Onaanvaardbaarverklaring bij amendementen
Het oordeel van de indiener van een wetsvoorstel over een amendement1 is van politieke betekenis. Dat oordeel kan uiteenlopen van 'het oordeel aan de Kamer laten' tot het onaanvaardbaar. De consequenties van het aannemen van een onaanvaardbaar verklaard amendement kunnen verschillen. Daarbij kan een bewindspersoon ook nog eens de vertrouwensvraag2 koppelen aan zijn/haar oordeel, waardoor er gevaar ontstaat van een politieke crisis.
Inhoudsopgave
gekoppeld aan de vertrouwenskwestie
In april 1953 sprak minister Mansholt3 het onaanvaardbaar uit toen KVP'er Droesen4 een amendement indiende op het wetsvoorstel Vervreemding landbouwgronden (over de prijsbeheersing van de landbouwgronden). Het amendement wilde de prijsregelende bevoegdheid toekennen aan het Landbouwschap (het georganiseerde bedrijfsleven) in plaats van aan de minister. Mansholt stelde tevens de vertrouwenskwestie. Het amendement werd verworpen en kreeg alleen steun van de regeringsfracties van KVP en ARP.
In maart 1956 was een amendement-Van Leeuwen5 (VVD) onaanvaardbaar voor minister Suurhoff6. Hij dreigde met intrekking van het wetsvoorstel over de AOW en met aftreden. De VVD wilde dat de invoering van de AOW niet gepaard zou gaan met het korten van reeds bestaande pensioenen. Na het onaanvaardbaar wees een meerderheid het amendement af.
aangenomen ondanks onaanvaardbaar en vertrouwenskwestie
In december 1958 nam de Tweede Kamer een amendement-Lucas (formeel van de commissie van Financiën) aan over het niet verlenen van tijdelijke belastingverhogingen. Minister Hofstra7 had aanneming onaanvaardbaar verklaard en aangekondigd dat hij en zijn PvdA-collega's ontslag zouden vragen. Het kabinet had ingestemd met dit dreigement. Door de aanvaarding van het amendement viel het vierde kabinet-Drees8.
In juli 1957 verklaarde minister Mansholt een amendement-Biewenga9 onaanvaardbaar, dat beoogde de landbouwkundige toetsing te schrappen uit een wetsvoorstel tot nieuwe regeling van de pacht. De indiener paste het amendement daarop aan, door de toetsing wel toe te staan in een ruil- of herverkavelingsgebied of in de IJsselmeerpolders. Dat veranderde de mening van de minister echter niet. Het amendement werd met 72 tegen 38 stemmen verworpen.
In 1964 zorgde een amendement-Aarden10 (KVP) bijna tot een conflict. Het amendement gaf het nieuw in te stellen Openbaar Lichaam Rijnmond grotere bevoegdheden dan minister Toxopeus11 wilde. De minister noemde het amendement destructief en dreigde met intrekking van het wetsvoorstel. De PvdA-fractie stemde daarna, hoewel zij er inhoudelijk mee instemde, tegen het amendement, omdat intrekking van het wetsvoorstel onwenselijk werd gevonden.
De PvdA'er Roethof12 kwam in 1973 met een amendement op het wetsvoorstel over de voorlopige hechtenis. Beoogd werd de voorlopige hechtenis alleen te laten gelden voor misdrijven met een maximumstraf van zes jaar of meer. Minister Van Agt hield vast aan vier jaar of meer en verklaarde het amendement onaanvaardbaar. Roethof trok het daarop in.
In december 1976 verzette minister Vredeling13 van Defensie zich krachtig tegen een amendement-De Kwaadsteniet14. Dat had tot doel alle onoverkomelijke gewetensbezwaren tegen militaire dienstplicht te erkennen. Vredeling wilde alleen bezwaren erkennen tegen het gebruik van geweld of tegen kernbewapening. Toen - ondanks het onaanvaardbaar - aanneming dreigde, vroeg Vredeling om schorsing van het debat. In 1978 werd door een nadere precisering van de oorspronkelijke tekst tegemoet gekomen aan de wens van de meerderheid. Bezwaren van politieke aard tegen dienstplicht werden echter niet erkend.
In februari 1981 keerde minister Wiegel15 zich tegen een amendement van de CDA'er Hennekam16 op het wetsvoorstel herindeling Zuid-Limburg. Doel daarvan was het zelfstandig voort laten bestaan van de gemeente Hoensbroek, in plaats van samenvoeging met Heerlen. Na de onaanvaardbaar-verklaring trok Hennekam het amendement in. Dat werd vervolgens door Waltmans17 (PPR) en Brinkhorst18 (D66) opnieuw ingediend. Het amendement werd echter verworpen, omdat het CDA tegenstemde. De CDA-fractie achtte langer uitstel van de herindeling, dat daarvan het gevolg zou zijn, onwenselijk.
In september 1996 verklaarde minister Ritzen een amendement-Jorritsma-van Oosten19 (D66) onaanvaardbaar. Dat had tot doel in de Wet modernisering universitaire bestuursorganisatie het meerhoofdig faculteitsbestuur op te nemen, waarin dan verplicht een student diende te zitten. Na bezwaren van de minister trok D66 het amendement in.
Bij de behandeling van de ontwerp-Algemene Kinderbijslagwet in 1961 kwam de CHU'er Kikkert20 met een amendement om kinderbijslag voor de eerste twee kinderen te geven aan kleine zelfstandigen. Dat moest worden betaald uit rijksmiddelen. Minister Van Rooy21 achtte dit onaanvaardbaar. Toen een conflict - mede door de zwakke verdediging door minister Van Rooy - dreigde, werd het debat geschorst. Na het aftreden van Van Rooy kwam zijn opvolger Veldkamp22 met een aangepast wetsvoorstel, waarin wel een beperkte rijksbijdrage zat.
Een amendement-Scheps23 over gemeentelijke indeling van de Bijlmermeer leidde in 1964 tot een conflict. Minister Toxopeus11 wilde nieuwbouwwijk de Bijlmer indelen bij een nieuw te vormen gemeente Bijlmermeer. Een meerderheid van de Tweede Kamer was vóór indeling bij Amsterdam. Nadat het onaanvaardbaar verklaarde amendement was aangenomen, besloot minister Toxopeus het wetsvoorstel in trekken. Onder het opvolgende kabinet kwam de Bijlmer alsnog bij Amsterdam (formeel tijdelijk), nadat een nieuw wetsvoorstel was ingediend.
In 1970 kwam de VVD'er Geurtsen24 bij een wetsvoorstel over wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie met een amendement om besturen van bedrijfs- en produktschappen voortaan rechtstreeks te laten verkiezen door de leden (organisaties van werkgevers en werknemers). Ondanks het onaanvaardbaar van minister Roolvink25 werd het amendement aangenomen met steun van onder andere PvdA en D66. Minister Roolvink trok wetsvoorstel daarop in.
Op 24 juni 1980 nam de Tweede Kamer een amendement-Brinkhorst aan, waardoor de kring van het lidmaatschap van het koninklijk huis werd beperkt. De kinderen van prinses Margriet en mr. Pieter van Vollenhoven zouden er daardoor geen deel meer van uitmaken. Vier VVD-leden zorgden ervoor dat het amendement met 70 tegen 68 stemmen werd aangenomen. Minister Wiegel vroeg hierna om schorsing van het debat. Het wetsvoorstel werd later ingetrokken en in 1983 vervangen door een nieuw aangepast voorstel. De kinderen van Margriet en Pieter werden nu wel lid van het koninklijk huis, maar slechts tot het moment waarop koningin Beatrix zou worden opgevolgd.
In november 2016 trokken de ministers Plasterk en Van der Steur het wetsvoorstel Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak in, nadat de Tweede Kamer met klem ontraden amendementen (Van Nispen c.s., Swinkels/Van Nispen) had aangenomen. De Kamer was voor handhaving van een afzonderlijk bestuursrechtelijk gerechtshof als opvolger van de Centrale Raad van Beroep en voor het onderbrengen van de Centrale Raad van Beroep voor het Bedrijfsleven bij het Gerechtshof Den Haag in plaats van bij de Raad van State.
Kabinet26 en ministers zijn in het algemeen terughoudend met het uitspreken van het onaanvaardbaar in de Eerste Kamer27. Het onaanvaardbaar is simpel gesteld het dreigen met een kabinetscrisis28. Daarmee zou echter een politiek conflict ontstaan, waarvoor niet eenvoudig een oplossing zal zijn te vinden. Bovendien wordt dergelijke druk op de Eerste Kamer strijdig geacht met de taak van de Eerste Kamer.
Meer over
- 1.De Tweede Kamer heeft sinds de Grondwetsherziening van 1848 het recht van amendement, dat wil zeggen de mogelijkheid wijzigingen (verbeteringen) aan te brengen in een voorliggend wetsvoorstel. Ieder Kamerlid heeft het recht amendementen in te dienen. Een amendement kan worden ingediend zodra een wetsvoorstel in handen van een commissie is gesteld tot aan het moment dat het voorstel wordt aangenomen of verworpen.
- 2.De vertrouwensregel houdt in dat een minister, staatssecretaris of het kabinet als geheel moet aftreden als zij niet langer het vertrouwen genieten van het parlement (lees: de Tweede Kamer). De vertrouwensregel zegt dus niet dat bewindspersonen per se moeten aftreden als ze een fout hebben gemaakt.
- 3.Vooraanstaande sociaaldemocratische minister en Europeaan. Afkomstig uit een rijke, sociaal betrokken Groningse landbouwfamilie. Was - na een korte tijd in de Oost - boer en verzetsman in de Wieringermeer en werd op zijn 36ste minister van Landbouw in het kabinet-Schermerhorn/Drees. Zorgde tijdens zijn tienjarige ministerschap voor herstel van de voedselvoorziening en bevorderde de modernisering van de Nederlandse landbouw. Als Europees landbouwcommissaris speelde hij vanaf 1958 eveneens een belangrijke rol bij de schaalvergroting in de landbouw en bij het ontwikkelen van een Europees landbouwbeleid. In 1972 negen maanden voorzitter van de Europese Commissie. Dynamische en sportieve man met groot nationaal en internationaal gezag en met duidelijk omlijnde visies over internationale economische en ecologische vraagstukken.
- 4.Limburgse landbouwspecialist in de Tweede Kamerfracties van de RKSP en KVP. Gepromoveerd in de landbouwkunde. Was een vooraanstaand voorman van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond en actief in talrijke (Limburgse) landbouworganisaties. Belangrijk tegenspeler van de ministers Mansholt en Vondeling, met veel kennis van de land- en tuinbouw. Hield zich aanvankelijk in de Kamer ook bezig met aangelegenheden inzake de wederopbouw. Goedmoedige Limburgse boerenzoon.
- 5.Opgewekte, joyeuze, maar vasthoudende burgemeesterszoon, die na een succesvolle loopbaan in de bankwereld op 62-jarige leeftijd nog lid werd van de Tweede Kamer om daar gedurende dertien jaren op te treden als de financiële woordvoerder van de VVD. Vervulde vele commissariaten in het bedrijfsleven. Typische representant van het Amsterdamse liberalisme. Zijn vader was burgemeester van Amsterdam en vicepresident van de Raad van State.
- 6.Vooraanstaande sociaaldemocratisch politicus en vakbondbestuurder. Vertegenwoordiger van de (socialistische) vakbond in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Typische selfmade man, die het in 1952 tot minister van Sociale Zaken bracht. Werd vooral bekend doordat hij de AOW tot stand bracht, maar tot zijn wetgevende prestaties behoren ook de Gezondheidswet en de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. Ontwierp de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Keerde in 1959 terug in het parlement en werd in 1960 partijvoorzitter. In 1965 minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Cals. Werd reeds toen tussentijds uitgeschakeld door ziekte, en overleed enkele maanden na de val van het kabinet. Uitstekend spreker, die helder ingewikkelde onderwerpen kon uitleggen, en gewaardeerd minister, die het debat niet uit de weg ging.
- 7.Autoriteit op fiscaal gebied ('de Hercules onder de Nederlandse fiscalisten') en woordvoerder financiën van de PvdA-Tweede Kamerfractie in de jaren 1945-1956. Werd daarna minister van Financiën in het vierde kabinet-Drees. Mede dankzij de door hem doorgevoerde bestedingsbeperking herstelde de economie zich begin jaren zestig snel. Had het voortdurend aan de stok met de KVP-woordvoerder financiën, de leraar boekhoudkunde Lucas, en was met hem hoofdrolspeler bij de kabinetscrisis van 1958. Keerde korte tijd terug als Kamerlid en werd daarna vicepresident van scheepswerf Verolme. Lid en voorzitter van diverse commissies over belastingwetgeving. Deed in 1966 doctoraal rechten en werd meteen benoemd tot hoogleraar belastingrecht. Was toen bijna 62 jaar. Stond bekend als 'de best geklede man van het Binnenhof'.
- 8.Het kabinet-Drees IV was een coalitie van PvdA, KVP, ARP en CHU. Na de verkiezingen van 1956 zetten de partijen uit het kabinet-Drees III hun samenwerking voort. Het was het laatste van de rooms-rode kabinetten. Premier was PvdA-leider Willem Drees. Het kabinet trad aan op 13 oktober 1956.
- 9.Gereformeerde Groningse 'dikke boer' die zijn hele leven de antirevolutionairen heeft vertegenwoordigd in gemeenten, provincie en parlement. Kreeg al op jonge leeftijd het beheer over het ouderlijke landbouwbedrijf en werd als 23-jarige raadslid. Voorzitter van de Groningse Christelijke landbouwbond. Als Kamerlid woordvoerder landbouw, sociale zaken, waterstaat en volkshuisvesting. Combineerde het Kamerlidmaatschap met het lidmaatschap van GS in Groningen. Was in 1959 bij eerste poging van De Quay een kabinet te vormen bijna minister van Landbouw geworden. Begin jaren zestig voorzitter van het Landbouwschap. Bekwaam politicus en organisatieman, die de belangen van de grote boeren nooit uit het oog verloor.
- 10.KVP-dissident die in 1968 medeoprichter was van de PPR. Was jarenlang secretaris van het Centrum voor Staatkundige Vorming, het wetenschappelijk bureau van de KVP en werd in 1962 Tweede Kamerlid. Gedegen woordvoerder op het gebied van binnenlandse zaken. Afwezig in de Nacht van Schmelzer vanwege ziekte, zodat hij niet tegen de motie-Schmelzer kon stemmen. Weigerde in 1967 staatssecretaris te worden onder Klompé en stapte in 1968 met Janssen en Kessel uit de KVP-fractie uit onvrede over het beleid van het kabinet-De Jong. In 1971 eerste lijsttrekker van de PPR. Nadat gezondheidsproblemen tot een gedwongen vertrek uit de Tweede Kamer hadden geleid, werd hij staatsraad. Minzame, progressieve katholiek.
- 11.In de periode 1963-1969 de gezaghebbende leider van de VVD als opvolger van Oud. Welsprekende, hoffelijke en aimabele zoon van een lutherse dominee. Aanvankelijk advocaat in Breda. Werd al na drie jaar in de Kamer minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Quay. Befaamd om de Toxopeusronde (loonsverhoging voor ambtenaren) die hij als minister begin jaren zestig doorvoerde. Voerde tevens de vrije zaterdag en het welvaartvaste pensioen voor ambtenaren in. Na zijn ministerschap in het kabinet-Marijnen teruggekeerd in de Tweede Kamer als fractievoorzitter. Werd in 1969 Commissaris van de Koningin in Groningen en daarna staatsraad en minister van staat.
- 12.Onafhankelijke progressieve liberaal in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Was parlementair journalist bij de NRC en voorzitter van de JOVD. Brak begin jaren'60 met de VVD en stapte over naar de PvdA. Goed jurist, deskundig op het gebied van het volkenrecht en verdediger van burgerlijke rechten. Keerde zich tegen beperkingen ten aanzien van politieke organisaties. Met Jan Lamberts mede-initiatiefnemer van een wetsvoorstel om zwangerschapsonderbreking te legaliseren. Het met een VVD-initiatief samengevoegde voorstel werd in 1976 echter door de Eerste Kamer verworpen. In 1981 niet herkozen, maar in 1986 teruggekeerd in de Kamer. In die periode tevens voorzitter van de commissie kleine criminaliteit en naamgever van een prijs voor initiatieven om criminaliteit tegen te gaan. Humanist en schaker.
- 13.Markant PvdA'er die naam maakte als Kamerlid, europarlementariër en minister, maar wiens lidmaatschap van de Europees Commissie op een teleurstelling uitliep. Was van gereformeerden huize en werd tijdens de bezetting socialist. Kwam via de vakbond in de Tweede Kamer en was daar landbouw-woordvoerder. Pleitbezorger van Europese samenwerking en een zeer actief europarlementariër. Werd - ondanks zijn afkeer van uniformen - in het kabinet-Den Uyl minister van Defensie. Kleurrijk minister door soms wat al te openhartige uitspraken en door opvallend optreden. Drukte tegen de wens van zijn partij de aanschaf van de F16 door ('congressen kopen geen vliegtuigen'). Als Europees Commissaris voor sociale zaken trachtte hij tevergeefs aanpak van de jeugdwerkloosheid en medezeggenschap Europees te regelen. Was in de persoonlijke omgang verrassend minzaam.
- 14.Antirevolutionaire staatsrechtsdeskundige uit Rotterdam, die promoveerde op het recht van kamerontbinding. Was net als zijn vader partijsecretaris en vanaf 1973 Tweede Kamerlid. Woordvoerder op het gebied van defensiepersoneel en voor binnenlands bestuur en Grond- en Kieswetaangelegenheden. Een door hem ingediende motie blokkeerde in 1975 verandering van de positie van de Eerste Kamer. Speelde ook een belangrijke rol als woordvoerder Antilliaanse zaken. Sloot zich eind 1977 aan bij de loyalisten en was kritisch over kernbewapening. Kamerlid naar wie vooral werd geluisterd vanwege zijn kennis van de materie waarover hij sprak; een begenadigd spreker was hij niet.
- 15.Voorman en prominent lid van de VVD. Bevorderde in de periode 1971-1982 als (jeugdig) partijleider door een op de middengroepen en geschoolde arbeiders gerichte koers de groei van zijn partij. Zette zich sterk af tegen het kabinet-Den Uyl. Uitstekend debater en raspoliticus die optimaal gebruikmaakte van de media. Kon het goed vinden met CDA-leider Van Agt en werd in diens kabinet in 1977 vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken. Werd in 1982 commissaris van de Koningin in Friesland, maar bleef lang een vooraanstaande rol in zijn partij spelen. Stapte later over naar de organisatie van zorgverzekeraars en werd senator. Zijn tegenstem in de Eerste Kamer tegen het correctief referendum veroorzaakte in 1999 een korte kabinetscrisis. Hoffelijke man, die feitelijk vrij verlegen was en een afkeer had van scherpslijperij. Genoot graag van een goed glas en goede maaltijd.
- 16.West-Brabants CDA-Tweede Kamerlid dat zich ontwikkelde tot een geducht debater op het gebied van binnenlands bestuur en verkeer. Van oorsprong gymnastiekleraar en later acht jaar wethouder van Prinsenbeek. Leidde als commissievoorzitter met soepelheid de soms rumoerige hoorzittingen over gemeentelijke herindelingen. Was in 1990-2007 secretaris-generaal van de Benelux en na zijn pensionering voor een lokale lijst wethouder van Drimmelen en later daarna in Sluis.
- 17.Uit de KVP afkomstige Limburgse medeoprichter en parlementariër van de PPR. Was journalist, docent en cursusleider. Als oprichter van de Stichting Europa Huis een overtuigd Europeaan. Als Kamerlid actief op het gebied van de buitenlandse politiek en defensie, maar ook woordvoerder binnenlandse zaken. Geducht deelnemer aan debatten over kernbewapening. Na zijn Tweede Kamerlidmaatschap burgemeester van Landsmeer en korte tijd, mede dankzij steun van de Friese nationalisten, lid van de Senaat.
- 18.D66-politicus, Europeaan in hart en nieren. Was al op jonge leeftijd hoogleraar in Groningen en stond bekend als scherp denker en debater. Werd staatssecretaris van Europese Zaken in het kabinet-Den Uyl en daarna Tweede Kamerlid. Volgde in 1981 Terlouw op als fractievoorzitter, maar vertrok na de verkiezingsnederlaag in 1982 uit de Haagse politiek. Via Europese ambtelijke en diplomatieke functies en het Europees Parlement keerde hij in 1999 verrassend terug als minister van Landbouw in het kabinet-Kok II. Saneerde de varkenshouderij en pakte krachtdadig de MKZ-crisis aan, al verweten boeren hem daarbij harteloos te zijn. Als minister van Economische Zaken in het kabinet-Balkenende II warm verdediger van sociaaleconomische hervormingen. Nadien hoogleraar internationaal en Europees recht en bestuur in Leiden.
- 19.In Zeeland woonachtige scheikundelerares die vier jaar Tweede Kamerlid was voor D66. Afkomstig uit een onderwijsfamilie en ook getrouwd met een leraar. Was in haar provincie ook actief als Statenlid. Woordvoerster hoger onderwijs, wetenschapsbeleid en energie van de D66-fractie. Verloor na de verkiezingen van 1998 haar zetel door het zetelverlies van haar partij.
- 20.Bekend CHU-Tweede Kamerlid (vijfentwintig jaar lang) uit een Drents landarbeidersgezin. Was actief in de Christelijke bond van landarbeiders en een moedig verzetsman, die onderdak bood aan Joodse onderduikers. Behoorde tot de sociale vleugel van de CHU en steunde in 1949 als enige van zijn fractie de wet die de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in het leven riep. Maakte in 1949 tevens deel uit van de minderheid van de CHU-fractie die vóór de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië stemde. Werd eind jaren zestig bekend door twee plannen op defensiegebied; over het beroepsleger en een oefenterrein in Groningen. Hield zich behalve met defensie en sociale zaken ook bezig met landbouw en maatschappelijk werk.
- 21.KVP-bestuurder en bewindsman. Doorliep een burgemeestersloopbaan (onder meer in Eindhoven) en werd vrij onverwacht - en zonder dat hij specifieke kennis van het beleidsterrein had - minister van Sociale Zaken in het kabinet-De Quay. Daarbij speelde vooral zijn vriendschap met partijgenoot De Quay een rol. Mislukte geheel in die functie en trad, nadat zijn voorstellen over de kinderbijslag kritisch waren ontvangen, al na twee jaar af. Werd vervolgens weer burgemeester en daarna Commissaris van de Koningin (Gouverneur) in Limburg. Hartelijke man, die zowel in Eindhoven als in Limburg populair werd bij de bevolking.
- 22.Krachtdadig KVP-minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid die belangrijke wetgeving tot stand bracht, zoals de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet, de Wet sociaal minimum, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid en de Wet Werkloosheidsvoorziening. Was na leraar, ambtenaar en raadslid te zijn geweest als 31-jarige al staatssecretaris van Economische Zaken. Bracht in die functie de eerste Middenstandsnota uit. In 1961 volgde hij de zwakke minister Van Rooy op en loodste hij direct bekwaam de Kinderbijslag door het parlement. Had goede banden met de vakbeweging, maar weinig vrienden in de kabinetten waarvan hij deel uitmaakte. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Zeer bekwame wetgever, maar ook een onbehouwen doordouwer in discussies en regelmatig het middelpunt van kabinetsruzies.
- 23.Markant en welsprekend, protestants PvdA-Tweede Kamerlid, dat altijd 'het gehoor' van de vergadering had. In zijn jonge jaren evangelist en straatprediker. Moedig verzetsstrijder. Belangenbehartiger van Nederlanders in West-Duitsland. In de PvdA-fractie jarenlang woordvoerder binnenlandse zaken en justitie, met speciale belangstelling voor de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Voorstander van vergaande gemeentelijke herindeling. Verhinderde in 1964 vorming van een aparte Bijlmergemeente. Steunpilaar van de Republiek Zuid-Molukken en tegen overdracht van Nieuw-Guinea. Was ook actief in de gemeentepolitiek van Zeist. Fel gekant tegen strijdwijze van Nieuw Links.
- 24.Aimabele Rotterdamse advocaat; sluw jurist, veelzijdige volksvertegenwoordiger, met ongekende werkkracht. Was woordvoeder justitie en middenstand van de VVD-Tweede Kamerfractie. Dwong in 1972 alom respect af toen hij als voorzitter van de Kamercommissie Justitie met veel empathie leiding gaf aan de uiterst emotionele hoorzitting over de voorgenomen vrijlating van de Drie van Breda. Bracht met de KVP'er Van Schaik een wet tot stand over legalisering van casino's en diende met zijn fractiegenote Veder-Smit een initiatiefvoorstel in over abortus. Dat voorstel, later gecombineerd met een voorstel van de PvdA'ers Lamberts en Roethof, strandde in de Senaat. Werd in 1979 Europarlementariër en had daardoor twee jaar een dubbelmandaat. Nadien de eerste voorzitter van het Commissariaat voor de Media.
- 25.ARP-politicus. Voormalig metaalarbeider en CNV-bestuurder met een helder verstand, die zich in 1959 door Zijlstra liet overhalen als staatssecretaris toe te treden tot het kabinet-De Quay. Had eerder nog kritiek geuit op de samenstelling van dat kabinet. Ten tijde van het kabinet-Cals/Vondeling fractieleider. Stemde tegen de motie-Schmelzer, hoewel hij er inhoudelijk mee instemde. Helder redenaar met een zware basstem die bij de conservatieve 'mannenbroeders' grote aanhang had. Als minister van Sociale Zaken in het kabinet-De Jong kwam zijn slechte verhouding met de vakbeweging tot een dieptepunt na een conflict over de Loonwet waarmee hij kon ingrijpen in de lonen. Keerde in 1971 terug in de Tweede Kamer en bleef nog zes jaar lid.
- 26.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 27.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 28.Een kabinet kan vanwege een intern conflict of door een conflict met Tweede Kamer of Eerste Kamer ten val komen. Bij interne conflicten kan worden gedacht aan een meningsverschil tussen ministers over een te nemen maatregel of over een wetsvoorstel dat in behandeling is.