Samenwerken aan een schone lucht - Hoofdinhoud
DEN HAAG - Iedereen heeft belang bij schone(re) lucht: het biedt een prettige leefomgeving en is goed voor onze gezondheid. Daarom stellen we enerzijds kaders en normen op basis van Europese wetgeving en monitoren we anderzijds de kwaliteit van lucht via modellen en metingen. Nederland doet dit op een unieke manier. Via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (kortweg NSL) zijn zowel Rijk, provincies als gemeenten betrokken bij beleid omtrent luchtkwaliteit. Dit beleid werpt zijn vruchten af. De luchtkwaliteit is in de afgelopen jaren (sinds oud VVD-minister Winsemius milieubeleid in gang zette) gestaag verbeterd. Dit komt de gezondheid van de bevolking ten goede.
Toch zijn er nog knelpunten, met name rondom industriegebieden, grote steden en gebieden met veel intensieve veehouderij. Dit vraagt om verbeteringen, maar het is belangrijk het beeld in perspectief te bekijken en de feiten te laten spreken. Zo is er slechts een uitstoot-probleem op 11 km openbare weg, terwijl Nederland ruim 130.000 km openbare weg telt. De overlast door fijnstof speelt bij slechts 179 woningen in agrarisch gebied in Oost-Brabant, terwijl er miljoenen huizen in Nederland staan. Laten we goed beseffen dat verkeer en vervoer slechts een beperkt deel van de uitstoot voor fijnstof levert (binnenland slechts 14%, waaronder verkeer en landbouw). Het merendeel (25%) komt ons land binnenwaaien, is achtergrond van bijvoorbeeld industrie of kent een natuurlijke oorsprong (57%).
Het is belangrijk dat normen realitisch zijn. Er moet een balans zijn tussen volksgezondheid en andere, meestal ruimtelijke ontwikkelingen. Strengere normen betekenen dat deze balans negatief kan doorslaan, zonder dat het soms direct een schonere lucht oplevert. Om dit te voorkomen, heb ik er in het AO Leefomgeving voor gepleit om Europese normen te volgen en niet als beste jongetje van de klas aanvullende eisen te stellen. De VVD is verheugd dat ons unieke NSL de komende jaren wordt voortgezet. De minister bewijst daarmee dat samenwerken loont en de gezondheid van de bevolking en ruimtelijke ontwikkelingen hand in hand kunnen gaan.