Een sprankje hoop - Hoofdinhoud
Fatma Ates, 55 jaar. Een vrouw die ik niet meer zal vergeten. Op deze foto wordt zij door (journalist) Nazlum Dolan, haar man en haar kinderen in een kleed weggedragen. Ze is zwaar gewond geraakt tijdens hevige gevechten tussen de PKK (jeugd-)milities en het Turkse leger.
80 dagen zaten deze mensen vast in Sur, de oude binnenstad van Diyarbakir in Zuid-Oost Turkije. Het is één van de plekken die sinds het heroplaaien van het decennia oude conflict tussen de PKK en het Turkse leger verworden is tot een oorlogszone. Niemand mag het gebied sinds 2 december nog in of uit. En hoewel verreweg de meeste mensen hun huizen hadden verlaten voordat het uitgaansverbod inging, zitten er naar schatting nog zo’n 2000 vast in Sur. Onder hen ook vele burgers en kleine kinderen.
Gisteren was ik in Diyarbakir, samen met een aantal Europese collega’s. Sinds mijn laatste bezoek begin december is de situatie verder verslechterd. Aanslagen van de PKK op veiligheidstroepen zijn inmiddels aan de orde van de dag. De recente terreuraanslag in Ankara waarbij 28 soldaten omkwamen is ook opgeëist door een splintergroep van de PKK.
Het optreden van de veiligheidstroepen is hard en meedogenloos. Het maakt leven in deze gebieden voor mensen onmogelijk. Op grote schaal vinden er ernstige mensenrechtenschendingen plaats en wordt de wanhoop bij velen steeds groter. Inmiddels is het dodental opgelopen tot boven de duizend - waaronder volgens experts meer dan 200 burgerslachtoffers.
Na lange gesprekken met de gouverneur en zijn plaatsvervanger, urgente telefoongesprekken tussen Brussel en Ankara, coördinatie met de lokale burgemeesters en HDP-leden van het Turkse parlement, was er een akkoord: voor een periode van 1,5 uur zou het leger stoppen met beschietingen zodat gewonde burgers het gebied uit zouden kunnen. Terwijl wij op het kantoor van de gouverneur zaten, werd de zwaargewonde Fatma Ates door haar gezinsleden naar buiten gebracht. Deze foto verscheen hierna op social media. Maar eenmaal in de ambulance onderweg naar het ziekenhuis bezweek ze alsnog aan haar verwondingen.
Vandaag was haar begrafenis. Het k-gevoel overheerst. De ‘wat als’- scenario’s gaan constant door mijn hoofd. Een paar uur ervoor hadden we haar broer nog gesproken. Terwijl de tranen over z’n wang rolden vertelde hij over de kritieke toestand van zijn zus. De hulp kwam voor haar te laat.
Op weg naar huis, sus ik mij met de gedachte dat temidden van alle ellende, vijf andere mensen het wel hebben gered het gebied veilig uit te komen. Voor het eerst in vele weken hebben mensen Sur levend kunnen verlaten.
Hopelijk lukt het de komende dagen meer mensen om te ontkomen uit kelders van kapotgeschoten gebouwen. Wat gisteren gebeurde geeft weer een beetje hoop. De lokale politici en het leger hebben gedaan wat ze moesten doen. Ondanks de polarisatie en het wederzijdse wantrouwen, hebben zij zich van hun menselijke kant laten zien.
Het geweld moet stoppen en de dialoog hervat. We moeten er alles aan doen om een bloedige burgeroorlog in Turkije te voorkomen. Er zijn immers al genoeg mensenlevens verwoest aan beide kanten.