Parlementair onderzoek Stichting Woningbeheer Limburg

Met dank overgenomen van Parlement.com.

In 1992 kwam er een juridische fusie tot stand tussen Huisvesting Bejaarden Limburg (HBL) en Het Zuiden, en de Stichting tot Bevordering van Bijzondere en algemene woonvormen en Dienstverlening (SBDI), die in die tijd in ernstige financiële problemen verkeerde. Vanaf september 1992 gingen de drie instellingen gefuseerd verder als de Stichting Woningbeheer Limburg (WBL).

In de periode na de fusie ontstond een ernstige financiële situatie. De vraag was welke rol de verschillende politiek-bestuurlijk verantwoordelijken in deze fase speelden, waarin de financiële situatie zo'n lange tijd kon verslechteren. Een parlementaire werkgroep bekeek hoe het onderzoek daarnaar het beste kon worden gedaan.

De werkgroep bestond uit de leden:

Adri Duivesteijn1 (PvdA)

Pieter-Jan Biesheuvel2 (CDA)

Pieter Hofstra3 (VVD)

Machteld Versnel-Schmitz4 (D66, voorzitter)

Hofstra werd in april 1996 vervangen door Johan Remkes5.

Inhoudsopgave

  1. Conclusies
  2. Aanbevelingen

1.

Conclusies

De werkgroep kon niet tot een conclusie komen met betrekking tot een parlementair onderzoek6 naar de financiële situatie bij het WBL. Twee leden waren voor een nader parlementair onderzoek en twee leden niet. Zij wilden wel nadere politieke en beleidsmatige vragen stellen aan de staatssecretaris van VROM.

2.

Aanbevelingen

De werkgroep kwam met twee aanbevelingen: het aanstellen van een tijdelijke commissie, en - wanneer er geen parlementair onderzoek komt - de verdere procedure inzake het WBL-dossier bepalen.

 

Meer over

  • Parlementair onderzoek6
  • Parlementair onderzoek - 1875 - heden7
  • 24.339 - Stichting Woningbeheer Limburg

  • 1. 
    Haagse socialist die als wethouder in zijn geboorteplaats en als Tweede Kamerlid op heldere, maar soms ook eigenzinnige wijze zijn koers uitzette. Was oorspronkelijk kok en daarna buurtactivist in de Schilderswijk. Specialist op het gebied van volkshuisvesting. Maakte zich in Den Haag sterk voor de stadsvernieuwing en kwam op voor de belangen van huurders. Na zijn wethouderschap was hij directeur van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam. Was enige tijd vicefractievoorzitter van de PvdA en leidde in de Kamer een commissie die de problemen bij grote infrastructurele projecten onderzocht. Was later zeven jaar wethouder van ruimtelijke ordening in Almere. Speelde in de tweeënhalf jaar dat hij Eerste Kamerlid was door zijn kritische opstelling soms een opvallende rol.
     
  • 2. 
    Rustig en gedegen Tweede Kamerlid voor het CDA, die op diverse terreinen actief was. Afkomstig uit de kring van de Antirevolutionaire jongeren. Was voor hij Kamerlid werd werkzaam bij de Christelijke Boeren- en Tuindersbond, bij de Unie van Waterschappen en de Agrarische Sociale Fondsen. Als Kamerlid woordvoerder op het gebied van verkeer en waterstaat, volkshuisvesting en sociale zaken. Voorzitter van enkele Kamercommissies. Neef van Barend Biesheuvel. Na zijn Kamerlidmaatschap bekleedde Biesheuvel diverse functies bij organisaties die zich bezighielden met de leefomgeving en mobiliteit.
     
  • 3. 
    Joviale Groningse ondernemer, die met krachtig stemgeluid als VVD-Tweede en Eerste Kamerlid vaak de belangen van automobilisten verdedigde. Had echter ook altijd oog voor het belang van goed openbaar vervoer en hij was tevens voorstander van invoering van een kilometerheffing. Directeur van een managementadviesbureau en mede-eigenaar van een aantal bedrijven op het terrein van onroerend goed en bouw. Was daardoor goed ingevoerd op het beleidsterrein van de volkshuisvesting. Ook met dat terrein hield hij zich in beide Kamers bezig. Hij was mede-initiatiefnemer bij wetgeving om het eigenwoningbezit te bevorderen. Was in zijn laatste periode als Tweede Kamerlid fractiesecretaris. Goedlachse levensgenieter.
     
  • 4. 
    Lid van de D66-Tweede Kamerfractie in de jaren 1989-1998 en onder meer woordvoerster volkshuisvesting en ruimtelijke ordening en (jeugd)welzijn. Was voor zij Kamerlid werd ambtenaar op Binnenlandse Zaken en deed politieke ervaring op in de raad van de gemeente Utrecht en in de Staten van de provincie Utrecht. Leidde als Kamerlid de vaste commissie voor VROM en een onderzoekscommissie naar de ondergang van een Limburgse woningstichting. Stond bekend als vriendelijk en deskundig. Werkte na haar Kamerlidmaatschap bij de Vereniging Natuurmonumenten.
     
  • 5. 
    Johan Remkes (1951) begon zijn politieke loopbaan als voorzitter van de JOVD en werd later lid van Gedeputeerde Staten van Groningen. In de perioden oktober 1993-augustus 1998 en november 2006-juni 2010 was hij Tweede Kamerlid voor de VVD. Hij hield zich als Kamerlid onder meer bezig met economische zaken, binnenlandse zaken, belastingen en mediabeleid. In het tweede kabinet-Kok was hij staatssecretaris van Volkshuisvesting. Van 22 juli 2002 tot 22 februari 2007 was hij minister van Binnenlandse Zaken. In het kabinet-Balkenende I (2002-2003) was hij tevens vicepremier. In de periode 2019-2020 was hij waarnemend burgemeester van 's-Gravenhage en daarvoor van 1 juli 2010 tot 1 januari 2019 Commissaris van de Koning(in) in Noord-Holland. In 2017-2018 was hij voorzitter van de Staatscommissie parlementair stelsel. Van 19 april tot 1 december 2021 was de heer Remkes waarnemend commissaris van de Koning in Limburg.
     
  • 6. 
    Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
     
  • 7. 
    De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.