Statuut voor het Koninkrijk
Het statuut regelt de rechtsorde in het koninkrijk der Nederlanden tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De vier landsdelen kunnen daarin zelfstandig en op voet van gelijkwaardigheid hun belangen behartigen en elkaar bijstand verlenen. Het kwam in 1954 tot stand en werd in 1975, 1986 en 2010 ingrijpend gewijzigd. Eerder regelde het Statuut de verhoudingen met Suriname en de Nederlandse Antillen.
De Kroon van het Koninkrijk-nieuwe-stijl is sinds de totstandkoming in 1954 opgedragen aan koningin Juliana1 en haar wettige opvolgers. De Grondwet2 neemt de bepalingen van het Statuut in acht.
In Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn Gouverneurs als vertegenwoordigers van de koning. Zij worden door de regering (koning(in) en rijksministers) benoemd. Er is een koninkrijksministerraad die bestaat uit de (Nederlandse) ministers en een gevolmachtigde minister uit de overzeese delen van het Koninkrijk. De gevolmachtigde ministers3 worden door de Landsregeringen aangesteld.
De koninkrijksministerraad behartigt de gezamenlijke koninkrijksaangelegenheden, te weten:
-
-de defensie
-
-buitenlandse betrekkingen
-
-het Nederlanderschap
-
-de ridderorden
-
-nationaliteit van schepen
-
-toelating en uitzetting van vreemdelingen
-
-uitlevering
Wetten op deze terreinen zijn Rijkswetten. De ontwerpen daarvan worden behandeld door de Staten-Generaal en de vertegenwoordigende lichamen van de landsdelen. Ook een gevolmachtigde minister kan een voorstel van Rijkswet indienen en hij kan deelnemen aan de beraadslaging over een ontwerp-Rijkswet in de Staten-Generaal4.
Tevens kunnen de volksvertegenwoordigingen van de overzeese rijksdelen bijzondere gedelegeerden afvaardigen naar het Nederlandse parlement om aan de debatten deel te nemen.
Het statuut bevat verder bepalingen over de rechtspraak, de internationale betrekkingen, de defensie en over onderlinge bijstand, overleg en samenwerking.
Vertegenwoordigers uit 'de West' krijgen ook zitting in de Raad van State van het koninkrijk (die adviseert alleen over ontwerpen van rijkswet).
Wijziging van het Statuut is alleen mogelijk als de vier landen daarmee instemmen.
Meer over
- 1.Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
- 2.De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument en hoogste nationale wet van Nederland. Zij bevat de regels voor onze staatsinstellingen en de grondrechten van de burgers. Daarnaast bevat de Grondwet regels over bestuur, wetgeving en rechtspraak. De Grondwet telt acht hoofdstukken. Artikel 5.2 van het Statuut van het Koninkrijk bepaalt dat de Grondwet de bepalingen daarvan in acht neemt.
- 3.Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben een gevolmachtigde minister. Zij vormen samen met de Nederlandse ministers de rijksministerraad. Deze beraadslaagt over zaken die het gehele Koninkrijk betreffen en die per rijkswet moeten worden geregeld. Voor de gevolmachtigde ministers geldt - anders dan voor de ministers - niet de homogeniteitsvereiste.
- 4.Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.
- 5.Wet van 28 October 1954, houdende aanvaarding van een statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
- 6.Op 15 december 1954 ondertekende koningin Juliana in Den Haag het Statuut voor het Koninkrijk. Daarmee kwam er een nieuw staatsverband tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, waarbij de overzeese gebiedsdelen een gelijkwaardige plaats in het Koninkrijk kregen.