MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Herziening van het besluitvormingsproces inzake genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 22.4.2015
COM(2015) 176 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Herziening van het besluitvormingsproces inzake genetisch gemodificeerde organismen (ggo's)
-
1.INLEIDING
De Europese Commissie is aangesteld op basis van een reeks politieke richtsnoeren die zij aan het Europees Parlement heeft voorgelegd. In die richtsnoeren heeft de Commissie zich ertoe verbonden de huidige wetgeving inzake de verlening van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) te evalueren.
In deze mededeling wordt verslag gedaan van de resultaten van de evaluatie door de Commissie van het besluitvormingsproces voor het verlenen van vergunningen voor ggo's en wordt de argumentatie uiteengezet die ten grondslag ligt aan het door de Commissie vastgestelde voorstel 1 .
Het besluitvormingsproces op het gebied van ggo's wordt zowel door een specifiek wettelijk kader als door gemeenschappelijke institutionele regels geregeld. In deze mededeling wordt een samenvatting gegeven van de context van deze besluiten, wordt besproken hoe de vergunningsprocedure in de praktijk heeft gewerkt, en worden recent aangebrachte wijzigingen beschreven.
Tevens worden de door de Commissie bereikte conclusie en de daarbij in aanmerking genomen overwegingen toegelicht: de uitzonderlijke omstandigheden die specifiek voor ggo's gelden en die ten grondslag liggen aan de in de politieke richtsnoeren aangegane verbintenis, en in het bijzonder de democratische en juridische kwesties.
-
2.HET BESLUITVORMINGSPROCES OP HET GEBIED VAN GGO'S
2.1 Het rechtskader
De Europese Unie beschikt over een uitgebreid wettelijk kader voor het verlenen van vergunningen voor, alsmede de traceerbaarheid en etikettering van, ggo's.
Verordening (EG) nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders 2 (hierna "de verordening van 2003" genoemd) is van toepassing op levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met ggo's. Zij heeft tevens betrekking op ggo's voor andere doeleinden zoals de teelt, indien deze bestemd zijn om als grondstof voor de productie van levensmiddelen en diervoeders te worden gebruikt. Alle bovenstaande zaken waarop de verordening van 2003 betrekking heeft, worden hierna "genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders" genoemd.
De andere wetgevingshandeling op dit gebied is Richtlijn 2001/18/EG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu 3 (hierna "de richtlijn van 2001" genoemd). Deze heeft betrekking op ggo's voor andere toepassingen dan levensmiddelen en diervoeders (met name voor de teelt).
Bij beide wetgevingshandelingen zijn vergunningsprocedures ingesteld die tot doel hebben te waarborgen dat het in de handel brengen van de desbetreffende producten geen gevaar oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu. Daartoe vormt een wetenschappelijke risicobeoordeling een centraal element in de procedure: elke verleende vergunning voor het in de handel brengen van een product moet naar behoren worden gemotiveerd, waarbij een wetenschappelijke beoordeling de belangrijkste rechtvaardigingsgrond vormt 4 . De wetgeving legt de verantwoordelijkheid voor wetenschappelijke risicobeoordelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), in samenwerking met de wetenschappelijke instanties van de lidstaten.
Vanuit juridisch oogpunt hebben besluiten om een vergunning te verlenen voor ggo's de vorm van door de Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen 5 . Hoewel de Commissie dus een beslissende rol speelt in de vergunningsprocedure, zijn de lidstaten er ook sterk bij betrokken.
De betrokkenheid van de lidstaten in het stadium van de verlening van een vergunning
De lidstaten zijn in twee stadia bij de procedure betrokken: zij stemmen in het kader van het Permanent Comité over door de Commissie ingediende ontwerpbesluiten en indien er op dat niveau geen beslissing kan worden genomen, stemmen zij vervolgens in het Comité van Beroep 6 . Zoals in alle andere op grond van de EU-wetgeving ingestelde comités, stemmen de lidstaten in deze comités volgens de regels van de gekwalificeerde meerderheid van stemmen, zoals omschreven in het Verdrag 7 .
Wanneer er in het Comité van Beroep geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen het ontwerpbesluit is, luidt de uitkomst "geen advies".
Definitieve vaststelling door de Commissie
Wanneer "geen advies" wordt uitgebracht door het Comité van Beroep, bepalen de regels voor deze procedure (Verordening (EU) nr. 182/2011) 8 dat de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling kan aannemen 9 . Deze formulering impliceert dat de Commissie een bepaalde handelingsvrijheid heeft 10 . In het geval van besluiten inzake ggo's wordt haar handelingsvrijheid echter in aanzienlijke mate beperkt door de verordening van 2003 en de richtlijn van 2001. Het systeem van voorafgaande vergunning, uitgelegd in het licht van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten en de jurisprudentie van het Hof van Justitie 11 , vereist dat de Commissie binnen een redelijke termijn een besluit neemt (om het in de handel brengen van het product in de EU toe te staan of te verbieden) . Dit betekent dat, indien de wetgeving het in de handel brengen van een product (in dit geval een ggo) verbiedt tenzij hiervoor een vergunning is verleend, het voor de vergunningverlenende instantie (in dit geval de Commissie) niet mogelijk is om gedurende onbepaalde tijd eenvoudigweg geen beslissing te nemen (om een vergunning voor het product te verlenen of juist om het te verbieden), ervan uitgaande dat er een geldige aanvraag om een vergunning is ingediend. Indien een stemming resulteert in "geen advies" kan de Commissie dus niet eenvoudigweg geen beslissing nemen.
Mogelijke noodmaatregelen op EU- of lidstaatniveau
De verordening van 2003 bevat bepalingen die de Commissie of de lidstaten in staat stellen noodmaatregelen vast te stellen om het in de handel brengen of het gebruik van een ggo waarvoor een vergunning is verleend, te voorkomen. Op dergelijke maatregelen mag alleen een beroep worden gedaan als uit wetenschappelijke gegevens blijkt dat het product waarschijnlijk een ernstig risico voor de gezondheid of het milieu vormt.
2.2. De realiteit van het besluitvormingsproces voor de verlening van vergunningen voor ggo’s
Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1829/2003 hebben de lidstaten nog nooit een gekwalificeerde meerderheid voor of tegen een ontwerpbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor ggo's, voor de teelt dan wel voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, bereikt 12 . De uitkomst luidde telkens "geen advies". Dit is consequent in alle stadia van de procedure het geval geweest, zowel in het Permanent Comité als in het Comité van Beroep onder de huidige regels, als in de Raad in het verleden (zie de tabellen 1 tot en met 3 en figuur 1 van de bijlage).
Ggo's voor de teelt
De teelt van ggo's in de EU is van beperkte omvang. Sinds 1990 is slechts voor drie ggo's een vergunning voor de teelt verleend, en slechts één product (mais MON810) beschikt momenteel over een vergunning. Het wordt in vijf lidstaten geteeld, en de gebieden waar het wordt geteeld vertegenwoordigen slechts 1,5 % van de totale voor de productie van mais in de EU gebruikte oppervlakte 13 .
Het geringe aantal tot nu toe verleende vergunningen voor de teelt en de door een aantal lidstaten vastgestelde vrijwaringsclausules ter voorkoming van het gebruik van ggo's waarvoor krachtens EU-wetgeving een vergunning is verleend 14 , illustreren het standpunt dat een groot aantal lidstaten met betrekking tot deze kwestie inneemt. De weerstand tegen ggo's voor de teelt is de afgelopen jaren toegenomen, en veel lidstaten hebben zich in februari 2014 in de Raad tegen de vergunning voor mais 1507 gekeerd 15 (zie tabel 1 van de bijlage).
Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders
Het aantal genetisch gemodificeerde levensmiddelen dat te koop wordt aangeboden is gering (hoewel het feit dat de vergunningen worden verleend in combinatie met diervoeders betekent dat een groter aantal producten over een vergunning beschikt). Gegevens uit opiniepeilingen bevestigen de algemene indruk dat EU-burgers gekant zijn tegen genetisch gemodificeerde levensmiddelen 16 . Veel detailhandelaren in de voedingsmiddelensector hebben ervoor gekozen geen genetisch gemodificeerde levensmiddelen in de schappen te leggen. Dit kan het gevolg zijn van de etiketteringsvoorschriften 17 voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en de beschikbaarheid van niet genetisch gemodificeerde alternatieven.
Sommige consumenten willen er zeker van zijn dat bij geen enkel stadium van de productie van de door hen gekochte levensmiddelen ggo's betrokken zijn. Een aantal veehouders, handelaren en detailhandelaren in verschillende lidstaten heeft daarom getracht het uit de weg gaan van ggo's als verkoopargument in te zetten. Dit heeft geleid tot het gebruik van opschriften als "gevoederd met niet genetisch gemodificeerd diervoeder" 18 of "biologisch".
In tegenstelling tot de situatie voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen, is er in de EU een grote markt voor genetisch gemodificeerde diervoeders. Dit geldt met name voor mengvoeder, een mengsel van voedermiddelen voor landbouwhuisdieren dat wordt gebruikt omwille van de hoge energie-inhoud en het hoge eiwitgehalte ervan. Het grootste deel van de in de EU verbruikte diervoeders wordt ingevoerd (waarbij in 2013 meer dan 60 % van de EU-behoefte aan plantaardige eiwitten werd vervuld door ingevoerde producten, hoofdzakelijk sojabonen en sojameel), en die invoer is voornamelijk afkomstig uit landen waar de teelt wordt gedomineerd door ggo's: 90 % van de invoer komt uit landen waar ongeveer 90 % van het oppervlak voor sojabonen is beplant met genetisch gemodificeerde sojabonen 19 . Beschikbaarheid, prijs 20 en concurrentievermogen 21 blijken de voornaamste redenen te zijn voor het wijdverbreide gebruik van genetisch gemodificeerd sojameel.
Het feit dat genetisch gemodificeerde diervoeders op grote schaal worden gebruikt, heeft evenwel geen invloed gehad op het stemgedrag. De uitkomst van stemmingen over genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders blijft systematisch "geen advies" (zie de tabellen 2 en 3 en figuur 1 van de bijlage). Hoewel de bij de stemmingen ingenomen standpunten zich in de loop van de tijd min of meer hebben gestabiliseerd, zijn er doorgaans meer lidstaten vóór het ontwerpbesluit dan ertegen.
Hoewel de lidstaten veel animo hebben getoond voor het invoeren van vrijwaringsclausules ter voorkoming van het gebruik van ggo's voor de teelt, zijn deze clausules niet op grote schaal gebruikt voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (op dit moment zijn slechts in één lidstaat dergelijke maatregelen van kracht, die betrekking hebben op drie producten). Niettemin geeft het aantal lidstaten dat tegen de verlening van vergunningen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders stemt aan dat de lidstaten niet het gevoel hebben dat het proces hen in staat stelt volledig in te gaan op hun afzonderlijke afwegingen.
Conclusie inzake het besluitvormingsproces
Het is "de norm" geworden bij besluiten inzake vergunningen voor ggo's dat het dossier wordt teruggezonden aan de Commissie voor een definitieve beslissing, waarmee de wijze waarop besluiten op dit gebied worden vastgesteld zeer sterk afwijkt van de normale werking van de EU-comitéprocedure in het algemeen 22 . De kwesties die worden opgeworpen door de lidstaten die tegen de verlening van een vergunning hebben gestemd, zijn veelal niet gebaseerd op wetenschappelijke overwegingen, maar duiden op nationale punten van zorg die niet uitsluitend betrekking hebben op kwesties in verband met de veiligheid van ggo's voor de gezondheid of het milieu.
Hoewel de huidige wetgeving de Commissie de mogelijkheid biedt naast met de door de EFSA uitgevoerde risicobeoordeling ook met "andere terzake dienende factoren" rekening te houden, is zij niet in staat geweest op basis van dergelijke factoren een algemeen EU-verbod voor door de EFSA als veilig beschouwde producten te rechtvaardigen 23 .
Dit betekent de facto dat de Commissie systematisch in een situatie wordt gebracht waarin zij een besluit moet nemen over de verlening van een vergunning zonder de steun van de lidstaten in de desbetreffende comités. Deze situatie doet zich specifiek voor bij de verlening van vergunningen voor ggo's.
-
3.DE RECENTE HERVORMING VAN DE REGELS VOOR GGO'S WAARVOOR EEN VERGUNNING VOOR DE TEELT IS VERLEEND
In 2010 heeft de Commissie een voorstel ingediend tot wijziging van de wetgeving inzake ggo's met als doel de gronden waarop de lidstaten zich kunnen beroepen om de teelt van ggo's waarvoor door de EU een vergunning is verleend, op hun grondgebied te kunnen beperken of verbieden ("opt-outs"), uit te breiden. In de toelichting bij het voorstel legde de Commissie uit dat nationale, regionale of lokale besluitvormingsniveaus als de meest geschikte kaders worden beschouwd voor de behandeling van bijzonderheden in verband met de ggo-teelt. De voorgestelde wijziging is nu in het EU-recht opgenomen als Richtlijn (EU) 2015/412 24 (hierna "de richtlijn van 2015" genoemd). De wijziging stelt de lidstaten in staat de teelt van ggo's op hun grondgebied (of een deel daarvan) te beperken of te verbieden, mits dergelijke maatregelen gerechtvaardigd zijn op basis van andere dwingende gronden dan het risico voor de gezondheid van mens of dier en voor het milieu, dat wil zeggen op basis van andere criteria dan die welke door de EFSA bij haar risicobeoordeling worden beoordeeld. Dit is een belangrijke ontwikkeling, aangezien dit de lidstaten de mogelijkheid biedt rekening te houden met hun nationale context, waarin andere legitieme gronden kunnen bestaan voor het beperken of verbieden van de teelt van ggo's dan die met betrekking tot de risico's voor de gezondheid en het milieu. De lidstaten kunnen dus rekening houden met afwegingen die verder gaan dan die waarop het EU-vergunningenstelsel, dat is toegespitst op wetenschappelijke beoordeling en binnen de door het EU-recht opgelegde grenzen opereert, betrekking heeft. De bepaling geldt zowel voor toekomstige vergunningen als voor ggo's waarvoor reeds op EU-niveau een vergunning is verleend.
De richtlijn van 2015 biedt de lidstaten derhalve meer flexibiliteit om te beslissen of zij al dan niet willen dat op hun grondgebied ggo's worden geteeld, terwijl het EU-vergunningenstelsel op basis van risicobeoordeling wel in stand wordt gehouden. De richtlijn biedt daarmee een antwoord op een van de voornaamste bezwaren die in de loop der jaren met betrekking tot de vergunningsprocedure zijn geuit, en is volledig in overeenstemming met de aanpak die is uiteengezet in de door de Commissie aan het Europees Parlement voorgelegde politieke richtsnoeren.
De richtlijn van 2015 geldt evenwel slechts voor ggo's voor de teelt en niet voor genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen en diervoeders, die het voorwerp vormen van het merendeel van de in de EU verleende vergunningen.
-
4.HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE
In het licht van bovenstaande overwegingen stelt de Commissie voor de verordening van 2003 zo te wijzigen, dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen het gebruik op hun gehele grondgebied of een deel daarvan van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders waarvoor op EU-niveau een vergunning is verleend, te beperken of te verbieden op andere dwingende gronden dan het risico voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, dat wil zeggen op basis van andere criteria dan die welke door de EFSA bij haar risicobeoordeling worden beoordeeld 25 .
De maatregelen van de lidstaten moeten verenigbaar zijn met de regels voor de interne markt, en met name met artikel 34 VWEU, dat kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking tussen de lidstaten verbiedt. Lidstaten die van dit voorstel gebruikmaken zullen dan ook de ingevoerde maatregelen moeten rechtvaardigen op gronden die in overeenstemming zijn met artikel 36 VWEU en de jurisprudentie van het Hof inzake dwingende redenen van openbaar belang 26 . Het is aan elke lidstaat die van deze "opt-out" gebruik wil maken om zulks voor dat specifieke geval te rechtvaardigen, waarbij rekening moet worden gehouden met het ggo in kwestie, de aard van de beoogde maatregel, en de specifieke omstandigheden die op nationaal of regionaal niveau gelden en de gronden vormen voor een dergelijke opt-out. Bij de uitoefening van deze nieuwe bevoegdheid blijven de lidstaten volledig gehouden aan hun internationale verplichtingen, waaronder de WTO-regels.
Dit voorstel zou in lijn zijn met en een aanvulling vormen op de reeds bij de richtlijn van 2015 aan de lidstaten verleende rechten ten aanzien van ggo's voor de teelt, en betrekking hebben op het veel grotere deel van de verleende vergunningen, namelijk die voor levensmiddelen en diervoeders. De EU zou daarmee beschikken over een coherent geheel van regels voor ggo-vergunningen, zowel voor de teelt als voor levensmiddelen en diervoeders. Evenals in het geval van de richtlijn van 2015 zal het praktische effect van het voorstel afhangen van de mate waarin de lidstaten van de bepalingen ervan gebruik zullen maken.
De Commissie is van mening dat dit de juiste manier is om de uitdagingen in verband met het besluitvormingsproces op EU-niveau aan te pakken.
Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie rekening gehouden met de volgende belangrijke parameters:
-
•ten eerste is de Commissie van mening dat het belangrijk is vast te houden aan een gemeenschappelijk risicobeheersysteem op basis van onafhankelijke risicobeoordeling, in plaats van een stelsel van wederzijdse erkenning van nationale toelatingen. Een gemeenschappelijk risicobeheersysteem is de meest doeltreffende manier om eenzelfde beschermingsniveau in de gehele EU, alsook de goede werking van de interne markt, te waarborgen;
-
•ten tweede is de Commissie er als risicomanager op grond van artikel 41 van het Handvest en van de jurisprudentie van het Hof inzake regelingen met voorafgaande vergunning toe verplicht te beslissen op vergunningsaanvragen. Het is de Commissie niet toegestaan om beslissingen voor onbepaalde tijd op te schorten en daarmee een effectief moratorium in te stellen voor vergunningen;
-
•ten derde moet het bestaande wettelijke en institutionele kader van de EU worden gerespecteerd. Het relatieve stemgewicht van de lidstaten in de Raad is in de Verdragen vastgelegd, en de verordening betreffende de vaststelling van uitvoeringshandelingen is gebaseerd op die regels voor het stemmen. Dezelfde verordening bevat ook de regels die moeten worden toegepast in gevallen waarin geen gekwalificeerde meerderheid van stemmen bestaat voor of tegen een ontwerpuitvoeringsmaatregel. Deze regels zijn van toepassing op alle beleidsterreinen. De Commissie acht het niet gerechtvaardigd af te wijken van de horizontale procedurele regels die zijn overeengekomen voor de uitvoering van het EU-acquis.
-
5.CONCLUSIE
De Commissie is van mening dat het passend is het wettelijk kader voor de besluitvorming inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders aan te passen. In de door de Commissie aan het Europees Parlement voorgelegde politieke richtsnoeren is het probleem beschreven dat zich specifiek in de ggo-context voordoet, namelijk dat het systeem het niet mogelijk maakte de afzonderlijke afwegingen van democratisch verkozen regeringen in aanmerking te nemen. De Commissie stelt voor de lidstaten in staat te stellen gebruik te maken van legitieme factoren om het gebruik van ggo's op hun grondgebied te beperken of te verbieden, waarbij moet worden gewaarborgd dat de maatregelen in overeenstemming zijn met de regels voor de interne markt en met het institutionele kader van de EU. Dit zal de lidstaten in staat stellen op nationaal niveau in te gaan op afwegingen die in het besluitvormingsproces van de EU niet aan bod komen.
Zoals ook in de politieke richtsnoeren is aangegeven, verbindt de Commissie zich ertoe de interne markt te verdiepen. De conclusies van deze mededeling hebben betrekking op de problemen die zijn gerezen in het kader van het besluitvormingsproces rond uitvoeringshandelingen inzake ggo's en kunnen niet worden geëxtrapoleerd buiten deze specifieke context.
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad derhalve voor het wettelijk kader voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders te wijzigen om de begin dit jaar door het Europees Parlement en de Raad overeengekomen oplossing met betrekking tot de teelt van ggo's uit te breiden tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.
-
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden (COM(2015) 177 final).
-
Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).
-
Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
-
In de artikelen 7 en 19 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wordt bepaald dat de Commissie in aanvulling op het advies van de EFSA rekening kan houden met "andere terzake dienende factoren".
-
Overeenkomstig met de onderzoeksprocedure van Verordening (EU) nr. 182/2011.
-
Wanneer het Permanent Comité een negatief advies (gekwalificeerde meerderheid van stemmen tegen) of "geen advies" uitbrengt, kan de Commissie besluiten de zaak voor te leggen aan het Comité van Beroep.
-
Artikel 16, leden 4 en 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Met ingang van 1 november 2014 wordt onder een gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan: een aantal stemmen dat ten minste 55 % van de 28 lidstaten en ten minste 65 % van de bevolking van de EU vertegenwoordigt.
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
-
Artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 182/2011.
-
Dit verschilt van de eerdere procedure van Besluit 1999/468/EG van de Raad. In het kader van die procedure beschikte de Commissie over geen enkele handelingsvrijheid in het geval dat de Raad niet in staat was om een advies voor of tegen de voorgestelde maatregelen uit te brengen. Indien de Raad "geen advies" uitbracht (of indien de Raad niet in staat was binnen een termijn van drie maanden tot een advies te komen), was de Commissie verplicht het bij de Raad ingediende voorstel aan te nemen.
-
Zie met name HvJ-EU, zaak C-390/99, Canal Satélite Digital SL, volgens welke procedures voor voorafgaande vergunning, zoals het vergunningensysteem voor ggo's en genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, verhinderen dat een product zonder vergunning in de handel wordt gebracht en derhalve slechts dan verenigbaar zijn met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) indien zij: 1) door wettige redenen gerechtvaardigd worden (bv. de beoordeling van de potentiële effecten op de gezondheid en het milieu), en 2) de betrokken marktdeelnemers er niet van doen afzien hun project voort te zetten vanwege de tijd en de kosten die met de vergunning zijn gemoeid, of vanwege eventuele twijfels omtrent de voorwaarden waaraan moet worden voldaan.
-
Voor slechts twee ggo's zijn voor andere toepassingen dan voor de teelt, levensmiddelen en diervoeders vergunning verleend. Het gaat hierbij om anjertypes waarvoor een vergunning is verleend om ze in de handel te brengen voor gebruik als sierplant. Het stemgedrag rond dergelijke ggo's is vergelijkbaar met dat voor vergunningen die betrekking hebben op levensmiddelen en diervoeders. De uitkomst van de stemming luidde telkens "geen advies", waarbij meer lidstaten vóór dan tegen stemden. Het stemgedrag lijkt consequent te zijn, ongeacht of de vergunning voor het ggo betrekking heeft op de teelt, levensmiddelen en diervoeders, of andere toepassingen.
-
148 660 ha in 2013, voornamelijk in Spanje (136 962 ha), met kleinere gebieden in Portugal, Tsjechië, Roemenië en Slowakije.
-
Negen lidstaten hebben vrijwaringsclausules ingevoerd die het in de handel brengen en het gebruik op hun grondgebied verhinderen van het enige ggo waarvoor op dit moment een vergunning voor de teelt in de EU is verleend.
-
Toen het Permanent Comité in 1998 werd gevraagd te stemmen over een vergunning voor mais MON810 was er sprake van een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vóór (en hoefde de Raad dus niet te stemmen): 10 lidstaten waren vóór, 1 lidstaat was tegen en 4 lidstaten onthielden zich. Toen het besluit over de Amflora-aardappel in 2007 ter stemming werd voorgelegd aan de Raad luidde de uitkomst "geen advies": 10 lidstaten waren vóór, 11 lidstaten waren tegen en 6 onthielden zich. Toen mais 1507 en mais Bt11 in 2009 ter stemming werden voorgelegd aan het Permanent Comité luidde de uitkomst "geen advies": 6 lidstaten waren vóór, 12 lidstaten waren tegen en 7 onthielden zich. Toen mais 1507 in 2014 ter stemming werd voorgelegd aan de Raad luidde de uitkomst "geen advies": 5 lidstaten waren vóór, 19 lidstaten waren tegen en 4 lidstaten onthielden zich (informele stemming).
-
Uit een speciale Eurobarometer-enquête over biotechnologie, gepubliceerd in oktober 2010, blijkt dat EU-burgers niet van mening zijn dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen voordelen bieden, genetisch gemodificeerde levensmiddelen als mogelijk onveilig of zelfs schadelijk beschouwen en geen voorstander zijn van de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde levensmiddelen.
-
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 moet de etikettering van levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk uit ggo's bestaan en van levensmiddelen en diervoeders die van ggo's zijn afgeleid de aanwezigheid van genetische modificatie vermelden. Volgens de wetgeving hoeven levensmiddelen en diervoeders niet als genetisch gemodificeerd te worden geëtiketteerd als zij genetisch gemodificeerd materiaal bevatten in een verhouding van niet meer dan 0,9 % van ieder van de levensmiddelen- en diervoederingrediënten, of van de levensmiddelen en diervoeders als die uit één ingrediënt bestaan, mits de aanwezigheid van dat materiaal onvoorzien of technisch niet te voorkomen is.
-
In de praktijk is de markt nog steeds klein en is wordt slechts een beperkt assortiment van dergelijke producten aangeboden.
-
In 2013 was 43,8 % van de invoer van diervoeders in de EU afkomstig uit Brazilië, waar 89 % van de geteelde sojabonen genetisch gemodificeerd was; 22,4 % was afkomstig uit Argentinië, waar 100 % van de geteelde sojabonen genetisch gemodificeerd was; 15,9 % was afkomstig uit de Verenigde Staten, waar 93 % van de geteelde sojabonen genetisch gemodificeerd was; en 7,3 % was afkomstig uit Paraguay, waar 95 % van de geteelde sojabonen genetisch gemodificeerd was. Bron: Eurostat en de Internationale Graanraad.
-
Cijfers uit de sector geven aan dat voor niet genetisch gemodificeerde diervoeders een meerprijs van ongeveer 40 EUR per ton wordt betaald bij langlopende contracten, oplopend tot 100 EUR per ton op de spotmarkt.
-
De aanschaf van mengvoeders vertegenwoordigt meer dan 32 % van de waarde van de productie van de EU-veehouderij.
-
In 2012 werd in het kader van de EU-comitéprocedure 1946 keer gestemd in het Permanent Comité. Daarvan hebben slechts 82 stemmingen tot de uitkomst "geen advies" geleid. Negen van die procedures zijn voorgelegd aan het Comité van Beroep. (De overeenkomstige cijfers voor 2013 en 2014 zijn respectievelijk als volgt: 1959/53/28; en 1908/46/21.)
-
Een beroep van de Commissie op "andere terzake dienende factoren", zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1829/2003, als weigeringsgrond voor een vergunning zou juridisch verdedigbaar kunnen zijn indien gerechtvaardigd door dwingende redenen van openbaar belang van dezelfde aard als bedoeld in artikel 36 VWEU en in de relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie (zie bijvoorbeeld HvJ-EU, 20 februari 1979, zaak 120/78, Rewe-Zentral (Cassis de Dijon), Jurispr. 1979, blz. 649) en door doelstellingen van algemeen belang zoals bedoeld in artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten en in de relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie (zie bijvoorbeeld HvJ-EU, 12 juli 2013, zaak C-59/11, Association Kokopelli, ECLI:EU:C:2012:447).
-
Richtlijn (EU) 2015/412 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten om de teelt van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) op hun grondgebied te beperken of te verbieden (PB L 68 van 13.3.2015, blz. 1).
-
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1829/2003 wat betreft de mogelijkheid voor de lidstaten het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders op hun grondgebied te beperken of te verbieden (COM(2015) 177 final).
-
HvJ-EU, 20 februari 1979, zaak 120/78, Rewe-Zentral (Cassis de Dijon), Jurispr. 1979, blz. 649.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.