Voeten wassen

Met dank overgenomen van R.R. (Ruard) Ganzevoort i, gepubliceerd op vrijdag 4 december 2015, 1:57.

Column in De Linker Wang 03.12.2015

Vaak komen ze niet in de krant. De tallozen die boodschappen doen voor een oude buurman, taalles geven aan vluchtelingen, als vrijwilliger de dorpsbibliotheek draaiend houden, of helpen snoeien in het natuurgebied. Ze worden niet uitgenodigd voor praatprogramma’s op radio of TV. Er worden geen reportages over hen gemaakt. Misschien krijgen ze na 20 jaar trouwe dienst een koninklijk lintje, maar ook daar moeten ze de bekende Nederlanders voor laten gaan.

Gerard Reve schreef er al over in zijn gedicht over zuster Immaculata die in stilte zorg verleent terwijl de actievoerders, “ongewassen apen”, ’s avonds al op TV zijn. Hij sluit dat gedicht af met de woorden “Toch goed dat er een God is”. Want er zit iets helemaal scheef als de grote schreeuwers voortdurend de aandacht vangen en de stille werkers nooit de erkenning krijgen.

Nu ben ik politicus genoeg om te beseffen dat verandering vaak alleen tot stand komt als er ook in de publieke opinie iets verandert en daarvoor is het dan weer nodig dat ongewassen apen en bekende Nederlanders zich in dat publieke debat mengen. Politiek is altijd voor een deel inhoudelijke argumentatie en voor een deel het beïnvloeden van het grote publiek. Wie alleen dat laatste doet, noemen we populist. Wie alleen het eerste doet, bereikt weinig.

En toch zullen we het vooral moeten hebben van die stille krachten. Natuurlijk is het belangrijk wat er gebeurt in het parlement, de gemeenteraden en provinciale staten. En natuurlijk worden daar de besluiten genomen die de structuren van onze samenleving bepalen en veranderen. Daarmee is echter nog geen buurman geholpen, geen wilg geknot. Uiteindelijk zijn het al die gewone mensen met hun stille bijdragen die zorgen dat gebeurt wat er gebeuren moet.

Discussies over een grote of kleine overheid vind ik daarom niet zo heel erg interessant. Of we het nu verzorgingsstaat noemen of participatiesamenleving maakt me ook niet zo heel veel uit. Het moet in al die politieke vergaderzalen steeds gaan om de vraag of en hoe we mogelijkheden scheppen voor mensen om hun leven zo goed mogelijk te leiden en iets voor elkaar te betekenen. En dat dan niet alleen in de wijken van mensen die het goed hebben en voor wie alle kansen klaar liggen, maar ook voor mensen die het minder getroffen hebben.

Dat is namelijk wel het risico van de veranderingen die nu gaande zijn. Mede onder druk van de financiële nood van de afgelopen jaren stootte de overheid allerlei taken af - vooral in zorg en welzijn - in de hoop dat mensen dat zelf weer zouden gaan overnemen. En op veel plaatsen gebeurt dat ook. In de praktijk blijkt dat mensen vaak graag zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun leven en ook bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen voor anderen. Maar in de meest kwetsbare wijken lukt dat juist niet. Daar waar zorg en onderlinge hulp het hardst nodig zijn, is het het moeilijkst te organiseren. De participatiesamenleving kan daardoor makkelijk een hobby van de kansrijken worden.

In religieuze tradities zijn vaak verhalen te vinden die ons herinneren aan waar het echt om gaat: in stilte goed doen voor de ander die je op jouw levensweg tegenkomt. Het bijbelse verhaal van de - opnieuw naamloze - barmhartige Samaritaan bijvoorbeeld. Hij ging niet op pad om goed te doen en hij was al helemaal niet door de overheid gestuurd. Maar toen hij op zijn pad een gewonde man tegenkwam, was hij bereid zich te laten storen, onderbreken, aanspreken. Hij nam de verantwoordelijkheid op zich voor deze onbekende medemens die hulp nodig had.

In diezelfde bijbel komen we ook een verhaal tegen dat politici zou moeten waarschuwen. Onder Jezus’ leerlingen ontstaat op een bepaald moment een machtsstrijd. Wie is hier de belangrijkste? Wie staat het dichtst bij de macht? Voor kijkers van televisieseries als Borgen, House of Cards en De Fractie een herkenbare strijd. En al gaat het er in de wandelgangen van het parlement of de gemeenteraden vaak een stuk minder spannend aan toe, de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat die gevoeligheid voor macht en roem hoort bij de politiek. Het past echter niet bij de wereld die Jezus voor ogen had en die hij het hemels koninkrijk noemt. In dat visioen zijn macht en eer betekenisloos. Daar is de grootste mens klein en de kleinste groot. Daar zitten bedelaars op de troon en gaan machtigen op de knieën. En om zijn woorden kracht bij te zetten, neemt hij zelf de rol van de dienstknecht op zich en wast hij de voeten van zijn volgelingen.

Voor mij zijn zulke verhalen een herinnering aan de juiste verhoudingen. Aan de stille krachten die de wereld leefbaar houden, ook - juist - als die door geweld uiteengereten wordt. Aan de dienstbaarheid van zuster Immaculata. En aan de zelfoverschatting van machthebbers en ongewassen apen.