Modernisering zuiveringsheffing: hoe houden we de afhakers binnenboord?

Met dank overgenomen van P.F.C. (Paulus) Jansen i, gepubliceerd op donderdag 9 januari 2014, 17:36.

In heel Nederland zijn de afgelopen 40 jaren afvalwater zuiveringsinstallaties (RWZI’s) gebouwd. Eerst door de provincies, later door de waterschappen. Bekostigd uit de zuiveringsheffing van de waterschappen, opgebracht door de huishoudens en de bedrijven. Maar ho: dat zijn wel steeds minder bedrijven. De afgelopen tien jaar zijn 1,8 miljoen vervuilingseenheden (VE’s) aan afvalwater afgekoppeld van de publieke zuiveringen, omdat de bedrijven de zuivering in eigen hand nemen. Is dat een positieve ontwikkeling?

Laat ik maar beginnen met mijn antwoord: in de meeste gevallen niet. Zeker als de zuiveringscapaciteit van een bestaande installatie mede gebaseerd is op het afvalwater van bedrijven in het werkgebied is er sprake van kapitaalvernietiging als bedrijven in de loop van de levensduur van zo’n installatie afhaken, omdat ze het zelf goedkoper denken te kunnen doen. De rekening van die kapitaalvernietiging wordt betaald door de achterblijvers, in het algemeen: de huishoudens en het MKB.

Een tweede bezwaar/risico is het effect op de zuiveringsprestatie. Bij de bedrijven staat kostenbesparing voorop als overweging om af te koppelen, terwijl bij de publieke waterschappen ook de zuiveringsprestatie een belangrijke drijfveer is. Daarover leggen de waterschappen tweejaarlijks in hun publicatie Waterschapspeil verantwoording af. Voor bedrijven gelden dezelfde wettelijke eisen als voor waterschappen, maar de vraag is of de controle op de naleving van de eisen adequaat is (ik vrees van niet). In ieder geval is onwaarschijnlijk dat de private afvalwaterzuiveringen méér doen dat het absolute wettelijke minimum, terwijl veel publieke installaties een veel hoger peil halen.

Een derde bezwaar is dat bedrijven selectief afhaken: het gemakkelijke deel van de afvalwaterstromen worden voortaan zelf gezuiverd, terwijl het moeilijke deel alsnog wordt afgevoerd naar de publieke zuiveringsinstallaties. Je kan dat natuurlijk tegengaan door (nog meer) tariefdifferentiatie, maar het lijkt me aannemelijk dat de kosten voor bemonstering en andere controles daardoor sterk zullen stijgen.

Een vierde bezwaar is dat RWZI’s zich steeds meer ontwikkelen tot grondstof- en energiefabrieken. Uit de reststromen kan je biogas produceren en grondstoffen als fosfaat halen. Dat vereist flinke investeringen en een flinke schaalgrootte. De bundeling van afvalstromen van huishoudens en bedrijven kunnen dat soort investeringen rendabel maken, terwijl versnippering ertoe leidt dat de afzonderlijke installaties te klein zijn voor investeringen in nieuwe technieken.

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is in 2012 gestart met een project modernisering zuiveringsheffing, dat ertoe moet leiden dat bedrijven niet meer afhaken van de publieke zuiveringen en wellicht zelfs een aantal afhakers weer terugkeren. Da’s op zich positief. Minder positief is dat het belangrijkste middel dat wordt ingezet een tariefkorting is voor de bedrijven. Wat mij betreft moeten bedrijven tegen een kostendekkend tarief gebruik (blijven) maken van de publieke RWZI, tenzij ze via een onafhankelijk onderzoek aantonen dat de maatschappelijke kosten van zelfzuivering lager zijn, dan wel de kwaliteit van de zuivering beter. Dat kan in specifieke gevallen zeker voorkomen, maar veel vaker zullen de maatschappelijke kosten van de afvalwaterzuivering juist toenemen door de versnippering.

Om deze reden heb ik minister Schultz een aantal schriftelijke vragen gesteld over het project modernisering waterbeheer.

Lees hier mijn schriftelijke vragen: WATER 20140109 SV private afvalwaterzuivering DEF