Vier uur discussie in Gent - Hoofdinhoud
Maandag en gisteren was ik te gast bij de Gentse Feesten, een heel bijzonder fenomeen dat al 164 jaar bestaat: veel cultuur, zang, dans en nog veel meer, en feest natuurlijk. Aan de rand van dit fenomeen vinden er ook debatten plaats onder leiding van Trefpunt in het Francois Laurent-instituut.
Ik ben er jaren terug al eens geweest, en het geheel is me bijzonder bevallen. Ruim tweehonderd mensen bijeen om vier(!) uur te luisteren naar een gesprek tussen zes discussianten.
Ik was uitgenodigd door Eric Goeman - van de organisatie - om ‘n inleiding te houden aan de hand van de vraag ‘Is er toekomst voor het socialisme? En, zo ja, hoe ziet die toekomst er dan uit?’ Mijn bijdrage tref je hieronder aan.
Toespraak in Gent, 17 juli 2007
Toen mijn partij de aanvankelijke dogmatiek wilde overwinnen, stelden we ons – halverwege de jaren tachtig – de vraag: Wat is het dat ons bindt? Het bleken drie morele waarden te zijn. Die waarden hebben wij verklaard tot de kern van óns socialisme, dat van de Nederlandse SP: menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid van mensen en de solidariteit tussen mensen.
Maar met moraal alleen komen we er niet. Deze uitgangspunten moeten worden verbonden aan een rationele analyse van de samenleving ten behoeve van adequate standpunten en een bijbehorende organisatie, strategie en tactiek. De morele uitgangspunten in combinatie met de rationele analyse vormen de meetlat die ons politieke handelen bepaalt. Wat positief langs die meetlat uitvalt, bevorderen we, wat negatief uitvalt, proberen we te voorkomen of te bestrijden.
Mij is door de organisatie de vraag gesteld: Is er toekomst voor het socialisme? Mijn antwoord is: Voor mensen die zich het versterken van menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit ten doel stellen, zal er altijd toekomst zijn. Omdat een toekomst waarin die elementen, die zich in onze geschiedenis hebben uitgekristalliseerd, zouden ontbreken, ‘n doodlopende weg is. U begrijpt: voor u staat een optimistisch mens.
Ik moet u bekennen dat ik mijzelf zelden als socialist aanduidt. Ik vind het te pretentieus, maar ook ongemakkelijk omdat het me in ’n hokje plaatst. Niet iedereen denkt hetzelfde over de inhoud van dat ‘hokje’. Ik vind ook dat ‘socialisten’ geen beter soort mensen zijn. Maar ook… Niet wat je zegt dat je bent maar datgene wat je doet bepaalt, volgens mij, wat je bent.
Maar voor de gelegenheid, hier op de Gentse Feesten, maak ik graag een uitzondering en zal ik u uitleggen wat ik versta onder socialisme en socialist zijn.
Om te beginnen, ik ben een socialist van deze tijd. Ik hecht me niet aan oude vormen en gedachten over het socialisme als heilsleer, als onvermijdelijke, noodzakelijke geschiedenisontwikkeling, als blauwdruk voor een paradijs op aarde. Ik ken het verleden van de socialistische beweging. Ik heb er veel respect voor, en ik heb er minstens evenveel ernstige kritiek op. Onder de banier van het socialisme zijn grote gedachten geboren en grote daden gesteld; evenzeer heeft de vlag van het socialisme veel te vaak een vreselijke lading toegedekt.
Wat te denken van het zogenaamde ‘reëel bestaande socialisme’, waar, zoals ik in mijn boek ‘Tegenstemmen’ in 1996 schreef, de vrije gedachtewisseling vervangen was door de ijzige kou van de absolute waarheden? Waar democratie een loos en voos woord was en tirannie, bureaucratie en onderdrukking van de menselijke waardigheid heersten. U begrijpt: ik heb geen traan gelaten toen dit systeem aan eigen onmacht, en door de weigering van mensen om er nog langer voor te buigen, ten onder ging.
Maar wat te denken van al die socialistische partijen en hun politici die hun idealen bij het oud vuil zetten en zich transformeerden tot doorgaans buitengewoon cynische politici, die het op een akkoordje gooiden met de neoliberale partijen. Zij besloten, willens en wetens, mee te helpen bij de ombouw, zeg maar afbraak, van de naoorlogse verzorgingsstaat. Zij toonden lak te hebben aan hun voorgangers, die hun beste krachten hadden gegeven voor de opbouw van een beschaafde samenleving. Respect voor de strijd die er door zoveel dappere, opofferingsgezinde mensen vóór hen was geleverd, was en is vaak ver te zoeken.
Eén ding staat voor mij vast: onwaarachtigheid en socialisme accorderen niet. Ik heb de naam nogal open en direct te zijn, maar ik kan dat niet als handicap zien. Als socialisme de beweging naar meer menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit is, dan is het daarmee ook een beweging van democratisering, van transparantie. Het is geen beweging van mensen voor de gek houden, ze als stemvee gebruiken en daarna weer even zo gemakkelijk aan de kant schuiven.
Socialisme is niks voor cynici. Socialisme is ook niks voor mensen die altruïsme, inzet, durf, en opofferingsbereidheid ouderwetse begrippen vinden. Socialisme is strijd. Dus, bent u op zoek naar mooi weer- socialisten? Het mag, maar u zult mij er niet bij aantreffen.
Een paar jaar geleden publiceerde ik het boek ‘Nieuw Optimisme’. In het boek schetste ik onze politieke plaats. Ik formuleerde - tegenover de sombermansverhalen van de heersende macht - de gedachte dat er eigenlijk reden was om de toekomst met optimisme te bezien. Indien we bereid zouden zijn een aantal zaken fundamenteel anders aan te pakken en afscheid te nemen van het neoliberale gedachtegoed en de dito politieke praktijk.
Het uitkomen van ‘Nieuw Optimisme’ was voor mijn goede vrienden, maar even goede journalisten, Kees Slager en Karel Glastra van Loon, reden om mij het hemd van het lijf te vragen over hoe ik mijn algemene opvattingen in de praktijk van alle dag vorm dacht te kunnen geven. De ondervraging door de heren mondde uit in een boek dat de titel ‘Hoe dan, Jan?’ kreeg.
Zo vroegen ze me bijvoorbeeld om mijn algemene definitie van socialisme verder in te vullen. Ik noemde ze vijf aspecten. Graag wil ik bij alle vijf kort even stil staan.
Eén wezenlijk aspect van mijn socialisme is de emancipatie van gewone mensen, vrouwen, mannen en hun kinderen, zodat ze fatsoenlijk kunnen wonen en eten, hun kinderen naar een goede school kunnen laten gaan, zelf toegang hebben tot cultuur en meer van dat soort dingen. Met andere woorden: socialisten zetten zich in om de voorwaarden te creëren waaronder de homo universalis een kans krijgt. Laten we de zaken zó regelen dat ze vanzelfsprekend worden: goed onderwijs, goede en beschikbare zorg, fatsoenlijk openbaar vervoer, sociale zekerheid, om ’n paar belangrijke zaken te noemen.
Waarom al dat ingewikkelde gedoe met zogenaamde keuzevrijheid, die de neoliberalen ons opdringen en waarvoor ze inmiddels in het Europese Brussel een machtige bondgenoot hebben zitten? Die keuzevrijheid is een eufemisme voor ‘marktwerking’. Grote delen van de publieke sector zijn daaraan nu overgeleverd. Vrijwel geen van de beloofde voordelen is uitgekomen. Nadelen zien we des te meer.
Een ander aspect van mijn socialisme gaat over de mens als zodanig. Ik doel op de vaststelling dat de mens een sociaal wezen is. Uit die vaststelling vloeit een visie op de samenleving voort. Een visie dat de samenleving er een dient te zijn waarin sociaal gevoel gehonoreerd in plaats van gekleineerd wordt en als waarde in zich wordt geregistreerd en gerespecteerd. Het doorgeslagen individualisme staat haaks op deze benadering.
Een volgend aspect van mijn socialisme is dat het uitgaat van de wetenschap dat de mens in al zijn facetten erg afhankelijk is van de omstandigheden waarin hij leeft. Mijn motto leen ik graag van de Portugese Nobelprijswinnaar Saramago die zei: ‘De omstandigheden zijn erg bepalend voor de mens; dus, maak de omstandigheden menselijk.’ Maak de mens tot de maat van alle dingen. Zoek de menselijke maat.
Mijn socialisme is wars van megalomanie, van grootheidswaan, van onmenselijke maten. Als je kijkt hoe in mijn land in het onderwijs, in de wetenschap, in de verschillende sectoren van de zorg alles buitenmenselijke proporties heeft aangenomen. De schaalvergroting is, mede onder invloed van de sociaaldemocraten, angstaanjagend geworden en inmiddels een breed erkende oorzaak van veel problemen die mensen momenteel in onze samenleving ondervinden. Ik ben blij dat in Nederland de kritiek van de SP op dit punt, tenminste in woord, door de regering onderschreven wordt.
Een vierde aspect van mijn socialisme is dat het uitgaat van historisch besef. Het baseert zich op uitkomsten op de vraag waar wij vandaan komen, wat voor problemen we in het verleden al tegen het lijf gelopen zijn, en hoe we die toen hebben opgelost. Zo’n gevoel voor historisch besef heeft gevolgen voor je plannen met de toekomst. Zonder gevoel voor historie wordt de toekomst toch al gauw een zwart gat of een ijle droom, voor mij allebei zaken die ik niet vindt passen bij mijn perceptie van socialisme. Dit pleidooi voor meer historisch besef komt de SP nog wel eens op het verwijt te staan conservatief te zijn. In mijn beleving een onzinnig verwijt. Socialisten zijn, bij uitstek zou ik willen zeggen, mensen die de tekortkomingen van de huidige organisatie van de samenleving zien èn willen veranderen. Meer historisch besef is echter een probaat middel tegen te overspannen verwachtingen, en dus frustratie, en leert ons bescheidenheid.
Een laatste aspect dat ik hier nu wil noemen is dat mijn socialisme ook veel van doen heeft met opvoeding en ontwikkeling. Om het nog maar eens in mooie oude termen te zeggen: de verheffing van het volk. Ik las ik het weekblad Vrij Nederland dat onze vice-premier Wouter Bos voorgesteld had om de term ‘verheffing’ op te nemen in de titel van het nieuwe regeerakkoord dat hij met premier Balkenende heeft gesloten, maar die vond dat ‘marxistisch’ klinken. U begrijpt: die aanduiding is er niet gekomen, maar ik hanteer hem erg graag. Het volk verheffen is onszelf verheffen.
Ik hoop u zo een inkijkje te hebben gegeven in een paar aspecten van het socialisme dat mijn partij uitdraagt. En met enig succes, mag ik bescheiden zeggen. We zijn, na een jarenlange inzet en zoektocht, waarin we ons vooral verbonden hebben met de mensen om wie het gaat, nu zowel in ledental als in parlementair zeteltal de derde partij van het land geworden. In sommige opiniepeilingen zijn we de PvdA al gepasseerd.
Toen de twee journalisten mij voor hun boek ‘Hoe dan, Jan’ vroegen of Marijnissen zich de nieuwe Marx waande, heb ik hun meteen uit de droom geholpen. Marx is dood, ik niet. Ik geloof niet in reïncarnatie, ook niet van socialisten. Ik haal mijn inspiratie uit de feiten en omstandigheden van nu. Dat neemt niet weg dat ik graag leer van de interessante analyses en opvattingen die het socialisme heeft voortgebracht en die nog steeds grote invloed hebben op ons denken en handelen. De tijd heeft ze soms ingehaald maar dat maakt ze niet minder belangwekkend.
De mens wordt gemaakt door de geschiedenis. Maar mensen maken ook zelf hun toekomst, die later weer geschiedenis wordt. De essentie blijft de historische ontwikkeling van de mens, de mens op weg naar een fatsoenlijke samenleving. Sinds de Verlichting staat de emancipatie van het individu centraal. Elk individu is van ultieme waarde. Die notie acht ik cruciaal. Tegelijkertijd moeten we waken voor de ontworteling als gevolg van het doorgeschoten individualisme. De zelfverwerking, de zoektocht naar de grenzen van de eigen mogelijkheden, heeft altijd een relatie met de omgeving, de samenleving en wordt daardoor ook beperkt.
Anderzijds ondervindt iedereen graag erkenning, waardering en sympathy van zijn omgeving. Het gaat om het evenwicht. Dat besef, dat begrijpen dat de essentie van het leven heel wat anders is dan de dikte van de portemonnee, dat is naar mijn idee ten diepste wat het socialisme eigen is. Als we op die manier leren kijken naar de financiële en economische mogelijkheden die we hebben, dan openen zich grote, hoopvolle perspectieven. Dan is er wat ik noem, veel reden voor nieuw optimisme.
Er ís reden voor Nieuw Optimisme, nadat in de achterliggende jaren het sociale denken, het socialisme, overal in de verdediging werd gedrukt door het als een vloedgolf over ons komende neoliberalisme. Inmiddels zijn voor veel mensen de nadelen van dat neoliberalisme zo duidelijk dat een kentering niet kan uitblijven. De vergroting van de inkomensverschillen, de terugtredende overheid, de afbraak van de sociale zekerheid, de ontmanteling van de publieke sector, de liberaliseringen, privatiseringen en de propaganda voor de ieder-voor-zich-mentaliteit hebben veel mensen de ogen geopend.
In mijn land treffen deze mensen elkaar steeds vaker in mijn partij. Maar het is breder: ook in de vakbonden, de kerken, de sociale organisaties dringt het besef door dat na al het neoliberale de tijd gekomen lijkt dat we ons weer veel meer op het sociale gaan richten.
Ze onderkennen dat we verstrikt geraakt zijn in ’n net van leugens over de samenleving. De leugen dat we onze ouderen fatsoenlijk behandelen. De leugen dat we fatsoenlijk omgaan met dieren, natuur en milieu. De leugen dat we onze kinderen geven waar ze recht op hebben, een eerlijke kans in het leven. De leugen dat we eerlijk handel drijven met de Derde Wereld. De leugens rond de oorlogen in Irak en Afghanistan.
Deze mensen beginnen steeds meer te beseffen dat als we die leugens nog langer accepteren, we gaandeweg even schuldig worden als degenen die ze hebben bedacht. Dat besef doet een groot beroep op ieders verantwoordelijkheid. Ik mag mensen daar graag op wijzen. We moeten weg van het wegkijken en zaken onder ogen willen en durven zien.
Daartoe hoort ook dat we aanwijzen wat we met zijn allen nu echt waardevol vinden in het leven. Dat zijn in ieder geval niet de zaken die de commercie ons aanpraat. Daarbij gaat het vaak om surrogaat. Ik ben er ten diepste van overtuigd dat we met z’n allen eigenlijk veel meer hechten aan het Bruto Binnenlands Geluk dan aan het door de politici en economen op een voetstuk geplaatste Bruto Binnenlands Product. Zoals u weet: het BBP rekent het grootbrengen van varkens wel mee, maar het opvoeden van kinderen niet…
Vraag iemand wat z’n drie belangrijkste geluksmomenten in z’n leven tot nu toe waren. Zal hij zeggen ‘de auto die ik toen kocht’ of kiest hij voor het eindexamendiploma van zijn dochter? Vindt hij de gewerkte overuren en het geld dat dit opleverde, essentieel - of toch veel meer de uren die hij kon vrijmaken om zijn moeder te helpen op weg naar haar dood? Hoe groot acht u de kans dat iemand de kennismaking met zijn partner minder belangrijk acht dan de bouw van de tweede badkamer? Denkt u zelf even na: waar bent u de laatste tijd écht gelukkig van geworden? En had dat met geld of met mensen te maken?
Ik weet me in mijn opvattingen gesteund door onderzoek van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Dat stelt keer op keer vast dat Nederlanders de voorkeur geven aan een samenleving met gevoel voor gemeenschapszin boven een prestatiemaatschappij. Voor sommige van onze politici is dat een wonderlijke uitkomt, maar als je geregeld onder de mensen komt, dan kun je er niet door verrast zijn.
Allicht willen de meeste mensen liever zo’n samenleving. Ook als het betekent dat hun materiële welvaart wellicht minder snel groeit of wat anders verdeeld moet worden. Onderzoekers stellen keer op keer vast dat mensen hopen op een samenleving met meer solidariteit, veiligheid, herstel van normen en waarden en behoud van voorzieningen en sociale zekerheid.
Ze hópen erop maar tegelijkertijd vrezen ze ervoor, zijn ze benauwd dat het tegendeel zal gebeuren. Niet gek, na al die jaren neoliberale politiek. Maar zie hier dan ook meteen waarom er zoveel basis blijkt te zijn voor het gedachtegoed en de dadendrang van mijn partij.
Ons laatste verkiezingsprogramma heette ‘een beter Nederland voor hetzelfde geld’. Daarin bewezen we dat voor hetzelfde geld dat de regering uittrok voor háár beleid er ook een heel ander, menselijker en socialer beleid te voeren valt. Het was pikant dat we het volgens de rekenmeesters van het Nederlandse Centraal Planbureau, zelfs beter deden dan de neo-liberalen van de VVD. Daarmee logenstraften we het idee dat socialisten een hoofd vol ideeën altijd combineren met een gat in de hand.
Ik ben er van overtuigd dat het niet steeds hoort te gaan over méér financiële middelen maar eerder over ‘n betere verdeling van de beschíkbare middelen. In het rijke Westen hebben we samen onderhand zat. We delen het alleen niet samen. Dàt moeten we doen: beter verdelen van middelen én ook van macht.
De samenleving wordt nu voortdurend op kosten gejaagd omdat te weinig mensen te veel macht bezitten en niet in staat zijn een visie op de middellange, laat staan de lange termijn te ontwikkelen. We zijn in de greep van het aandeelhouderskapitalisme en de fast buck geraakt, waarin het niet gaat over morgen en overmorgen, en al helemaal niet over solidariteit en rechtvaardigheid, maar alleen over vandaag. Alles voor vandaag; vandaag voor alles!
Het neoliberalisme heeft het hedendaagse hedonisme gebaard. En daar word je niet vrolijk van. Wat een tobberds, die bedrijfsbazen die zichzelf vette bonussen bezorgen en ondertussen hun bedrijf in de uitverkoop doen aan een ander die ook al niet weet wat het bedrijf produceert, laat staan wie de mensen zijn die de productie leveren.
Hier is sprake van totale vervreemding – en het is tijd dat we dat die mensen eens gaan zeggen. Onze voorouders hebben niet gestreden voor de democratie om honderd jaar later die ten onder te zien gaan aan de tirannie van wat een Duitse sociaal-democraat ooit ‘het roofdierkapitalisme’ noemde.
Het is gewoon erg onverstandig om zo weinig mensen de baas over zovelen te laten spelen. Als we mensen het recht geven om te stemmen moeten we ervoor zorgen dat die stem er ook echt toe doet. En dat is niet het geval als de echte beslissingen buiten het parlement, op de markt en in afgesloten directiekamers genomen worden. In Nederland mag de sociale dienst wel achter de voordeur komen kijken of er misschien teveel tandenborstels bij de wastafel staan maar een echt kijkje in de keuken van onze ondernemers en geldmagnaten nemen is er niet bij.
Dat noem ik niet meer van deze tijd. En dat beslissingen in bedrijven genomen worden over de hoofden van de werknemers heen is ook ouderwets en contraproductief. Wij willen dus inzicht in wat er in ons bedrijfsleven gebeurt en willen een einde maken aan het feit dat onze economie grotendeels buiten de kaders van onze democratie zijn gang kan gaan.
Alleen als we beseffen dat de mens meer is dan ‘n homo economicus en we dus ook begrijpen dat ‘n mens meer is dan consument of producent, dan wordt het logischer om de ordening van de samenleving aan de eisen van de nieuwe tijd aan te passen. Daarom heeft socialisme niet alleen een verleden, maar zeker ook ‘n toekomst. In Nederland, in Vlaanderen en ik zou eigenlijk niet weten waar niet.