

|

                               

CN

CN

O

CN

LO

O)

00

csi

o

CNI

o

LO

O)

00

csi

o

CM

 

CD

03

LO

   

r--

00

cd

 

00

LD

CD

CD

O

o

CD

00

o

00

r>

r-*"

LD

CM

cq

o

f"

CM

 

LD

03

cq

f"

co

O

LD

03

cq

f—

co

     

CN

|

                             

CN

O

CN

O

f—

o>

f—

f—

CNI

o

o

f—

o>

f—

f—

CM

 

CD

O)

LO

   

CN

o

03

cd

 

hk

00

LD

CD

CD

C3

o

CD

00

T“

00

00

r>'

f"

03

r>

03

f—

CM

 

f"

LD

f"

co

O

f"

LD

f"

co

     

CN

i

                             

O

CN

O

CN

00

CM

LO

t—

CM

o

00

CM

LO

t—

CM

 

CD

O

CD

   

03

cd

 

CD

00

LD

CN

CD

00

00

CD

o

CD

00

r-

00

LD

r>'

LD

t—

O

00

CM

CM

 

CM

00

00

co

00

03

T“

co

CM

f"

cd co

     

CN

|

                     

1

       

03

O

CN

00

LO

t—

00

f—

CM

o

00

LO

t—

00

f—

CM

 

O

O

CD

   

CN

00

03

cd

co

CN

CN

r--

00

00

CD

00

CD

o

CD

00

00

T“

cq

r>'

t"

r>

r>

LD

CM

CM

 

o

00

00

00

co

00

03

T“

CM

co

f—

cd co

     

CN

|

                     

1

       

00

o

CN

CO

00

o>

f—

CM

CM

o

CO

00

o>

f—

CM

CM

00

o>

O

CD

   

o

co

CN

hk

00

00

CN

CN

CD

 

o

CD

00

co

LD

00

03

CM

LD

o

00

CM

 

LD

00

cq

00

co

00

03

T“

pk»

00

cd co

     

CN

|

                     

1

       

r--

o

CN

CM

t—

t—

00

f—

CM

co

00

co

LO

O)

00

f—

CM

o

LO

r--

o

CD

 

O

LO

|

03

o

co cd

CO

CN

CN

CD

CD

CD

CN

CD

 

o

CD

00

00

r>

T“

cd

00

r-

CD

cd

CM

CM

 

00

o

r-k

00

co

o

o

LD

T“

1

co

o

CM

csi co

     

CN

|

                           

Totaal mutatie

     

00

LO

csi

co hk

03

o6

CN

00

CD

cd

CN

O

LO

1

o

LD

03

CO

CD

03

co

CN

CN

CD

LD

CN

03

O

o

'3-

o

o

03

CN

             

CN

00

03

03

LD

O

O

CD

CO

                         

i

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

r>

^ LO

0 a>

"0 u> >-a> a>

-Q ¦ü

fr = «

£ .2 «

3 J «

+-1 r± Q.

  • = 
    t a

O «5 <

r>

T“

O

CM

CO

+*

0

e

«

k.

co co

'7

0

£

v>

"¦p

co

+*

o

.1 É s 1«

re    co at re area

»c <

re © _ % " o

¦core e ™ "S

lü ö) L

+- re re

C/5 -Q "D

¦O

c

1

o

re

'o

ol

N

LU

c

re re

2 re ~o a CÜ o

ó

'rë

>

re

03

'rë

o w

03 t

a re

03 Q_

o x

2 -S

% 're

LU -C

CO

O

CN

.re

_re

o

a

03

s

LU

c

re

"O

re

O)

co

03

03

03

a

a

03

O)

C

u:

J=

o

co re

X

hk

o

CN

O)

c

"rë

.co

!a

c

o

o

_l

CO

_re

"5

>

03

Q_

hk

o

CN

O)

c

"rë

.co

!5

«

ol

"5

a

co

E

03

CC

O)

c

re

.X

~o

re

o

>

£

o

co

03

E

co

'rë

'rë

03

a

03

ü

re

Is

co c re c

2 co

¦M 03

CO c

~6

re

o

>

o _re co "5 _-D X 're -a

11 © c

03 'i-

00

T“

O

CM

co

+*

0

c

c

a>

c

re

.0

i

.re

"¦P

co

+*

o

E

a> ®

1X5

0 "rë j- re

Ui ~ö

re k. o re tl

re o

> re +¦>

C ~ ’H

o t 8 ¦u " s soo 5

n t- “¦

+- o “¦

CO CM <

 

re

a

'Z

re

^ O

^ LD

'¦£ "® o re h, "O

O k.

re re

Si ~ö

a c c

£ o S Si 1 o £ '=

r>

T“

O

CM

co

+*

0

c

re

k.

co co

'k*

0

£

re re

"¦P

co

+*

u

c

re

>

co re c ö>

.Ë O ¦-

l|l

a co a>

» ï o

*1 *

¦core

c ™ "C

(0 o) k

+- re re

C/5 -Q "O

O)

c

'c

c

1

O

N

N

LU

c

E

<D

O)

03

-p

m

00

O

CN

.re

_C0

o

a

03

LU

re

U)

re

>

O

c

re

>

11

o >

CO

CO Ui

re ,±±

^    =5

r--

o

CN

re re

»4—

H—

O

i

CO

o

CN

O

01

CD

60.648

60.648

 

o

o

         

CD

01

LD

i

414.132

                     

o

co

o

CNJ

O

01

CD

CO

CO

CO

00

co

o

co

co

o

LD

ai

o

co

o

LD

01

f—

o

1^

Ol

csi

i

       

r--

cq od

i

       

¦^T

01

01

LD

CN

i

 

CD

co

o

i

         

01

CNI

O

CN

O

01

CD

CO

co

CO

00

co

ö

co

co

LD

t'';

00

co

o

co

f—

01

1

co

f—

f—

cd

01

CM

o

1^

01

csi

i

   

o

o

cq

i

           

00

co

i

 

CN

cd

i

0

0

0

cd

i

 

0

0

0

cd

1

   

00

CN

O

CN

LD

01

CD

r- co

O)

©

co

CD

00

LD

CD

CN

CN

o

o

co

00

01

cd

CM

CM

o

ai csi

i

                 

o

CD

od

 

CD

co

o

i

         

r--

CN

o

CN

O

CO

r--

o

r“

Tt

o

00

CNJ

co

CN

CD

LD

o

CM

f—

co

LD

o

1^

ai csi

i

o

¦^T

CD

cd

1

               

o

CN

LD

LD

 

CD

co

o

i

 

0

0

0

   

0

0

CD

CD

CN

O

CN

CD

r--

CNI

0)

CO

co

CM

00

csi co

1^

00

LD

00

r- co

1

o

f—

f—

00

f—

o

1^

ai csi

i

 

CD

co

 

o

o

LD

i

     

o

o

o

l"i

CN

CN

o

00

i

r--

1^;

 

CD

co

o

i

     

LD

 

LD

CN

O

CN

CD

r--

CNI

0)

CO

r-

CM

00

csi co

CD

LD

o

co

LD

f—

o

ai csi

i

                 

co

CN

cq

LD

i

 

CD

co

o

i

         

CN

O

CN

 

o

0)

co

00

co csi

co

o

01

Cq

CN

CN

o

o

01

r- csi

CM

f—

o

Ol

csi

i

                 

¦^T

01

01

1

 

CD

co

o

i

         

CO

CN

O

CN

r--

r-

00

co

co

o

csi co

o

o

o

o

Ol

csi

i

                 

CD

o

o

 

CD

co

o

i

         

CN

CN

O

CN

o

co

00

co

f—

00

co csi

co

o

o

o

o

1^

Ol

csi

i

                 

CD

o

o

 

CD

co

o

i

         

CN

O

CN

00

o

Tt

00

co

00

v—

csi co

o

o

o

o

Ol

csi

i

           

o

CN

i

   

CD

o

o

 

CD

co

o

i

         

O

CN

O

CN

co co

1^

o

r-*

LD

co

00

co co

o

o

o

ö

LD

o

o

o

o

ö

LD

f—

o

Ol

csi

i

           

o

CN

i

   

CD

o

o

o

o

o

ö

LD

CD

co

o

i

         

01

O

CN

co co

r--

C1

o

r-

f—

00

co co

o

o

o

             

o

CN

i

   

00

00

Ol

i

00

00

Ol

i

         

00

o

CN

co

co

r-

r-

o

o

CM

co

o

o

o

             

o

CN

i

   

o

00

 

o

00

         

r--

o

CN

CN

00

o

r-

f—

f—

01

csi co

o

o

cd

o

f—

o

co

CM

00

f—

                   

o

i

o

o

o

ö

LD

           

Totaal mutatie

01

CD

Ö

   

i

 

1

o

CD

CN

co

i

o

CD

cd

1

CD

co

o

o

cq

i

o

o

LD

i

co

Ol

od

i

CN

co

o

00

i

o

o

o

CN

CN

o

00

i

o

o

o

o

o

CD

CN

i

0

0

0

cd

i

0

0

0

0

0

0

cd

1

LD

0

0

CD

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

r--

o

CN

CD

c

"0

.co

15

«

ol

00

r“

o

CN

CO

+

0

c

c

o

e

a>

,0

i

"¦p

co

+-

o

1

CM

m 9

C LD

o

E a>

Ui ~ö a> »- r-

i-s 1 ill

> 0 +i = ^ = o t 0

"C

r 00 ^

« S 0 +- o j?

CO CM O

1^

O QQ

O* o

OJLri ü

ë-aM

O ® 3 *- "O *-m 5 co

CD CD a> -Q c Q. C 'C ® .2 ®

> 0 CO £ ^ 0

3 -H > O 03 £

r-*

f—

o

CM

co

+

0

s

Ui

k.

co co

T

0

->

Ui

.0

"¦H

co

+

3

2

a> c ‘1’

± o 2

s *¦=

m ^ o ar «

a co a>

3ïl

dl o m ïn8

fl>    ~

_ +-    0 fl>

¦ö 0 0 45

  • "0 E re o k. c +-003

CO -Q -ü ^

X-

T5

‘5

co

M—

<

o

Lu

CD Ui a3

T3

m

c

CD

CD

¦>

CD

o

Ui

c

03

a.

03

Q

CD

03

1

0

o

N

c

03

CL

03

Q

CD

CD

_c

CD

CQ

co

o

‘o.

co

"O -O

0 =

O

E €

03 CD

03 "O

N c

3 o = c Q 0

ó

‘ai

>

0

03

5

‘0

o W

03 t CL 0

03 CL O X

E -S '0 LLI -C

co

o

CN

_0

_re

o

a

03

£

o

cc

CQ

Ui

c

0

'o

c

03

c

'LL

03

_>

>

CN

CL

CQ

g

J1

o co ;z:

>

0

CD

03

¦O

!a.2

0 re J2 ö

CL 03

03 +0

03 X —) 0

c

0

>

'3

o

co co

re

"0

CD

0

c

'E

c

0

co co

re

a

c

0

!5

E

< 2 c '0 x:

E & 0

0 2: Ui

E

c

0 2 !-E 0

E ^ <

c '0 x:

E & 0

0 2: Ui

E

c

0

¦0

c

re

0 ^

0 -c

ra e

0 0

—1 1—

0

co re

M—

c

0

~G

-0

re

g

0

X-

re

0

0

E

0

0

E

0

X-

re

X-

3

3

re

0

CN

CD

c

"0

.co

15

.co ol

CO

o

CNJ

           

o

co

o

CNJ

           

03

CNI

O

CM

           

00

CM

O

CM

   

co

CM

LD

o

o

CM

1

   

r--

CM

o

CM

CM

CD

LD

i

     

CM

03

00

03

LD

|

 

CD

CM

O

CM

       

CO

00

o

03

CD

i

o

o

o

cd

o

2025

       

LD

CM

O

CD

1

i

CM

O

CM

         

o

o

o

03

i

CO

CM

O

CM

           

CM

CM

O

CM

           

CM

O

CM

 

O

CO

O)

LD

       

O

CM

O

CM

 

O

O

LD

03

       

O)

O

CM

 

O

O

O

O

       

00

o

CM

 

o

o

o

ö

       

r--

o

CM

 

o

o

o

od

CO

CM

LD

i

     

Artikel 5 Netwerkgebonden    Totaal kosten en overige uitgaven    mutatie

CM

CD

LD

i

CD

¦o

03

-C

O

co

o

03

¦o

c

3

c

CD

c

CD

CD

CC

o

co cd

CD

O)

03

y

Ó

cc

CQ

O)

c

CD

>

  • 0) 

S o

cc Q

O

©

tj

CD

O

O

Ó

CC > CÜ >

.E Q

> ai

CD 2

CO "O

CD :NR cc _Q

o

o

CM

i

"o

X

|2

N

O

z

  • O) 
    c c CD

§

£ -X

s 1

CD ®

cc E

o

o

o

CD

03

i

c

03

03

CD e.

CD CD

E £

;u .E !5 -

co sc

£ §

  • O) 
    c

.E ®

•§? C -x c

S 1 'E IE E 5

o

o

o

ö

o

CM

i

CD

_c

:=* 03 -Q

C so CD

¦“ CD CD _c

CD o _Q

f.E

S ffl

C CD CD C

CO 'd

03 03 CC

 
     
  • 615
   

r“

CSI

O)

C\i

r-

f—

CM

03

csi

f—

     

CD

od

i

   

00

r“

o

r-*"

l

LD

00

csi

r- co

           

o

00

r“

Tt

1

co co

CD

LD

CM

o

CD

i

 

00

i

 
  • 3.984
 

989

LD

r-

03

r-*'

CM

CM

           

48.460

CM

r-*

©

03

09

76.773

     

5.000

O

o

r*

co

I

o

f—

o

f—

f—

           

122.790- 144.564

o

o

           

1

O

o

           

o

o

           

5.810

5.810

           

9.880- 140.620

9.880    9.380

           

O

00

00

03

o

00

00

03

           

157.337

9.077

O

76.773

00

i

  • 9.256
  • 3.984

5.000

   

Risicoreservering

Zandwinning- meerkosten

Ruimte voor de Rivier

Steenbestorting Wester-schelde

Stormvloedkering Ramspol

Strategische capaciteitsma-nagement

Stroomlijn

Mutaties Miljoenennota 2018

Stand ontwerpbegroting

2018 artikelonderdeel 5.03 Investeringsruimte

o

cd

o o

G3 o

o

o

ö

o

CM

 

o

 

o

   

o

 

o

o

o

CM

o>

                 

cd

O)

co

o

co

o

CNJ

 

o

   

o

 

CD

f—

co

f—

00

           

cd

O)

co

cd

O)

co

cd

LD

co

o>

CNI

O

CM

 

o

   

o

 

r-*

f—

r-*

r-*

r-*

CM

co co

           

f—

co co

ci co

LD

LD

co

LD

00

CM

O

CM

 

o

   

o

 

o

LD

CM

o

LD

co

LD

CM

           

ö

o

LD

ö

o

LD

ai

o

LD

r--

CM

o

CM

 

o

   

o

 

o

f—

o

f—

r-»

co

           

cd

CM

co

cd

CM

co

00

co

CD

CM

O

CM

 

o

o

o

   

o

o

o

 

co

CD

o

o

CM

f—

co

f—

 

cd

o

r“

   

cd

o

r“

 

f—

co

r-*"

LD

o

o

LD

LD

CM

O

O

CM

o

r“

CSI

   

o

r“

CM

 

CM

CM

00

CM

CM

00

CM

00

CM

CD

cd

r“

   

cd

r“

 

LD

f—

LD

f—

O)

CM

CM

O

CM

O

<S)

1^

o

O)

   

o

r-*

 

LD

o

LD

o

o

cd

ö

r“

r“

   

ö

r“

r“

 

csi

O)

co

csi

O)

co

r*>'

00

co

CO

CM

O

CM

 

o

   

o

 

00

00

o

00

00

o

Tt

           

cd co

CM

cd co

CM

cd

r>

CM

CM

CM

O

CM

 

o

   

o

 

o

O)

LD

o

O)

LD

co

o

o

           

co

CM

co

CM

cd

r-

CM

CM

O

CM

 

o

   

o

 

CM

CM

<7i

O)

r>

           

cd

CM

cd

CM

r*>'

00

CM

O

CM

O

CM

 

o

   

o

 

CM

LD

LD

LD

o

co

CM

           

00

CM

00

CM

cd

O)

CM

O)

O

 

o

   

o

 

00

00

o

O)

CM

CM

O)

             

f—

00

CM

f—

00

CM

ai

O)

CM

00

o

CM

 

o

   

o

 

00

co co

o

r-*

o

co

           

LD

00

CM

LD

00

CM

o

co

r--

o

CM

 

o

   

o

 

LD

f—

00

co

f—

co co

           

cd co

f—

csi co

f—

00

O)

CM

Totaal mutatie

o

o

o

ö

co

               

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

=5

=5

o

=5

to \ CD

CO C <D

  • 0) 
    c
  • O) 
    c

CC c E ego

¦© £ £

> o 2

CD o S co —

CD CO o

cc > >

00

r“

o

CM

co

+*

0

c

c

©

c

©

,0

i

©

"p

co

+*

3

1

Ui

c

"p

0

t-

ü)

©

-Q

a

t

©

s

*->

c

0

¦ü

c

co

+-1

c/>

o

LD

¦©

©

L.

©

¦ö

c

_0

©

co

00

r“

o

CM

c

©

o>

n

'C

©

£

©

©

cc

 

£ c

¦ü o 4>

  • <M c “ u> a>

«.= « c o

S £ ¦*

n o-ö a> ® ®

s -g ff = £¦¦£

— «) © o

(0 > > ;E

¦15 3

0 = « > 1- 0 Z 0

©

ÏÊ

© o

© CM c "CO©

e c -Ss « w «

C O o © ® ^

¦— o ¦= 0

U +- »-    ¦

_ © © o

Sö.S-1

s &i *

00

«- -¦U o ®

  • CM C

5 o © w .E «

C    o

5 2 ¦*

re Ui -?

5> ® ®

¦ - o ^

= £¦ ^ ¦

— «) © o re > § ;E

» 1 s =

0 = « >

1- 0 Z 0

Afsluitdijk

Bij de Afsluitdijk wordt de waterafvoercapaciteit vergroot door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever. Deze areaalgroei brengt extra beheerkosten met zich mee, waarvoor een risicoreservering binnen de programmaruimte op het Deltafonds is gedaan. Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. Afronding van de aanbesteding staat gepland voor 2018. Vooruitlopend hierop zijn de beschikbare middelen voor de Afsluitdijk overgeboekt naar artikel 04.02.01. Geïntegreerde contractvormen/PPS.

Bijdrage elD

Voor de stelselkosten van het programma elektronisch identificeren (eID) is structureel € 16 miljoen is benodigd vanaf 2018. IenM levert hieraan een bijdrage van € 2 miljoen structureel. Deze mutatie betreft de budgettaire verwerking van het aandeel van het Deltafonds.

Deltaplan zoetwater

Zoetwater is een van de pijlers binnen het Deltaprogramma. Met de Deltabeslissing is een investeringsprogramma gestart met maatregelen die door Rijk en Regio gezamenlijk worden gefinancierd. Het rijk draagt € 150 miljoen bij aan de uitvoering. Voor een aantal maatregelen zijn er nieuwe ramingen die zullen leiden tot kostenoverschrijding. Het betreft Peilbesluit IJsselmeer (€ 5 miljoen), Noordervaart (€ 9 miljoen) en Bypass Irene Sluis (€ 3,3 miljoen). Totaal wordt nu € 17,3 miljoen vanuit de programmaruimte overgeheveld naar de Zoetwatermaatregelen in de periode 2019/2020.

Extra capaciteit waterveiligheidexperts

Deze waterveiligheidsexperts zijn nodig om het hoofdkennisveld «Waterveiligheid» te versterken. In de Kenniskoers is vastgesteld dat »waterveiligheid» een critical field is dat versterkt moet worden. Het gaat daarbij met name om het verbinden van de theoretische kennis van de kennisinstituten/universiteiten met de praktijk van de waterbeheerder. Daarvoor zijn experts nodig met enerzijds voldoende diepgaande kennis om de theoretische kennis te doorgronden, en daarnaast in staat zijn om deze kennis in de breedte te verbinden met de praktijk (en het beleid).

Extrapolatie 2031

In de begroting 2018 is de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

HWBP-2 vrijval

In deze begroting is een vrijval van het HWBP-2 verwerkt van € 81 miljoen. Over de middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 hebben de Minister van IenM en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt in «afsprakenkader nieuwe waterveiligheidsnormen» (18 juni 2014), waarbij is afgesproken dat twee derde deel van de vrijval beschikbaar komt voor het HWBP en een derde voor de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Bij de verwerking moet ook rekening gehouden met de afspraak uit het Bestuursakkoord Water dat de individuele waterschappen 10% bijdragen aan het HWBP met het projectgebonden aandeel, teneinde de 50/50 verhouding in de bijdragen van Rijk en Waterschappen te handhaven. Dit is gedaan door de bijdragen van de waterschappen aan het Deltafonds te verlagen met € 5,4 miljoen.

Lange termijn ambitie waterveiligheid

De lange termijn ambitie waterveiligheid betreft met name de (langjarige) activiteiten waarmee een continue kennisbasis gevormd kan worde die als basis dient voor een actueel, degelijk, effectief en uitvoerbaar beleid. Hiertoe is op basis van de actuele programmering een kasschuif uitgevoerd en worden de middelen overgeboekt vanuit de programmaruimte artikel 5.03 naar artikel 01.03 Studie en onderzoekskosten waterveiligheid.

Loon- en prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Reservering BRO

In de begroting 2018 zijn op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor de realisatie van de Basisregistratie Ondergrond (BRO). De vrijgemaakte middelen worden gereserveerd op het Deltafonds en worden tranchegewijs naar de begroting HXII overgeheveld waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord.

Reservering rijksbijdragen aan meerkosten van rivierverruiming De beleidsreservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierverruiming zijn de startbeslissingen voor de Rijn- en Maastakken genomen en is overgeboekt van artikel 05.03 Investeringsruimte naar artikelonderdeel 01.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma.

Reservering regionale keringen in beheer bij het rijk

Reservering Rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerakzoommeer Voorgesteld wordt om de beleidsreservering regionale keringen in beheer bij het rijk en rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerakzoommeer over te boeken naar het nieuwe artikelonderdeel 05.04 Reserveringen.

Ruimte voor de Rivier

De vrije ruimte tussen budget en projectraming bij het project Ruimte voor de Rivier wordt toegevoegd aan de investeringsruimte (artikel 05.03).

Steenbestorting Westerschelde

Op het project Steenbestortingen Zeeland doet zich een tegenvaller van enkele miljoenen voor. De steenbestortingen hebben geleid tot bezwaren van belangengroeperingen. De Raad van State heeft de bezwaren (deels) gesanctioneerd. Dit leidt tot een aanpak met meer compenserende maatregelen. Daarnaast speelt er een arbitragezaak die kan leiden tot herstelwerkzaamheden en dus extra kosten. De totale tegenvaller van € 7,8 miljoen wordt gecompenseerd vanuit de investeringsruimte artikel 05.03.

Stormvloedkering Ramspol

Het toenmalige Waterschap Groot Salland (nu Waterschap Drents Overijsselse Delta) heeft in 2014 de Ramspolkering overgedragen aan Rijkswaterstaat. De faalkanseis van 1:100 is nu wettelijk vastgelegd in het nieuwe Beoordelings Instrumentarium (WBI2017), conform de Waterwet. RWS brengt de beoordelingssystematiek voor de faalkansprestatie in lijn met de uniforme RWS standaarden en de eis vanuit de Waterwet. Ter financiering hiervan wordt € 0,6 miljoen per jaar overgeboekt vanuit de programmaruimte naar Apparaatskosten RWS.

Stroomlijn

Deze mutatie betreft een aanbestedingsmeevaller ad € 5 miljoen op het project stroomlijn. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de investeringsruimte.

Waterveiligheid stormvloedkeringen Zuid-Holland Begin 2016 geconstateerd dat er bij een aantal stormvloedkeringen (Maeslantkering, Hartelkering, Hollandse IJsselkering en Haringvliet-sluizen) sprake is van een formatietekort van in totaal 10,2 FTE. De extra formatie is nodig vanwege de complexiteit van de objecten. De capaciteit wordt ingezet voor o.a. het opstellen van faalkansrapportages en een intensievere begeleiding door Rijkswaterstaat richting de aannemers. Dit laatste vanwege de specifieke objectkennis die nodig is om aannemers in staat te stellen kwalitatief goed werk te leveren ten aanzien van het beheer en onderhoud van de stormvloedkeringen.

00

O

CM

O

CM

00

CM

o

CM

r-

CM

O

CM

CO

CM

O

CM

LO

CM

O

CM

CM

O

CM

O

CM

CM

CM

O

CM

CM

O

CM

O

CM

o

CM

O')

O

CM

00

o

CM

r-»

CO

O)

Tt

LO

r>

r:^>

co

r-

o

co

r-«

LO

CO

r-»

CM

O

LO

csi

o

o

v—

LD

00

r*

r-

r-«

co

r“

o

co co

r-»

O)

LO

r>

r:^>

co

r-

o

co

r-«

LO

CO

r-»

CM

O

r—

LO

CO

00

5;'

CM

o o) ,E o +*

c Q. P-»

c

<D

 
 

O

co

CM

i

       

co co

   

CM

1

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

1

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

i

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

1

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

1

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

1

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

i

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

1

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

1

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

             

CM

i

3.787

     

12.628

 
 

o

co

CM

i

         

O

CM

i

 

CM

1

3.902

     

13.870

5.930

 

o

co

CM

i

 

4.533

 

O

o

i

 

O

CM

i

 

CM

1

3.947

     

11.870

9.500

 

o

co

CM

i

 

3.345

 

o

co

o

i

 

O

CM

i

 

CM

1

3.982

   

12.397

10.911

O

o

o

o

 

o

co

CM

i

 

00

co co

 

o

co

o

i

 

O

CM

i

 

CM

i

4.031

986

 
  • 9.690 -

10.971

o

o

o

ö

00

CM

O

cd

i

 

O

LO

i

5.501

       

o

LO

i

CM

1

3.309

O

o

o

o

co

i

  • 9.458

8.535

o

o

o

od

00

CM

O

cd

i

o

co cd

i

O

LO

i

17.747

 

o

o

cd

i

co co

O

00

1

o

LO

i

O

CO

co

1

57.041

1.986

o

co

i

  • 31.545

182.437

o

co cd

¦«t

BCF/PF Rivierver-ruiming Rijn

Bijdrage EiD

Bijdrage minEZ: Bedrijfswaterwijzer

Bijdrage min EZ:

Project Wind op zee

Bijdrage minEZ: Zoutwinning

Bouw Nieuwe GEO centrifuge

Extrapolatie 2031

Financiering BRO

Herschikking apparaatsgelden

KNMI offerte 2017

Loonbijstelling 2017

Monitoring Langs-dammen Waal

naar PBL-opdracht Kwartiermakers on climate Adaptation

Overboeking

Zoetwatermaatregelen

Prijsbijstelling 2017

Reservering BRO-Bijdrage DGB

00

O

CM

o

00

o

CM

o

CM

00

CM

o

CM

r-

0M

O

CM

co

CM

O

CM

LO

CM

O

CM

CM

o

CM

o

CM

CM

CM

o

CM

CM

o

CM

o

CM

O

CM

O')

O

CM

00

o

CM

o

CM

CU

CU

,o

0)

CU

E

r>

r>

r:^.

00

cd

r>

r>

r:^>

r>

r>

r:^>

00

cd

00

cd

00

cd

00

cd

00

cd

00

cd

00

cd

00

CO

O

Tt

r-

o

CM

O

r

oo

<D

r>

co

CO

r-»

O)

co

co

r-»

O)

r>

r>

r:^>

r-

o

00

csi

o

00

Lfi

o

Tt

cd

r>

co

LO

00

r“

CM

o

o

00

Tt

00

r“

c

a>

w

o

c

o

c

o a>

i- >-

  • «öE

« ^ n

C

TT CU |0 +-

  • 0. 
    r-« Q. «3 O

C/> CM

E

L

O)

a>

-Q

CM

00

00

cd

Tt

o

00

cd

00

csi co

co

Bijdrage elD

Voor de stelselkosten van het programma elektronisch identificeren (elD) is structureel € 16 miljoen is benodigd vanaf 2018. IenM levert hieraan een bijdrage van € 2 miljoen structureel. Deze mutatie betreft de budgettaire verwerking van het aandeel van het Deltafonds.

Bijdrage min EZ: Project Wind op zee

Dit betreft een bijdrage van Ministerie van Economische Zaken met name ten behoeve van ecologisch onderzoek omtrent het project Wind op zee.

Extrapolatie 2031

Bij de begroting 2018 wordt de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

Loon- en prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Overboeking Zoetwatermaatregelen

Naar het Provinciefonds worden voor de jaren 2017, 2018 en 2019 middelen (excl. BTW) overgeheveld ten behoeve van de uitvoering van Zoetwatermaatregelen door provincies. De BTW componenten voor de jaren 2017, 2018 en 2019, gekoppeld aan betreffende maatregelen, worden afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

Reservering BRO

Bij de begroting 2018 worden op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor Basisregistratie Ondergrond (BRO). De vrijgemaakte middelen worden gereserveerd op het Deltafonds en worden tranchegewijs naar de begroting HXII overgeheveld waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord.

 

CO

o

CN

O

O

o

     

o

O

 

o

o

o

       

o

O

 

o

co

o

CNJ

o

o

o

     

o

o

 

o

o

o

       

o

o

 

03

CNI

O

CN

o

o

o

     

o

o

 

o

o

o

       

o

o

 

00

CN

O

CN

o

o

o

     

o

o

 

o

o

o

       

o

o

 

r--

CN

o

CN

03

00

03

Lfi

o

03

00

O)

Lfi

   

o

co

CD

o

00

co

03

f—

co

Lfi

Lfi

 

o

o

o

       

o

o

 

CD

CN

O

CN

o

co

o>

Lfi

o

o

co

o>

Lfi

   

CN

co

CD

CM

00

co

CM

CO

Lfi

Lfi

Lfi

 

o

o

o

       

o

o

 

2025

o

co

f—

co

Lfi

o

o

co

f—

co

Lfi

   

CD

f—

f—

co

f—

r-*

od

Lfi

 

o

o

o

       

o

o

 

CN

O

CN

r-*

r-»

CSl

f—

Lfi

o

r-*

r-

CM

t—

Lfi

   

O

03

Lfi

o

O)

Lfi

r- co

co

f—

Lfi

 

o

o

o

       

o

o

 

CO

CN

O

CN

Lfi

CM

csi

Lfi

o

Lfi

CM

csi

Lfi

00

00

CN

0ö

 

00

03

CD

co

00

03

cd

f—

f—

f—

co

 

o

o

o

       

o

o

 

CN

CN

O

CN

CO

f—

r-»

Lfi

o

CO

f—

r->

Lfi

o

CN

CO

r-i

 

00

CN

00

00

f—

00

f—

f—

co

00

csi

r-*

 

o

o

o

       

o

o

 

CN

O

CN

O

o

CM

csi co

o

o

o

CM

csi co

00

Lfi

1^

 

CN

r--

CM

00

f—

CM

00

co

00

co

 

o

o

o

       

o

o

 

O

CN

O

CN

Lfi

CM

co cd

co

o

Lfi

CM

co cd

co

   

CD

CD

r--

co co

r-*

f—

03

00

co

 

03

CM

03

ö

CM

o

03

CM

03

ö

CM

     

¦^T

CN

T“

Tt

CM

o

r>

*—

f—

CM

 

03

O

CN

co

r-

00

f—

Lfi

o

co

r-*

co

f—

Lfi

00

o

CD

cd

1

1^

CN

CO

1

co

Lfi

f—

o

1

Lfi

r-*

03

cd

 

O

co

f—

o

o

co

f—

00

CN

1

o

o

00

1

Lfi

1

03

r-

CM

O

T“

1

r>

r>

r>

 

00

o

CN

00

O)

o

co co

o

00

O)

o

co co

T-;

r-i

l

 

CN

03

CN

CM

CM

r-*"

1

co

r-*

cq

Lfi

CM

 

00

co

r>

o

00

co

r>

     

03

03

r>

r>

r>

 

r--

o

CN

o

Lfi co

CM

Lfi

00

00

ai

Lfi co

r-*

co

o

Lfi

|

 

CD

CN

CN

00

f—

co

f—

1

r-*

f—

03

03

f—

 

03

r-

CM

T“

00

CM

1

00

CN

   

CO

Tt

CO

CM

CM

00

CM

 

Totaal mutatie

     

O

r--

CN

co

1

Lfi

CD

           

o

o

o

00

1

Lfi

1

CN

CD

CN

     

Artikel 7 investeren in waterkwaliteit

r»    =

r-    ¦

o _ ^

tM o £

M— i

+- <D <D

0 <D ~ö ~ö cc

  • U) 
    i_ ss

o> o> T|

1 = 1

1 o O- ¦S    :    <D

~ co +-= t D ? O co CC §

r-*

r-

o

CM

co

+*

0

C

W

k.

co co

T

0

£

c/>

.03

"¦p

co

+*

o

L

a>

¦c

a> c ^

~ o ±

0 T Cl r 8 o

0 -C L

Q.Ë “¦

s- « n

|5 r- ®

“ P te s

4> o _ $

t5No|

  • • 
    I • .=

^ 0 <D —

c »- "D +-

(O O L £

+- <D <D O c/> si -ö

c

CD

CD

V)

CD

>

c

c

CD

>

'3

_c

o

co co

(0

c

CD

E

E

03

¦o

CO

O)

c

03

_l

O)

c

o

'a "<ü

O CO

2 g

1^

O

CN

O)

c

.co

E5

.co ol

00

f—

o

CM

co

+*

0

e

e

a>

s

a>

.0

i

co

"¦H

co

+*

3

E

f—

a> 9 c .E    :=>

o "ö> £

»- a> -E a> -c .E

O i- iS a> s

1

> a> i_-^ o

0 t £

-D    Q. i

e co Tg ® co *- « (5 ¦H1 o    a

  • V) 
    CM cc s
 

a>

n

| 'è

-o I

® S * g>r~ ^

¦¦is®

Sï I

CD A> .SL

Si -ö o

  • Q. 
    C Jr

»- o _

§ ^ ® ®

r L (0 O) O co co =

r>

T“

o

CM

co

+*

0

c

V)

k.

co co

'k*

0

£

C/3

.o

"¦p

co

+*

3

2 § È

0 -T    ®

s| §»!

a « ® ^

Sïèi

|8g.|

^ n> ¦ 0

8 .= - S.

-s i ?s

8 &"E -i ^

+- CD CD CO 3) C/) £ ¦ü 10 3

c

CD

CD

00

CD

>

c

c

CD

>

x:

o

co co

co

(/)

LU

1—

E

CD

CD

to

>

co

O)

c

o

'c

o

CD

CD

E

CD

CD

E

CD

03

-V

3

3

03

r--

O

CN

O)

.c

.co

!5

.co ol

00

T“

o

CM

CO

+*

0

c

3

CD

C

a>

.0

i

co

a>

"¦P

co

+*

3

E

CM

ai 9 n c r> a>

o "® ?

k 0)

u>~ö o ® c

J2 ® a T3

  • Q. 
    ^ U) ~

^ c a> o ï o|r

||If

0 t (D J -n co U> L

l»'g 5 ” S > 5

CO CM O >

 

CO

o

CNJ

O

o

O

   

O

O

 

o

o

o

 

o

o

o

co

o

CNJ

o

o

o

   

o

o

 

o

o

o

 

o

o

03

CNI

O

CN

o

o

o

   

o

o

 

o

o

o

 

o

o

00

CN

O

CN

o

o

o

   

o

o

 

o

o

o

 

o

o

r--

CN

o

CN

o

o

o

   

o

o

 

05

00

05

Lfi

05

00

05

Lfi

05

f—

co

Lfi

Lfi

 

o

o

CD

CN

O

CN

o

o

o

   

o

o

 

o

co

05

Lfi

o

co

05

Lfi

CNI

CO

Lfi

Lfi

Lfi

 

o

o

2025

o

o

o

   

o

o

 

o

co

f—

cd

Lfi

o

co

f—

cd

Lfi

f—

r>

cd

Lfi

 

o

o

CN

O

CN

o

o

o

   

o

o

 

r-*

r-

CNJ

t—

Lfi

r-*

r-»

CNJ

f"

Lfi

r- co

00

f"

Lfi

 

o

o

CO

CN

O

CN

o

o

o

r“

cd

o

o

f—

cd

   

o

o

o

f—

cd

 

Lfi

CNI

CNi

Lfi

Lfi

CNI

Lfi

Ö

CO

f—

f"

Lfi

05

CO

 

o

o

CN

CN

O

CN

o

o

o

r“

cd

o

o

f—

cd

 

o

Lfi

CO

o

Lfi co

o

Lfi cd

 

CO

t—

r>

Lfi

CO

f—

00

CNi

co

f"

f"

CO

f"

00

 

o

o

CN

O

CN

o

o

o

co ai

o

o

co ai

 

o

Lfi co

o

Lfi co

o

Lfi

05

ai

 

o

o

CNI

CNi

CO

o

o

00

f"

r>

CNI

CO

CO

cd

r>

 

o

o

O

CN

O

CN

Lfi

05

05

o

o

CNJ

Lfi

05

f—

Lfi

 

o

Lfi co

o

Lfi

CO

Lfi

Lfi

Lfi

 

05

Lfi cd

00

05

r>

CNÏ

05

co

o

f—

05

 

o

o

03

O

CN

Lfi

05

05

O

o

co cd

Lfi

05

CNJ

 

o

Lfi co

o

Lfi

CO

Lfi

CO

 

Lfi

r-*

f—

Lfi

Lfi

r>

r*>'

Lfi

r>

05

co

CNi

Lfi

 

o

o

00

o

CN

Lfi

05

05

o

lfi

00

r“

Lfi

CO

CNÏ

 

o

Lfi co

o

Lfi co

Lfi

05

f—

cd

 

f—

CO

00

co

*—

f—

r>

cd co

00

co

05

CNI

 

o

o

r--

o

CN

Lfi

05

05

Lfi

CO

r“

O

co

CNi

o

Lfi

 

o

Lfi

r“

o

00

CNI

CNi

 

CNI

t—

cd

CNI

co

f—

CNJ

r*>'

co

05

r>

CNi

CNI

 

o

Tt

CNI

CNI

 

i

 

1

       

Totaal mutatie

     

O

Lfi

i

o

Lfi

1—^

                 

Artikel 7 investeren in waterkwaliteit

+2

'ö>

+2

r-    "cc

s«l

o *-

ö) rJ ® 2' P- +*

.E — « +- o> é o o> > ±,-U C o o ü SI ~ö v> o. c o *- o

05—05 > 05 ™

S riS 1 = t 5

O re y)

r-*

r-

o

CNI

CO

+*

0

c

</>

k.

co co

'7

0

£

v>

"¦p

co

+*

3

± <5 È

0 -T    4>

s| §»!

a « £ ^

Sïèi

|8S.|

  • k. 
    n> ¦ 0

S .= - o.

¦t» -s s ?s

S S.'H.S

+- 05 05 CO Ui

co Si ~ö co s

03

5

¦o

CD

CO

N

LLI

C

'E

s>s

03

Ë

03

1

CD

03

§

co

r“

o

CNI

CO

+*

0

c

c

05

c

05

.0

i

C/5

"¦P

CO

+*

3

E

+2 „ 'Ö5

CO

UI® =

^ - co

¦fïl

L 01 L

51-5 ®

Q.-Ü S

S 0 %

> 05 +*

v>

oïi

-O    .®

C 00 "0

CO r- 3

o +-CO CNJ CO

 

+2

"a>

r- "cc

¦gsj

“ u> o « .= n

4> 0 5

> ï, c n a> — u> g c .¦e -5 i>

3 O. i-

3 ^ 05 — 05 4S

CC > fl)

0 c ? P o .E

05    +-

£ïï

05 ° =

05 CNI «

i ?!

üïJ • £ «

C Ui >

05 05 >

> Si c

  • S. 
    £ 'Ë

~ 'ö £ f ï «

S o- a>

+- Q. ïl t® 3 c

+2

"a>

oo "rë 151 “ a> ®

« .= n

C V >

4> 0 5

> ï, c n a> — u> g c .¦e -5 i>

3 O. i-

3 ^ 05 — 05 4S

co > fl)

0 c ? P o .E

 

r>

88

0 S

£

4> 4> ®

¦o -u % £¦ = u>

® - S

S ü >

c t- c O cö O

r>

T“

o

CNI

co

+*

0

c

C/5

co co

'7

0

£

C/5

05

"¦p

co

+*

o

derdeel 7.09 Ontvangsten    224    00000    0    00000000

Mutaties Miljoenennota 2018    000000    0    00000000

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 7.09

Ontvangsten    224    0    0    0    0    0    0    0    0    0    0    0    0    0    0

Monitoring Langsdammen Waal

Op artikelonderdeel 1.02 wordt op het project monitoring Langsdammen Waal een tekort voorzien wat met name wordt veroorzaakt doordat de meeste noodzakelijke meet- en peilwerkzaamheden, inclusief verwerking en analyses, voor de pilot niet in eigen huis worden gedaan en uitbesteed moeten worden. Compensatie voor dit tekort is gevonden binnen het programma Kader richtlijn water 1.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Waterkwaliteit

Dit betreft een onttrekking van het onderdeel waterkwaliteit uit de reservering zoetwatervoorziening/waterkwaliteit, die vanwege het zwaartepunt op artikel 2.02 zoetwater stonden begroot, ten behoeve van uitvoering/financiering MIRT-onderzoeken waterkwaliteitsprojecten die nodig zijn voor uitvoering van de waterambitie. De middelen voor dit waterkwaliteitsonderdeel worden overgeboekt naar artikel 07.03 «Investeren in waterkwaliteit» waar ze dienen te worden verantwoord.

BIJLAGE 3. OVERZICHT HOOGWATERBESCHERMINGSPROGRAMMA

(bedragen x € 1 miljoen)

 

Oorspronkelijke financiering

Bijdragen

 

Totaal

t/m 2016    2017

2018

2019

2020

2021

2022

Waterschappen

Totaal

251

250

2

         

Spoedwet

HWBP-2

239

239

           
 

HWBP

4

4

           
 

Overige bijdrage

8

7

2

         

Rijk

Totaal

1.006

733

39

39

39

39

39

80

Oorspronkelijke financiering

HWBP-2

963

730

39

39

39

39

39

40

 

HWBP

44

4

         

40

Totaal bijdragen oorspronkelijke financiering

1.258

983

40

39

39

39

39

80

Bestuursakkoord Water

 

Bijdragen

 

Totaal

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023-2031

Waterschappen

Totaal (50%)

3.338

520

188

188

188

188

188

188

1.691

 

HWBP-2

788

451

161

116

5

55

     
 

HWBP

2.039

44

23

58

137

117

151

151

1.357

 

Projectge bonden aandeel

(10%)

511

24

4

13

46

15

37

37

334

Rijk

Totaal (50%)

3.338

522

188

188

188

188

188

188

1.691

 

HWBP-2

675

295

102

76

57

65

72

7

 
 

HWBP

2.663

227

85

111

130

123

116

181

1.691

Rijksbijdrage Rijkskeringen HWBP

608

3

5

15

11

6

23

39

506

Totaal bijdragen Bestuursakkoord Water

7.284

1.045

381

390

387

381

398

415

3.887

 

Totaal bijdragen

 

8.541

2.028

421

429

426

420

437

495

3.887

Gezamenlijke uitgaven Rijk en Waterschappen

Uitgaven

 

Totaal

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023-2031

HWBP-2

Totaal

2.420

1.571

164

202

102

110

22

134

116

 

Water- schapspro- jecten

2.420

1.571

164

202

102

110

22

134

116

HWBP

Totaal (100%)

5.233

292

116

103

204

281

559

465

3.212

 

Water- schapspro- jecten

4.546

203

89

83

148

255

512

418

2.838

 

Programma bureau

71

17

5

5

5

5

5

5

26

 

Innovatie

96

46

11

1

6

6

6

6

14

 

HWBP:

opleidingen nieuwe normering/

waterve- ligheid

9

1

6

2

         
 

Projectge bonden aandeel

(10%)

511

24

4

13

46

15

37

36

334

Totaal gezamenlijke uitgaven Rijk en Waterschappen

7.653

1.862

280

305

306

391

581

599

3.328

 

Uitgaven Rijk

Uitgaven

 

Totaal

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023-2031

HWBP-2

Totaal

253

73

17

66

61

31

1

1

4

 

Rijkspro jecten

185

32

11

60

56

27

     
 

Interne kosten

23

13

3

3

3

3

     
 

Programma bureau

45

27

4

4

3

2

1

1

4

HWBP

Totaal

635

8

6

16

13

7

24

40

520

 

Rijkspro jecten

608

3

5

15

11

6

23

39

506

 

Interne kosten

27

5

2

2

2

2

2

2

14

Totaal uitgaven Rijk

 

888

80

24

83

73

38

25

41

524

Toelichting bij het extracomptabele overzicht voor het Hoogwaterbescher-mingsprogramma

Conform het wetsvoorstel doelmatigheid en bekostiging Hoogwaterbescherming wordt in de jaarlijkse begroting en verantwoording van het Deltafonds een extra-comptabel overzicht opgenomen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de bijdragen van het Rijk en waterschappen zich verhouden tot de uitgaven van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Voor een nadere toelichting op de bekostigingssystematiek van het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt verwezen naar de memorie van toelichting van het voornoemde wetsvoorstel. Het extracomptabele overzicht is als volgt opgebouwd:

De ontvangsten en bijdragen van de waterschappen respectievelijk het Rijk.

  • 1. 
    De bijdrage van de waterschappen bestaat uit de volgende drie elementen.
  • a) 
    De jaarlijkse bijdragen van de waterschappen in de periode 2011-2013 aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma die voortvloeien uit de Spoedwet.
  • b) 
    De bijdragen die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water: totaal € 131 miljoen in 2014 en jaarlijks € 181 miljoen vanaf 2015. Vanaf 2016 worden deze bedragen geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën. De bijdragen van de waterschappen bestaan uit een projectgebonden aandeel voor het HWBP dat door de betreffende beheerder direct wordt betaald en een solidariteitsdeel dat via het Deltafonds wordt verevend. Het projectgebonden aandeel bedraagt 10% van de (bruto) begrote uitgaven voor waterschapsprojecten binnen het HWBP.
  • c) 
    Incidentele ontvangsten bijvoorbeeld in het kader van de eindafrekening van projecten.
  • 2. 
    De bijdrage van het Rijk bestaat uit de volgende drie elementen:
  • a) 
    De bijdrage van het Rijk zoals vastgelegd in de bijlage van het Bestuursakkoord Water (nadere toelichting op het onderdeel «Financiering van een beheersbaar programma voor de waterkeringen» van het Bestuursakkoord Water), uitgaande van het toen beschikbare budget binnen de Rijksbegroting voor het Hoogwater-schermingsprogramma.
  • b) 
    De bijdragen die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water:

€ 131 miljoen in 2014 en € 181 miljoen vanaf 2015. Vanaf 2016 worden deze bedragen geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën, geïndexeerd met terugwerkende kracht ten opzichte van het prijspeil 2011. Het jaarbedrag prijspeil 2017 bedraagt € 188 miljoen (inclusief project gebonden aandeel).

  • c) 
    De bijdrage van het Rijk aan de maatregelen voor rijkskeringen.

De uitgaven voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

De uitgaven ten behoeve van hoogwaterbeschermingsmaatregelen bestaan uit:

  • a) 
    Waterschapsprojecten: de subsidies (Lees: bij HWBP 100 respectievelijk 90% van de kosten van een sober en doelmatig ontwerp) voor versterkingen van primaire keringen in beheer van de waterschappen.
  • b) 
    Rijksprojecten: de kosten van versterkingen van primaire keringen in beheer van het Rijk. Deze uitgaven komen voor wat betreft het HWBP volledig ten laste van het Rijk.
  • c) 
    Programmabureau: de kosten van het programmabureau.
  • d) 
    Het projectgebonden aandeel van 10%: wordt door de betreffende beheerder zelf direct betaald.
  • e) 
    De interne kosten hebben betrekking op de kosten van de inzet van Rijkswaterstaat-medewerkers binnen de programmabureau's en maken voor de bekostigingssystematiek geen deel uit van de programmabudgetten. Deze kosten vallen onder de 50/50 verdeling en zijn daarom afzonderlijk weergegeven.
  • f) 
    innovatie: Betreft innovaties waaronder de projectoverstijgende verkenningen. Deze kosten vallen onder de 50/50 verdeling. De subsidie beschikking betreft hier 100% bijdrage.

De uitgaven die vallen onder a), c) en f) worden door Rijk en waterschappen voor ieder de helft bekostigd.

De kasschuiven die voortvloeien uit de verschillen tussen de geraamde en begrote uitgaven.

De ontvangsten van de waterschappen vormen een deel van de uitgaven voor het HWBP Het andere deel wordt bekostigd door het Rijk. De uitgaven van het HWBP in de begroting wordt in een bepaald uitgaventempo geraamd. Deze kasplanning komt tot stand op basis van de planningen van de diverse projecten, ingediend door de waterschappen (en RWS). Indien de daadwerkelijke uitgaven afwijken van de geraamde uitgaven of planningen van projecten wijzigen worden de uitgavenbudgetten aangepast door middel van kasschuiven binnen de kaders van de IenM-begroting.

BIJLAGE 4 INSTANDHOUDING

In deze bijlage wordt, in vervolg op eerdere bijlagen met betrekking tot het beheer en onderhoud en vervanging, een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van IenM vallen. Dit betreft het Hoofdwatersysteem, het Hoofdwegennet, het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdspoorwegnet.

Allereerst wordt de instandhoudingsfilosofie nader toegelicht. Vervolgens is een overzicht van beschikbare en benodigde middelen tot en met 2031 opgenomen waarna verder wordt ingegaan op de wijze waarop met Beheer en Onderhoud wordt omgegaan in relatie tot DBFM contracten.

  • 1. 
    In stand houden Rijksinfrastructuur

De Nederlandse infrastructuurnetwerken behoren tot de beste én meest intensief gebruikte netwerken ter wereld. Een goede instandhouding van deze netwerken is een randvoorwaarde voor de veiligheid en de bereikbaarheid van Nederland. Om dit zo te houden borgen IenM en de uitvoeringsorganisaties RWS en ProRail systematisch de instandhouding van de netwerken over de gehele levenscyclus.

Scope instandhouding

Onder instandhouding vallen alle activiteiten op het vlak van beheer en onderhoud en vervanging en renovatie van de bestaande infrastructuur.

Bij Spoor wordt hiervoor de afkorting BOV gehanteerd. Bij de RWS netwerken wordt onderscheid gemaakt tussen respectievelijk Beheer en Onderhoud (BenO) en Vervanging en Renovatie (VenR). Tot het domein van het beheer behoren activiteiten die gericht zijn op het reguleren van het gebruik: verkeersleiding en capaciteitsmanagement, verkeersmanagement en watermanagement. Onderhoud betreft de activiteiten die erop zijn gericht de beoogde (ontwerp)levensduur van de infrastructuur te realiseren. Vervanging is het begin van een nieuwe levenscyclus van een nieuw object, terwijl renovatie zich erop richt de levensduur van het bestaande object te verlengen. Het gaat expliciet niet om activiteiten die gericht zijn op aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur.

Aanpak instandhouding

De instandhouding van de netwerken wordt op de volgende wijze aangepakt:

Uitgangspunt 1: Een goede instandhouding moet worden geborgd over de gehele levenscyclus van infrastructuur

Een goede instandhouding van het hoofd(vaar)wegennet, het hoofdwatersysteem en het hoofdspoorwegennet is een randvoorwaarde voor de veiligheid, de bereikbaarheid en de leefbaarheid van Nederland. Om dit te bereiken moet de duurzame instandhouding van de netwerken systematisch over de gehele levenscyclus worden geborgd.

Uitgangspunt 2: Prestaties en optimalisatie kosten/hinder staan centraal

Bij de instandhouding van de netwerken staan de prestaties die deze netwerken moeten leveren en de doelmatigheid van onderhoud centraal. Het zijn immers de prestaties, zoals de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur die de gebruikers zelf direct ervaren. Over deze te leveren prestaties maakt IenM afspraken met

ProRail en worden binnen lenM afspraken gemaakt met RWS. Deze afspraken vormen de basis van het onderhoud dat door ProRail en RWS wordt verzorgd.

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De indicatoren leggen de verbinding tussen de sturing van en verantwoording over de gewenste prestaties.

De prestatieafspraken met ProRail zijn opgenomen in de 10-jarige beheerconcessie en de jaarlijkse beheerplannen. Met RWS wordt een Service Level Agreement (SLA) met een looptijd van vier jaar afgesproken. In 2018 wordt een nieuwe SLA van kracht, deze loopt tot en met 2021.

Met de uitvoeringsorganisaties worden afspraken gemaakt over de gewenste prestaties en hiervoor worden de benodigde middelen beschikbaar gesteld. De uitvoeringsorganisaties RWS en ProRail zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de daarbij horende beheer- en onderhoudsregimes.

Daarop aanvullend wordt bij de netwerken van RWS voor vervangingsop-gaven projectsturing toegepast. Ook hierbij staan prestaties van het netwerk en optimalisatie centraal. De projectmatige sturing van vervan-gingsopgaven verloopt op basis van opdrachten voor tranches van projecten. Deze projecten worden in een doorlopende cyclus van lange termijn prognoses en inspecties bepaald.

Prestaties RWS

 

Prestatiegebied

Prestatie-indicator

Streefwaarde

Hoofdwegennet

Beschikbaarheid

Technische beschikbaarheid van de weg

90%

 

Files door werk in uitvoering a.g.v. aanleg en gepland onderhoud

10%

 

Levering verkeersgegevens:

 
 
  • Beschikbaarheid data voor derden

90%

 
  • Actualiteit data voor derden

95%

Veiligheid

Voldoen aan norm voor verhardingen

99,7

 

Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding

95%

Hoofdvaarwegennet

Beschikbaarheid/

Betrouwbaarheid

Stremmingen gepland onderhoud

0,8%

 

Stremmingen ongepland onderhoud

0,2%

 

Tijdig melden ongeplande stremmingen

97%

 

Vaargeul op orde:

 
 
  • Toegangsgeulen

95%

 
  • Hoofdtransportassen

90%

 
  • Hoofdvaarwegen

70%

 
  • Overige vaarwegen

65%

Veiligheid

Vaarwegmarkering op orde

95%

Hoofdwatersysteem

Waterveiligheid

Handhaving kustlijn

90%

 

Beschikbaarheid stormvloedkeringen

100%

 

Waterhuishouding op orde

100%

 

Betrouwbaarheid informatievoorziening

95%

Prestaties ProRail

 
 

Bodem- waarde

Streefwaarde

20191

Prestatie-indicator

Klantoordeel reizigersvervoerders

6

7,0

Klantoordeel goederenvervoerders

6

7,0

Reizigerspunctualiteit 5 minuten HRN (gezamenlijk met NS)

89,20%

91,30%

Reizigerspunctualiteit 15 minuten HRN (gezamenlijk met

NS)

96,70%

97,30%

Reizigerspunctualiteit 5 minuten HSL (gezamenlijk met NS)

82,50%

84,30%

Punctualiteit 3 minuten reizigersverkeer totaal

87,00%

90,00%

Punctualiteit 3 minuten regionale series

92,40%

93,40%

Punctualiteit 3 minuten goederenverkeer

80,00%

N.t.b.

Geleverde treinpaden

97,50%

98,20%

Klanthinder als gevolg van storingen infra

610

546

1 Handhaving op de geleverde prestaties vindt plaats op basis van de afgesproken bodem-waarde. Voor het jaar 2019 geldt een streefwaarde waarop een evaluatie plaats vindt bij de midterm review van de huidige concessie.

IenM en ProRail hebben een aantal prestatie-indicatoren doorontwikkeld zodat deze beter aansluiten bij de beleving van de reiziger en verlader en daarnaast beter passen bij de sturing door ProRail. In 2017 is in dit kader al een aantal prestatie-indicatoren gewijzigd. Met ingang van 2018 wordt de prestatie-indicator punctualiteit goederenverkeer vervangen door de prestatie-indicator transitietijd. Met deze indicator wordt de gerealiseerde rijtijd ten opzichte van geplande rijtijd (in het oorspronkelijke plan van de goederenvervoerders) binnen Nederland gemeten. IenM en ProRail werken op dit moment de ambities voor de bodem- en streefwaarde voor deze nieuwe indicator uit.

Verbeteren prestatiesturing Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

In 2015 is bij het opstellen van de SLA gebleken dat het opdrachtgever-schap nog verbetering behoeft. Besloten is de toen lopende SLA met een jaar te verlengen en 2016 te gebruiken om de prestatiesturing te versterken en een actieve aanpak van duurzaamheid daarin te integreren. In die periode zijn belangrijke stappen gezet om het oorzakelijke verband tussen beleidsdoelen, prestaties, instandhoudingsmaatregelen en kosten voor de drie netwerken inzichtelijk te maken. Er is echter ook gebleken dat het keuzeproces nog optimalisatie vergt en prestatiesturing nog dooront-wikkeling behoeft. Een ontwikkelingsslag is nodig om een betere doorvertaling te kunnen maken van de beleidsdoelen naar instandhou-dingsregimes. In de SLA worden daarom ontwikkelafspraken gemaakt ter verbetering van het systeem om het assetmanagement te koppelen aan verschillende prestatieniveaus. In de SLA 2018-2021 zijn - in aanvulling op en als integraal onderdeel van de prestatieafspraken en het beschikbaar stellen van budgetten - ontwikkelafspraken vastgelegd. Deze hebben betrekking op het aanpassen van de systematiek, het uitvoeren van pilots en het toepassen van nieuwe technieken. De ontwikkelafspraken moeten er toe leiden dat bij de daaropvolgende SLA (2022-2025) keuzemogelijkheden beter kunnen worden onderbouwd en er meer inzicht is in de mogelijkheden om prestaties te differentiëren en de effecten die dat heeft op zowel de beleidsdoelen als de benodigde middelen.

lenM onderzoekt, in lijn met de aanbeveling van de Rekenkamer, de mogelijkheid indicatoren te ontwikkelen om de doelmatigheid van onderhoud van de door RWS beheerde netwerken inzichtelijk te maken. Het ontwikkelen van indicatoren die daadwerkelijk iets zeggen over doelmatigheid van BenO is complex. Er zijn veel factoren die van invloed zijn op input, output, outcome en de bijbehorende doelmatigheid. Dat geldt voor exogene factoren zoals bijvoorbeeld klimaat (vorstschade, klimaatverandering). Maar ook voor de tijdfactor: zo levert bijvoorbeeld een extra impuls in onderhoud (extra B&O-uitgaven) in een bepaald jaar, in dat betreffende jaar zelf meer verkeershinder en dus meer voertuigver-liesuren (VVU's) (en dus lagere outcome-prestaties) op, terwijl het positieve effect van de impuls vaak pas één of meer jaren later meetbaar is. En ook hebben de werksoorten aanleg, VenR en BenO invloed op de doelmatigheid van iedere afzonderlijke werksoort. Zo kunnen bijvoorbeeld bezuinigingen bij de aanleg leiden tot hogere uitgaven voor BenO. Dit betekent dat het traject om te komen tot een doelmatigheidsindicator op voorhand niet geheel voorspelbaar zal zijn. Het is uitvoeren, evalueren en bijschaven ofwel: al doende leren.

Flexibele onderhoudsplanning

Voor de verschillende onderdelen van het areaal is een flexibele onderhoudsplanning beschikbaar. De keuze van het juiste moment van ingrijpen bij het verrichten van onderhoud aan of het vervangen of renoveren van infrastructuur wordt bepaald aan de hand van:

  • 1. 
    Het onderhoud dat volgens het vigerend beheerconcept noodzakelijk is voor de te leveren prestaties van het netwerk.
  • 2. 
    Resultaten uit het inspectieprogramma van de assets.
  • 3. 
    De mogelijkheid voor het bundelen van werkzaamheden om hinder te beperken en/of kosten te besparen.

Ad 1. Het onderhoud dat volgens het vigerend beheerconcept noodzakelijk is voor de te leveren prestaties van het netwerk.

Op basis van de beleidsdoelen bereikbaarheid, veiligheid en duurzaamheid worden de prestatieniveaus van de netwerken bepaald en de (functie) eisen aan het areaal toegekend. Hierbij valt te denken aan de functies die de onderdelen van het areaal moeten vervullen en de manier waarop deze functies bijdragen aan de prestaties op netwerkniveau. Ieder onderdeel van het areaal heeft een hierbij aansluitend onderhoudsplan waarin rekening wordt gehouden met de risico's voor de prestatie bij het gehanteerde onderhoudsscenario. Dit geheel resulteert in het vigerend beheerconcept. Uit het onderhoudsplan volgt een voorzien moment voor het onderhoud.

RWS en ProRail zorgen dat netwerken voldoen aan de prestatieafspraken die IenM met hen maakt (respectievelijk SLA en beheerconcessie). Vanzelfsprekend is het mogelijk om de prestatie- afspraken en/of andere randvoorwaarden aan te passen indien daar aanleiding toe bestaat.

Ad 2. Resultaten uit het inspectieprogramma van de assets.

De beheerders van de netwerken hebben een actueel inzicht in (de staat van) het bestaande areaal en de onderhoudsbehoefte daarvan. De daarvoor noodzakelijke informatie wordt actueel gehouden op basis van (een programma van) risicogestuurde inspecties waarmee de werkelijke staat van objecten wordt bijgehouden.

Ad 3. De mogelijkheid voor het bundelen van werkzaamheden om hinder te beperken en/of kosten te besparen.

Behalve de staat van de objecten wordt bij het plannen van de uitvoering van werkzaamheden ook rekening gehouden met de mogelijkheden om activiteiten te bundelen om daarmee kosten te besparen en/of hinder voor gebruikers te beperken.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

De hierboven geschetste aanpak leidt ertoe dat de planning van onderhoudswerkzaamheden flexibel van aard is. Dit betekent dat met het oog op de efficiëntie, onderhoud eerder of later kan worden uitgevoerd dan volgt uit het vigerende beheerconcept. Er is dan sprake van vervroegd of uitgesteld onderhoud.

Voor uitgesteld onderhoud wordt de volgende definitie gehanteerd:

«Er is sprake van uitgesteld onderhoud (of vervanging) als de assets wel blijven voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken6 terwijl bewust wordt afgeweken van het vigerend beheerconcept waarbij de keuze voor het moment van onderhoud of vervanging wordt bepaald op basis van feitelijke technische conditie en planoptimalisatie of prestatieafspraken.»

Met uitstel en vervroegen van onderhoud wordt beoogd om efficiënter en met minder hinder te werken.

Uitgesteld onderhoud wordt onderscheiden van «achterstallig onderhoud». Voor achterstallig onderhoud wordt de volgende definitie gehanteerd:

«Er is sprake van achterstallig onderhoud (of vervanging) als de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.»

Achterstallig onderhoud wordt direct aangepakt indien dit noodzakelijk is voor het veilig functioneren van de netwerken.

In het jaarverslag van het Infrastructuurfonds (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016-2017, 34 725 A, nr. 1) en van het Deltafonds over 2016 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016-2017, 34 725 J, nr. 1) is voor de eerste keer gerapporteerd over het volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud aan het einde van 2016.

De komende jaren wordt de omvang van het uitgesteld onderhoud jaarlijks gemonitord. Na een aantal jaren kan worden bezien of er een norm (beheersbare prikkel) uit af te leiden valt hoeveel uitgesteld onderhoud acceptabel is. Dit past in de lijn die is uitgedragen in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer over de Instandhouding van het Hoofdwatersysteem dat eerst ervaring wordt opgedaan en dat inzichtelijke informatie werkende weg zal worden aangescherpt.

Het bepalen van de omvang van het uitgesteld onderhoud is geoperationaliseerd door te kijken welke onderhoudsmaatregelen per 1 januari 2017 op basis van het gebruikte onderhoudsregime een geadviseerd onder-houdsmoment hadden in 2016 of eerder. Voor het bepalen van de omvang van het achterstallig onderhoud is van de uitgestelde onderhoudsmaatregelen beoordeeld of de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.

Naar aanleiding van de overgenomen motie van het lid Belhaj (Kamerstukken 34 550 XII, nr. 48) is met de brief van 10 juli 2017 inzicht geboden in de stand van zaken van het beheer en onderhoud van de grote strategische bruggen op het hoofdwegennet en de beantwoording van de vraag of sprake is van achterstallig onderhoud bij deze bruggen en zo ja, hoeveel dit is en welke bruggen het betreft.

In onderstaande tabel is de totale omvang van het volume aan uitgesteld-en achterstallig onderhoud per modaliteit weergegeven.

 

Netwerk

volume uitgesteld

waarvan achterstallig

 

onderhoud

 

Hoofdwegennet

€ 226 miljoen

€ 15 miljoen

Hoofdvaarwegennet

€ 244 miljoen

€ 24 miljoen

Hoofdwatersysteem1

€ 37 miljoen

-

Hoofdspoorwegnet

-

-

1 Hierbij zijn de kosten voor de kustlijnzorg buiten beschouwing gelaten. Dit is gedaan omdat de opdrachtnemer de vrijheid heeft de suppleties uit te voeren binnen de door het contract bepaalde periode, met een beperkte mogelijkheid tot uitloop.

Uitgesteld onderhoud heeft geen gevolgen voor de veiligheid.

Uitgangpunt is dat de assets blijven voldoen aan geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken. Daar waar sprake is van achterstallig onderhoud worden de onderhoudsmaatregelen die nodig zijn om de achterstalligheid op te heffen zo snel mogelijk in de onderhoudsprogram-mering opgenomen en uitgevoerd. Daar waar de verkeersveiligheid in het geding kan zijn worden bovendien tijdelijke beheersmaatregelen genomen zoals tijdelijke afscherming of snelheidsverlaging.

De hiervoor beschreven aanpak voor het in stand houden van de infrastructuur leidt er toe dat de planning van onderhoudswerkzaamheden flexibel van aard is. Met het uitstellen en vervroegen van onderhoud wordt beoogd efficiënter en met minder hinder te werken. In de brief van 30 juni 2017 is Tweede Kamer geïnformeerd over de gezamenlijk met partijen in de spoorsector ontwikkelde nieuwe visie en werkwijze voor toekomstbestendig en efficiënt werken aan het spoor. Het gezamenlijke vertrekpunt waaruit gewerkt wordt, is de optimale balans tussen 1. de onderhouds- en vervangingsbehoefte die nodig is om het spoor betrouwbaar te houden; 2. daarbij zo min mogelijk hinder voor reizigers en verladers als gevolg van werkzaamheden aan het spoor te veroorzaken; en 3. het efficiënt omgaan met de beschikbare financiële middelen voor het werken aan het spoor. In dat kader wordt ook gekeken op welke wijze zinvol binnen de toegepaste onderhoudsfilosofie gerapporteerd kan worden over het eventuele volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud.

Nog uit te voeren werkzaamheden (NUTW)

In de begroting van het agentschap Rijkswaterstaat is de balanspost reeds uitgevoerde/nog uit te voeren werkzaamheden opgenomen. De omvang van deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar rekenkundig bepaald. De post is bedoeld om vertragingen en/of versnellingen in de werkzaamheden van het agentschap Rijkswaterstaat op te vangen. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan immers blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan tijdens de planning van de begroting was voorzien. Dat kan diverse oorzaken hebben. Zo wordt met uitstel en vervroegen van onderhoud beoogd om efficiënter en met minder hinder te werken. Daarnaast kan er sprake zijn van uitvoeringstegenvallers of vertragingen in de aanbestedingsprocedures.

De omvang van de balanspost is ultimo 2016 t.o.v. ultimo 2015 gestegen met 96 miljoen. Deze stijging wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat de in het verleden ontstane tekorten als gevolg van schadevaren en -rijden zijn aangevuld. Dit was nodig om te waarborgen dat uitgestelde onderhoudsmaatregelen ook daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden.

De opbouw van de post NUTW per ultimo 2016 is als volgt:

 

Omschrijving

 

Bedrag € mln.

Beheer en onderhoud en verkeersmanagement

  • a) 
    Hoofdwatersysteem

262

 
  • b) 
    Hoofdwegennet

-/- 6

 
  • c) 
    Hoofdvaarwegennet

-/- 35

 

Subtotaal Beheer en onderhoud en verkeersmanagement inclusief Landelijke Taken

 

221

 

Overig

  • w) 
    Hoofdwatersysteem

44

 
  • x) 
    Hoofdwegennet

17

 
  • y) 
    Hoofdvaarwegennet

61

 
  • z) 
    Overig

5

 

Subtotaal Overig

 

127

 

Totaal

 

348

Hieronder worden de belangrijkste posten toegelicht die de opbouw van de post NUTW bepalen.

Ad a) Van de € 262 miljoen voor het Hoofdwatersysteem heeft € 61 miljoen betrekking op de middelen die in de begroting 2015 beschikbaar zijn gesteld voor het nieuwe artikel waterkwaliteit op het Deltafonds. Deze middelen zijn aan dat artikel toegevoegd in de jaren 2017 tot en met 2020. De balanspost wordt hierdoor in hetzelfde tempo verminderd.

Een post van € 74 miljoen heeft betrekking op middelen voor de kustlijnzorg. Die mogen door de opdrachtnemer besteed worden binnen de contractperiode, zodat deze de uitvoeringsplanning over de looptijd van het contract kan optimaliseren. Daarnaast is € 103 miljoen bestemd voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen in de SLA 2018-2021.

Ad c) De reeds uitgevoerde werkzaamheden op het Hoofdvaarwegennet ad € 35 miljoen hebben voor € 29 miljoen betrekking op de Overdracht van de Gekanaliseerde Hollandse IJssel aan het Waterschap. De toekomstige beheer en onderhoudslasten zijn toen in één keer afgekocht. Deze post loopt af in jaarlijkse porties van € 3 miljoen.

Ad w) Van de € 44 miljoen voor het Hoofdwatersysteem heeft € 19 mln. betrekking op Herstel en Inrichting en € 21 miljoen op Verkenningen en Planuitwerkingen.

Ad x) Van de € 17 miljoen op het Hoofdwegennet is € 49 miljoen bestemd voor servicepakketten. Daar staat tegenover dat er sprake is van Reeds Uitgevoerd Werk van € 22 miljoen voor Verkenningen en Planuitwerkingen en van € 9 miljoen voor landelijke taken aanleg.

Ad y) Van de € 61 miljoen op het Hoofdvaarwegennet is € 56 miljoen bestemd voor NoMo AOV.

Na afloop van de huidige SLA-periode (2018) wordt bekeken in hoeverre de middelen op de balanspost die betrekking hebben op het beheer en onderhoud nodig zijn voor werkzaamheden die wel waren gepland binnen de SLA periode, maar die nog niet (volledig) zijn uitgevoerd of later zijn geprogrammeerd, te weten in de SLA periode 2018-2021. Indien er meer middelen beschikbaar zijn dan daadwerkelijk nodig voor deze nog niet volledig uitgevoerde werkzaamheden kunnen deze alternatief worden aangewend. Bij te weinig middelen op de balanspost zal op analoge wijze aanvulling plaats moeten vinden. Daarover zal dan in het kader van de reguliere begrotingsbesluitvorming worden gerapporteerd en besloten.

Uitgelicht: schaderijden en schadevaren

Rijkswaterstaat spant zich maximaal in om de schade die wordt aangebracht te verhalen. Echter soms is de veroorzaker van de schade niet bekend of is de schade hoger dan de verzekeraar uitkeert of is er sprake van niet verzekerd zijn, waarbij verder verhaal op de veroorzaker niet mogelijk is omdat deze niet over andere middelen beschikt om de schade alsnog te compenseren.

Eigenaren van schepen kunnen bovendien, tenzij de schade met opzet of door roekeloosheid is veroorzaakt, aansprakelijkheid voor aanvaringen beperken. Dat heeft tot gevolg dat de partij die door een aanvaring schade lijdt alleen tot een bepaald maximumbedrag zijn schade vergoed kan krijgen. Het meerdere blijft voor zijn eigen rekening. De hoogte van dat maximumbedrag hangt af van de grootte van het betreffende schip. De beperking van aansprakelijkheid is vastgelegd in Internationale verdragen. Om volledig kostenverhaal mogelijk te maken zou wijziging van de betreffende verdragen noodzakelijk zijn.

Balansposten ProRail

Tussen IenM en ProRail is sprake van een subsidierelatie waarbij is afgesproken dat:

  • • 
    Overschotten bij ProRail op uitgevoerde werkzaamheden (zoals aanbestedingsmeevallers) worden toegevoegd aan de egalisatiereserve op de balans bij ProRail, waarbij de egalisatiereserve maximaal 5% van de (gemiddelde) subsidie mag bedragen. De egalisatiereserve per eind 2016 bedraagt € 31 miljoen. Eventuele tekorten op uitgevoerde werkzaamheden worden ten laste van de egalisatiereserve gebracht.
  • • 
    Overschotten bij ProRail die betrekking hebben op verleende subsidies die pas later in de tijd benodigd blijken te zijn, worden jaarlijks, na vaststelling van de subsidie, terugbetaald aan IenM en weer toegevoegd aan de middelen in het Infrastructuurfonds, waarna ze door ProRail weer kunnen worden aangevraagd in het jaar dat deze middelen alsnog benodigd zijn.

Ontwikkelingen in het areaal

Bovenstaande aanpak wordt toegepast bij het beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur. Bovendien krijgt instandhouding bij de aanleg van nieuwe infrastructuur reeds aandacht door bij de besluitvorming de onderhoudskosten over de hele levenscyclus in beeld te brengen (Life Cycle Costing, LCC). Op deze wijze worden niet alleen de kosten voor aanleg, maar ook de kosten voor toekomstig onderhoud bij de besluitvorming betrokken. Indien een beslissing tot de nieuwe aanleg tot hogere onderhoudskosten leidt, worden bij de startbeslissing van de verkenning, naast de investeringskosten, ook deze meerkosten voor het onderhoud op de begroting van de fondsen gereserveerd. Wanneer de realisatie van het aanlegproject aanvangt worden deze gereserveerde middelen toegevoegd aan het Beheer en Onderhoudsbudget.

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij RWS en ProRail per verantwoording 2016.

 

Areaal Hoofdwegen

 

Eenheid

 

Rijbaanlengte

Hoofdrijbaan

km

5.803

 

Verbindingswegen en op- en afritten

km

1.650

Areaal asfalt

Hoofdrijbaan

km2

76

 

Verbindingswegen en op- en afritten

km2

14

Groen areaal

 

km2

182

Verkeerssignalering op rijbanen

 

km

2.716

Verkeerscentrales

 

stuks

6

Spits- en plusstroken

 

km

324

Viaduct over RW

 

stuks

1.007

Viaduct in RW

 

stuks

1.842

Brug vast

 

stuks

726

Brug Beweegbaar

 

stuks

54

Tunnel

 

stuks

27

Aquaduct

 

stuks

15

Areaal Hoofdvaarwegen

Eenheid

 

Vaarwegen:

km

7.004

  • waarvan binnenvaart

km

3.460

  • waarvan zeevaart

km

3.544

Schutsluiskolken

stuks

129

Bruggen beweegbaar

stuks

115

Bruggen vast

stuks

213

Afmeervoorziening

stuks

9.803

 

Areaal Hoofdwatersysteem

Eenheid

 

Kustlijn

km

293

Stormvloedkeringen

aantal

5

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

  • Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

180

  • - 
    Niet primaire waterkeringen/duinen

km

652

  • - 
    Uiterwaarden in beheer Rijk

ha

5.684

Binnenwateren

km2

3.050

Spui-, uitwateringssluiskolken

stuks

92

Gemaal

stuks

20

Kunstwerken t.b.v. natuur

stuks

13

Stuwcomplex

stuks

10

Hoogwaterkering

stuks

3

Waterreguleringswerken

stuks

92

Sifons/duikers/hevel

stuks

263

Bron: RWS NIS

Areaal Spoorwegen

Eenheid

 

Netlengte in exploitatie    Totaal

km

3.434

Waarvan enkelsporig

km

950

Waarvan meersporig

km

2.484

Netlengte geëlektrificeerd

km

2.167

Totale spoorlengte

km

7.219

Wissels

stuks

7.006

Overwegen

stuks

2.370

Seinen

stuks

12.093

Stations

stuks

404

Bruggen (beweegbaar)

stuks

56

Tunnels

stuks

15

O

o o

O) >

CD

03

c

'ö) =3 C O CD

— >

"O

O

-Q

C

O CD

O <33 (/) "O 03 C /-¦DO ¦ =, O "D M -Q o o ® "O -C

5— i_

CD c

03 O

c CD

^ S

P £ CO

3 O

3 2

O -C O O »- _Q

¦I—>

C/)

CD "O

É o

CD >

O Q. "D .W

O (/> "Q

¦ 1 d\ w

O -t->

S'5

  • O. 
    ¦o +-» 03

CD .0)    ^

P CD

O O C/) CO

“5    0)

Ö3    m

C    «

co    a

00

o

CM

-t—>

O

E

c

o

CD ^r CD O

+-> O

cr> >

CD CD

-D <p

C 2

CD O

C

V

c

O

O)

V

O U .

£ o 3 -Q '-S

i- Cl) CD

S ö) > O c °

J= CD c

CD

-Q

«Si x “ t5 .E o>

<u

<u

>

ro c ® « o

03 .*_>

—    - 03

"O

O

-Q

o _

C O

o > O c c

05 05 "D

T3 C o

-Q 3 1-

I

_co

CD

c

CD

¦*—> , CD

CD

Êf

~ CD <— +-> o “ tn i

0 i_

¦O o -

O O X

T3 > -Q — ¦*—' CD

CD

  • 2. 
    Budgettaire aspecten

"O ^

fe 3 E

> -Q O

.3 05 05

o i— cu c 5 C . -Q nj

9? ~ E

05

T3

i_

O

o "O r-o

CM

'E 3

® 2

™ Q. Q. O ° 05 o '4= 05 Cü

  • E ^ o ¦>8 c o 00

2 5

O CM

I &

S §

1 ? c p CD 2

S' ö)

_2 CD C/) _Q

CD CD

> "D

CD C CD —

o

o

a

w

c

V O)

V

>

o

c

O

k

c

V

ü>

c

'5>

c

<u

>

k-

O

>

"C

3

o

V

c

o

V

0 *-

^ O 05 C (/) -w = 05

N £ j 1 3 c ¦2 o w

S2 05    05

05 ü 05

¦o ® -ï

C ° 05

O -C >

O)

c

ö)

D3

CD

N

CD

o

6 ^

I-

.E CD > 03

o

N

V

>

o

CM

— CD O O

^ -o

< "O

fl>

is

ii

il £ I

CD CD £ O) 0) G

3 0 03

ca > c

P CD

CD

Ei r

CD -O 0 O) c

1 CP CD 03 03

CÜ > c _I 1-

CD ®

-§>1

CD o »-O) CD <!> "O J= "O 3 0) C

ca ca O

CD O

¦MI__C LE’

<33 CD Jr CD <

m m O j h

J3 ® o

¦S to o S c x 5 ® -o

a> ^ 3

J

5 i |

_    C

co re c a> CD £ o O

¦K CD _ a>

|2 £ S S

c t ¦Ü a> o ^ o -g o

0_ £

Spoor- Behoefte/

wegen raming    484.074 471.098 441.846 439.076 439.858 423.920 421.910 409.153 405.005 407.016 406.902 408.080 465.850 465.858 503.871 6.593.516

00

O

CM

I

r-»

o

CM

oo

o

CM

o

00

o

CM

G3

CM

O

CM

00

CM

O

CM

r--

CM

o

CM

CD

CM

O

CM

LD

CM

O

CM

OM

O

CM

O

CM

CM

CM

O

CM

CM

O

CM

O

CM

O

CM

G3

O

CM

00

o

CM

r-»

o

CM

CD

CD

LD

00

G3

ID

CD

03 1

W CD

  • 0) 
    E £ 0) if U)
  • _ _ _ a) 03 CQ X! O ^ > C

O <j> 1= 03 o 0 ,

CO

r“

LD

00

03

LD

CO

00

00

00

o

^t

03

cd

03

00

Tt

CO

00

'it

00

Tt

s o

J- o

03 O

® w

¦c ~G

03 W-

co o

f =

-1 =

CO 03 43

«¦DU)

03

03

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

 
 

3.812.895

127.875

 

242.613

8.525

 

265.110

8.525

 

265.110

8.525

 

265.109

8.525

 

229.815

8.525

 

231.239

8.525

 

230.283

8.525

 

230.344

8.525

 

231.424

8.525

 

232.262

8.525

 

213.213

8.525

 

f—

f—

f—

^t

00

CSI

8.525

 

305.071

8.525

 

290.464

8.525

 

296.729

8.525

 

Behoefte/

raming

Verkeersma nagement

 

Hoofdvaar wegen

IF 15.01

CM

O

CD

O

LD

r-»

o

03

r-»

r--

G3

03

G3

03

1^

G3

03

1^

G3

03

1^

G3

03

1^

G3

03

r--

G3

03

G3

03

G3

03

G3

03

G3

03

CD

00

03

CD

00

03

CD

00

03

CD

00

03

'3-

CD

CO

03

ID

LD

CO

CO

CD

O

CM

CM

CM

CM

O

CO

CO

03

O

CM

r^-

03

r^-

CO

03

CM

00

CO

03

CM

03

03

r^-

LD

03

ID

r-

CD

03

00

o

00

LD

CD

CM

r-»

CD

CD

CM

r-

oo

o

^t

00

r-

¦O C O

CD O

CD C CD O

CM

O

03

1^

00

03

03

'3-

00

03

03

00

03

03

00

03

03

00

03

03

1^

03

03

1^

03

03

O

O

LD

O

00

03

O

LD

CD

O

LD

CM

03

'3-

O

°o

r^-

'3-

o

oq

'3-

r>

03

00

csi

CO

CD

CO

CO

r“

CD

^t

CSI

o

r“

^t

csi

o

r-

^t

csi

03

o

^t

csi

LD

r-

oq

r-

CSI

CO

r“

CSI

csi

r-

CSI

^t

Tt

oq csi

r-

CSI

CO

r“

CSI

CSI

CO

CSI

Tt

r“

CSI

CO

r“

CSI

cd

r“

CSI

r-»

o

LD

Tt

Ö

cd

o

o

o

cd

r“

o

o

o

00

r“

o

o

o

00

r“

o

o

o

00

r“

o

o

o

00

r“

o

o

o

00

T“

o

o

o

00

T“

o

o

o

00

T“

o

o

o

00

T“

o

o

o

00

T“

o

¦o

C =3 CD CD O

CM

O

CD

O

LD

LL

£ © *g

« CÜ §

® C x & 5-Ö 5> C g

¦c. ai y

¦t c

a> a>

~0 Ui

e ® O 5

a>    to

a>    to

Hoofdwa- Behoefte/

tersysteem raming    146.138    164.238    162.003    120.963    135.950    157.583    180.944    150.440 198.255 161.556 165.013    156.926    156.926    156.926    156.926    2.370.786

DF 3.01.01 Watermanagement 7.112    7.111    7.083    7.083    7.083    7.083    7.083    7.108    7.108    7.108    7.308    6.908    6.908    6.908    6.908    105.900

Tt

03

Ö

03

03

Tt

CM

CO

00

CO

CO

'it

o

00

CO

cd

'it

, •£ 0 03 C J*

E c —

>- C 0) r-O <D "O o 03

5 03 03 03 C —I I—

it

  • Q) 
    O <D <D

loll

L R (IJ O

$ a;! 'E

-c "5 0) o 0^00 CD O N >

® O    0

Si ¦£ I; c s s

® -g "O ® ® 0 ® c

CD O

  • U/ ^

c ^    03 -tl

03 03 > a

—I I— > —

0 0-0 .c -Ö ^ * 0

®    03    03 O

CD O _l h N

03    0

5 M

“ 0

0

QQ RE

re

.2    § £

+;    £ 0

— 0) <D <D

^ -Ö

< T3

5

£ ® -u

re *1 3

s! j

8 •

+-•

0 TO -

P c O

t

° • a- +-

¦u 0 o

0 0 -£ > £ 0

+- 0 ¦c

0 O) C

ö> re o

2 = = £ £ Ï $»*

re

0^0

F 3 .Q

1    Exclusief apparaatskosten en bijdragen derden.

2    De aanleg en operationele activiteiten van verkeersmanagement is bij Spoorwegen opgenomen onder «Beheer en Onderhoud» vanwege het feit dat ProRail dit niet apart inzichtelijk maakt.

  • 2. 
    Vervangingen en renovaties
 

20312017-20302

2.536.395

[

O

co

o

CM

i

03

CM

O

CM

 

00

CM

O

CM

 

r--

CM

o

CM

 

CD

CM

O

CM

 

LD

CM

O

CM

 

CM

O

CM

 

CO

CM

O

CM

 

CM

CM

O

CM

 

CM

O

CM

 

O

CM

O

CM

 

03

O

CM

 

00

o

CM

 

r--

o

CM

 

Vervanging1 Artikel

ï:

ii

li £ I

3 0®

m n: S

o

CM

o

CM

LL

LO

CD

CO

LD

CM

-Q

G3

G3

Ö

CD

G3

C\1

CD

G3

C\1

CD

G3

C\1

o

o

o

C\1

G3

o

o

o

C\1

G3

o

o

C\1

G3

r--

o

o

CD

00

o

r-»

CM

ö

o

CM

r-»

co

LD

CM

LD

CM

cd

LD

r*

o

Q-J

LD

CD

LD

-Q

00

CM

LD

LD

00

LD

CM

O

Ö

LD

O

O

CM

LD

O

O

CM

LD

CO

O

G3

CM

LD

LD

LD

CO

00

Ö

LD

co    «LD    03

CM    03

-Q

CM

00

ö

03

co

03

CD

LD

O

CD

r-»

o

CM

O

CM

O

CD

O)

o>

o

CD

03

03

o

o

co

03

co

r-«

csi

CM

O

CM

LD

03

03

CM

CD

O

03

03

CM

CD

O

03

03

CM

CD

O

03

03

CM

CD

O

CO

CD

03

O

LD

CM

00

03

O

03

O

Ö

CD

O

00

03

CM

00

CO

LD

CO

1^

CM

["•

co

1^

CM

co csi

co

CM

r“

co

LD

csi

CM

00

LL

, £ re a>

LD

o

co

03

CM

O

r-*

r-

LD

LD

03

CO

o

00

r-*

r-

o

r>

cd

r-

co co

r“

00

>    ¦'P

  • re £ >

>    O 'H C

I =

re a>

ai

o

Tt

csi

co

O)

Tt

r“

csi

csi

LD

o

csi

o

o

00

o

csi

o

cd

LD

CM

LD

03

csi

csi

Ui i_N C

1    De definitie van vervanging en renovatie verschilt per beheerder (RWS en ProRail). De budgetten zijn om die reden per modaliteit niet één-op-één te vergelijken.

2    De budgetbehoefte is bepaald tot en met 2030. De exacte toedeling per jaar wordt bepaald aan de hand van de tranches die in realisatie zullen worden genomen. Daarom zijn de budgetten ook nog niet over de jaren verdeeld. Voor 2031 en verder moet de budgetbehoefte en de verdeling over de modaliteiten nog nader worden vastgesteld.

  • 3. 
    Gereserveerde budgetten BenO
 

|i

 

u

 

2031

 

2030

 

2029

 

2028

 

2027

 

2026

 

2025

 

2024

 

1

CO

CM

O

CM

 

CM

CM

O

CM

 

2021

 

2020

 

2019

 

2018

 

2017

 

Artikelon derdeel

Hoofd wegen

CM

o

co

o

LL OÏ

CM

Q-J

CO

LO

LO

r--

00

CM

LO

LO

cq

ö

co

LO

co

<X>

r--'

co

o

ai

CM

o

CM

00

CM

co

CM

r-

CM

CM

00

ö

o

'ït

O')

O')

CO

O')

O')

r--

r-»

ö

LO

00.

ö

co

LO

co

<X>

r-*’

co

o

ai

CM

o

CM

c <CD C O) CD

CD C

  • O) 
    CD c O) ‘Z CD CD §

O)

c

CD

>

CD

CO

CD

CC

co

CM

LO

o

CM

co

CM

CM

co

CM

CM

co

CM

CM

CO

CM

CM

CM

CO

CM

CM

LO

1^

od

od

r--

od

r^-

od

od

=5 »-

cr _o)

1 !S° § £ § O co CÜ

o

o

o

o

O')

O

O

O

Ö

O')

CO

CM

LO

O')

CM

CO

CM

CO

CM

CM

CO

CM

CM

CO

CM

CM

CM

CO

CM

CM

LO

1^

od

od

od

r^-

od

od

00

o

co

LL

c

a>

cd

o

o

o

LO

Water systeem

 

0

13.929

1

0

CM

CO

0

CM

 

O

CO

O

CM

 

G3

CM

O

CM

00

00

06

00

CM

O

CM

LD

G3

O

LD

r--

CM

0

CM

 

CO

CM

O

CM

 

2025

 

CM

O

CM

 

CO

CM

O

CM

 

CM

CM

O

CM

 

CM

O

CM

 

O

CM

O

CM

 

G3

O

CM

 

00

0

CM

 

r--

0

CM

03

C 0 'E O

m 1

0 c

CC 03

Artikelon derdeel

O

csi

0

LL

Q

o

csi

o

LL

Q

o

o

o

03

03

o

o

o

03

O)

o

o

-C

0

¦O

c

o

c

CD

CD

03

C I OT

LD

03

C\1

o

o

o

03

O)

00

LO

LD

LD

03

O

LD

O)

00

co

csi

r-

CSI

LD

LD

CO

LD

O

LD

o

r- cd

r-«

oo

r>

r>

o

csi

csi

js ® Ui

TT V) e

£ o> .5

r-«

't

03

r>

co

Tt

o

LD

CO

r-«

csi

o

r>

LD

O)

CO

Tt

03

Tt

03

LD

03

csi

csi

c

a>

Ui Ui ,

!_*• c a> a>

CD

O

J*:

CD

T3

O

c

o

o

.0

'o

Q.

0

"O

0

0

E

E

0

O)

o

o.

0

03

_0

"E

E

o

#03

'N

0

g

0 ¦—

o c

*- ’0

4J o

< 03

Door verschillen in aansturing en organisatie tussen ProRail en RWS is een vergelijking tussen de budgetten voor BOV van Spoor met de RWS-netwerken (Wegen, Vaarwegen en Water) niet altijd te maken:

  • • 
    De budgetten Verkeersmanagement zijn bij ProRail onderdeel van de reguliere BOV-budgetten.
  • • 
    De apparaatskosten van ProRail (exclusief de apparaatskosten van aanlegprojecten) maken deel uit van de BOV reeksen. Voor een goede vergelijking van de cijfers zijn ze in bovenstaande tabel niet meegenomen. Hierdoor wijken de budgetten af van die in artikel 13 van de begroting van het Infrastructuurfonds.

2a Budgetbehoefte en beschikbaar budget Beheer en Onderhoud Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

RWS heeft, zoals aangekondigd in de instandhoudingsbijlage van de begroting 2017, ten behoeve van de SLA 2018-2021 het benodigde langjarige bedrag voor Beheer en onderhoud voor het geldende prestatieniveau in beeld gebracht. Dit is gebeurd aan de hand van de hierboven beschreven flexibele en risico- en prestatiegestuurde onderhoudsplanning (assetmanagement). Na herijking van de lange termijn ramingen is met RWS in overleg gegaan en is kritisch gekeken of aanvullend budget echt nodig is. Voor de SLA 2018-2021 is de conclusie getrokken dat voor het Hoofdwegennet aanvullende budget noodzakelijk is. De begroting is daarop aangepast, zodat de prestaties gehandhaafd kunnen blijven. Voor het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem past de programmering bij gelijkblijvend prestatieniveau binnen de tot en met 2021 beschikbare middelen.

Voor de periode na 2022 ligt voor de drie netwerken de prognose van het benodigde langjarige bedrag om het huidige prestatieniveau voor beheer en onderhoud te handhaven hoger dan het beschikbare budget. De tabellen laten zien dat er in de periode 2022 tot en met 2031 ca. € 8,5 miljard beschikbaar is voor Beheer en Onderhoud van de netwerken (inclusief bijdragen derden). De budgetbehoefte voor instandhouding van de RWS-netwerken bedraagt ca. € 9,7 miljard in de periode 2022-2031. Voor het verschil, het potentiële tekort van bijna € 1,2 miljard, is een reservering van 50% getroffen binnen de Investeringsruimte van de desbetreffende modaliteiten. Bij een kans van optreden tussen de 33 en 66% bedraagt de risicoreservering van 50%.

Daarom zal de komende periode in samenspraak tussen de beleidsdirecties van lenM en Rijkswaterstaat worden bekeken welke maatregelen zoals versobering of aanpassing van de prestatiedoelen mogelijk zijn om budgetbehoefte en budget met elkaar in overeenstemming te brengen en wat daarvan de consequenties zullen zijn voor de gebruikers van de netwerken. Op basis hiervan kan in de aanloop naar de SLA 2022-2025 overgegaan worden tot het treffen van maatregelen of aanpassing van het budget om te voorkomen dat achterstanden ontstaan.

2b. Versobering en efficiency Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

In bijlage 4.2 van de Infrastructuurbegroting 2012 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de toen niet gedekte onderhoudsproblematiek tot en met 2020 en over de mix van maatregelen om deze problematiek te beheersen.

Een van de maatregelen betreft een pakket aan efficiencymaatregelen en versoberingen van het onderhoudsniveau. De afspraken over deze te realiseren maatregelen zijn opgenomen in het Programma Versobering en Efficiency. De versoberingen en efficiencymaatregelen zijn stapsgewijs geïmplementeerd, omdat dit de mogelijkheid bood om binnen het afgesproken budgettaire kader door een verstandige mix van maatregelen passend bij de lokale situatie optimalisaties aan te brengen. Hierdoor konden en kunnen eventuele negatieve gevolgen voor doorstroming en veiligheid worden beperkt.

In bijlage 5 van de Infrastructuurbegroting 2013 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingmaatregelen van € 1,64 miljard naar netwerk gepresenteerd. Hiervan is tot en met 2016 € 891 miljoen gerealiseerd. In die bijlage is tevens een eerste inschatting opgenomen van effecten op veiligheid en doorstroming.

In bijlage 4 van de Infrastructuurbegroting 2015 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingsmaatregelen a € 1,64 miljard naar netwerk uitgesplitst en de prognose bijgesteld. In deze bijlage is de verwachte bandbreedte op basis van de verdere uitwerking en implementatie van de maatregelen in beeld gebracht. Wanneer het totaalpakket aan maatregelen bij de onderkant van de bandbreedte dreigt uit te komen, zal worden bijgestuurd door nieuwe maatregelen te treffen. Op basis van het huidige beeld is de inschatting dat het realiseren van het totale pakket van € 1,64 miljard aan versobering- en efficiencymaatregelen mogelijk is. Ten opzichte van de vorige begroting zijn de inzichten niet gewijzigd.

 

Netwerk

Maatregel

Initiële Bedrag in € miljoen t/m 2020

Prognose realisatie bedragen in € miljoen t/m 2020

HWN

Verminderen communicatie bij onderhoud

30

30

HWN

Versoberen bermbeheer

40

35

HWN

Onderhoud kunstwerken uiterste jaar

50

45-50

HWN

Versoberen verlichting

35

30-35

HWN

Verruimen werkvensters en op delen van het netwerk overdag werken met minder flankerende maatregelen.

75

75-80

HWN

Versoberen DVM

165

150

HVWN

Minder maaien taluds

10

10

HVWN

Minder baggeren hoeken zeetoegangen

35

40

HVWN

Verminderen (wal)voorzieningen schippers

10

10

HVWN

Minder baggeren vaarwegen

45

55

 

Subtotaal versoberingen

495

480-495

Alle

Efficiencymaatregelen

800

815- 820

 

Subtotaal efficiencymaatregelen

 

815-820

Alle

Besparing Landelijke Taken

200

200

Alle

Bijzondere baten t.b.v. B&O

100

30

HVWN

Opbrengsten HVWN

-

60

HWS

Heffen Leges1

-

-

HWN

Verhoging BenO budget

45

45

 

Subtotaal overige maatregelen

345

305

 

Totaal

1.640

1.630-1.650

1 Noot 1: Het voornemen leges te heffen op grond van de waterwet is nog niet ten uitvoer gebracht gelet op de invoering van de omgevingswet.

2c. De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging ProRail

ProRail ontvangt van IenM gemiddeld € 1,3 miljard subsidie per jaar (inclusief btw) ter dekking van de instandhoudingskosten van de hoofdspoorweginfrastructuur. Daarnaast ontvangt ProRail van vervoerders (gebruiksvergoeding) en andere derden (doorbelaste onderhoudskosten) gemiddeld € 0,3 miljard per jaar, waarmee het totale budget voor de jaarlijkse instandhoudingskosten voor ProRail uitkomt op € 1,6 miljard inclusief btw.

Op 15 september 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de audit PwC c.s. op de financiële meerjarenreeksen van ProRail voor beheer, onderhoud en vervangingen van het spoor. Hierbij is geconstateerd dat er sprake is van een potentieel tekort van € 475 miljoen dat zich in de periode vanaf 2018 tot en met 2028 kan voordoen.

Daarnaast is ook een aantal risico's gesignaleerd, waarvoor op de begroting een reservering was getroffen van € 400 miljoen, en is een risico op indexeringsverschillen benoemd. In de volgende passages is de actuele stand van zaken met betrekking tot het potentieel tekort en de risico's opgenomen.

Potentieel tekort en toekomstbestending en efficiënt onderhoud van het spoor

Naast het verminderen van het potentiële tekort moet ook de manier waarop ProRail onderhoud aan het spoor uitvoert, veranderen, omdat de hoeveelheid werk toeneemt, de hinder toeneemt en de daartoe beschikbare tijd en middelen tekort schieten. Dit heeft geleid tot een gefaseerde aanpak om te komen tot een toekomstbestendig en efficiënt onderhoud van het spoor, waarover de Tweede Kamer op 16 juni 2016 is geïnformeerd. In de brief van 30 juni 2017 is Tweede Kamer geïnformeerd over de gezamenlijk met partijen in de spoorsector ontwikkelde nieuwe visie en werkwijze voor toekomstbestendig en efficiënt werken aan het spoor. Het gezamenlijke vertrekpunt waaruit gewerkt wordt, is de optimale balans tussen 1. de onderhouds- en vervangingsbehoefte die nodig is om het spoor betrouwbaar te houden; 2. daarbij zo min mogelijk hinder voor reizigers en verladers als gevolg van werkzaamheden aan het spoor te veroorzaken; en 3. het efficiënt omgaan met de beschikbare financiële middelen voor het werken aan het spoor.

Risico's en reservering BOV

Uit de door ProRail ingediende subsidieaanvragen 2016 en 2017 van ProRail blijkt dat een groot deel van de eerder door PWC c.s. gesignaleerde risico's zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Het betreft dan met name de correctie van bovenbouwvernieuwingen in de financiële meerjarenreeksen (audit PwC), hogere uitgaven voor de instandhouding en lagere ontvangsten uit gebruiksvergoeding voor het gebruik van de Betuweroute, het vervangen van de Oosterdokbruggen, het verplaatsen van de verkeersleidingspost op Kijfhoek en het effect van de uitspraak van de ACM op de hoogte van de gebruiksvergoeding. Hierop is besloten om de risicoreservering binnen de investeringsruimte spoor ad € 400 miljoen over te hevelen naar het budget voor beheer, onderhoud en vervanging. Daarnaast is aanvullend € 142 miljoen uit de investeringsruimte spoor overgeheveld naar het budget voor beheer, onderhoud en vervanging om opgetreden indexeringsverschillen op te kunnen vangen.

2d. DBFM en budgetten voor beheer en Onderhoud

Bij DBFM is de opdrachtnemer niet alleen verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van het project, maar ook voor de financiering en het totale onderhoud. Het is dus een geïntegreerde contractvorm. Bij traditionele contracten koopt het Rijk een product in: bijvoorbeeld een rijksweg met 2x2 rijstroken. Bij een DBFM-contract neemt het Rijk echter een dienst af: een beschikbare rijksweg. Het benodigde budget komt uit drie bronnen: (i) het aanlegbudget, (ii) het beschikbare beheer en onderhoudsbudget van reeds aanwezige infrastructuur en (iii) het budget voor areaalgroei voor dat deel van de infrastructuur dat nieuw wordt aangelegd.

Ten behoeve van de aanbesteding van een DBFM contract wordt een referentieraming opgesteld voor de te verwachten aanleg- en beheer en onderhoudskosten bij traditionele uitvoering. Deze referentieraming wordt gebruikt om de plafondprijs (het acceptabele maximum) voor de bieding te bepalen. Deze ramingen worden tegenwoordig op dezelfde wijze uitgevoerd als de ramingen die voor LCC worden uitgevoerd.

De aanbesteding verloopt in een aantal stappen. Na de laatste stap vindt ook de budgettaire verwerking in de begroting plaats. De beschikbare middelen vanuit Aanleg, BenO (incl. areaalgroei) wordt overgeboekt naar het GIV/PPS-artikel. De middelen worden met eenzelfde «netto contante waarde» omgezet in een langjarige reeks ter betaling van de beschikbaar-heidsvergoedingen. Dit is de zgn. financiële inpassing of DBFM conversie. Er wordt hiermee geen budget toegevoegd aan het project, de kasreeks wordt alleen aangepast aan de contractvorm. De prestatie-eisen en uitrustingsniveaus van de infrastructuur binnen het DBFM contract zijn dezelfde als die aan RWS worden gesteld. Op het moment van aanbesteden wordt bij de M (maintain) van DBFM, een serviceniveau uitgevraagd dat past bij het onderhoudsregime (Service Level Agreement) wat op dat moment van toepassing was. Dat niveau geldt voor de looptijd van het contract en is daarmee niet budgettair flexibel. Er wordt momenteel overigens wel aan gewerkt om bij de nog af te sluiten DBFM contracten ook bijstelling mogelijk te maken.

Bij DBFM geldt dat voor een periode van 20-25 jaar het consortium verantwoordelijk is voor het onderhoud van infrastructuur. Na afloop van het DBFM-contract valt dit deel van het areaal weer binnen het reguliere beheer en onderhoud van RWS. De mutaties tussen het beheer, onderhoud en vervanging artikel (voor wegen artikelonderdeel 12.02, vaarwegen artikelonderdeel 15.02) en het DBFM artikel (voor wegen artikelonderdeel 12.04, vaarwegen artikelonderdeel 15.04) zijn zichtbaar in de begroting en worden toegelicht. Na afloop van een DBFM-contract zal het BenO-deel weer aan de reguliere onderhoudsbudgetten van RWS worden toegevoegd.

Naar aanleiding van de toezegging in de begroting 2017 in het kader van de verbetering van de kwaliteit van de informatievoorziening treft u in het jaarverslag 2016 en de begroting 2018 van het Infrastructuurfonds bij artikelonderdeel 12.04 (Hoofdwegennet) en artikelonderdeel 15.04 (Hoofdvaarwegennet) aanvullende informatie over DBFM.

In onderstaand overzicht is aangegeven voor welke projecten eind 2017 DBFM contracten zullen zijn afgesloten. Voor de financiering van deze projecten zijn de genoemde BenO middelen (per jaar) ingezet. Deze zullen na afloop van het DBFM contract weer beschikbaar komen tegen het dan geldende prijspeil.

 

Project

Areaalinformatie

 

Einde DBFM

contract

Uitgenomen

B&O

budget/jaar

(€)

Hoofdwegennet

Baanlengte1

Grote kunstwerken

Wegconfi-guratie in M-fase

   

A59 Rosmalen-Geffen

23 km

 

2x2

2019

1,0 miljoen

N31 Leeuwarden-Drachten

56 km

Langdeel aquaduct

2x2

2022

5,5 miljoen

A12 Lunetten-Veenendaal

65 km

 

2x4, 2x3

2033

5,9 miljoen

A10 Tweede Coentunnel

39 km

1ste en 2de Coentunnel

2x3+2x2,

2x4

2037

12,0 miljoen

N33 Assen-Zuidbroek

105 km

 

2x2

2034

2,8 miljoen

A15 Maasvlakte-Vaanplein

129 km

nieuwe Botlekbrug, Thomas-sentunnel, Botlektunnel

2x3+2x2, 2x3, 2x2

2035

31,7 miljoen

A1/A6 Diemen-Almere Havendreef (SAA)

72 km

Aquaduct Muiden, verbrede Hollandse Brug

2x5+2,

2x4+2

2042

11,9 miljoen

A12 Veenendaal-Ede-Grijsoord

50 km

 

2x3

2032

2,2 miljoen

A9 Holendrecht-Diemen (Gaasperdammerweg, SAA)

41 km

Gaasperdammertunnel

2x5+1

2038

14,2 miljoen

N18 Varsseveld Enschede

70 km

 

2x2+2x1

2043

1,8 miljoen

A27/A1 Utrecht Noord-knpt. Eemnes-Bunschoten

53 km

 

2x3+2x4

2043

3,9 miljoen

A6 Almere

39 km

 

2x5

2039

3,3 miljoen

A24 Blankenburgverbinding

ntb2

Blankenburgtunnel, Aalkeet-tunnel

2x3

ntb2

ntb2

Hoofdvaarwegennet

Vaarweg- lengte

       

Keersluis Limmel

 

Nieuwe Keersluis Limmel, incl. verkeersbrug over sluis

 

2048

0,4 miljoen

Beatrixsluis 3e Kolk

4 km

Complex Prinses Beatrixsluis incl. baggeren, onderhoud oevers en ligplaatsen langs Lekkanaal

 

2046

2,8 miljoen

Zeetoegang IJmond

 

Nieuwe zeesluis en sluisei-landen

 

2045

2,5 miljoen

Sluis Eefde

 

nieuwe schutsluis inclusief onderhoud voorhavens (bestaande schutsluis tot 2021)

 

2047

1,0 miljoen

Hoofdspoorwegnet

HSL

1    Baanlengte omvat: hoofdrijbanen, verbindingswegen en op- en afritten

2    Dit contract is nog niet afgesloten op het moment van schrijven van de Begroting. De definitieve cijfers worden vastgesteld bij afsluiten van het contract.

  • 3. 
    Opgave Vervanging en renovatie

Bij einde van de technische levensduur van infrastructurele objecten wordt overgegaan tot vervanging of renovatie van deze objecten. Einde technische levensduur wordt breed opgevat. Ook niet langer ondersteunde, verouderde technologie worden als reden voor einde technische levensduur beschouwd. Hetzelfde geldt voor economisch niet meer verantwoord onderhoud. De keuze voor vervanging dan wel renovatie is mede gebaseerd op de kosten over de resterende dan wel nieuwe levenscyclus. Zo is voor grote bruggen, tunnels en sluizen renovatie vaak een goedkoper alternatief rekening houdend met de levenscyclus, dan het geheel nieuw bouwen van eenzelfde object.

Toekomstige vervangingen hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Door RWS is de vervangingsopgave voor het Hoofdwegennet, het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem geactualiseerd. De prognose voor het vervangen of renoveren van objecten is gebaseerd op het handhaven van de bestaande functionaliteit en het prestatieniveau, naar huidige technische standaarden. Voor de korte termijn zijn de aan te pakken objecten vastgesteld via inspecties en/of herberekeningen. Dat gebeurt met een bandbreedte wanneer dat precies moet. Voor de langere termijn is dit inzicht er op objectniveau niet. Maar wel voor groepen objecten met vergelijkbare problemen, waarvan vervanging en renovatie op middellange termijn verwacht wordt. Voor de langere termijn wordt de prognose gebaseerd op een statistische analyse van het areaal.

Ten opzichte van de vorige prognose (2014) is de behoefte voor de periode 2021-2030 beter in beeld, waarbij de toegenomen kosten voor issues als bruggen (stalenbruggen en draagkracht) en het opnemen van damwandenproblematiek voor een verhoging van de opgave voor het HVWN verklaren.

Dekking van de opgave

Om de toekomstige VenR-opgaven te dekken zijn op basis van het prognoserapport 2010 in de begrotingen van het IF en DF reserveringen gemaakt. Deze reserveringen dekken de totale VenR opgave, echter binnen de verdeling over de netwerken zijn de middelen voor HVWN ontoereikend.

De prognose 2017 heeft ertoe geleid dat binnen het IF vanuit de reservering voor de VenR-opgave voor het HWN € 334 miljoen is overgeheveld naar het VenR-budget voor het HVWN. Op de reservering voor het HWN resteert hiermee voldoende budget om de opgave voor het HWN te dekken. Voor het HVWN resteert een verschil van € 265 miljoen om de VenR-opgave voor het HVWN te dekken.

De objecten op het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem hebben vaak een functie op beide netwerken. Ik laat onderzoeken of de nu gehanteerde toewijzing van objecten en/of kosten aan het Hoofdvaarwegennet of het Hoofdwatersysteem overeenstemt met het zwaartepunt-principe en of dit gewijzigd moet worden. Daarna kan worden bezien of een overheveling tussen het Hoofdwatersysteem en het Hoofdvaarwegennet in de begroting 2019 nodig is.

Op verzoek van de Kamer worden in het MIRT projectenoverzicht de vervanging en renovatie projecten met een budgettair beslag van meer dan € 10 miljoen separaat toegelicht.

Vervangingen spoor

De vervangingsinvesteringen maken onderdeel uit van de BOV-reeksen in de begroting en bedragen in 2018 circa € 430 miljoen en lopen op tot circa € 535 miljoen in 2030. Voor de periode na 2030 is een verhoging van de vervangingskosten te verwachten, met name omdat het einde van de levensduur van een groot aantal kunstwerken zal zijn bereikt. Daarnaast zullen vanaf die periode de bovenleidingportalen (in totaal 100.000 stuks) worden vervangen.

Beschikbaar budget Infrastructuurfonds voor VenR vanaf 2031

Op artikel 18.12 van het Infrastructuurfonds zijn noodzakelijke middelen opgenomen voor Vervanging en Renovatie voor Hoofdwegen, Hoofdspoorwegen en Hoofdvaarwegen vanaf 2031. Het budget voor Vervanging en Renovatie is daarbij op het niveau van 2030 doorgetrokken. Deze middelen worden nog niet toegewezen aan de afzonderlijke netwerken. Toewijzing van deze middelen zal op een later moment geschieden op grond van een nadere onderbouwing van de vervangingsbehoefte per netwerk. Voor Spoor betreft dit alleen de verwachte toename van de vervangingsopgave vanaf 2031.

  • 4. 
    Duurzaamheid

Het klimaat verandert merkbaar, de natuur staat onder druk, grondstoffen worden schaarser en mensen ervaren hinder. Daarom wordt voor zowel de netwerken beheerd door RWS als voor het spoor ingezet op onder andere het terugdringen van het energieverbruik en hergebruik van materialen, aansluitend op de visie en ambitie Duurzaam IenM. Daarin zijn klimaat en energie, circulaire economie en interne verankering (in bijvoorbeeld alle opdrachten) de drie prioriteiten binnen een breder scala aan duurzaamheidsdoelen waar IenM op actief is. Op verantwoor-dingsdag 2016 is het duurzaamheidsverslag IenM 2016 aan de Kamer gestuurd, waarin nadere informatie is te vinden.

4a. Duurzaamheid hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Bij het beheer en onderhoud van de door RWS beheerde netwerken worden momenteel maatregelen genomen en pilots gedaan op de thema's «klimaat en energie», «circulaire economie» en «vitaal natuurlijk kapitaal». De aanpak op deze fronten wordt jaarlijks doorontwikkeld naar aanleiding van de resultaten van de uitgevoerde maatregelen.

Energie en Klimaat

Het doel is om in 2030 als IenM geheel klimaatneutraal te zijn en de netwerken energieneutraal te hebben gemaakt. Hierop wordt binnen IenM gestuurd middels de CO2 prestatieladdersystematiek.

De cijfers met betrekking tot CO2 emissies en energiebesparing worden halfjaarlijks intern gerapporteerd. De CO2 reductie ten opzichte van 2009 is in 2017 ca 28%, waarmee het gestelde doel van 20% reductie in 2020 al ruimschoots behaald is. Hiervoor verantwoordelijk zijn de inkoop van garanties van oorsprong (GVO) van groene stroom uit Nederland, het toepassen van biobrandstoffen bij de Rijksrederij en (nog beperkt) de overgang naar LED in de openbare verlichting verantwoordelijk. Opwekking van hernieuwbare energie op eigen areaal voor het eigen gebruik, draagt nog niet substantieel bij, maar is in potentie zeer omvangrijk. De lange termijn strategie is erop gericht om steeds minder afhankelijk te worden van de inkoop van GVO's en klimaat- en energieneu-traliteit te verkrijgen door besparen, het vergroenen van het energieverbruik (elektrificeren, groene brandstoffen en gas) en opwekking van duurzame energie op eigen areaal voor eigen gebruik.

Energiebesparing is cruciaal, maar blijft ook een uitdaging, met name vanwege de nieuwe aanleg die sinds 2009 heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt, met extra energievraag tot gevolg. Dat maakt dat vermindering van het energieverbruik goed in het MIRT proces verankerd moet worden en er in het staande areaal structureel naar energiebesparing moet worden gekeken.

Circulaire economie

Ten aanzien van materiaalgebruik en grondstoffen worden korte termijn doelen nog nader vastgesteld in het licht van de lange termijn transitie naar een circulaire economie. Door middel van onder andere duurzaam inkopen wordt hier al wel op gestuurd. Zo is bijvoorbeeld De CO2-Prestatieladder inmiddels onderdeel van het contractenbuffet en wordt door gecertificeerde bedrijven jaarlijks zo'n 1,6% CO2 bespaart. De eerste interne rapportage duurzaam inkopen GWW over 2017 zal in de eerste helft van 2018 worden opgeleverd, wat een belangrijke basis oplevert voor een vervolgaanpak

Vitaal natuurlijk kapitaal

Aan de positieve impact die de transitie met zich meebrengt ten aanzien van het toepassen van hernieuwbare grondstoffen en stimuleren van biodiversiteit, wordt invulling gegeven door de pilots die op diverse locaties in uitvoering zijn. Met deze pilots wordt ervaring opgedaan ten aanzien van de monitoring en sturing op een optimaal gebruik en behoud van het natuurlijk kapitaal. Elementen daarvan kunnen vervolgens in de standaardpraktijk worden opgenomen.

4b. Duurzaamheid spoor

Ook in de toekomst moet het spoor één van de meest duurzame vormen van vervoer blijven. In 2016 is een Meerjarenplan Duurzaamheid vastgesteld. Hierin staan voor zowel de stations als de spoorinfrastructuur de doelstellingen voor 2020 en 2030. Om dit te bereiken wordt zoveel mogelijk samengewerkt met andere partijen in de sector.

Voor 2018 zijn een aantal thema's tot speerpunten bestempeld: energie; CO2, grondstoffen en materialen; het duurzaam werken en ruimtelijke kwaliteit.

Efficiënt omgaan met energie

ProRail wil haar energie-efficiency met 30% in 2030 ten opzichte van 2015 verbeteren. Voor 2018 betekent dit een reductie van het verbruik van 3% ten opzichte van 2017. In de komende jaren worden onder andere ledverlichting op emplacementen en stations geïnstalleerd. Verder zullen het aantal wissels worden verminderd. Ook worden samen met vervoerders maatregelen getroffen die moeten leiden tot minder energieverbruik door treinen. Mede in dit kader worden In 2017 de maatschappelijke kosten en baten en benodigde investeringen in kaart gebracht van het verhogen van de bovenleidingspanning naar 3kV.

CO2, grondstoffen en materialen

Een grote uitdaging is het realiseren van de CO2-reductiedoelstelling in de materiaalketen. Dit is uitdagend, omdat materialen lang meegaan en het introduceren van nieuwe materialen lastig is. Om een beter inzicht te krijgen in het CO2-verbruik wordt in 2018 de dominantie-analyse (impactanalyse) geactualiseerd en wordt een digitaal afvalregistratiesysteem voor projecten geïntroduceerd.

Duurzaam werken

In alle bedrijfsprocessen is duurzaamheid tegenwoordig een vanzelfsprekend onderdeel van het werk. Centraal staat hierbij de Aanpak Duurzaam GWW (Grond, Weg en Waterbouw). De kern van deze aanpak is dat er afspraken worden gemaakt om binnen de gehele sector één systematische werkwijze toe te passen en een uniform instrumentarium te hanteren voor de verduurzaming van producten en bedrijfsprocessen. Voor de realisatie van projecten betekent dit dat al in een vroeg stadium van de verkenning en het ontwerp aandacht wordt gegeven aan duurzaamheid. In de afgelopen jaren is hierbij al substantiële winst behaald met duurzaam materiaalgebruik (circulair), vermindering van hinder voor de omgeving tijdens de bouw en het opwekken van energie op perronkappen en stationsdaken. Deze aanpak wordt in 2018 toe op alle nieuw op te starten projecten toegepast. Ook het beheer en onderhoud verduurzaamt. In 2018 zal ProRail bijzondere aandacht geven aan de verduurzaming van de onderhoudscontracten. Het ecologisch bermbeheer en het energiegebruik op emplacementen krijgen hierbij bijzondere aandacht.

 

BenO

Beheer en Onderhoud

BGR

Beleidslijn Grote Rivieren

BO MIRT

Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

BPRW

Beheersplan voor de Rijkswateren

DBFM

Design, Build, Finance and Maintain

DF

Deltafonds

DP

Deltaprogramma

EHS

Ecologische Hoofdstructuur

EZ

Ministerie van Economische Zaken

GDI

Generieke Digitale Infrastructuur

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWBP-2

Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IF

Infrastructuurfonds

KRW

Kaderrichtlijn Water

LCC

Life Cycle Costing

LRT3

Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen

MKS

Missiekritieke systemen

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

OB

Ontwerpbegroting

OV SAAL

Openbaar Vervoer Schiphol Amsterdam Almere Lelystad

PIP

Principaal Inpassingsplan

PHS

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PKB

Planologische Kernbeslissing

PPS

Publiek-private samenwerking

RWS

Rijkswaterstaat

TBES

Toekomstbestendig Ecologisch Systeem

TTC

Tidal Test Centre

VGR

Voortgangsrapportage

WB21

Waterbeleid voor de 21e eeuw

WBI2023

Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium 2023

WTI

Wettelijk Toetsinstrument

Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 34 775 J, nr. 2 136

1

www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma.

2

https://www.uvw.nl/wp-content/uploads/2014/07/Afsprakenkader-financiering-nieuwe-waterveiligheidsnormen-versie-18-juni-2014.pdf

3

Kamerstukken II, 2016/2017, 32 698, nr. 33

4

Zoals eerder gemeld aan de Tweede Kamer is deze doelstelling niet in 2015 behaald maar vindt dit naar verwachting in 2019 plaats.

5

Noot: de streefwaarde was 300 maatregelen gereed eind 2015. Door politieke besluiten in de periode 2010-2015 is het programma aangepast en zijn er een aantal maatregelen ingetrokken of getemporiseerd.

6

Er zijn situaties denkbaar waarbij assets niet (langer) voldoen aan de prestatieafspraken, zonder dat dit verband houdt met de onderhoudsconditie (bijvoorbeeld bij een tweetal stormvloedkeringen). In dergelijke situaties is geen sprake van uitgesteld (of achterstallig) onderhoud


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.