Tweede Kamerfractie Liberale Staatspartij (LSP)
De Liberale Staatspartij 'De Vrijheidsbond'1 was van 16 april 1921 tot 22 maart 1946 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Alleen in de jaren 1933-1937 was de LSP een regeringsfractie.
De fractie had in Lely2, Rink3, Visser van IJzendoorn4, Dresselhuys5 en Bierema6 vooraanstaande leden. In de fractie zaten steeds onderwijsdeskundigen, onder wie Jo Westerman7. De leden Gerritzen8 en Van Kempen9 waren (conservatieve) koloniale woordvoerders.
In maart 1946 ging de fractie over naar die van de nieuwopgerichte Partij van de Vrijheid10.
Inhoudsopgave
jaar |
zetels |
jaar |
zetels |
---|---|---|---|
1918 (1921) |
(15) |
1929 |
8 |
1922 |
10 |
1933 |
7 |
1925 |
9 |
1937 |
4 |
foto | naam fractievoorzitter | aanvang functie | einde functie |
---|---|---|---|
S.E.B. Bierema | 1933-10-18 | 1946-03-14 | |
H.J. Knottenbelt | 1929-07-09 | 1933-10-06 | |
A. (Anton) van Gijn | 1927-01-06 | 1929-07-09 | |
H.C. Dresselhuys | 1922-07-25 | 1926-12-16 | |
P. Rink | 1921-04-16 | 1922-06-24 |
Meer over
- 1.De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
- 2.Krachtige en bekwame liberale minister, waterstaatkundig ingenieur en bestuurder. De man van de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee. Een wet daartoe bracht hij in 1918, zijn laatste jaar als minister, tot stand. Werd in 1891 tamelijk jong minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid in het kabinet-Van Tienhoven en leidde een staatscommissie over de Zuiderzee. Had als minister in het kabinet-Pierson ook een groot aandeel in het totstandkomen van de eerste sociale wetgeving (Ongevallenwet 1901) en bij de ontwikkeling van de mijnbouw in Limburg. Was behalve minister ook Tweede en Eerste Kamerlid, Gouverneur van Suriname en wethouder van Den Haag. Vlot en vaardig spreker met een hoge stem. Enige staatsman naar wie een gemeente is vernoemd.
- 3.Onberispelijk geklede en gecoiffeerde Tielse advocaat, die tot de vooraanstaande liberalen in de eerste helft van de twintigste eeuw behoorde. Voorstander van kiesrechtuitbreiding. Kwam in 1891 in de Kamer, na in zijn woonplaats ook wethouder te zijn geweest. Was in het kabinet-De Meester minister van Binnenlandse Zaken. Keerde na zijn ministerschap in 1909 terug als afgevaardigde voor Hoogezand. Als liberaal fractieleider kwam hij na de spanningen in november 1918 met een motie waarin om maatschappelijke hervormingen werd gevraagd. Bleef tot zijn tachtigste Eerste Kamerlid. Uiterst hoffelijk politicus.
- 4.Rechtsgeleerde en prominent vrij-liberaal Tweede Kamerlid. Na de advocatuur hoogleraar burgerlijk en handelsrecht in Leiden. Werd al op 32-jarige leeftijd Statenlid. In 1913 in het tot dan overwegend rechtse district Gorinchem tot Tweede Kamerlid gekozen. Bekend vanwege zijn uitspraak over het opheffen van de Eerste Kamer, waarover slechts de boden zouden treuren. Stemde in 1920 als enige liberaal tegen de Lager-onderwijswet van minister De Visser. Kon scherp uit de hoek komen, maar genoot toch de sympathie van zijn medeleden. Hield van gezelligheid en was vaak in de koffiekamer van de Kamer te vinden. Sprak met een Gorkums accent.
- 5.Liberale voorman in het interbellum, die afkomstig was uit een Culemborgse familie van industriëlen. Doorliep een ambtelijke carrière die eindigde als secretaris-generaal van Justitie. Kwam in 1916 als opvolger van Tydeman voor het district Tiel in de Tweede Kamer en bekleedde daarin al snel een vooraanstaande positie. Vanaf 1921 de leider van de nieuwgevormde Vrijheidsbond. Warm voorstander van de Volkenbond en actief in organisaties die zich richtten op vreedzame beslechting van conflicten. In de omgang joviaal, vlot en levendig; hem werd wel soms gebrek aan leiding verweten.
- 6.Liberale herenboer uit het Groningse land, die enige tijd (kort voor en na de Tweede Wereldoorlog) de liberale Tweede Kamerfractie leidde. Studeerde landbouwkunde in Duitsland. Kwam uit een familie met veel 'public spirit'. Was actief in diverse landbouworganisaties in Groningen en bestuurder van de Centrale Raiffeisenbank en was een deskundige op agrarisch gebied. Tijdens de crisis van de jaren dertig voorstander van overheidssteun aan de landbouwsector, wat niet alle liberalen hem in dank afnamen. Sloot zijn politieke loopbaan af als senator. Rustige, evenwichtige man die zichzelf bescheiden opstelde.
- 7.Meisjesschooldirectrice, die in 1921 als tweede vrouw in de Tweede Kamer kwam. Zette zich in voor vrouwenemancipatie en het openbaar onderwijs. Voorbeelden daarvan waren het mede door haar ingediende amendement over de benoembaarheid van vrouwen tot burgemeester of gemeentesecretaris en een initiatiefwetsoorstel over Frans op de lagere school. Beminnelijke dame die goed stond aangeschreven bij haar mannelijke collega's en bij de parlementaire pers. Als onderwijsdeskundige alom gerespecteerd. In Den Haag is een school naar haar vernoemd.
- 8.Koloniaal-woordvoerder van de liberalen, die uitsluitend oog had voor de belangen van ondernemers in Nederlands-Indië. Werd kandidaat gesteld door de Vrijheidsbond als tegenprestatie voor een donatie door het Indische bedrijfsleven. Tegenstander van de ethische politiek en van het beleid van Gouverneur-Generaal Van Limburg Stirum. Had daarvoor zelfs niet altijd de steun van zijn fractievoorzitter Dresselhuys. Was zelf in Indië advocaat en bankier en later bestuurder van tinonderneming Billiton.
- 9.In de jaren dertig en veertig koloniaal woordvoerder van de liberalen in de Tweede Kamer. Kwam in ruil voor financiële steun van (liberale) ondernemers aan de Vrijheidsbond op een verkiesbare plaats. Begon zijn loopbaan als Indisch ambtenaar en was onder meer gouverneur van Sumatra's Oostkust. Ter zake kundige woordvoerder, maar met behoudende opvattingen op koloniaal gebied. Moest in 1931 wegens ziekte zijn Kamerlidmaatschap neerleggen, maar keerde in 1933 terug in het parlement.
- 10.De PvdV ontstond op 23 maart 1946 als voortzetting van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP). De oprichters wilden wel dat de nieuwe partij een vooruitstrevender koers zou volgen dan haar voorganger. In 1948 kwam er al weer een einde aan het bestaan van de PvdV, toen zij met leden van het Comité-Oud (vrijzinnig-democraten die uit de Partij van de Arbeid waren getreden) opging in de VVD.
- 11.Een Tweede Kamerfractie is een organisatie van Tweede Kamerleden die deel uitmaken van dezelfde politieke partij en die zowel op hoofdlijnen als bij deelonderwerpen in de Tweede Kamer standpunten bepaalt. Daarnaast worden in een fractie onderling de werkzaamheden verdeeld. Een fractie staat onder leiding van een fractievoorzitter. Tweede Kamerfracties hebben personeel in dienst, zoals voorlichters en beleidsmedewerkers.