Geen referendum is motie van wantrouwen tegen bevolking - Hoofdinhoud
“Dat het kabinet geen referendum wil over de gewijzigde Europese grondwet is een motie van wantrouwen tegenover de eigen bevolking,” stelt Europa-woordvoerder Harry van Bommel van de SP. “Het beoordelingsvermogen van de burger wordt niet vertrouwd, daarom werd al lange tijd aangestuurd op het ontduiken van een nieuwe volksraadpleging.” Van Bommel neemt het initiatief om alsnog via de Tweede Kamer een referendum te organiseren. “Als de PvdA in de Tweede Kamer woord houdt en niet gaat draaien, is daar een meerderheid voor.”
De SP is niet verbaasd over de beslissing van de regering. Van Bommel: “Al snel werd duidelijk dat de Raad van State werd gebruikt om zich achter te verschuilen. Als de Eurogrondwet in Nederland niet voor de voordeur naar binnen kan, dan maar via de achterdeur: dat was ook de reactie van veel andere landen op de uitkomst van het referendum. En daar buigt deze regering voor. Daarmee schoffeert het niet alleen de mensen die ‘nee’ zeiden, het geeft ook het signaal dat echte betrokkenheid van de bevolking bij het Europese project als onwenselijk wordt beschouwd. Slikken en ja-knikken, verder moet de bemoeienis blijkbaar niet gaan.”
Volgens de Britse denktank Open Europe is 96% van het verworpen Grondwettelijk Verdrag overeind gebleven. Van Bommel: “Ook het Handvest van Grondrechten keert in de nieuwe versie terug. Het wordt weliswaar niet integraal in dit verdrag opgenomen, maar wel juridisch bindend verklaard. Voor de Raad van State waren die grondrechten ‘een wezenlijk element van een Grondwet in een democratische rechtsstaat’ en kon aanvaarding van het Grondwettelijk Verdrag vergeleken worden met een wijziging van onze eigen Grondwet. Die analyse is nog altijd van toepassingen.”
De SP vindt dat de veranderingen niet zwaarder wegen dan het deel dat overeind blijft. Veto’s worden ingeleverd en nieuwe bevoegdheden overgedragen. Er komt onder meer een soort Europese minister van Buitenlandse Zaken en een vaste voorzitter van de Europese Raad, die vrijwel overal behalve in Nederland ‘president’ wordt genoemd. Daarmee wordt de EU steeds meer een federale staat in plaats van een samenwerkingsverband. Nationale parlementen kunnen nog steeds niet zelfstandig slechte EU-wetgeving tegenhouden, onze volkshuisvesting en gezondheidszorg moeten nog steeds beducht zijn voor Europese concurrentieregels en met de criteria voor uitbreiding moet enkel ‘rekening’ gehouden worden. Van Bommel: “Er is maar één manier om te achterhalen of de regering recht heeft gedaan aan het Nederlandse nee. Door het nieuwe verdrag, na een nieuwe open discussie, in een nieuw referendum voor te leggen aan alle Nederlanders.”
(Persbericht SP)