Bijdrage Gert-Jan Segers aan het algemeen overleg Controletaken financieel toezicht Curacao en Sint Maarten - Hoofdinhoud
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties aan een algemeen overleg met minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderwerp: Controletaken financieel toezicht Curacao en Sint Maarten
Kamerstuk: 33 750 – IV
Datum: 10 december 2014
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Een kleine prelude; een onderwerp dat gisteren bij me op kwam, dat niet op de agenda staat maar waarover ik de Minister wel graag een reactie vraag. Het betreft de rol van het Cft in relatie tot Aruba. Ik ben benieuwd wat de gang van zaken was. Dat de landen erover uit zijn, is goed nieuws. Misschien kan de Minister een korte toelichting geven op dat nieuws van gisteren.
De voorzitter: Omdat dit punt niet op de agenda staat, is het aan de Minister om te bepalen of hij daarop reageert of niet.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik weet het, maar de Minister twitterde daar gisteren heel enthousiast over. Ik weet overigens niet of hij dat enthousiast deed, maar hij twitterde daarover. Misschien is hij bereid om niet alleen zijn volgers op Twitter daarover te informeren maar ook het parlement. Dit zou in ieder geval de moeite waard zijn. In sommige gevallen is er inderdaad sprake van enige overlap. Ik volg de Minister met plezier, maar dat geheel ter zijde.
De verhouding Nederland en de andere landen en de in de rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint-Maarten (Rft) vastgelegde inschrijving is in beginsel onwenselijk omdat deze geen recht doet aan de zelfstandigheid van de landen, maar deze is helaas onvermijdelijk vanwege de schuldsanering, de tekorten en de financiële situatie van de landen. De bedoeling is dat de huidige situatie niet eindeloos bestaat. Ik refereer ook aan artikel 15 van deze wet. De vraag is in hoeverre er naar die zelfstandige positie wordt toegewerkt.
Een aantal dagen geleden werd in de universiteit van Sint-Maarten een lezing gegeven over financieel toezicht. Daaruit bleek duidelijk dat als gevolg van het toeziend oog van het Cft de schulden in Sint-Maarten zijn afgenomen. Dit laat zien dat dat wat er is gebeurd, nodig en heilzaam was. In de periode 2010–2011 had Sint-Maarten nog een tekort van meer dan 6 miljoen. Nu heeft Sint-Maarten een overschot. Dat laat dus de vruchtbare kant zien van het financieel toezicht. Uiteindelijk moet echter worden toegewerkt naar de situatie waarin landen zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor het financieel beheer. Graag wil ik hierop een reactie van de Minister. Hoe verloopt dat proces, hoe zitten we daarin en hoe groeien we naar die veel evenwichtigere, ideale situatie toe?
Bij voorkeur moeten landen uiteindelijk hun eigen boontjes doppen op de kapitaalmarkt. Gezien de schuldsanering, de ervaring in het recente verleden en de kleine schaal van de eilanden, is de vraag in hoeverre dat mogelijk is.
In hoeverre kunnen landen op termijn daadwerkelijk zelf hun leningen tegen een aanvaardbare rente aantrekken, een sluitende begroting voeren en hoe kunnen ze toch naar Nederlandse maatstaven een aanvaardbaar voorzieningenniveau bereiken? Is dat mogelijk?
Hoe kan na opheffing van het toezicht voorkomen worden dat landen weer in de situatie terechtkomen waarvan sprake was voor de schuldsanering? Welke stappen worden nu al gezet en welke kunnen nog worden gezet om de integriteit en de effectiviteit van het bestuur van de landen verder te verbeteren?
We spreken ook over de taakverdeling tussen de verschillende organen in relatie tot het financieel toezicht. Ik stel daarover een principiële vraag, namelijk die of de Minister het met mij eens is dat het vreemd is dat, als de Kamer het om welke reden dan ook niet eens is met het verstrekken van een bepaalde lening, zij niet kan amenderen? Klopt het dat ook de rijksministerraad daaraan niets kan veranderen? Als het Cft zegt dat het goed is, dat het mogelijk is om de lening te verstrekken, dus dat alle lichten op groen staan, vraag ik mij af wat de rol van de Kamer nog is. Is de verhouding tussen de taken van het Cft, die van de Kamer en het budgetrecht van de Kamer helemaal zuiver?
Indien de toezichtperiode wordt verlengd, wil de Minister dan onderzoeken op welke manier de rijksministerraad en de Tweede Kamer een eigen afweging kunnen maken over het verstrekken van een lening? Tenslotte kom ik op het ziekenhuis. Ik dank de Minister voor de brief waarin hij uitleg geeft over de verstrekte lening Curaçao. Mijn fractie is het eens met de eerder door de Minister gedane uitspraak dat een vernieuwd ziekenhuis heel heilzaam zou werken, dat dit goed zou zijn voor onder andere het welzijn op Curaçao en dat het, gezien de huidige staat van het ziekenhuis, nodig is dat dit er komt. Wij moeten uiteraard goed blijven monitoren hoe de middelen worden ingezet en hoe dat proces verder verloopt. Als wij die lening verstrekken en die nieuwbouw mogelijk maken, ligt het dan niet heel erg voor de hand dat de bewoners van de BES-eilanden veel meer profiteren van de voorzieningen die op Curaçao, mede dankzij die lening, worden getroffen? Nu gaat er ook geld naar Colombia en Venezuela, als ik goed geïnformeerd ben. En er zijn bewoners van de BES-eilanden die daar naartoe gaan, terwijl het veel meer voor de hand ligt dat zij naar Curaçao gaan voor het verkrijgen van medische zorg.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.