De kwetsbare grondwet - Hoofdinhoud
Column in De Linker Wang, 02-07-2016
Toen ik in 2011 lid werd van de Eerste Kamer, was ik me wel bewust dat we wetten onder andere moesten toetsen aan de Grondwet. De Grondwet was de vanzelfsprekende basis, maar wat dat precies betekende, wist ik niet. Daar bleken ook geen duidelijke richtsnoeren voor te bestaan. Wel duidelijk was dat de Grondwet het fundament van onze rechtsstaat legt. En in de afgelopen jaren is me steeds weer duidelijk geworden hoezeer dat fundament wordt bedreigd.
2011 was midden in Rutte I, het VVD-CDA-kabinet dat alleen kon bestaan door zich aan de gedoogsteun van de PVV uit te leveren. In dat gedoogakkoord - met een obsessieve aandacht voor het terugdringen van migratie - stonden ook afspraken over een algemeen verbod op gezichtsbedekkende kleding en voorschriften dat politiemedewerkers geen hoofddoek mogen dragen. Voor Roemenen, Bulgaren en inwoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk worden extra drempels bedacht voor als ze zich in Nederland willen vestigen. En nareizende familieleden van migranten krijgen niet zomaar het recht naar Nederland te komen (ondanks het recht op gezinshereniging dat in mensenrechtelijke verdragen is vastgelegd). Ook op het terrein van veiligheid en justitie werd vooral gehamerd op de harde hand van dreigen en straffen. Veel van de voorstellen zochten de randen van de rechtsstaat op: ze gingen niet langer uit van het principe dat iedereen op dezelfde voet behandeld moet worden, maar maakten onderscheid tussen groepen mensen op basis van bijvoorbeeld hun afkomst. En ze zetten niet primair in op bescherming van de burger tegen de overheid, maar gingen uit van wantrouwen tegen die burger: als je niks te verbergen hebt, heb je ook geen privacy nodig.
Een recent voorbeeld van datzelfde is een PVV-motie in de Eerste Kamer die voorstelde om bij de veiligheidsdiensten geen mensen aan te stellen die een dubbele nationaliteit hebben. Alle andere partijen stemden tegen deze motie omdat die niet alleen discriminerend is - artikel 1 van de Grondwet - maar letterlijk ingaat tegen artikel 3: “Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.” Ik vond en vind het onbegrijpelijk dat volksvertegenwoordigers die bij hun aantreden trouw zweren of beloven aan de Grondwet en het Statuut van het Koninkrijk zo lijnrecht tegen die Grondwet ingaan. Men mag voorstellen de Grondwet te wijzigen, maar dit was een typisch voorbeeld van de Grondwet bruskeren.
Het is te makkelijk om te denken dat dit tornen aan de rechtsstaat en ondermijnen van de Grondwet alleen van de zijde van de PVV komt. Veel voorbeelden uit het gedoogakkoord zijn in de afgelopen jaren ook door het kabinet Rutte II alsnog op tafel gelegd. Het strikte asielbeleid van VVD en PvdA botst volgens veel deskundigen met internationale verdragen. Dat werd pijnlijk duidelijk toen Nederland veroordeeld werd door het Europees Comité voor Sociale Rechten: voortaan moesten ook vreemdelingen zonder verblijfsvergunning de basale rechten van bed, bad en brood ontvangen. Het ‘boerkaverbod’ is - in afgeslankte vorm - inmiddels ingediend door minister Plasterk. En de reeks van privacy-beperkende maatregelen omwille van de veiligheid is inmiddels zo groot dat 1984 - afgezien van het jaartal - een trefzeker toekomstbeeld bleek.
Maar dat is nog niet alles. Over concrete onderwerpen is immers altijd inhoudelijke discussie mogelijk. En het voorbeeld van bad-bed-brood laat zien dat daar dan uiteindelijk door bijvoorbeeld een rechter of in dit geval rechtsprekend comité kan worden ingegrepen. Gevaarlijker dan deze voorbeelden is dan ook het groeiende gemak waarmee ook politici zich keren tegen de structuren van de rechtsstaat zelf. Artikel 1 van de Grondwet moet eruit omdat het te kritisch is over discriminatie. De Eerste Kamer moet worden afgeschaft als ze de meerderheid van de Tweede Kamer terugfluit op principiële gronden. De Tweede Kamer zelf wordt weggezet als ‘nepparlement’. En VVD-kamerlid Taverne diende een wetsvoorstel in dat rechters moest verbieden om nog langer wetten te toetsen aan internationale mensenrechtelijke verdragen. Zijn argument: politici zijn gekozen volksvertegenwoordigers en vormen daarom het hoogste orgaan, boven de benoemde rechters.
Dat klinkt mooi, maar het is een gevaarlijke ondermijning van de rechtsstaat. Daarin wordt namelijk niet alleen de macht van de meerderheid gerespecteerd, maar ook het recht, de rule of law. Ook de staat is onderworpen aan de regels van het recht en ook de gekozen politici hebben zich aan de grondwet en rechtsprincipes te houden. Daarom is er een scheiding van de machten en staan volksvertegenwoordigers niet hoger dan rechters of dan de regering. Er is een subtiele balans van checks en balances waardoor de rechtsstaat blijft functioneren. Daarom zullen we juist in onze tijd zorgvuldig moeten kijken naar de Grondwet als symbool van de rechtsstaat, want het gezag van de Grondwet is niet langer vanzelfsprekend. Waar populisten de rechtsstaat vooral een lastige complicatie vinden bij hun pogingen hun zin door te drijven, zullen wij ons moeten inzetten om de macht aan het recht te blijven binden.