Roel Kuiper: 'Klokkenluiders beter beschermen' - Hoofdinhoud
Lees hieronder de hele bijdrage aan het debat van Roel Kuiper over initiatiefwetsvoorstel 33258 Voorstel Huis voor Klokkenluiders op 20 mei 2014
Voorzitter,
Het voorstel dat vandaag onze aandacht vraagt kan rekenen op veler sympathie, ook op het onze. Wie is het er nu niet mee eens dat misstanden in bedrijven en instellingen die het algemeen belang en de samenleving benadelen aan het licht komen en worden aangepakt? Wie wil nu niet dat er manieren zijn om dit te melden wanneer interne kanalen verstopt zitten? En wie wil nu dat klokkenluiders in het nauw komen wanneer zij een dergelijke melding doen? De grondhouding van mijn fractie is welwillend. Toch hebben ook wij reserves met betrekking tot de uitwerking van deze regeling voor klokkenluiders. Die zal ik verduidelijken.
Ons land kent een aantal ernstige incidenten met klokkenluiders, die alle aanleiding geven tot een regeling te komen. Ook in andere landen bestaan er regelingen. De voorbeelden zijn genoemd. Toch bestaat er het gevaar dat de regeling afgestemd wordt op de meeste ernstige incidenten die in de publieke belangstelling staan en we een wettelijk kader optuigen dat erg zwaar geschut in stelling brengt. Intussen zijn er, zelfs in de loop van de behandeling van dit wetsvoorstel, belangrijke initiatieven genomen: Het Adviespunt Klokkenluiders bij de overheid (oktober 2012) en het VNO/NCW-initiatief om te komen tot een Onderzoeksraad Integriteit Marktsector, ondergebracht bij de SER (1 maart 2014). Nogmaals: dat er een regeling komt heeft onze volledige steun, maar er is wel twijfel of dit nu de regeling is die het maatwerk levert waaraan behoefte is. Wij hebben ook kennis genomen van de vrij stevige kritiek van de zijde van de regering.
Naar de mening van mijn fractie behoort de aanpak van misstanden primair tot de verantwoordelijkheid van de omgeving waarin ze zich voordoen. Een regeling die het eenvoudiger maakt een misstand aan de orde te stellen moet erop gericht zijn de direct verantwoordelijken in staat te stellen hun verantwoordelijkheid te nemen. De Tweede Kamer heeft dat ook ingezien en die route via een amendement sterker geaccentueerd. Voorts is in de wet na kritiek van de RvS een regeling opgenomen die bedrijven en instellingen verplicht een interne regeling te hebben voor het melden van misstanden. Waarom is de grens bij vijftig gelegd? Zou dit niet gewoon voor alle bedrijven en instellingen moet bestaan? Maakt zo’n interne regeling veel van wat in dit wetsvoorstel staat mogelijk niet overbodig? Hoe ziet die interne procedure er volgens de indieners uit?
Zoals ik aangaf moet een klokkenluidersregeling de direct verantwoordelijken helpen hun verantwoordelijkheid te nemen. Wordt de regeling een publieke inquisitie dan graven partijen zich in en zijn al spoedig alle kansen vervlogen op een constructieve oplossing. Voorkomen moet worden dat werknemers of ondergeschikten in deze regeling een weg gaan zien om hun onvrede over arbeidssituaties naar buiten te brengen. De indieners willen dat niet, maar komen wel met een aanpak die er vooral op is gericht de klokkenluider te faciliteren om met zijn of haar verhaal naar buiten te komen. Het dilemma is natuurlijk dat er een regeling moet zijn die klokkenluiden mogelijk maakt en tegelijkertijd het belang van instellingen en bedrijven niet schaadt, maar had het uitgangspunt niet moeten liggen bij een verbeterd functioneren van de instelling of het bedrijf als geheel met een noodprocedure voor klokkenluiders?
Dan het Huis van de Klokkenluiders zelf. De vraag waarom dit bij de Nationale Ombudsman wordt ondergebracht, heeft constitutionele proporties aangenomen. In elk geval zou het een opmerkelijke taakverbreding van de Nationale Ombudsman met zich meebrengen. Is deze gedachte ingegeven door de onderzoekscapaciteit waarover het Huis zou moeten beschikken? Maar is juist dat aspect van het Huis niet te zwaar aangezet? Het bijstaan van klokkenluiders met advies lijkt ons een zinvol instrument, al was het maar dat klokkenluiders geholpen worden op een goede manier gebruik te maken van interne regelingen. Deze onafhankelijke advies- en ondersteuningsrol lijkt ons zinvol. Is ook overwogen deze op een andere manier ergens onder te brengen?
Het wetsvoorstel regelt dat het Huis ook onderzoek moet kunnen doen. Een vooronderzoek en een feitenonderzoek. Beide zijn ingrijpend en zitten onomkeerbare ontwikkelingen in gang die rechtstreeks de verhouding tussen de werknemer en de werkgever raken. Als er geen arbeidsconflict was, ontstaat die vast zodra het Huis van de Klokkenluiders zich bij een bedrijf of instelling meldt. Er zijn in verband met deze positionering van het Huis van de Klokkenluiders de nodige vragen te stellen over de aard en reikwijdte van de onderzoeksbevoegdheid van dit Huis. Wij hebben een stelsel van toezichtorganen en inspecties die er ook voor zijn om misstanden op tafel te krijgen. In sommige situaties zijn er tuchtcolleges waarbij gemeld kan worden. Schieten zij tekort? Kan een deel van het probleem van de klokkenluiders worden opgelost door beter toezicht en betere handhaving? Juist de laatste jaren is er weer veel aandacht voor het toezichtstelsel en de verbetering daarvan. Een van de leidende begrippen van de laatste jaren is ‘risicogericht toezicht’. De WRR pleit ervoor dat schade aan het algemeen belang een belangrijke invalshoek daarbij moet zijn. Waarom zou het Huis van de Klokkenluiders niet zo kunnen functioneren dat een melding die daar gedaan wordt, doorgespeeld wordt aan de inspectie of aan andere toezichtorganen, waarna deze in actie komt? Komt de misstand dan nog steeds niet aan het licht en blijft de klokkenluider de misstand opmerken, dan zou er een rol zijn voor het Huis van de Klokkenluiders. Graag een reactie van de indieners op dit aangelegen punt.
Voorzitter, mijn fractie heeft aarzelingen bij de vraag of dit de regeling is die we moeten hebben. Wij hebben kennis genomen van de kritische reactie van de regering en er is al opgemerkt dat er een evaluatie aan zit te komen die afgewacht kan worden. In het voortraject zijn er ook elementen gesneuveld die er volgens de indieners wel in hadden gemoeten en elementen toegevoegd die er aanvankelijk niet bij zaten. Wij missen de afweging met betrekking tot het bestaande instrumentarium. De positionering blijft een punt van discussie. Al met al vragen ons af of dit voorstel nu al rijp is voor besluitvorming. Graag horen we de reactie van de indieners op onze vragen en wachten die af voordat we een definitief standpunt innemen.