Brief regering; Reactie op initiatiefnota van het lid Rudmer Heerema: “Lichamelijke opvoeding is een vak, juist in het basisonderwijs: Een pleidooi voor beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten” - Initiatiefnota van het lid Rudmer Heerema: “Lichamelijke opvoeding is een vak, juist in het basisonderwijs: Een pleidooi voor beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten” - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 34398 - Initiatiefnota over beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Initiatiefnota van het lid Rudmer Heerema: “Lichamelijke opvoeding is een vak, juist in het basisonderwijs: Een pleidooi voor beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten”; Brief regering; Reactie op initiatiefnota van het lid Rudmer Heerema: “Lichamelijke opvoeding is een vak, juist in het basisonderwijs: Een pleidooi voor beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten” |
---|---|
Documentdatum | 20-04-2016 |
Publicatiedatum | 20-04-2016 |
Nummer | KST343983 |
Kenmerk | 34398, nr. 3 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
34 398 Initiatiefnota van het lid Rudmer Heerema: «Lichamelijke opvoeding is een vak, juist in het basisonderwijs: Een pleidooi voor beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten»
Nr. 3 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2016
Uw Kamer heeft verzocht om een schriftelijke reactie op de initiatiefnota ««Lichamelijke opvoeding is een vak, juist in het basisonderwijs: Een pleidooi voor beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten» (Kamerstuk 34 398, nr. 2). Ook heeft uw Kamer verzocht om een reactie op de brief van de heer Op de Weegh «sportleraar in het primair onderwijs». Hierbij geef ik u mijn reactie.
Ik omarm de grondgedachte van het initiatiefvoorstel. Elk kind verdient kwalitatief goed bewegingsonderwijs. Bewegingsonderwijs is cruciaal voor de motorische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen. Er zijn (wetenschappelijke) aanwijzingen dat sport en bewegen bijdraagt aan betere onderwijsresultaten en de kans op verzuim en uitval verminderen.1 Goed bewegingsonderwijs levert daarnaast in een tijd waar het overgewicht onder kinderen toeneemt een bijdrage aan een actieve en gezonde leefstijl van kinderen.2
In het regeerakkoord is de wens opgenomen om ernaar te streven dat kinderen in het basisonderwijs drie lesuren gym per week krijgen. Daarom heb ik ook in het bestuursakkoord met de PO-Raad afspraken gemaakt om gezamenlijk bewegingsonderwijs naar een hoger niveau te tillen. In het plan van aanpak bewegingsonderwijs zetten het kabinet en de PO-Raad samen met maatschappelijke partners in op twee lesuren en streven naar drie lesuren door een bevoegde leerkracht. Tijdens de gesprekken met de G37 afgelopen jaar heb ik al veel goede voorbeelden gezien van de inzet van vakleerkrachten, bijvoorbeeld in de gemeente Delft waar de gemeente een lesuur door een vakleerkracht financiert als de school het andere lesuur financiert. De komende maanden ga ik in twaalf provinciale sessies kwalitatief goed bewegingsonderwijs nog verder stimuleren en gesignaleerde knelpunten gezamenlijk met scholen, gemeenten en sportverenigingen oplossen.
In de afspraken met de PO-Raad heb ik ingezet op bevoegd gegeven lessen, mede door extra middelen uit te trekken voor leraren om een brede bevoegdheid te halen. Dit initiatiefvoorstel gaat een stap verder, namelijk door toe te werken naar alleen nog maar vakleerkrachten (een docent die is afgestudeerd is als eerstegraads docent bewegingsonderwijs aan een van de Academies voor Lichamelijke Opvoeding).
Ik steun de inzet dat bewegingsonderwijs zo veel mogelijk wordt gegeven door vakleerkrachten. Ik ben ook blij dat de initiatiefnemer voortbouwt op de stappen die tot op heden zijn gezet, namelijk door een verkort traject naar vakleerkracht voor mensen die de brede bevoegdheid hebben gehaald. Op onderdelen van de initiatiefnota is nog wel nader onderzoek nodig.
Naar aanleiding van de reacties in het veld op het initiatief zie ik enthousiaste steunbetuigingen voor de inzet van vakleerkrachten. Op basis van respons van leraren, schoolleiders en besturen en de brief van de heer Op de Weegh signaleer ik tegelijkertijd enkele regionale en algemene aandachtspunten ten aanzien van dit voorstel. De indiener van het initiatiefvoorstel heeft acht voorstellen gedaan. Onderstaand geef ik puntsgewijs een reactie op deze voorstellen.
1
We streven er naar dat alle leerlingen in het basisonderwijs hun lessen bewegingsonderwijs krijgen van vakleerkrachten die een eerstegraads docentenopleiding leraar lichamelijke opvoeding aan de ALO hebben afgerond.
Ik ondersteun het streven dat zoveel mogelijk leerlingen in het basisonderwijs hun lessen bewegingsonderwijs krijgen van vakleerkrachten. Dit is een ambitie waarvan we weten dat deze, in ieder geval op de korte tot middellange termijn, niet overal gehaald zal kunnen worden. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan scholen in krimpgebieden waar door minder leerlingen het personeelsbestand bij voorbaat al afneemt. Bij deze scholen is weinig tot geen ruimte om een vakleerkracht aan te trekken. Graag ga ik het gesprek aan met betrokkenen om te kijken welke (on)mogelijkheden bestaan met betrekking tot het geven van bewegingsonderwijs door vakleerkrachten aan alle leerlingen.
2
We streven er naar dat 80 procent van de basisschoolleerlingen vanaf het schooljaar 2021-2022 bewegingsonderwijs krijgt van vakleerkrachten die een eerstegraads docentenopleiding leraar lichamelijke opvoeding aan de ALO hebben afgerond.
Het kabinet streeft naar 100 procent bevoegd gegeven lessen. Het zou daar bovenop mooi zijn als steeds meer lessen door een vakleerkracht gegeven worden. Uit de analyse die begin dit jaar naar uw Kamer is gestuurd over de vacatures voor een vakleerkracht bewegingsonderwijs valt af te leiden dat weinig scholen het bewegingsonderwijs via een vakleerkracht organiseren. Er is aanvullend onderzoek nodig om te bezien of het streven realistisch is.
3
De mogelijkheid om de aanvulling op het PABO-diploma te krijgen via de Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs wordt vanaf het schooljaar 2017-2018 gestaakt.
4
De bevoegdheid om les te mogen geven met een aanvullende leergang vervalt vanaf het schooljaar 2026-2027.
Voor de maatregelen drie en vier geldt dat ik deze maatregelen op dit moment (te) voorbarig vind, omdat dit bijvoorbeeld ook kan leiden tot een stijging van het onbevoegd lesgeven. Graag betrek ik in mijn gesprekken met betrokkenen deze maatregelen en de eventuele knelpunten.
5
Het kabinet wordt opgeroepen in overleg te treden met de ALO’s en andere betrokken partijen hoe er voorzien kan worden in voldoende vakleerkrachten bewegingsonderwijs.
Graag ga ik het gesprek met betrokken partijen aan.
6
Vakleerkrachten in het basisonderwijs met een afgeronde aanvullende Leergang Vakbekwaamheid Bewegingsonderwijs krijgen de mogelijkheid om via een deeltijd traject een opleiding voor eerstegraads docent lichamelijke opvoeding aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) af te ronden.
In mijn gesprekken met de betrokken partijen zal ik deze maatregel ook meenemen.
7
Het kabinet wordt opgeroepen nader onderzoek te verrichten naar de huidige verschillen per regio in de inzet van vakleerkrachten voor sport. In dit onderzoek moet de achtergrond van verschillen geïnventariseerd worden en de knelpunten die daarbij optreden. Dit onderzoek moet leiden tot een regio-specifieke aanpak waarin gericht wordt gewerkt aan het wegnemen van knelpunten die scholen ervaren.
Ik ben bereid dit onderzoek uit te voeren.
8
Het kabinet wordt opgeroepen om scholen te blijven stimuleren drie uur bewegingsonderwijs per week te laten geven.
Dit is het streven van het kabinet. In het bestuursakkoord met de PO-Raad, waar het plan van aanpak het vervolg op is, is afgesproken dat we blijven streven naar drie lesuren gym per week. Het bestuursakkoord loopt tot 2020.
Daarnaast gaat dit initiatief uit van een kostenneutrale invoering. Ik voorzie echter dat sommige scholen kosten zullen moeten maken, bijvoorbeeld voor omscholing van leraren en financiering van dubbele personeelsbezetting. Praktische omstandigheden, zoals een gymlocatie op afstand, zorgen er namelijk voor dat een dubbele personeelsbezetting niet altijd te voorkomen is. Wanneer een vakleerkracht lesgeeft is de reguliere groepsleerkracht toch tijd kwijt aan de logistiek van de gymles. Ik vind het belangrijk om deze kosten eerst in beeld te hebben voordat besluitvorming plaatsvindt.
Met zijn analyse en voorstellen vestigt het lid Heerema de aandacht terecht op de kwaliteit van de beweeglessen. Ik steun de inzet om zo veel mogelijk lessen door een vakleerkracht te laten geven. Alvorens kan worden overgegaan tot een besluit van beleidswijziging en wetswijziging moeten eerst de aandachtspunten verder worden onderzocht.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Noot 1
Noot 2
Vijfde Landelijke Groeistudie, TNO 2009, https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/gezond-leven/prevention-work-health/gezond-en-veilig-opgroeien/landelijke-groeistudie-toont-toename-overgewicht-kinderen/