Richtlijn 2014/41 - Europees onderzoeksbevel in strafzaken - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
Inhoudsopgave
officiële titel
Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzakenofficiële Engelstalige titel
Directive 2014/41/EU of the European Parliament and of the Council of 3 April 2014 regarding the European Investigation Order in criminal mattersRechtsinstrument | Richtlijn |
---|---|
Wetgevingsnummer | Richtlijn 2014/41 |
Origineel voorstel | JAI(2010)3 |
Celex-nummer i | 32014L0041 |
Document | 03-04-2014 |
---|---|
Bekendmaking in Publicatieblad | 01-05-2014; PB L 130 p. 1-36 |
Inwerkingtreding | 21-05-2014; in werking datum publicatie +20 zie art 38 |
Deadline | 21-05-2019; Heroverweging |
Einde geldigheid | 31-12-9999 |
Omzetting | 22-05-2017; ten laatste zie art. 36 |
1.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 130/1 |
RICHTLIJN 2014/41/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 3 april 2014
betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, onder a),
Gezien het initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië en het Koninkrijk Zweden,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te ontwikkelen en te handhaven. |
(2) |
Krachtens artikel 82, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) berust de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Europese Raad van Tampere op 15 en 16 oktober 1999 algemeen beschouwd wordt als een hoeksteen van de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie. |
(3) |
Met Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad (2) is tegemoetgekomen aan de noodzaak van een onmiddellijke wederzijdse erkenning van beslissingen ter voorkoming van de vernietiging, verwerking, verplaatsing, overdracht of vervreemding van bewijsstukken. Aangezien dat instrument evenwel beperkt is tot de bevriezingsfase, moet een beslissing tot bevriezing vergezeld gaan van een afzonderlijk verzoek tot overdracht van het bewijsmateriaal naar de staat die de beslissing geeft („de beslissingsstaat”), in overeenstemming met de voorschriften die van toepassing zijn op de wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Het resultaat is een procedure in twee fasen, die nadelig is vanuit het oogpunt van efficiëntie. Bovendien bestaat deze regeling naast de traditionele samenwerkingsinstrumenten en wordt zij daarom in de praktijk door de bevoegde autoriteiten zelden gebruikt. |
(4) |
Kaderbesluit 2008/978/JBZ van de Raad (3) betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel (EBB) is vastgesteld om het beginsel van de wederzijdse erkenning toe te passen op het verkrijgen van voorwerpen, documenten en gegevens, om deze te gebruiken in procedures in strafzaken. Het EBB geldt evenwel alleen ten aanzien van reeds bestaand bewijsmateriaal en betreft derhalve slechts een beperkt onderdeel van de justitiële samenwerking in strafzaken met betrekking tot bewijsmateriaal. Wegens de beperkte werkingssfeer staat het de bevoegde autoriteiten vrij gebruik te maken van de nieuwe regeling, dan wel van de procedures voor wederzijdse rechtshulp, die in ieder geval van toepassing blijven op het bewijsmateriaal dat buiten de werkingssfeer van het EBB valt. |
(5) |
Na de vaststelling van Kaderbesluit 2003/577/JBZ en Kaderbesluit 2008/978/JBZ is duidelijk geworden dat het bestaande kader voor de bewijsgaring te gefragmenteerd en te ingewikkeld is. Daarom is een nieuwe aanpak nodig. |
(6) |
In het programma van Stockholm dat door de Europese Raad van 10 en 11 december 2009 is vastgesteld, heeft de Europese Raad besloten dat verder moet worden gewerkt aan de totstandkoming van een op wederzijdse erkenning gebaseerd alomvattend systeem voor de bewijsverkrijging in zaken met een grensoverschrijdende dimensie. De Europese Raad heeft erop gewezen dat de bestaande instrumenten op dit gebied een fragmentarisch geheel vormden en dat een nieuwe aanpak nodig was, die op het beginsel van wederzijdse erkenning is gestoeld, maar waarbij ook de flexibiliteit van het klassieke stelsel van wederzijdse rechtshulp wordt meegenomen. Daarom wilde de Europese Raad een alomvattend systeem — ter... |
Lees meer
Deze wettekst is overgenomen van EUR-Lex.
Dit dossier wordt iedere nacht automatisch samengesteld op basis van bovenstaande dossiers. Hierbij is aan de technische programmering veel zorg besteed. Een garantie op de juistheid van de gebruikte bronnen en het samengestelde resultaat kan echter niet worden gegeven.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de samenvatting van wetgeving, de geconsolideerde versie, de juridische context, de Europese rechtsgrond, een overzicht van verwante dossiers, de betrokken zaken van het Europees Hof van Justitie en tot slot een overzicht van relevante raadplegingen.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.