Dankzij participatiewet kan iedereen straks meedoen - Hoofdinhoud
Iedereen moet mee kunnen doen, via werk in de sociale werkplaats, in het bedrijfsleven of bij de overheid. Juist ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Daar is het de PvdA om te doen. En dat ideaalbeeld komt met de participatiewet, die deze week in de Kamer wordt besproken, een flinke stap dichterbij.
De Partij van de Arbeid wil dat mensen kunnen meedoen. Dat is van belang voor ons als samenleving maar vooral voor mensen zelf. Want werken is voor heel veel mensen meer dan één keer per maand een loonstrookje en het daarbij horende salaris ontvangen. Het betekent sociale contacten opdoen, structuur in je leven hebben, meedoen, erbij horen, jezelf kunnen ontwikkelen. Ertoe doen. Zeker ook voor mensen die net als wij allemaal in, met en door hun werk vooruit willen komen in hun leven, maar daar net even wat meer hulp voor nodig hebben.
Met de participatiewet krijgen gemeentes de mogelijkheid om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt meer kansen te geven om mee te doen. Waar mogelijk als collega tussen de collega's, in de sociale werkplaats, elders in het bedrijfsleven of bij de overheid. Rekening houdend met ieders kwaliteiten. Of het nu gaat om mensen uit de sociale werkplaats, jonggehandicapten of bijstandsgerechtigden.
De muurtjes tussen verschillende regelingen worden afgebroken. We kijken naar wat mensen wél kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. Voor de PvdA staat voorop dat we ons extra inspannen om deze mensen aan werk te helpen. Eén van de sterkste punten van deze plannen is dat werkgevers nu voor het eerst hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en tenminste 125.000 extra plekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt hebben toegezegd. In het bedrijfsleven, maar ook bij de overheid. En als werkgevers zich hier onvoldoende voor inspannen, dan komt er een wettelijk verplichting voor werkgevers om zulke plekken te creëren op straffe van een boete.
De mensen die nu in de sociale werkplaats werken mogen blijven. Wie nu op de wachtlijst van de sociale werkvoorziening staat, krijgt voorrang bij het invullen van nieuwe banen. Dat biedt hen perspectief: niet langer op de wachtlijst, maar aan de slag. Ook garanderen we met deze wet dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag kunnen voor een eerlijk loon. Dus niet onder het minimumloon of je hele loopbaan op dat minimumloon, zoals sommigen het liefst zouden willen. Dankzij loonkostensubsidie kunnen werkgevers mensen met een beperking het loon uitbetalen dat hen toekomt.
Wajongers kunnen rekenen op een zo zorgvuldig mogelijke herbeoordeling, waarbij niet iedereen door een lange keuringsprocedure hoeft. Ook komt er een inspanning om hen een maximale kans op een baan te bieden. En het kabinet garandeert een financieel 'zachte landing' als die baan er nog niet inzit. De Wajonger die nog niet aan de slag kan, komt niet in de bijstand terecht en krijgt dus niet te maken met kortingen vanwege het inkomen van een partner, een eigen huisje of spaargeld op de bank.
Feitelijk wordt er de komende jaren met de Participatiewet 'minder méér' uitgegeven dan nu. Nu én na inwerkingtreding van de wet geven we uiteindelijk ruim 11 miljard euro per jaar uit aan de opvolger van Bijstandswet, WSW en Wajong. Zonder de wet zou dat 13,5 miljard zijn.
Tot slot is het aantal mensen in de sociale werkvoorziening of het aantal Wajongers in bijvoorbeeld Oost-Groningen, Zuid-Limburg of Zeeuws-Vlaanderen relatief veel hoger dan in bijvoorbeeld de Randstad, terwijl het aantal beschikbare banen in bedrijfsleven en bij de overheid in die regio's juist een stuk lager ligt. Daarom heb ik de staatssecretaris gevraagd hiermee rekening te houden bij de verdeling van de gelden voor deze nieuwe wet. Het is immers eerlijk dat elke regio bij wijze van spreken gelijk aan de start verschijnt.