Brief van het Presidium over het instellen van de Algemene Commissie voor Constitutionele Zaken - Algemene Commissie voor Constitutionele Zaken - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 34665 - Algemene Commissie voor Constitutionele Zaken van de Tweede Kamer.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Algemene Commissie voor Constitutionele Zaken; Brief Presidium; Brief van het Presidium over het instellen van de Algemene Commissie voor Constitutionele Zaken |
---|---|
Documentdatum | 26-01-2017 |
Publicatiedatum | 26-01-2017 |
Nummer | KST346651 |
Kenmerk | 34665, nr. 1 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
34 665 Algemene Commissie voor Constitutionele Zaken
Nr. 1 BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de leden
Den Haag, 26 januari 2017
Hierbij treft u een brief van de leden Taverne (VVD) en Van der Staaij (SGP) waarin wordt voorgesteld bij aanvang van de nieuwe Kamerperiode een Algemene Commissie voor Constitutionele Zaken in te stellen.
Het presidium stelt u voor deze brief ter verdere besluitvorming voor te leggen aan de Kamer in nieuwe samenstelling.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib
Bijlage
Brief van de leden Taverne (VVD) en Van der Staaij (SGP) d.d. 1 december 2016
Geachte leden van de Commissie voor de Werkwijze,
In Nederland tot stand gekomen wetten mogen niet strijdig met onze Grondwet zijn. Bij de vaststelling of hiervan sprake is, is een bijzondere rol toebedeeld aan de Tweede Kamer. Immers, de Tweede Kamer toetst als eerste van de twee Kamers der Staten-Generaal of wetsvoorstellen in overeenstemming met de Grondwet zijn. Door diverse personen en instanties is gesteld dat de taak van het toetsen van wetsvoorstellen aan de Grondwet door de Tweede Kamer onderbelicht is geraakt en meer aandacht verdient.
Op 2 juni 2016 organiseerde de Tweede Kamer een symposium over parlementaire constitutionele toetsing, dat werd bijgewoond door onder anderen (oud) Tweede en Eerste Kamerleden, oud bewindslieden, staatsrechtjuristen, hoogleraren en rechters. Een belangrijke conclusie was dat met het oog op de scheiding der machten en het effectief vervullen van de verschillende taken en verantwoordelijkheden hierbinnen, extra aandacht voor de toetsende rol van de Tweede Kamer in het wetgevingsproces op zijn plaats is.
Mede naar aanleiding van bovenstaande conclusie is de vraag gerechtvaardigd hoe de Tweede Kamer haar taak wetsvoorstellen te beoordelen op eventuele strijdigheid met de Grondwet zichtbaarder en inzichtelijker kan maken. Zodat ook vaker dan nu expliciet de vraag aan de orde kan komen of en zo ja, welke grondrechten in het geding zijn en hoe wordt omgegaan met botsende grondrechten. Dit vergroot de legitimiteit van wetgeving.
In enkele ons omringende landen is het voortouw bij het beantwoorden van de vraag naar de grondwettelijkheid van wetsvoorstellen belegd bij een parlementaire commissie. In het Verenigd Koninkrijk is deze taak toebedeeld aan een gezamenlijke commissie uit het Lagerhuis en het Hogerhuis (Joint Committee on Human Rights). In de Zweedse Rijksdag - Zweden kent sinds 1970 een éénkamerstelsel - is genoemde taak toebedeeld aan de Commissie voor Constitutionele Zaken (Konstitutionsutskottet). Deze commissie maakt sinds 1809 deel uit van het Zweedse parlement en bestond dus al toen het land nog een tweekamerstelsel kende. In het Zweedse voorbeeld kan op initiatief van de Rijksdag de vraag naar de grondwettelijkheid van een wetsvoorstel of Europese Richtlijn worden voorgelegd aan de Commissie voor Constitutionele Zaken. De commissie kan zich ook op eigen initiatief als volgcommissie voegen bij de behandeling van een wetsvoorstel door een andere commissie. Indien een wetsvoorstel evidente grondrechtelijke aspecten heeft, kan deze commissie een advies uitbrengen dat doorgaans wordt overgenomen door de Zweedse Rijksdag. De commissie hanteert een toetsingskader om te beoordelen in hoeverre wetsvoorstellen in overeenstemming zijn met de Zweedse constitutie.
De commissie wordt in haar werkzaamheden ondersteund door een kleine staf van gespecialiseerde juristen.
Naar analogie van het Zweedse parlement, zou in Nederland artikel 17 van het Reglement van Orde een grondslag kunnen bieden voor het inrichten van een algemene Kamercommissie voor constitutionele zaken. Een commissie bedoeld in artikel 17 van het Reglement van Orde kan worden ingesteld voor onderwerpen die van bijzonder belang zijn voor de uitoefening van de taken van de Kamer, dan wel vrijwel alle ministeries aangaan. Een algemene commissie wordt ingesteld voor de duur van één zitting. Ons voorstel is de Kamer in overweging te geven bij aanvang van de nieuwe Kamerperiode een Algemene Commissie voor Constitutionele Zaken in te stellen. Het is vervolgens aan de nieuw aangetreden Kamer om deze commissie in te stellen, alsmede aan te geven wat de taken en bevoegdheden van deze algemene commissie zijn.
Door een algemene commissie met bovengenoemde taak te belasten kan ervaring worden opgedaan met het inzichtelijker en zichtbaarder maken van de toetsende taak van de Tweede Kamer. Na een evaluatie kan een definitief besluit worden genomen hoe de Kamer haar constitutionele taak vormgeeft en kan eventueel worden overgegaan tot een wijziging van het Reglement van Orde om een nieuwe grondslag te creëren voor deze commissie.
Gelet op het voorgaande, stellen wij voor het presidium te verzoeken deze brief door te geleiden naar de Tweede Kamer, opdat de Kamer in nieuwe samenstelling hierover een besluit kan nemen.
Hoogachtend,
Joost Taverne Kees van der Staaij